Toelichting bij COM(2017)191 - Machtiging tot het openen van onderhandelingen over de aanpassing van protocollen bij de Overeenkomst met Marokko

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De EU en Marokko hebben in bijna meer dan een halve eeuw tijd een rijk en multidimensionaal partnerschap ontwikkeld, op grond waarvan Marokko in 2008 de 'geavanceerde status' heeft gekregen als teken van de kracht van de bilaterale banden en de gedeelde ambities en toezeggingen van de twee partijen om hun gemeenschappelijke agenda te verwezenlijken.

Tegelijkertijd heeft de EU consequent herhaald gehecht te zijn aan een oplossing voor het conflict over de Westelijke Sahara. Zij zegt haar volledige steun toe aan de inspanningen die worden geleverd door de secretaris-generaal van de Verenigde Naties (SGVN) en zijn persoonlijke gezant om de partijen te helpen een rechtvaardige, duurzame en wederzijds aanvaardbare politieke oplossing te vinden die voorziet in zelfbeschikking van de bevolking van de Westelijke Sahara in het kader van een regeling die strookt met de beginselen en doelstellingen van het Handvest van de Verenigde Naties, zoals voorzien in de resoluties van de VN-Veiligheidsraad, waaronder resolutie 2152 (2014) en resolutie 2218 (2015).

Met het oog op de toekenning van tariefpreferenties, voorziet het onderhavige voorstel in wijzigingen van Protocol nr. 4 1 en Protocol nr. 1 2 bij de Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds (hierna 'de Associatieovereenkomst EU-Marokko' of 'de Associatieovereenkomst' genoemd) na het arrest van het Europees Hof van Justitie van 21 december 2016 in zaak C-104/16 P waarin werd geoordeeld dat de associatie- en landbouwovereenkomsten tussen de EU en Marokko niet van toepassing zijn op de Westelijke Sahara.

Vóór het arrest van het Hof waren de handelspreferenties als voorzien in de Associatieovereenkomst en de bijbehorende protocollen feitelijk toegepast op producten van oorsprong uit de Westelijke Sahara, een niet-zelfbesturend gebied. Deze praktijk mag echter geen gevolg krijgen na het arrest van het Hof van Justitie, tenzij Protocol nr. 4 inzake oorsprong in die zin wordt gewijzigd dat producten uit de Westelijke Sahara kunnen worden gelijkgesteld aan producten die in Marokko zijn geproduceerd. Na het arrest van het Hof heeft de onzekerheid op de markten invloed gehad op de bilaterale handelsrelaties.

De onderhavige aanbeveling is erop gericht machtiging te verlenen om te onderhandelen met het oog op een rechtsgrondslag voor de verdere toekenning van preferenties aan producten van oorsprong uit de Westelijke Sahara, overeenkomstig de eerdere praktijk. Aangezien deze handelspreferenties op de EU-markt voor landbouw- en visserijproducten in Protocol nr. 1 bij de Associatieovereenkomst zijn neergelegd, moet het toepassingsgebied van dat protocol eveneens worden verduidelijkt. Op die manier worden handelsverstoringen voorkomen en blijft het niveau van markttoegang tot de EU stabiel, aangezien er geen nieuwe preferenties worden toegekend. De wijzigingen op de desbetreffende protocollen van de Associatieovereenkomst kunnen in voorkomend geval in een later stadium worden vervolledigd door een latere wijziging van de Associatieovereenkomst zelf. Tot slot moet rekening worden gehouden met het feit dat twee zaken (C-266/16 en T-180/14) aangaande Marokko nog altijd aanhangig zijn bij het Europese Hof van Justitie ten aanzien van de partnerschapsovereenkomsten inzake visserij tussen de EU en Marokko. Deze zaken bieden waarschijnlijk nadere richtsnoeren inzake de voorwaarden om een overeenkomst uit te breiden naar een niet-zelfbesturend gebied. Er wordt bovendien van uitgegaan dat een eventuele regeling slechts voorlopig is zolang de oplossing voor het conflict in het kader van de Verenigde Naties en in overeenstemming met de desbetreffende resoluties van de VN-Veiligheidsraad nog niet definitief is.

Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

De onderhavige aanbeveling is volledig in overeenstemming met het huidige handelsbeleid, aangezien douaneautoriteiten feitelijk preferenties hebben toegepast op producten uit de Westelijke Sahara die als van oorsprong Marokkaans werden aangemerkt. Er worden geen nieuwe handelspreferenties aan Marokko toegekend, aangezien het doel simpelweg een uitbreiding is van het geografische gebied dat wordt bestreken door de preferenties, en geen wijziging van het aantal preferenties.

Het voorstel is in overeenstemming met de overkoepelende doelstellingen van het Europees nabuurschapsbeleid voor zover het bijdraagt aan betere economische en handelsrelaties in de zuidelijke nabuurschap in een geest van nauwe samenwerking. Het is tevens in overeenstemming met het algehele EU-beleid ten aanzien van Marokko, dat erop is gericht om een geprivilegieerd partnerschap met Marokko te ontwikkelen zonder vooruit te lopen op de uitkomsten van het door de VN geleide proces met betrekking tot de Westelijke Sahara.

Het feit dat de handelspreferenties een breder toepassingsgebied kunnen hebben, is niet ongewoon, aangezien de Associatieovereenkomst EU-Marokko twee gemeenschappelijke verklaringen bevat waarin is bepaald dat producten van oorsprong uit de Republiek San Marino en uit Andorra 'door Marokko worden behandeld als producten van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van deze overeenkomst'.

Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

Het standpunt van de EU is altijd geweest dat het mogelijk is om onder bepaalde voorwaarden haar bilaterale overeenkomsten met Marokko uit te breiden naar de Westelijke Sahara, b.v. via de partnerschapsovereenkomsten inzake visserij, waar de wateren voor de kust van de Westelijke Sahara expliciet onder vallen. Een aanpassing van de desbetreffende protocollen van de Associatieovereenkomst maakt het eveneens mogelijk om de toekenning van EU-tariefpreferenties te baseren op een beoordeling van de baten voor de lokale bevolking en op het eerbiedigen van de mensenrechten.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De aanbeveling is gebaseerd op artikel 218, leden 3 en 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheden)

De gemeenschappelijke handelspolitiek is een exclusieve bevoegdheid van de Unie (artikel 3, lid 1, VWEU) en in overeenstemming met artikel 5, lid 3, VEU is het subsidiariteitsbeginsel niet relevant voor onder exclusieve bevoegdheden vallende gebieden.

Evenredigheid

De aanbeveling biedt een evenredig antwoord op het desbetreffende onderwerp. De overeenkomst past de mate van markttoegang tot de Unie niet aan. De oorsprongsregels zijn vastgelegd in het protocol bij de Associatieovereenkomst: de wijzigingen daarop zijn noodzakelijk om de doelstelling te verwezenlijken en bieden een relatief snel antwoord op de huidige onzekerheden in de handel waardoor Marokko wordt geplaagd, zonder vooruit te lopen op het door de VN geleide proces met betrekking tot de Westelijke Sahara en zonder vooruit te lopen op de definitieve uitkomst van het conflict.

Daarom gaat de aanbeveling voor een besluit van de Raad om machtiging te verlenen aan de Commissie om te onderhandelen over een overeenkomst tussen de Europese Unie en Marokko over een aanpassing van de protocollen bij de Associatieovereenkomst inzake de oorsprong van goederen niet verder dan wat nodig of wenselijk is om de beleidsdoelstellingen te verwezenlijken.

Keuze van het instrument

De desbetreffende protocollen kunnen alleen met wederzijdse instemming van de partijen worden gewijzigd. Dit geldt tevens voor de benodigde samenwerking tussen autoriteiten om de handelspreferenties ten uitvoer te leggen.

De overeenkomst heeft de vorm van een briefwisseling tussen de EU en het Koninkrijk Marokko.

3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Raadpleging van belanghebbenden

Er zijn via de relevante structuren van de Raad verkennende gesprekken gehouden met de Marokkaanse autoriteiten en met de lidstaten.

De Commissie moet ernaar streven te waarborgen dat de personen op wie de overeenkomst betrekking heeft, op het moment van haar voorstel voor ondertekening en sluiting, voldoende zijn betrokken.

Effectbeoordeling

Er is geen effectbeoordeling uitgevoerd omdat de aanbeveling er feitelijk in bestaat een rechtsgrondslag te verstrekken voor de preferentiële behandeling die tot dusver in het verleden feitelijk consequent is toegepast op producten uit de Westelijke Sahara. Aangezien de mate van markttoegang niet zal veranderen, is het daarom onwaarschijnlijk dat het voorstel belangrijke commerciële gevolgen voor handelsstromen heeft in vergelijking met de bestaande stromen van de afgelopen jaren.

De Commissie zal echter op de meest passende manier garanderen dat de Unie rekening houdt met informatie die relevant is voor de duurzame ontwikkeling van de Westelijke Sahara, met name betreffende de voordelen van de overeenkomst voor de lokale bevolking en de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen, zowel op het moment van ondertekening als daarna.

Grondrechten

Artikel 2 van de Associatieovereenkomst bevat een clausule over mensenrechten en fundamentele vrijheden. Deze clausule wordt gezien als een essentieel onderdeel van de Overeenkomst en als zij wordt geschonden, kan dit tot de opschorting van de Overeenkomst leiden. Er zal worden gewaarborgd dat de protocollen worden toegepast overeenkomstig de bepalingen van het Associatieakkoord die relevant zijn voor het eerbiedigen van fundamentele vrijheden en mensenrechten.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Met betrekking tot de douane-inkomsten van de EU kunnen er geen gevolgen voor de begroting worden verwacht in vergelijking met de huidige situatie, omdat producten van oorsprong uit de Westelijke Sahara bij binnenkomst in de EU feitelijk in aanmerking kwamen voor de vrijstelling van douanerechten.


1.

Aanbeveling voor een


BESLUIT VAN DE RAAD

waarbij machtiging wordt verleend tot het openen van onderhandelingen over de aanpassing van protocollen bij de Overeenkomst tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 218, leden 3 en 4,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)De Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds, hierna 'de Associatieovereenkomst' genoemd, is op 1 maart 2000 in werking getreden.

(2)In zijn arrest in zaak C-104/16 P heeft het Hof van Justitie verduidelijkt dat de Associatieovereenkomst uitsluitend betrekking heeft op het grondgebied van het Koninkrijk Marokko en niet op de Westelijke Sahara, een niet-zelfbesturend gebied. Sinds de inwerkingtreding ervan zijn producten afkomstig uit de Westelijke Sahara en aangemerkt als van oorsprong Marokkaans echter in de Unie ingevoerd onder de tariefpreferenties overeenkomstig de relevante bepalingen van de Associatieovereenkomst.

(3)Het is van belang dat de handelsstromen die zich in de loop van de jaren hebben ontwikkeld, niet worden verstoord, en dat tegelijkertijd voldoende waarborgen worden getroffen om de mensenrechten en de duurzame ontwikkeling van de betrokken gebieden te beschermen.

(4)De Europese Unie ondersteunt de pogingen van de Verenigde Naties om een wederzijds aanvaardbare politieke oplossing te vinden die voorziet in zelfbeschikking van de bevolking van de Westelijke Sahara, overeenkomstig de beginselen en doelstellingen van het Handvest van de Verenigde Naties.

(5)Het is daarom passend om te onderhandelen over een wijziging van de desbetreffende protocollen bij de Associatieovereenkomst,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

2.

Artikel 1


De Commissie wordt gemachtigd om, namens de Unie, te onderhandelen over een internationale overeenkomst inzake de aanpassing van protocollen bij de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko. Het onderhandelingsteam zal worden geleid door de Commissie en tevens bestaan uit de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid.

3.

Artikel 2


De onderhandelingsrichtsnoeren zijn opgenomen in de bijlage.

4.

Artikel 3


De onderhandelingen worden gevoerd in overleg met de [naam van het speciale comité in te voegen door de Raad].

5.

Artikel 4


Dit besluit is gericht tot de Commissie.

Gedaan te Brussel,

6.

Voor de Raad


De voorzitter

(1) Protocol nr. 4 bij de Euro-mediterrane Overeenkomst, betreffende de definitie van het begrip 'producten van oorsprong' en de methoden van administratieve samenwerking.
(2) Protocol nr. 1 bij de Euro-mediterrane Overeenkomst, betreffende de regeling die van toepassing is bij de invoer in de Europese Unie van landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten, vis en visserijproducten van oorsprong uit het Koninkrijk Marokko.