Toelichting bij COM(2019)167 - Standpunt EU in de Internationale Graanraad met betrekking tot de verlenging van het Graanhandelsverdrag 1995

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Internationale Graanraad in verband met de goed te keuren verlenging van het Graanhandelsverdrag 1995 tot 30 juni 2021.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.Graanhandelsverdrag 1995

Het Graanhandelsverdrag 1995 ("het verdrag") heeft ten doel de internationale samenwerking met betrekking tot alle aspecten van de handel in granen te bevorderen, de uitbreiding van de internationale handel in granen te bevorderen en de grootst mogelijke vrijheid in deze handel te verzekeren. Bovendien moet het zoveel mogelijk bijdragen tot de stabiliteit van de internationale graanmarkten in het belang van alle leden, de zekerheid op het gebied van de voedselvoorziening in de wereld vergroten en een forum bieden voor de uitwisseling van informatie en voor de bespreking van de belangen van de leden met betrekking tot de graanhandel.

Het verdrag is op 1 juli 1995 in werking getreden.

De Unie is partij bij het verdrag 1 .

2.2.Internationale Graanraad

De Internationale Graanraad ("IGR") is een intergouvernementele organisatie die streeft naar verwezenlijking van de doelen zoals vermeld in artikel 1 van het verdrag. Met name moet de IGR:

de internationale samenwerking met betrekking tot alle aspecten van de handel in granen bevorderen;

de uitbreiding, openheid en eerlijkheid van de internationale handel in de graansector bevorderen;

bijdragen tot de stabiliteit van de internationale graanmarkt, de zekerheid op het gebied van de voedselvoorziening in de wereld vergroten en bijdragen tot de ontwikkeling van landen waarvan de economie afhankelijk is van de graanverkoop.

Deze doelen worden nagestreefd door middel van verbetering van de markttransparantie in de vorm van informatie-uitwisseling, analyse en onderling overleg over markt- en beleidsontwikkelingen.

De IGR bestaat uit 28 leden, waaronder veel van 's werelds grootste graanproducenten en graanimporteurs. Naast de Unie zijn onder meer Argentinië, Australië, Canada, Egypte, India, Japan, Rusland, Oekraïne en de VS lid van de raad. China en Brazilië zijn echter geen lid.

De 28 leden van de IGR hebben in totaal 2 000 stemmen.

In 2018/2019 2 heeft de Unie 367 stemmen. Dit aantal is van belang voor de begrotingsprocedures (zie artikel 12 van het verdrag), dat wil zeggen voor de vaststelling van de jaarlijkse financiële bijdrage van de individuele leden.

Voor de besluitvorming, dat wil zeggen bij stemmingen (zie artikel 11 van het verdrag), bezitten de 10 exporterende leden samen 1 000 stemmen (waaronder de Unie met 243 stemmen) en de 18 importerende leden samen ook 1 000 stemmen. In dit verband moet worden benadrukt dat de IGR in principe op basis van consensus werkt en dat het zeer zelden tot een stemming komt.

Op de IGR-bijeenkomsten wordt de Unie vertegenwoordigd door de Commissie. De lidstaten mogen de IGR-bijeenkomsten bijwonen, en met name de raadszittingen.

2.3.Beoogde handeling van de IGR

Het is de bedoeling dat de IGR op 10 juni 2019 tijdens zijn 49e zitting een besluit goedkeurt waarbij het verdrag met twee jaar wordt verlengd ("de beoogde handeling").

Op basis van de beoogde handeling, die op artikel 33 van het verdrag berust, kan de IGR zijn werkzaamheden voortzetten.

De verlenging van het verdrag geldt voor de periode 1 juli 2019 tot en met 30 juni 2021.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Het Graanhandelsverdrag 1995 is door de Unie bij Besluit 96/88/EG van de Raad 3 gesloten voor een periode tot en met 30 juni 1998 en is sindsdien regelmatig verlengd. Overeenkomstig artikel 33 van het verdrag wordt het verdrag telkens verlengd voor een periode van maximaal twee jaar. In juni 2017 is het verdrag bij besluit van de IGR voor het laatst verlengd tot en met 30 juni 2019.

De Unie is altijd een actief IGR-lid geweest en een verlenging van het verdrag met nogmaals maximaal twee jaar is in het belang van de Unie De Unie is een grote graanproducent en een belangrijke exporteur van tarwe en gerst, maar ook de grootste importeur van maïs.    

Het doel van dit voorstel is om de Raad te verzoeken de Commissie te machtigen om namens de Unie in de IGR voor verlenging van het verdrag tot en met 30 juni 2021 te stemmen. Het formele besluit over de verlenging van het verdrag is gepland voor de 49e zitting van de IGR op 10 juni 2019 in Londen (VK).

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van 'de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst'.

Het begrip 'handelingen met rechtsgevolgen' omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die een "beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt" 4 .

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

De beoogde handeling van de IGR heeft tot gevolg dat de geldigheid van het verdrag, dat een internationale overeenkomst is die bindend is voor de Unie, wordt verlengd. De beoogde handeling heeft derhalve rechtsgevolgen.

De beoogde handeling vormt geen aanvulling op of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

Derhalve is de procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de handel in landbouwproducten.

Derhalve is artikel 207 VWEU de materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207 VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien de looptijd van het verdrag met de IGR-handeling wordt verlengd, moet deze na de goedkeuring ervan bekend worden gemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.