Toelichting bij COM(2019)189 - Standpunt EU in de Gemengde Commissie EU-CTC inzake douanevervoer met betrekking tot wijzigingen van deze overeenkomst

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ONDERWERPVANHETVOORSTEL

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het namens de Unie in te nemen standpunt in de Gemengde Commissie EU-CTC1 voor gemeenschappelijk douanevervoer (hierna 'de Gemengde Commissie' genoemd) met betrekking tot de voorgenomen vaststelling door deze commissie van een besluit tot wijziging van de aanhangsels van de overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer van 20 mei 19872 (hierna 'de overeenkomst' genoemd).

2 ACHTERGRONDVANHETVOORSTEL

2.1. De overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer

De overeenkomst heeft tot doel het goederenverkeer tussen de Europese Unie en de andere landen die partij zijn bij de overeenkomst, te vergemakkelijken. Met de overeenkomst wordt de regeling douanevervoer van de Unie3 uitgebreid naar andere partijen bij de overeenkomst dan de Unie en worden de voor bedrijven en douaneautoriteiten geldende verplichtingen vastgelegd voor goederen die onder deze regeling van de ene naar de andere partij worden vervoerd. Zij is op 1 januari 1988 in werking getreden.

De Europese Unie is partij bij de overeenkomst. De andere overeenkomstsluitende partijen zijn de Republiek IJsland, de Republiek Noord-Macedonië, het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Servië, de Zwitserse Bondsstaat en de Republiek Turkije. Deze landen worden in de overeenkomst 'landen die deelnemen aan het gemeenschappelijk douanevervoer' genoemd.

2.2. De Gemengde Commissie

De Gemengde Commissie is belast met het beheer van de overeenkomst en ziet toe op de correcte uitvoering ervan. Zij stelt bij besluit wijzigingen in de aanhangsels van de overeenkomst vast.

De besluiten van de Gemengde Commissie worden aangenomen in onderlinge overeenstemming4 tussen de overeenkomstsluitende partijen, zoals in artikel 14, lid 2, van de overeenkomst is bepaald.

2.3. De beoogde handeling van de Gemengde Commissie

De Gemengde Commissie zal in mei of juni 2019 via een schriftelijke procedure een besluit nemen om de aanhangsels van de overeenkomst te wijzigen.

De overeenkomst is recent (in april 2016 en december 20175) tweemaal gewijzigd om haar inzake de regeling douanevervoer en de douanestatus van Uniegoederen in overeenstemming

Landen die deelnemen aan het gemeenschappelijk douanevervoer.

PB L 226 van 13.8.1987, blz. 2.

1.

Artikelen 226 en 227 van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad


van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013,

blz.

1).

Geen enkele overeenkomstsluitende partij maakt bezwaar.

2.

Als gevolg van de besluiten van de Gemengde Commissie nr. 1/2016 van 28 april 2016 en nr. 1/2017


van 5 december 2017. Deze besluiten zijn respectievelijk op 1 mei 2016 en 5 december 2017 in werking

getreden.

te brengen met de bepalingen in het douanewetboek van de Unie (DWU)6 en de desbetreffende gedelegeerde handeling en uitvoeringshandeling.

Er worden nog meer wijzigingen voorgesteld om ook aan te sluiten bij andere veranderingen in de desbetreffende EU-wetgeving. Deze voorstellen worden hieronder uiteengezet.

Artikel 84 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie7, waarin de door een aanvrager te vervullen voorwaarden zijn vastgelegd om een doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag te mogen stellen of van zekerheidstelling te worden ontheven, is in juni 2018 gewijzigd8. De wijziging betreft de afschaffing van de verplichting om over voldoende financiële middelen te beschikken als afzonderlijke voorwaarde, omdat uit praktijkervaring in de lidstaten bleek dat deze voorwaarde te restrictief is uitgelegd en alleen op de beschikbaarheid van liquide middelen was gericht. Daarom moet bij de beoordeling van de financiële draagkracht van een aanvrager rekening worden gehouden met de beoordeling van de mate waarin een aanvrager het volledige schuldbedrag kan betalen. Aangezien de te vervullen voorwaarden voor de regeling Uniedouanevervoer en de regeling gemeenschappelijk douanevervoer hetzelfde zijn, komt artikel 75 van aanhangsel I van de overeenkomst overeen met artikel 84 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie. Daarom moet artikel 75 van aanhangsel I van de overeenkomst overeenkomstig het nieuwe artikel 84 van bovengenoemde gedelegeerde verordening worden gewijzigd.

Overeenkomstig artikel 24, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/341 van de Commissie9 geldt tot 1 mei 2018 niveau II voor de vereenvoudigde procedure voor het douanevervoer van goederen door de lucht, op grond waarvan een marktdeelnemer een aangifte voor douanevervoer op basis van een elektronisch manifest kan opstellen. Sinds 1 mei 2018 zijn de bepalingen voor de nieuwe vereenvoudiging in het douanevervoer (d.w.z. het gebruik van het elektronische vervoersdocument (ETD) als aangifte voor douanevervoer) van toepassing op vervoer door de lucht. Daarom moeten alle verwijzingen naar de nu verouderde regeling douanevervoer niveau II voor vervoer door de lucht in aanhangsel I van de overeenkomst worden geschrapt.

Richtlijn 95/46/EG van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens10 is ingetrokken bij Verordening (EU) 2016/679 van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens11, die met ingang van 25 mei 2018 van toepassing is. Alle verwijzingen naar Richtlijn 95/46/EG in aanhangsel I van de overeenkomst moeten dus worden vervangen door verwijzingen naar Verordening (EU) 2016/679.

10

11

Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz.

1).

Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz.

1). Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1118 van de Commissie van 7 juni 2018 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 wat betreft de voorwaarden voor een vermindering van het bedrag van de doorlopende zekerheid en ontheffing van zekerheidstelling (PB L 204 van 13.8.2018, blz. 11).

Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/341 van de Commissie van 17 december 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad met overgangsregels voor enkele bepalingen van het douanewetboek van de Unie voor de gevallen waarin de relevante elektronische systemen nog niet operationeel zijn, en tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 (PB L 69 van 15.3.2016, blz.

1). PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31. PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1.

6

8

9

Daarnaast is de zogenoemde 'T2-corridor', waardoor Uniegoederen via landen die deelnemen aan het gemeenschappelijk douanevervoer kunnen worden overgebracht en tegelijkertijd de douanestatus kunnen behouden, momenteel beperkt tot goederen die niet onder de regeling uitvoer worden geplaatst, zoals in artikel 2, lid 2, onder a), van aanhangsel II is bepaald. Deze beperking, die voortvloeit uit het feit dat de huidige bepaling over de 'T2-corridor' in titel 1 van aanhangsel II is opgevoerd, was niet intentioneel, omdat lidstaten aangaven dat uitvoergoederen voorheen via de corridor werden overgebracht. Daarom moet artikel 2 bis over de 'T2-corridor' uit titel I van aanhangsel II van de overeenkomst worden geschrapt en in een nieuwe titel I bis worden opgenomen, waarop de beperkingen over het gebruik van de 'T2-corridor' niet van toepassing zijn.

In overeenstemming met de in juni 2018 ondertekende 'Prespa-overeenkomst' is de vroegere naam van het land 'de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië' veranderd in 'de Republiek Noord-Macedonië'. Omdat de Republiek Noord-Macedonië een land is dat deelneemt aan het gemeenschappelijk douanevervoer en de overeenkomst verwijzingen bevat naar de naam van het land en naar de respectieve landcode, moeten de nodige aanpassingen in aanhangsel III en aanhangsel III bis worden doorgevoerd.

Het vaststellen van een gemeenschappelijk EU-standpunt ten aanzien van het ontwerpbesluit over de verdere wijzigingen van de overeenkomst zou relatief vlot moeten gaan, omdat de inhoud van het besluit is gebaseerd op EU-regels waarover de lidstaten al overeenstemming hebben bereikt (met name in de bepalingen van de gedelegeerde handelingen bij het

douanewetboek van de

Unie).

De Commissie wordt verzocht onderhavig ontwerpvoorstel voor een besluit aan te nemen en aan de Raad toe te zenden.

Het besluit van de Gemengde Commissie tot wijziging van de overeenkomst zal voor de overeenkomstsluitende partijen bindend zijn overeenkomstig artikel 2 van dat besluit, waarin wordt bepaald dat het in werking treedt op de dag waarop het wordt vastgesteld.

In overeenstemming met artikel 15, lid 3, van de overeenkomst dienen de overeenkomstsluitende partijen in overeenstemming met hun eigen wetgeving gevolg te geven aan besluiten tot wijziging van de overeenkomst.

3. HETNAMENSDEUNIEINTENEMENSTANDPUNT

Het voorgestelde standpunt strekt ertoe de aanhangsels van de overeenkomst te wijzigen om deze in overeenstemming te brengen met het navolgende.

Het Uniedouanerecht inzake de bepalingen betreffende het Uniedouanevervoer en met name met het nieuwe artikel 84 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie, zoals gewijzigd bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1118 van de Commissie, en de nieuwe bepalingen voor de vereenvoudiging van het douanevervoer door de lucht;

Het Unierecht betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (met name Verordening (EU) 2016/679, waarbij Richtlijn 95/46/EG werd ingetrokken).

De bepalingen over de douanestatus van Uniegoederen in verband met de T2-corridor.

Het resultaat van de 'Prespa-overeenkomst' met betrekking tot de naam 'de Republiek Noord-Macedonië'.

Door de overeenkomst volledig in overeenstemming te brengen met de huidige Uniewetgeving, waardoor uniforme voorwaarden voor een consequente uitvoering van de bepalingen betreffende de regeling Uniedouanevervoer en de regeling gemeenschappelijk douanevervoer worden geschapen, zouden de voorgestelde wijzigingen van de overeenkomst tot substantiële en tastbare voordelen voor bedrijven en douanediensten kunnen leiden.

3.

Het voorgestelde


standpunt is in overeenstemming met het gemeenschappelijk handelsbeleid.

4. RECHTSGRONDSLAG

4.1. Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1. Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van de "standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het akkoord".

Overeenkomstig artikel 15, lid 3, onder a), van de overeenkomst stelt de Gemengde Commissie EU-CTC bij besluit wijzigingen in de aanhangsels van de overeenkomst vast.

4.1.2. Toepassing op het onderhavige geval

De Gemengde Commissie is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, te weten de overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer.

Het door de Gemengde Commissie vast te stellen besluit is een handeling met rechtsgevolgen. Dit besluit zal overeenkomstig artikel 15, lid 3, en artikel 20 van de overeenkomst op grond van internationaal recht bindend zijn.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is daarom artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2. Materiële rechtsgrondslag

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

De wijzigingen in de aanhangsels van de overeenkomst moeten zorgen voor efficiënte procedures voor grensoverschrijding. De doelstelling en inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats dus betrekking op het gemeenschappelijk handelsbeleid.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is daarom artikel 207 VWEU.

4.3. Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207 VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5.BEKENDMAKINGVANDE BEOOGDEHANDELING

Aangezien de overeenkomst door de handeling van de Gemengde Commissie EU-CTC zal worden gewijzigd, is het passend deze handeling na de vaststelling ervan bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.