Toelichting bij COM(2019)514 - Hervormingsprogramma 2019 en stabiliteitsprogramma 2019 van Letland

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

1.

Brussel, 5.6.2019


COM(2019) 514 final

Aanbeveling voor een

AANBEVELING VAN DE RAAD

over het nationale hervormingsprogramma 2019 van Letland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2019 van Letland


2.

Aanbeveling voor een


AANBEVELING VAN DE RAAD

over het nationale hervormingsprogramma 2019 van Letland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2019 van Letland


DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid 1 , en met name artikel 5, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

Op 21 november 2018 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2019 voor coördinatie van het economisch beleid. Daarin is ten volle rekening gehouden met de Europese pijler van sociale rechten, die op 17 november 2017 is geproclameerd door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 21 maart 2019 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 21 november 2018 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Letland niet heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen, die op 21 maart 2019 door de Europese Raad is bekrachtigd. Op 9 april 2019 heeft de Raad de aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone (“aanbeveling voor de eurozone”) vastgesteld.

Als lidstaat die de euro als munt heeft en in het licht van de grote onderlinge verwevenheid tussen de economieën van de economische en monetaire unie, dient Letland ervoor te zorgen dat volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven aan de aanbeveling voor de eurozone, zoals weergegeven in de onderstaande aanbevelingen 1 en 4. Met name het richten van het economisch beleid op investeringen in de gespecificeerde gebieden en maatregelen ter verbetering van vaardigheden zullen bijdragen tot het uitvoeren van de eerste aanbeveling voor de eurozone wat betreft verbeteringen van de productiviteit voor de herbalancering binnen de eurozone, en fiscale maatregelen zullen bijdragen tot het uitvoeren van de derde aanbeveling voor de eurozone wat betreft de werking van de arbeidsmarkt.

Op 27 februari 2019 is het landverslag 2019 voor Letland gepubliceerd 2 . Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Letland bij de tenuitvoerlegging van de op 13 juli 2018 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede het gevolg dat is gegeven aan de aanbevelingen die in de jaren voordien werden goedgekeurd, en de vooruitgang die Letland in de richting van zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt.

Op 15 april 2019 heeft Letland zijn nationale hervormingsprogramma 2019 ingediend en op 17 april 2019 zijn stabiliteitsprogramma 2019. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma's rekening te houden, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

De betrokken landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering voor de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad 3 kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de desbetreffende programma's opnieuw te bezien en wijzigingen daarop voorstellen, indien dit nodig is om de uitvoering van de betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft in richtsnoeren inzake de toepassing van maatregelen om doeltreffendheid van de Europese structuur- en investeringsfondsen te koppelen aan gezond economisch bestuur, nader aangegeven hoe zij van die bepaling gebruik zal maken 4 .

Letland valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact. In haar stabiliteitsprogramma 2019 gaat de regering uit van een verbetering van het nominale saldo: nadat er in 2018 sprake was van een tekort van 1,0 % van het bbp, zou er in 2019 een tekort zijn van 0,5 % van het bbp, en in 2020 en 2021 een tekort van telkens 0,4 % van het bbp 5 . Op basis van het herberekende structurele saldo 6 zal de budgettaire middellangetermijndoelstelling – vastgesteld op een tekort van 1 % van het bbp in structurele termen – naar verwachting in 2019 worden gehaald, rekening houdend met de marges die verband houden met het doorvoeren van de structurele hervormingen waarvoor een tijdelijke afwijking is toegestaan. Volgens het stabiliteitsprogramma 2019 zal de schuldquote van de overheid tegen 2022 naar verwachting dalen tot 33,1 % van het bbp. De bbp-groeiprognoses van het stabiliteitsprogramma 2019 lijken plausibel. De risico’s voor de begrotingssituatie zijn in evenwicht.

Op 13 juli 2018 beval de Raad Letland aan zijn budgettaire middellangetermijndoelstelling waar te maken in 2019, rekening houdend met de marges die verband houden met het doorvoeren van de structurele hervormingen waarvoor een tijdelijke afwijking is toegestaan. Dit spoort met een maximale nominale groeivoet van de netto primaire overheidsuitgaven 7 van 4,8 % in 2019, hetgeen overeenstemt met een verbetering van het structurele saldo met 0,2 % van het bbp. Op basis van de voorjaarsprognoses 2019 van de Commissie zal Letland naar verwachting in de buurt komen van zijn budgettaire middellangetermijndoelstelling, rekening houdend met de marge die verband houdt met het doorvoeren van de structurele hervormingen waarvoor een tijdelijke afwijking is toegestaan. De huidige beoordeling wijst derhalve op een risico van enige afwijking in 2019. Tegelijkertijd zou de verwachte nominale groeivoet van de netto primaire overheidsuitgaven momenteel wijzen op een risico van een significante afwijking van de vereiste in 2019. Indien het structurele saldo volgens de ramingen niet meer in de buurt van de budgettaire middellangetermijndoelstelling ligt, rekening houdend met de marge die verband houdt met het doorvoeren van de structurele hervormingen waarvoor een tijdelijke afwijking is toegestaan, moet in toekomstige beoordelingen bij de algehele beoordeling rekening worden gehouden met een mogelijke afwijking van de vereiste.

Aangezien de verwachte output gap van Letland 1,3 % bedraagt, zou voor 2020 de nominale groei van de netto primaire overheidsuitgaven op niet meer dan 3,5 % moeten uitkomen, in overeenstemming met de structurele aanpassing van 0,5 % van het bbp die resulteert uit de gezamenlijk overeengekomen aanpassingsmatrix van vereisten in het kader van het stabiliteits- en groeipact. Op basis van de voorjaarsprognoses 2019 van de Commissie zal Letland bij ongewijzigd beleid naar verwachting in de buurt komen van zijn budgettaire middellangetermijndoelstelling. De huidige beoordeling wijst derhalve op een risico van enige afwijking in 2020. Tegelijkertijd zou de verwachte nominale groeivoet van de netto primaire overheidsuitgaven momenteel wijzen op een risico van een significante afwijking van de vereiste in 2020. Indien het structurele saldo volgens de ramingen niet meer in de buurt van de budgettaire middellangetermijndoelstelling ligt, moet in toekomstige beoordelingen bij de algehele beoordeling rekening worden gehouden met een mogelijke afwijking van de vereiste. Al met al is de Raad van oordeel dat Letland bereid moet zijn om vanaf 2019 verdere maatregelen te nemen om aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact te voldoen.

De belastingontvangsten als een percentage van het bruto binnenlands product van Letland, zijn laag in vergelijking met het gemiddelde van de Unie en beperken tot op zekere hoogte de openbare dienstverlening, met name gezondheidszorg, en de sociale inclusie. Kapitaal en vastgoed zijn relatief onderbelast en het bevriezen van de waarden die worden gebruikt om grond- en vastgoedbelastingen te berekenen, zullen de inkomsten ervan verder doen dalen. Tegelijkertijd blijft de belastingdruk op arbeid voor laagbetaalde werknemers hoog ten opzichte van het gemiddelde van de Europese Unie, ondanks het feit dat hij is gedaald. Volgens verschillende ramingen lijkt het aandeel van de schaduweconomie de afgelopen jaren te zijn afgenomen. Desondanks is het percentage ondergerapporteerde economische activiteiten in Letland hoger dan in andere Baltische staten. Met name het te weinig aangeven van salarissen (“lonen onder couvert”), vooral in de bouwsector, vormt een groot deel van de schaduweconomie.

Na de sluiting van de op twee na grootste bank als gevolg van beschuldigingen van witwassen heeft Letland de regelgeving betreffende niet-ingezeten klanten aangescherpt. Als gevolg daarvan zijn de deposito's van niet-ingezetenen – de belangrijkste bron van risico op het witwassen van geld in Letland – sinds mei 2018 aanzienlijk gedaald, maar er blijven uitdagingen bestaan op het gebied van de bestrijding van het witwassen van geld. Bovendien heeft Letland een gedetailleerd actieplan opgesteld om zijn strategie ter bestrijding van het witwassen van geld en van terrorismefinanciering te verbeteren. De belangrijkste prioriteiten van het actieplan zijn onder meer het verhogen van het risicogebaseerd toezicht, het waarborgen van de vereiste personele middelen voor de toezichthoudende autoriteiten en het waarborgen van doeltreffende informatie-uitwisseling en samenwerking tussen de onderzoeksinstanties en met de particuliere sector. Er moet aandacht worden besteed aan de daadwerkelijke uitvoering van deze maatregelen, zodra deze zijn goedgekeurd. Ten slotte moet ook de capaciteit van de rechtshandhavingsinstanties en de gerechtelijke instanties worden vergroot.

Letland staat voor uitdagingen waar het erom gaat uitvoering te geven aan verschillende beginselen van de Europese pijler van sociale rechten op het gebied van sociale bescherming en integratie. De inkomensongelijkheid in Letland is hoog, aangezien de herverdeling via de belasting- en uitkeringsstelsels laag is. De toereikendheid van de sociale uitkeringen blijft laag en het effect van sociale overdrachten op armoede en vermindering van ongelijkheid is beperkt. Het armoederisico onder ouderen en mensen met een beperking is relatief hoog en stijgt als gevolg van het feit dat de uitkeringen geen gelijke tred houden met de loonstijging. Het percentage ouderen met risico op armoede of sociale uitsluiting bedroeg 49,0% in 2018 (in de Europese Unie gemiddeld 18,2% in 2017). Voor mensen met een beperking bedroeg dit risico 40,7% in 2017 (in de Europese Unie gemiddeld 29,3% in 2017). De socialezekerheidsuitkeringen van de staat voor mensen met een beperking en de minimale ouderdomspensioenen zijn sinds 2006 niet meer herzien. Het uitblijven van de hervorming van de hoogte van het minimuminkomen, die in 2014 was aangekondigd, maar niet is doorgevoerd, treft de armste huishoudens. Ook de toegang tot langdurige zorg blijft zwak. Er zijn dus investeringen nodig om de sociale uitsluiting aan te pakken, onder meer op het gebied van voedselhulp en materiële hulp voor de meest behoeftigen. Bovendien zijn investeringen, met inbegrip van infrastructuur, nodig om de toegang tot kinderopvang, langdurige zorg, werkgelegenheid en andere sociale diensten te verbeteren en om de integratie van gezondheids- en sociale diensten, waaronder de overgang van institutionele zorg naar zorg in gemeenschapsverband, mogelijk te maken. Het aandeel mensen dat wordt getroffen door ernstige woningnood behoort tot de hoogste in Europa (15,2 % tegenover gemiddeld 4,0 % in de Europese Unie in 2017) en sociale huisvesting is schaars. Er zijn investeringen nodig om het aanbod aan betaalbare woningen te verbeteren.

Hoewel de totale werkgelegenheid hoog is en nog toeneemt, wordt het aantal werkzame personen negatief beïnvloed door de ongunstige demografische ontwikkelingen en emigratie. Bovendien varieert de werkgelegenheid per regio en kwalificatieniveau. Ouderen met achterhaalde vaardigheden ondervinden meer problemen. Het lage digitale vaardigheidsniveau bij de beroepsbevolking beperkt zowel het gebruik van digitale technologieën door bedrijven als het innovatiepotentieel. De deelname van volwassenen aan opleidingen en de deelname van werklozen aan actieve arbeidsmarktmaatregelen ligt onder het gemiddelde van de Europese Unie.

Het onderwijsstelsel staat voor de uitdaging de middelen te consolideren en tegelijkertijd de kwaliteit en efficiëntie te verbeteren. Het Letse onderwijssysteem presteert weliswaar goed op het gebied van leerprestaties, maar de toegang tot kwaliteitsonderwijs blijft afhankelijk van de woonplaats en het type school. Er is vooruitgang geboekt met de hervorming van de leerplannen in het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding met het oog op een betere aansluiting op de nieuwe vaardigheidsvereisten, en de beroepsopleidingsomgeving is aanzienlijk verbeterd. De aantrekkelijkheid blijft echter laag, zoals blijkt uit het aantal inschrijvingen en de arbeidsparticipatie van pas afgestudeerden, die onder het gemiddelde van de Europese Unie liggen.

Het waarborgen van het aanbod aan vaardigheden is een van de belangrijkste gebieden waar de vraag naar investeringen aanzienlijk blijft. Om onderwijs en opleiding uit het oogpunt van kwaliteit, doeltreffendheid en relevantie voor de arbeidsmarkt te verbeteren, en om een leven lang leren, met name flexibele mogelijkheden voor bijscholing en omscholing, te bevorderen, moeten overeenkomstige investeringen worden gedaan, ook in infrastructuur. Er zijn ook investeringen nodig voor een betere toegang tot de arbeidsmarkt, onder meer om het bereik en de dekking van een actief arbeidsmarktbeleid te verbeteren, alsook de arbeidsgeschiktheid van de beroepsbevolking en de sectorale en regionale arbeidsmobiliteit. In een ruimere context is de versterking van de capaciteit van de sociale partners van belang voor de bevordering van eerlijke arbeidsvoorwaarden en de verwezenlijking van de Europese pijler van sociale rechten.

Lage overheidsuitgaven voor gezondheidszorg en een ongezonde levensstijl zijn de belangrijkste redenen voor de zwakke resultaten op het gebied van volksgezondheid. De recentelijk verhoogde financiële middelen voor de gezondheidszorg bieden een oplossing voor bepaalde toegangsbeperkingen in verband met jaarplafonds voor zorgprestaties en de lange wachtlijsten. De overheidsfinanciering voor gezondheidszorg blijft echter ver onder het gemiddelde van de Europese Unie. Tijdige en gelijke toegang tot gezondheidszorg is beperkt. Dit leidt tot hoge zelfgerapporteerde onvervulde medische behoeften als gevolg van hoge eigen bijdragen, met name voor kwetsbare groepen, en ongelijkheid van kansen. De hervormingen om de efficiëntie en de kwaliteit van de gezondheidszorg te verbeteren, vorderen, maar bevinden zich in een vroeg stadium en moeten worden versneld, onder meer via doeltreffende preventiemaatregelen, stroomlijning van de ziekenhuissector, versterking van de eerstelijnszorg en kwaliteitsbeheer. Bovendien kampt Letland met een tekort aan gezondheidswerkers, met name verpleegkundigen, dat de verstrekking van openbare gezondheidszorg belemmert en risico’s inhoudt voor het welslagen van de hervormingen in de gezondheidszorg. Als de onderverdeling van de gezondheidsdiensten in twee zorgpakketten ("volledig" en 'minimum') in werking treedt, bestaat het risico dat de gelijke toegang tot de gezondheidszorg verder wordt beperkt en dat de gezondheidsresultaten verslechteren. Om de toegankelijkheid, betaalbaarheid en kwaliteit van de gezondheidszorg te verbeteren, moeten overeenkomstige investeringen in de gezondheidszorg, en ook in de infrastructuur, worden gedaan met het oog op een betere gezondheidstoestand van de bevolking en een gezonder en langer beroepsleven.

Letland investeert weinig in onderzoek en ontwikkeling, en de investeringskloof in innovatie is aanzienlijk. In 2017 behoorde het aandeel van Letland in de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling tot de laagste in de Europese Unie en het is in de afgelopen tien jaar tamelijk stabiel gebleven. Bovendien is de financiering van onderzoek bijna volledig afhankelijk van fondsen van de Europese Unie. Als gevolg daarvan is Letland een matige innovator met enkele sterke punten, zoals de ICT-infrastructuur, maar blijft het achter wat betreft de prestaties op het gebied van personele middelen, publiek-private samenwerking en investeringen in intellectuele eigendom.

Er is nog steeds sprake van belangrijke investeringskloven wat het wegwerken van regionale ongelijkheden betreft. Er blijven aanzienlijke economische verschillen bestaan tussen Riga en de andere regio’s van Letland. Hoewel Letland als geheel convergeert met de Europese Unie, is het verschil in economische prestaties tussen de hoofdstedelijke regio en de andere regio’s niet verkleind sinds de toetreding van Letland tot de Europese Unie. Het concurrentievermogen en de kwaliteit van de overheidsdiensten verschillen aanzienlijk tussen de Letse regio’s en dit beïnvloedt hun territoriale aantrekkelijkheid. Daarom is er behoefte aan investeringen om de aanzienlijke regionale verschillen in mobiliteit en digitale infrastructuur, met name de “laatste kilometer”-verbindingen, aan te pakken. De lacunes in de connectiviteit met het trans-Europese vervoersnetwerk en met perifere en grensregio’s zijn nog steeds zeer uitgesproken en hebben negatieve gevolgen voor de economische activiteiten en de uitvoer van Letland. Er is ook sprake van investeringskloven voor de voltooiing van het Rail Baltica-project en van de belangrijke elektriciteitsinfrastructuurprojecten die deel uitmaken van het interconnectieplan voor de energiemarkt in het Oostzeegebied. Daarnaast zijn ook investeringen nodig in hulpbronnenefficiëntie om de energietransitie van Letland te versnellen. Er zijn meer inspanningen nodig om de algehele energie-efficiëntie te verbeteren, met name in de woning- en de vervoersector.

De recente goedkeuring van de klokkenluiderswet is een stap in de goede richting en de instantie voor corruptiebestrijding heeft onlangs ook een impuls gekregen doordat ze een aantal ophefmakende corruptiezaken aan het licht heeft gebracht. Niettemin blijft de perceptie bestaan dat de besluitvorming van de overheid wordt beïnvloed door vriendjespolitiek en dat aanbestedingsprocedures vatbaar zijn voor corruptie als gevolg van het gebrek aan transparantie, met name in gemeenten, en staats- en gemeentebedrijven. Wetswijzigingen aan de regeling betreffende belangenconflicten kunnen aanleiding geven tot misbruik. De onlangs aangenomen gedragscode heeft geen betrekking op politiek benoemde personen.

De overheidsdiensten zijn niet aangepast aan het krimpen en vergrijzen van de bevolking. Door de krimpende bevolking en de verstedelijking worden de infrastructuur en de overheidsdiensten in de plattelandsgebieden onderbenut. Er zijn strategieën voor de overheidsdiensten, het onderwijs en de gezondheidszorg nodig om de toegang tot hoogwaardige diensten in dunbevolkte en leeglopende gebieden te behouden en tegelijkertijd te zorgen voor meer efficiëntie. Onlangs is een algemene bestuurlijke territoriale hervorming aangekondigd, die in december 2021 ten uitvoer moet zijn gelegd. Een tijdige uitvoering van deze hervorming zou kunnen bijdragen tot de versterking van de verantwoordingsplicht en de efficiëntie van de publieke sector, zeker gezien het operationele programma voor de fondsen van de Europese Unie dat tegen 2020 moet worden goedgekeurd.

De programmering van de EU-fondsen voor de periode 2021-2027 kan helpen een aantal in de aanbevelingen omschreven lacunes aan te pakken, met name op de gebieden die onder bijlage D bij het landenverslag vallen 8 . Dit zou Letland in staat stellen optimaal gebruik te maken van deze fondsen voor de geïdentificeerde sectoren, rekening houdend met regionale verschillen. De versterking van de bestuurlijke capaciteit van het land voor het beheer van deze fondsen is een belangrijke factor voor het welslagen van deze investering.

In de context van het Europees Semester 2019 heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Letland verricht. Die analyse is gepubliceerd in het landverslag 2019. Voorts heeft de Commissie zowel het stabiliteitsprogramma 2019 als het nationale hervormingsprogramma 2019 doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Letland zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar begrotings- en sociaaleconomisch beleid in Letland, maar is zij ook nagegaan of de Unieregels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op Unieniveau in toekomstige nationale besluiten.

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2019 onderzocht en zijn advies daarover 9 is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

BEVEELT AAN dat Letland in 2019 en 2020 de volgende actie onderneemt:

1. Ervoor zorgen dat het nominale groeipercentage van de netto primaire overheidsuitgaven in 2020 niet hoger ligt dan 3,5 %, hetgeen neerkomt op een jaarlijkse structurele aanpassing van 0,5 % van het bbp. De belastingen verlagen voor mensen met een laag inkomen door belastingen te verschuiven naar andere bronnen, met name kapitaal en eigendom, en door de naleving van de belastingwetgeving te verbeteren. Zorgen voor effectief toezicht op en handhaving van het kader voor de bestrijding van witwaspraktijken.

2. Sociale uitsluiting aanpakken, met name door de toereikendheid van het minimuminkomen, de minimale ouderdomspensioenen en de inkomenssteun voor mensen met een beperking te verbeteren. De kwaliteit en de efficiëntie van onderwijs en opleiding verbeteren, met name van laaggeschoolde werknemers en werkzoekenden, onder meer door de deelname aan beroepsonderwijs en -opleiding en volwasseneneducatie te vergroten. De toegankelijkheid, kwaliteit en kosteneffectiviteit van het zorgstelsel verhogen.

3. Investeringsgerelateerd economisch beleid speciaal richten op innovatie, de beschikbaarheid van betaalbare woningen, vervoer, met name de duurzaamheid ervan, hulpbronnen- en energie-efficiëntie, energie-interconnecties en digitale infrastructuur, rekening houdend met regionale verschillen.

4. De verantwoordingsplicht en de efficiëntie van de publieke sector versterken, met name met betrekking tot de lokale autoriteiten en de staats-en gemeentebedrijven, en de regeling voor belangenconflicten versterken.

Gedaan te Brussel,

3.

Voor de Raad


De voorzitter

(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
(2) SWD(2019) 1013 final.
(3) Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).
(4) COM(2014) 494 final.
(5) Conjunctuurgezuiverd begrotingssaldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen, herberekend door de Commissie volgens de gezamenlijk overeengekomen methode.
(6) De netto primaire overheidsuitgaven omvatten de totale overheidsuitgaven exclusief rente-uitgaven, uitgaven in het kader van programma's van de Unie die volledig met inkomsten uit fondsen van de Unie worden gefinancierd en niet-discretionaire veranderingen in de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen. Nationaal gefinancierde bruto-investeringen in vaste activa worden gespreid over een periode van vier jaar. Er wordt rekening gehouden met discretionaire inkomstenmaatregelen of bij wet verplicht gestelde inkomstenstijgingen. Eenmalige maatregelen aan zowel de inkomsten- als uitgavenzijde worden uitgevlakt.
(7) SWD(2019) 1013 final.
(8) Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad.