Toelichting bij COM(2019)148 - Standpunt EU in het EPO-comité Ivoorkust-EG met betrekking tot de definitie van het begrip "producten van oorsprong" en methoden van administratieve samenwerking

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Het voorstel heeft betrekking op het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het EPO-comité dat is opgericht bij de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen Ivoorkust, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, met betrekking tot de beoogde vaststelling van Protocol 1 bij de overeenkomst betreffende de definitie van het begrip 'producten van oorsprong' en methoden van administratieve samenwerking.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen Ivoorkust, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds.

De tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen Ivoorkust, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds (hierna 'de overeenkomst' genoemd) is op 26 november 2008 door de Europese Unie ondertekend 1 en wordt sinds 3 september 2016 voorlopig toegepast.

De overeenkomst heeft tot doel a) Ivoorkust in staat te stellen profijt te trekken van de betere markttoegang die de EU biedt; b) de duurzame economische ontwikkeling in Ivoorkust en de geleidelijke integratie van het land in de wereldeconomie te bevorderen; c) een vrijhandelszone tussen de Europese Unie en Ivoorkust tot stand te brengen die berust op gemeenschappelijke belangen, en deze doelstelling te vervullen door de geleidelijke liberalisering van de handel op een wijze die in overeenstemming is met de toepasselijke regels van de Wereldhandelsorganisatie en het beginsel van asymmetrie, met inachtneming van, wat het niveau van en het tijdschema voor verbintenissen betreft, de specifieke behoeften en de capaciteitsbeperkingen van Ivoorkust; d) passende regelingen voor de beslechting van geschillen vast te stellen en e) passende institutionele regelingen vast te stellen.

2.2.Het EPO-comité

Het EPO-comité is een orgaan dat overeenkomstig artikel 73 van de overeenkomst is ingesteld. Het bestaat uit vertegenwoordigers van de EU en van Ivoorkust. Het EPO-comité stelt zijn reglement van orde vast en wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de EU en een vertegenwoordiger van Ivoorkust.

Het EPO-comité behandelt alle aangelegenheden die voor de tenuitvoerlegging van de overeenkomst noodzakelijk zijn, met inbegrip van ontwikkelingssamenwerking. Voor het uitoefenen van zijn taken kan het EPO-comité a) alle speciale, voor de tenuitvoerlegging van de overeenkomst noodzakelijke comités en organen oprichten en daar toezicht op houden, b) op elk door de partijen overeengekomen tijdstip bijeenkomen, c) alle onder deze overeenkomst vallende onderwerpen behandelen en passende maatregelen nemen ter uitvoering van zijn taken, d) besluiten nemen of aanbevelingen doen in gevallen waarin hierin door de overeenkomst wordt voorzien, en e) wijzigingen van deze overeenkomst goedkeuren.

Het EPO-comité kan de overeenkomst en de tenuitvoerlegging, de werking en de resultaten ervan zo nodig herzien en de partijen passende voorstellen voor wijziging doen.

2.3.De beoogde handeling van het comité

Tijdens de volgende in 2019 te houden vergadering zal het EPO-comité een besluit nemen over de beoogde vaststelling van Protocol 1 betreffende de definitie van het begrip 'producten van oorsprong' en methoden van administratieve samenwerking (hierna 'de beoogde handeling' genoemd).

De beoogde handeling heeft tot doel een wederkerige gemeenschappelijke regeling voor de oorsprongsregels vast te stellen.

De overeenkomst is zonder een wederkerige gemeenschappelijke regeling voor de oorsprongsregels in werking getreden. In artikel 14, lid 2, van de overeenkomst is bepaald dat de partijen een dergelijke wederkerige regeling vaststellen en dat deze regeling bij besluit van het EPO-comité in de overeenkomst zelf wordt geïntegreerd. Bij gebrek aan een dergelijke regeling gelden voor de uitvoer uit Ivoorkust naar de Europese Unie de oorsprongsregels in bijlage II bij Verordening (EU) 2016/1076 van 8 juni 2016 tot toepassing van de regelingen voor goederen van oorsprong uit bepaalde staten behorende tot de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS), die zijn opgenomen in overeenkomsten tot instelling van, of leidende tot instelling van, een economische partnerschapsovereenkomst (hierna 'de markttoegangsverordening' genoemd).

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

In oktober 2018 hebben de partijen overeenstemming bereikt over de tekst van Protocol 1 betreffende de definitie van het begrip 'producten van oorsprong' en methoden van administratieve samenwerking. Het overeengekomen Protocol 1 bouwt voort op het gesloten (maar nog niet in werking getreden) protocol 1 bij de Economische partnerschapsovereenkomst tussen de West-Afrikaanse Staten, de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten (Ecowas) en de West-Afrikaanse Economische en Monetaire Unie (Waemu), enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds. Daarin is voorzien in de verdere vereenvoudiging van de oorsprongsregels en in de stimulering van de duurzame economische ontwikkeling van Ivoorkust en de regionale integratie dankzij gunstige cumulatieregels. 

Door de beoogde handeling kunnen de huidige oorsprongsregels voor de uitvoer uit Ivoorkust naar de Europese Unie, zoals omschreven in de markttoegangsverordening, door een gunstiger en wederkerige regeling worden vervangen.

Het voorgestelde besluit voldoet aan de verplichtingen van de EU op grond van de bepalingen van de overeenkomst.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van 'de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het akkoord.'

Het begrip 'handelingen met rechtsgevolgen' omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke bepalingen van internationaal recht. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die niet bindend zijn op grond van het internationaal recht, maar die een "beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt 2 ".

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

De door het comité vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig artikel 14 van de overeenkomst op grond van het internationaal recht bindend zijn.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is daarom artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op het gemeenschappelijk handelsbeleid.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is daarom artikel 207 VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit dient artikel 207 VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU te zijn.

5. Publicatie van de beoogde handeling

Aangezien de handeling van het EPO-comité leidt tot vaststelling van Protocol 1 betreffende de definitie van het begrip 'producten van oorsprong' en methoden van administratieve samenwerking bij de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen Ivoorkust, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, is het passend deze handeling na de vaststelling ervan bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.