Toelichting bij COM(2019)221 - Machtiging van Duitsland om zijn een overeenkomst met Zwitserland te wijzigen zodat cabotage wordt toegestaan in het vervoer per touringcar en autobus in de grensgebieden

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

1.

Onderwerp


De grensgebieden van Duitsland en Zwitserland zijn sterk geïntegreerd. Veel Duitsers pendelen naar het werk in Zwitserland en omgekeerd, wat voor intensief grensoverschrijdend personenvervoer over de weg zorgt. De grensgebieden van de twee landen worden met elkaar verbonden door een aantal grensoverschrijdende autobus- en touringcardiensten.

Het vervoer van passagiers en goederen over de weg tussen Zwitserland en de EU wordt geregeld door de Overeenkomst inzake vervoer over land tussen de EU en Zwitserland 1 (hierna de 'EU-overeenkomst').

In artikel 20, lid 1, van de EU-overeenkomst is het volgende bepaald: 'Vervoer tussen twee punten op het grondgebied van één overeenkomstsluitende partij door op het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende partij gevestigde vervoerders, is krachtens deze overeenkomst niet toegestaan'. Vervoerders die grensoverschrijdende passagiersdiensten exploiteren, mogen dus alleen passagiers vervoeren over de grens of op het grondgebied van de overeenkomstsluitende partij waar zij gevestigd zijn. Autobus- en touringcarexploitanten die in Zwitserland zijn gevestigd, mogen geen personen vervoeren tussen twee punten aan de Duitse zijde van de grens en in de EU gevestigde exploitanten mogen geen personen vervoeren tussen twee punten aan de Zwitserse zijde van de grens.

Volgens artikel 20, lid 2, van de EU-overeenkomst kunnen reeds bestaande rechten die voortvloeien uit bilaterale overeenkomsten tussen afzonderlijke EU-lidstaten en Zwitserland die van kracht waren op het moment dat de EU-overeenkomst werd gesloten, verder worden uitgeoefend mits er geen discriminatie tussen vervoerders uit de EU en geen concurrentievervalsing is. Cabotage in het personenvervoer met autobussen en touringcars kan in Zwitserland dus mogelijk zijn als dat is opgenomen in een overeenkomst tussen een EU-lidstaat en Zwitserland die op 21 juni 1999 van kracht was. In de praktijk was er in geen van de desbetreffende bilaterale overeenkomsten tussen de lidstaten en Zwitserland die op dat moment van kracht waren, sprake van cabotagerechten voor personenvervoer met touringcars en autobussen 2 .

In een brief van 11 mei 2017 heeft Duitsland de Commissie laten weten dat het zou appreciëren als de Unie Duitsland overeenkomstig artikel 2, lid 1, VWEU zou machtigen om zijn bilaterale overeenkomst met Zwitserland voor vervoer over de weg van 1953 3 te wijzigen zodat cabotage wordt toegestaan tijdens het verlenen van personenvervoerdiensten per touringcar en autobus in de grensgebieden van beide landen. Tijdens de vergadering van het bij de EU-overeenkomst ingestelde Comité vervoer over land EU/Zwitserland in juni 2018, heeft Zwitserland de Commissie meegedeeld dat het ook in een wijziging van die overeenkomst geïnteresseerd is.

Cabotage in het personenvervoer met touringcar en autobus kan het vervoer efficiënter maken omdat de benuttingsgraad van de voertuigen wordt verhoogd. De EU staat daarom in het algemeen positief ten aanzien van de opening van de cabotagemarkt, zoals reeds is gebeurd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1073/2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor de toegang tot de internationale markt voor touringcar- en autobusdiensten 4 (hierna 'Verordening (EG) nr. 1073/2009'). Het verstrekken van vergunningen voor cabotage in het kader van het verlenen van internationale personenvervoerdiensten per touringcar en autobus in de grensgebieden van Duitsland en Zwitserland zou de betrokken vervoerders concurrentiëler en efficiënter maken.

2.

Bevoegdheid van de EU


In artikel 3, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is het volgende bepaald: 'De Unie is tevens exclusief bevoegd een internationale overeenkomst te sluiten indien een wetgevingshandeling van de Unie in die sluiting voorziet, indien die sluiting noodzakelijk is om de Unie in staat te stellen haar interne bevoegdheid uit te oefenen of wanneer die sluiting gemeenschappelijke regels kan aantasten of de strekking daarvan kan wijzigen.'

Volgens Verordening (EG) nr. 1073/2009 mag cabotagevervoer binnen de Unie onder bepaalde voorwaarden uitsluitend worden verricht door vervoerders die houder zijn van een communautaire vergunning. Internationale verbintenissen waarbij andere vervoerders, met name uit derde landen, dergelijke activiteiten mogen verrichten, beïnvloeden de bovengenoemde verordening in de zin van artikel 3, lid 2, VWEU 5 .

Bovendien hebben dergelijke internationale verbintenissen een invloed op de EU-overeenkomst, met name artikel 20. Volgens lid 1 van dat artikel zijn ze niet toegestaan, behalve voor zover in lid 2 anders is bepaald.

Bijgevolg valt een verbintenis zoals door Duitsland is bedoeld onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie. Overeenkomstig artikel 2, lid 1, VWEU kan de Unie de lidstaten echter machtigen om op te treden op gebieden waarop de Unie exclusief bevoegd is.

Het doel van dit voorstel is Duitsland te machtigen om zijn huidige bilaterale overeenkomst met Zwitserland inzake wegvervoer te wijzigen zodat cabotage wordt toegestaan tijdens het verlenen van internationale personenvervoerdiensten over de weg per autobus en touringcar in de respectieve grensgebieden van beide landen.

3.

Procedure


Cabotagevervoer in de Unie door vervoerders uit derde landen die geen houder zijn van een communautaire vergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1073/2009, beïnvloedt de werking van de interne markt voor touringcar- en autobusdiensten als vastgesteld door de wetgever van de Unie bij Verordening (EG) nr. 1073/2009. Daarom moet elke machtiging op grond van artikel 2, lid 1, VWEU worden verleend door de wetgever van de Unie overeenkomstig de wetgevingsprocedure van artikel 91, VWEU.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

De EU-overeenkomst staat momenteel geen cabotagevervoer toe in het personenvervoer over de weg per touringcar en autobus. Volgens artikel 20, lid 2, van de EU-overeenkomst kunnen reeds bestaande cabotagerechten evenwel verder worden uitgeoefend mits er geen discriminatie tussen vervoerders uit de EU en geen concurrentievervalsing is. Een overeenkomst tussen Duitsland en Zwitserland waarbij cabotage tijdens het verlenen van internationale personenvervoerdiensten per touringcar en autobus wordt toegestaan, zou de rechten van Zwitserland in het kader van de EU-overeenkomst niet wijzigen. Een wijziging van de bestaande bilaterale overeenkomst die beperkt is tot cabotage in de respectieve grensgebieden en die onderworpen is aan identieke voorwaarden als die in artikel 20, lid 2, van de EU-overeenkomst met betrekking tot discriminatie en concurrentievervalsing, is bovendien in overeenstemming met het beleid dat ten grondslag ligt aan de in die bepaling vervatte uitzondering.

Binnen de EU is cabotage in het passagiersvervoer over de weg per touringcar en autobus toegestaan in overeenstemming met de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1073/2009. Volgens artikel 15 van die verordening is cabotage binnen de EU toegestaan: 1) voor ongeregeld vervoer, 2) voor bijzondere vormen van geregeld vervoer mits zulks onder een contract valt dat tussen de organisator en de vervoerder is gesloten en 3) voor geregeld vervoer in het kader van een internationale geregelde dienst, met uitzondering van vervoersdiensten die voorzien in de behoeften van een stedelijk centrum of een agglomeratie, of van het vervoer met de omliggende gebieden. De wijziging van de bilaterale overeenkomst inzake wegvervoer zoals door Duitsland wordt gevraagd, zou de toepassing van die verordening beïnvloeden, maar slechts in beperkte mate als de vergunning wordt verleend onder de hierboven beschreven voorwaarden.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Een wijziging van de huidige bilaterale overeenkomst tussen Duitsland en Zwitserland zodat cabotage wordt toegestaan tijdens het verlenen van internationale personenvervoerdiensten per touringcar en autobus in de respectieve grensgebieden van beide landen, zou niet in strijd zijn met andere beleidsmaatregelen van de Unie.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 2, lid 1, VWEU en artikel 91, VWEU.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het voorstel valt onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie.

Evenredigheid

Het enige doel van dit voorstel is Duitsland overeenkomstig artikel 2, lid 1, VWEU te machtigen om zijn huidige bilaterale overeenkomst met Zwitserland inzake wegvervoer te wijzigen zodat cabotage wordt toegestaan tijdens het verlenen van internationale personenvervoerdiensten per autobus en touringcar in de grensgebieden van beide landen. Bijgevolg gaat het voorgestelde besluit van het Europees Parlement en de Raad niet verder dan nodig is om dit doel te bereiken.

Keuze van het instrument

Cabotagevervoer binnen de Unie door vervoerders uit derde landen die geen houder zijn van een communautaire vergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1073/2009, beïnvloedt de werking van de interne markt voor touringcar- en autobusdiensten als vastgesteld door de wetgever van de Unie bij Verordening (EG) nr. 1073/2009. Daarom moet elke machtiging op grond van artikel 2, lid 1, VWEU worden verleend door de wetgever van de Unie overeenkomstig de wetgevingsprocedure van artikel 91, VWEU. De voorgestelde handeling, vanwege de aard ervan een individuele machtiging, moet worden vastgesteld als reactie op een dienovereenkomstig verzoek van Duitsland. Zij moet daarom de vorm aannemen van een besluit dat gericht is tot Duitsland. Bijgevolg is het voorgestelde besluit van het Europees Parlement en de Raad een geschikt instrument om Duitsland overeenkomstig artikel 2, lid 1, VWEU te machtigen om in deze kwestie op te treden.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

Dit voorstel is gebaseerd op een verzoek van Duitsland en heeft uitsluitend betrekking op deze lidstaat. Italië heeft een soortgelijk verzoek ingediend, dat aan een parallelle procedure is onderworpen.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Dit voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Unie.