Toelichting bij COM(2019)274 - Stand van zaken van het gemeenschappelijk visserijbeleid en raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2020

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

1.

Brussel, 7.6.2019


COM(2019) 274 final

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de stand van zaken van het gemeenschappelijk visserijbeleid en raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2020

{SWD(2019) 205 final}


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de stand van zaken van het gemeenschappelijk visserijbeleid en raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2020

1.Inleiding

Deze mededeling geeft een overzicht van de stand van zaken van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) en geeft de hoofdlijnen aan voor de vormgeving van de Commissievoorstellen voor de vangstmogelijkheden voor 2020.


Het voornaamste doel van visserijbeheer in het kader van het GVB bestaat erin om uiterlijk in 2020 voor alle visbestanden te zorgen voor hoge opbrengsten op lange termijn (FMDO). Het halen van deze doelstelling zal ook bijdragen tot het bereiken van een goede milieutoestand van de Europese zeeën tegen 2020 1 en tot het verkleinen van de negatieve effecten van visserijactiviteiten op mariene ecosystemen.

2.Vorderingen bij de uitvoering van het GVB


2.1.Vorderingen bij het bereiken van FMDO

De druk op de visbestanden (F/FMDO) in het noordelijke deel van de Atlantische Oceaan en aangrenzende gebieden vertoonde tussen 2003 en 2017 een algemene neerwaartse trend, met een mediaan voor visserijsterfte die zich heeft gestabiliseerd op 1,0. De F/FMDO-indicator voor de Middellandse Zee en de Zwarte Zee is op 2,2 blijven hangen, d.w.z. dat het exploitatieniveau nog steeds ruim boven de FMDO-doelstelling ligt.


TAC's behoren tot de belangrijkste instrumenten voor visserijbeheer. Voor het noordelijke deel van de Atlantische Oceaan en aangrenzende gebieden heeft de Commissie alle 76 TAC's voor 2019 waarvoor FMDO-advies beschikbaar was, voorgesteld op een niveau dat in overeenstemming is met of lager ligt dan FMDO. Dit was echter niet mogelijk voor 5 gevallen waarin de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) een nul-TAC had geadviseerd. Om te vermijden dat zich verstikkingssituaties met ernstige sociaal-economische gevolgen zouden voordoen, werd in die gevallen besloten bijvangst-TAC's te behouden op een laag niveau. De Raad heeft 59 TAC's vastgesteld die stroken met FMDO. Dit zijn er drie meer dan in 2018.


Van de verwachte aanlandingen in de Oostzee is 95 % afkomstig van TAC's die overeenkomstig FMDO zijn vastgesteld, en 4 % van TAC's die in overeenstemming zijn met het voorzorgsadvies. Van de verwachte aanlandingen (van bestanden met een FMDO-beoordeling die door de EU alleen worden beheerd) in de Noordzee, het Skagerrak en het Kattegat is 99,7 % afkomstig van TAC's die overeenkomstig FMDO zijn vastgesteld; in de noordwestelijke en zuidwestelijke wateren is dat percentage respectievelijk 94 % en 90 %.

In november 2018 zijn vangstmogelijkheden voor diepzeebestanden voor 2019 en 2020 vastgesteld. Deze bestanden vertegenwoordigen minder dan 1 % van alle aangelande vangsten in de EU. Voor diepzeebestanden zijn in alle gevallen weinig beoordelingen beschikbaar. De besluiten van de Raad over de vangstmogelijkheden voor diepzeebestanden zijn nu sterker gebaseerd op wetenschappelijk advies dan in voorgaande jaren.


Voor bestanden waarover overleg wordt gepleegd met de kuststaten 2 , strookte alleen de TAC voor blauwe wijting voor 2019 met de strategie voor langetermijnbeheer voor dit bestand en met het FMDO-advies van de ICES. De onderhandelingen tussen de EU en Noorwegen hebben een minder ambitieus resultaat voor de instandhouding opgeleverd, aangezien slechts 9 van de 17 TAC's overeenkomstig FMDO zijn vastgesteld. Dit is minder dan voor 2018.

In de Middellandse Zee werden 35 van de 40 beoordeelde bestanden in 2017 op een niet-duurzame manier geëxploiteerd, waarbij de vangstniveaus gemiddeld 2,2 keer hoger lagen dan de respectieve FMDO. Volgens recente gegevens vertoont de gemiddelde F/FMDO-verhouding sinds 2011 een dalende trend. Dit zou kunnen wijzen op een lichte verbetering van de exploitatie 3 . In de Zwarte Zee worden 6 van de 8 beoordeelde gedeelde bestanden nog steeds overbevist. De niet-overbeviste bestanden zijn sprot en geaderde stekelhoorn.

2.2.Ontwikkeling van de biomassa

In het noordelijke deel van de Atlantische Oceaan en aangrenzende gebieden is het aantal bestanden dat zich binnen biologisch veilige grenzen bevindt, bijna verdubbeld: van 15 in 2003 naar 29 in 2017 (toename van 2 % ten opzichte van 2016). De grootste stijging deed zich voor in de Golf van Biskaje en de Iberische wateren: van 2 naar 8 bestanden binnen biologisch veilige grenzen. Het algehele biomassavolume is zich in positieve zin blijven ontwikkelen en is met ongeveer 36 % toegenomen.

In de Middellandse Zee en de Zwarte Zee was de paaibiomassa in 2016 niet significant gestegen ten opzichte van 2003. De biomassa van het tarbotbestand in de Zwarte Zee neemt toe en de overbevissing ervan neemt af.

2.3.De toestand van de EU-vloot

De capaciteit van de EU-vloot is wederom kleiner geworden. In december 2018 waren in het EU-vlootregister (inclusief de ultraperifere gebieden) 81 644 vaartuigen ingeschreven met een totale capaciteit van 1 533 180 in brutotonnage (BT) en 6 075 634 in kilowatt (kW). In vergelijking met het voorgaande jaar betekent dit dat het aantal vaartuigen is afgenomen met 1,32 %, het BT met 2,46 % en het aantal kW met 2,61 %. Voor een aanzienlijk aantal vlootsegmenten (190 van 255 beoordeelde segmenten) is de capaciteit echter nog steeds niet in balans met de overeenkomstige vangstmogelijkheden.

Wat de economische prestaties van de EU-vloot betreft, is in 2017 wel opnieuw een recordnettowinst van 1,3 miljard EUR geboekt. De voortdurende toename is voornamelijk het gevolg van de hoge gemiddelde visprijzen (hogere opbrengst voor kleinere hoeveelheden aangelande vis) en de aanhoudend lage brandstofprijzen. De betere prestaties zijn ook te danken aan de verbetering van sommige belangrijke bestanden en de technologische vooruitgang. Hoewel de cijfers voor 2018 en 2019 nog niet beschikbaar zijn, worden ondanks een lichte stijging van de brandstofprijzen vergelijkbare resultaten verwacht.

Een positieve economische trend wordt geconstateerd voor een aantal vloten die vissen op duurzaam geëxploiteerde bestanden (zoals schelvis, schartong en schol in de Ierse Zee; haring, noordelijke heek en tong in het oostelijke en westelijke deel van het Kanaal; zeeduivel in de Golf van Biskaje). In die gevallen is meestal sprake van een stijgende winstgevendheid en hogere lonen. Omgekeerd zijn de economische prestaties van vloten die overbeviste bestanden exploiteren, meestal minder goed.

De totale werkgelegenheid in de EU-vloot, uitgedrukt in voltijdequivalenten (VTE), is sinds 2008 elk jaar met gemiddeld 1,3 % afgenomen, deels als gevolg van de gedaalde vlootcapaciteit. Het gemiddelde loon per VTE 4 is echter met 2,7 % per jaar gestegen. Het gemiddelde jaarinkomen per VTE bedraagt 24 800 EUR. Voor een aantal vloten in de Noordzee en de Atlantische Oceaan lijkt de werkgelegenheidsgroei zich te stabiliseren, dit in tegenstelling tot in andere regio's.

Een belangrijke stap voor de verbetering van de arbeidsomstandigheden in de EU-vloot is gezet met de omzetting in EU-recht 5 van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie (C188), zoals overeengekomen door de sociale partners in de EU. De lidstaten moeten uiterlijk 15 november 2019 aan de nieuwe regels voldoen. Onlangs heeft de Commissie de lidstaten opnieuw verzocht het Internationaal Verdrag betreffende de normen inzake opleiding, diplomering en wachtdienst van personeel van vissersschepen te ratificeren (tot dusver door slechts tien lidstaten geratificeerd) 6 .

2.4.Vorderingen met gedecentraliseerd visserijbeheer

2.

2.4.1.Meerjarenplannen


Meerjarenplannen zijn medebeslissingsbesluiten over, onder meer, tijdschema's voor de uitvoering van de MDO-doelstelling en een aantal flexibiliteitsinstrumenten voor het visserijbeheer.

De recente goedkeuring van het meerjarenplan voor demersale bestanden in de westelijke wateren vormt, als centraal instrument voor visserijbeheer, een cruciale stap in de uitvoering van het GVB. Het plan vervolledigt de reeks meerjarenplannen voor de Noordzee en de Oostzee en zal bijdragen tot een duurzame visserij op de lange termijn. Dit jaar zal de Commissie verslag uitbrengen over de uitvoering van het meerjarenplan voor de Oostzee.

Een andere verwezenlijking is de goedkeuring, in 2019, van het eerste meerjarenplan voor de Middellandse Zee. Op basis van dat plan, dat van toepassing is op visserijen die demersale bestanden exploiteren in het westelijke deel van de Middellandse Zee, moet de visserijinspanning met ingang van 1 januari 2020 verplicht met 10 % worden verminderd en moet FMDO uiterlijk tegen 2025 zijn bereikt. Daar staat tegenover dat met het meerjarenplan voor kleine pelagische soorten in de Adriatische Zee geen vooruitgang is geboekt.

3.

2.4.2.Gedelegeerde handelingen in het kader van de regionalisering


Regionale groepen hebben bij de Commissie gezamenlijke aanbevelingen ingediend en hebben zo een belangrijke rol gespeeld bij de geleidelijke invoering van de aanlandingsverplichting. Op basis daarvan heeft de Commissie vóór eind 2018 vier (nieuwe) teruggooiplannen aangenomen.

De gedelegeerde handelingen ter omzetting van gezamenlijke aanbevelingen inzake instandhoudingsmaatregelen voor Natura 2000-gebieden en andere beschermde gebieden uit hoofde van artikel 11 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 zijn pas na enige tijd tot stand gekomen en hebben slechts betrekking op bepaalde gebieden in de Noordzee en de Oostzee. Dit jaar worden aanvullende gezamenlijke aanbevelingen verwacht, maar er is meer vooruitgang nodig.

4.

2.4.3.Betrokkenheid van belanghebbenden


De regionalisering wordt steeds meer gestuurd vanuit de adviesraden (AR's), de belangrijkste organisaties van belanghebbenden die in het kader van het GVB zijn opgericht. In 2018 hebben de 10 bestaande AR's 73 aanbevelingen bij de Commissie ingediend, tegenover 64 in 2017. Het werkdocument van de diensten van de Commissie dat bij deze mededeling is gevoegd, bevat voorbeelden van hoe deze aanbevelingen een rol hebben gespeeld.

2.5.De aanlandingsverplichting

Op 1 januari 2019 is de aanlandingsverplichting volledig in werking getreden. De Commissie heeft in 2018 verslagen ontvangen van 18 lidstaten en van het Europees Bureau voor visserijcontrole (EFCA), evenals brieven van 5 AR's, over de uitvoering van de aanlandingsverplichting. Daaruit blijkt dat de belanghebbenden inzien hoe belangrijk het is ervoor te zorgen dat iedereen de regels volgt zodat de aanlandingsverplichting naar behoren wordt uitgevoerd. Door een ontoereikende rapportage zijn er echter discrepanties tussen de ramingen van de teruggooi. De Commissie blijft zich ten volle inzetten om deze tekortkomingen samen met de lidstaten en de AR's aan te pakken.

Alle regionale groepen hebben in 2018 gezocht naar manieren om mogelijke verstikkingssituaties het hoofd te bieden. De lidstaten, de Commissie en andere belanghebbenden hebben samen gezocht naar mogelijke oplossingen, die in 2019 zullen worden getest. Het gaat bijvoorbeeld om toezeggingen door sommige lidstaten om bepaalde quota te ruilen, of afspraken over TAC's voor uitsluitend bijvangsten in combinatie met maatregelen ter beperking van bijvangsten. De Commissie zal het WTECV verzoeken zich te buigen over de door de lidstaten voorgestelde maatregelen om bijvangsten verder terug te dringen, en zal instaan voor de follow-up ervan vanuit controleoogpunt.

In het algemeen zijn er meer projecten gefinancierd uit het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV). De lidstaten hebben 40 miljoen EUR aan EFMZV-steun (van een vastgelegd totaalbedrag van 89 miljoen EUR, d.i. een stijging ten opzichte van de geplande potentiële vastlegging van 49 miljoen EUR 7 ) uitgegeven voor projecten die verband houden met de uitvoering van de aanlandingsverplichting 8 . Het totaalbedrag aan steun blijft echter beperkt: er is 89 miljoen EUR vastgelegd, terwijl een bedrag van 1,5 miljard EUR beschikbaar is in het kader van Unieprioriteit 1 9 .

Wat afzetmarkten voor ongewenste vangsten betreft, hebben exploitanten aangegeven dat industrieel gebruik (d.w.z. gebruik voor niet-voedingsdoeleinden) geen gepaste afzetmogelijkheid is voor ondermaatse vis. De lage en onvoorspelbare hoeveelheden aangelande vis passen niet in het bedrijfsmodel van de niet-levensmiddelensectoren en het ophalen van zulke aanlandingen gaat gepaard met onevenredige logistieke kosten. Alternatieve afzetmogelijkheden kunnen slechts worden overwogen indien zij geen marktstimulansen of voordelen voor exploitanten in de toeleveringsketen creëren. Er wordt verder gezocht naar alternatieve afzetmogelijkheden, zoals donaties aan voedselbanken.

Wat controle en handhaving betreft, wordt de aanlandingsverplichting nog steeds niet goed nageleefd. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de controle, inspectie en handhaving van alle onder het GVB vallende activiteiten, met inbegrip van de aanlandingsverplichting. Uit audits door de Commissie en andere initiatieven van het EFCA blijkt een algemeen gebrek aan naleving, die bovendien moeilijk doeltreffend kan worden gecontroleerd met behulp van conventionele middelen. Dit zou kunnen worden verholpen door innovatieve controle-instrumenten op basis van systemen voor elektronische monitoring op afstand (REM) in te zetten, zoals uiteengezet in het voorstel van de Commissie voor een nieuw visserijcontrolesysteem 10 . Daarnaast zijn in januari 2019 nieuwe specifieke controle- en inspectieprogramma's 11 in werking getreden, die betrekking hebben op alle visserijen die onder de aanlandingsverplichting vallen. De Commissie zal nauwgezet blijven toezien op de correcte uitvoering en handhaving van de aanlandingsverplichting door de lidstaten en zal het gebruik van REM-systemen bevorderen 12 .

2.6.Specifieke inspanningen om de situatie in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee te verhelpen

De EU heeft zelf en samen met haar internationale partners veel gedaan om de toestand van de bestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee te verbeteren.

Op EU-niveau wordt in 2019 aanzienlijke vooruitgang verwacht, met de uitvoering van het meerjarenplan voor demersale bestanden in het westelijke deel van de Middellandse Zee en de beoordeling door het WTECV van bestaande nationale beheersplannen, teneinde de naleving van de GVB-doelstellingen te waarborgen.

Op internationaal niveau, heeft de EU, gezien het feit dat het veelal om gedeelde visbestanden gaat, veel gedaan om multilaterale samenwerking te bevorderen in de bevoegde regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's), namelijk de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) en de Internationale Commissie voor de instandhouding van tonijn in de Atlantische Oceaan (ICCAT). Na de goedkeuring van de MedFish4Ever-verklaring (maart 2017) 13 en de Verklaring van Sofia (juni 2018) is er nu een gedetailleerd werkplan voor het herstel van de visbestanden in de Middellandse Zee (in nauwe samenhang met het Verdrag van Barcelona) en van de visbestanden in de Zwarte Zee, ter bescherming van de ecologische en economische rijkdom van de regio en ter stimulering van de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur in de komende tien jaar. Dit wordt aangevuld met het regionaal actieplan voor een duurzame kleinschalige visserij (september 2018) 14 .

In 2018 heeft de GFCM elf door de EU voorgestelde aanbevelingen 15 goedgekeurd. In 2019 zullen die maatregelen verder moeten worden versterkt. De conferentie op hoog niveau in juni in Marokko, waar de balans wordt opgemaakt van de voortgang met de uitvoering van de MedFish4Ever-verklaring, zal hieraan een impuls geven.

De ICCAT heeft het onder leiding van de EU opgestelde plan voor het beheer van blauwvintonijn goedgekeurd, nu het bestand zich, dankzij tien jaar herstelmaatregelen, heeft hersteld. Het plan vergemakkelijkt de toegang van kustvaartuigen (die al meer dan tien jaar niet aan deze visserij mogen deelnemen) en zorgt voor sterkere controlemaatregelen voor een betere traceerbaarheid, met name van levende gekweekte blauwvintonijn. Gezien de alarmerende situatie waarin het bestand zich bevindt, heeft de ICCAT, op verzoek van de EU, een herstelplan voor mediterrane zwaardvis aangenomen, dat tot en met 2031 van toepassing is.

2.7.Internationale oceaangovernance

De vijftig maatregelen op de agenda voor oceaangovernance, die in 2016 is aangenomen 16 , worden uitgevoerd 17 en zijn in sommige gevallen al voltooid.

Belangrijke verwezenlijkingen bij het verbeteren van het kader voor internationale oceaangovernance zijn onder meer de goedkeuring van vrijwillige richtsnoeren van de FAO over het markeren van vistuig (juli 2018) 18 en de ondertekening van de overeenkomst ter voorkoming van ongereglementeerde visserij op volle zee in de Centrale Noordelijke IJszee (oktober 2018) 19 . De EU heeft in deze processen een leidende rol gespeeld.

De EU zet zich bij haar samenwerking met partnerlanden en ROVB's in voor de beginselen van het GVB. Zij heeft een oceaanpartnerschap met China ondertekend (juni 2018) 20 en heeft overeenstemming bereikt over een partnerschap met Canada 21 . In het kader van partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij hebben EU-vloten onder gecontroleerde en duurzame voorwaarden toegang tot externe visgronden in elf partnerlanden. De structurele steun die via deze overeenkomsten wordt verleend, versterkt de visserijgovernance in die landen, onder meer doordat steun gaat naar wetenschappelijke en controlecapaciteit en naar de ambachtelijke visserij. De EU blijft een prominente rol spelen in ROVB's 22 , die een essentieel governance-instrument zijn voor de bevordering van duurzame bestanden en de ecosysteemgerichte benadering, de onderbouwing van gedegen wetenschappelijk advies, het aanmoedigen van de goedkeuring van relevante toezichts-, controle- en bewakingsmaatregelen, de ondersteuning van periodieke prestatiebeoordelingen en de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij). In dit verband zal de Commissie EU-standpunten voorstellen en verdedigen die ervoor zorgen dat het beheer van de betrokken bestanden beantwoordt aan de FMDO-doelstelling.

De Commissie heeft in januari 2019 de in IOO-verband toegekende 'gele kaart' voor Thailand weer ingetrokken, omdat het land zijn visserijgovernance heeft verbeterd in overeenstemming met zijn internationale verplichtingen. In mei 2019 is een IT-systeem (CATCH) in gebruik genomen met het oog op de doeltreffende uitvoering van de vangstcertificeringsregeling in het kader van de IOO-verordening van de EU.

Om iets te doen aan het probleem van zwerfvuil op zee heeft de EU de richtlijn inzake kunststoffen voor eenmalig gebruik en de nieuwe richtlijn inzake havenontvangstvoorzieningen vastgesteld. In dit verband voorziet het Commissievoorstel voor een nieuw visserijcontrolesysteem in de invoering van een EU-breed verplicht digitaal rapportagesysteem dat kan helpen bij het terughalen van verloren vistuig.

3.Voorstellen voor vangstmogelijkheden voor 2020

2020 wordt het eerste jaar waarin alle bestanden overeenkomstig de streefcijfers voor de maximale duurzame opbrengst moeten worden beheerd, zoals is bepaald in de basisverordening 23 . Voor het eerst zullen ook de meeste bestanden waarop de verordening inzake vangstmogelijkheden betrekking heeft, onder een meerjarenplan vallen. Indien het Verenigd Koninkrijk vóór of op 31 oktober 2019, zoals overeengekomen door de Europese Raad 24 , de EU zonder overeenkomst verlaat, zullen de EU en het Verenigd Koninkrijk met elkaar moeten overleggen over het gezamenlijk beheer van de gedeelde bestanden.


3.1.Algemene doelstellingen van de voorstellen voor vangstmogelijkheden voor 2020

Het hoofddoel van de Commissievoorstellen is om uiterlijk in 2020 FMDO te verwezenlijken voor alle bestanden met een FMDO-beoordeling. In de voorstellen zal ook opnieuw worden bekeken hoe de doeltreffende uitvoering van de aanlandingsverplichting kan worden vergemakkelijkt.


Hoewel de slechte toestand van sommige bestanden ook te wijten is aan milieufactoren (zoals vervuiling en aantasting van de waterkwaliteit) die een afzonderlijke aanpak vereisen, blijft het noodzakelijk ook voor die bestanden de visserijdruk te beperken.


3.2.Belangrijke stappen voor de vaststelling van de volgende vangstmogelijkheden

De voorstellen van de Commissie over de vangstmogelijkheden zullen worden gebaseerd op het wetenschappelijk advies van de ICES, dat in verschillende delen wordt uitgebracht. De Commissie is voornemens zo veel mogelijk bestanden op te nemen in haar voorlopige voorstellen. Voor bestanden waarvoor de ICES zijn advies pas laat in het jaar uitbrengt (van oktober tot december), zullen de vangstmogelijkheden in het voorstel voor de Noordzee en de Atlantische Oceaan echter opnieuw worden aangegeven als pro memoria (p.m.).

De Commissie verzoekt de lidstaten en belanghebbenden hun werkzaamheden tijdig te beginnen op basis van het publiekelijk beschikbare wetenschappelijk advies, en dus niet de Commissievoorstellen af te wachten. De belanghebbenden zullen eveneens de mogelijkheid hebben aanbevelingen over vangstmogelijkheden te doen via de respectieve AR's en de lidstaten.

Rekening houdende met de bovengenoemde raadplegingen komt de Commissie met drie voorstellen: één voor de Oostzee (augustus), één voor de Middellandse Zee en de Zwarte Zee (september) en één voor de Atlantische Oceaan en de Noordzee (oktober). De voorstellen zullen worden besproken in afzonderlijke zittingen van de Raad, namelijk in oktober voor de Oostzee en in december voor de twee andere voorstellen.

De gevolgen van de terugtrekking van het VK voor de vaststelling van vangstmogelijkheden zullen in het licht van de meest recente ontwikkelingen worden beoordeeld.

5.

3.3. Vaststelling van vangstmogelijkheden voor verschillende zeebekkens


De vangstmogelijkheden voor bestanden in de Oostzee, de Noordzee en de westelijke wateren zullen worden vastgesteld op basis van de betrokken meerjarenplannen, waarin de FMDO-bandbreedtes worden gedefinieerd en die dus onder bepaalde voorwaarden een mate van flexibiliteit bieden. De ICES wordt verzocht advies uit te brengen aan de hand waarvan de noodzaak en de toepasselijkheid van die flexibiliteit kunnen worden beoordeeld. Het hoogste segment van de FMDO-bandbreedtes kan slechts voor TAC-voorstellen worden gebruikt indien het op basis van wetenschappelijk advies nodig zou blijken vangstmogelijkheden overeenkomstig die FMDO-bandbreedtes vast te stellen om de doelstellingen van het betrokken meerjarenplan te bereiken in het geval van gemengde visserij of om ernstige schade aan een bestand door wisselwerkingen binnen of tussen soorten te vermijden of grote jaarlijkse schommelingen te beperken.

Tegen de achtergrond van de volledige uitvoering van de aanlandingsverplichting is de Commissie voornemens voor de Oostzee, de Noordzee en de westelijke wateren vangstmogelijkheden vast te stellen overeenkomstig het ICES-vangstsadvies, en in voorkomend geval tegelijkertijd de de minimis-toewijzingen of op hoge overlevingskansen gebaseerde toewijzingen daarvan af te trekken.

Om de volledige uitvoering van de aanlandingsverplichting te blijven faciliteren, is het van belang dat alle beschikbare mitigatie-instrumenten worden benut, inclusief ICES-advies over de aanpak van gemengde visserijen, waar van toepassing. In dit verband zal een evaluatie worden gemaakt van de door de lidstaten geboekte vooruitgang met betrekking tot de bijvangstbeperkende maatregelen (waartoe de betrokken lidstaten zich hebben verbonden in het kader van de oplossingen voor de vijf bestanden waarvoor voor 2019 een nul-TAC was geadviseerd).

Voor bestanden met een FMDO-beoordeling waarover met niet-EU-landen overleg wordt gepleegd, zal de Commissie streven naar een overeenkomst die in lijn is met de langetermijnbeheerstrategieën en met het FMDO-advies.


6.

De Commissie zal de vangstmogelijkheden voor bestanden die worden beheerd via ROVB's, vaststellen op basis van de besluiten van deze organisaties.



Volgens het onlangs goedgekeurde meerjarenplan voor het westelijke deel van de Middellandse Zee zal de Raad voor 2020 een maximaal toegestane visserijinspanning vaststellen die 10 % onder het referentiescenario ligt, op basis van de door de lidstaten te verstrekken gegevens. Op basis van het beschikbare wetenschappelijke advies zullen de vangstmogelijkheden voor de Middellandse Zee ook de reeds geldende maatregelen van de GFCM (kleine pelagische soorten en aal) en andere op de jaarvergadering 2019 vast te stellen maatregelen omvatten.


Het resultaat van de onderhandelingen voor de vaststelling van een regionale (in het kader van de GFCM beheerde) permanente quotaregeling voor tarbot in de Zwarte Zee zal in de vangstmogelijkheden worden meegenomen. Voor sprot zal de Commissie opnieuw autonome quota voorstellen.


4.Conclusie

Er wordt onverminderd vooruitgang geboekt met de uitvoering van het GVB: de visserijdruk in het noordelijke deel van de Atlantische Oceaan en aangrenzende gebieden neemt verder af en meer TAC's worden vastgesteld overeenkomstig FMDO. Gezonde visbestanden hebben bijgedragen tot betere economische prestaties: in 2017 heeft de EU-vloot een recordwinst geboekt.


Veel bestanden worden nog steeds overbevist en/of bevinden zich nog steeds buiten veilige biologische grenzen, en het is duidelijk dat alle actoren nog meer inspanningen moeten doen om de GVB-doelstellingen te halen, met name gezien het feit dat 2020 het eerste jaar is waarin alle bestanden met een FMDO-beoordeling op FMDO-niveau moeten worden beheerd.


De situatie in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee blijft zorgwekkend. In het kader van de strategie van de GFCM en de ministeriële verklaring van Sofia van 2018 moeten er meer gezamenlijke inspanningen worden geleverd om de FMDO-doelstelling voor 2020 te bereiken. De Commissie zal nauw samenwerken met alle belanghebbenden om te zorgen voor een snelle uitvoering van het meerjarenplan voor het westelijke deel van de Middellandse Zee.


Het is van het allergrootste belang dat de aanlandingsverplichting doeltreffend wordt gecontroleerd en gehandhaafd. In aansluiting op de inspanningen van de lidstaten zal de Commissie nauw met de medewetgevers blijven samenwerken om zo snel mogelijk een akkoord te bereiken over het voorstel voor een nieuw visserijcontrolesysteem.


Planning van de werkzaamheden 25

WanneerWat
Mei/juni/oktoberBestandsadvies van de ICES
Juni – septemberOpenbare raadpleging over de mededeling
Eind augustusGoedkeuring door de Commissie van de voorstellen voor vangstmogelijkheden voor de Oostzee
Medio septemberGoedkeuring door de Commissie van het voorstel voor vangstmogelijkheden voor de Middellandse Zee en de Zwarte Zee
OktoberRaadszitting over de vangstmogelijkheden voor de Oostzee
Eind oktoberGoedkeuring door de Commissie van het voorstel voor vangstmogelijkheden voor de Atlantische Oceaan en de Noordzee
DecemberRaadszitting over het voorstel voor vangstmogelijkheden voor de Atlantische Oceaan en de Noordzee

Raadszitting over het voorstel voor vangstmogelijkheden voor de Middellandse Zee en de Zwarte Zee


(1) Richtlijn 2008/56/EG (PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19).
(2) Noorwegen, IJsland en de Faeröer.
(3) Dit is een voorlopig resultaat dat de komende jaren wordt onderworpen aan aanvullende wetenschappelijke monitoring (bron: STECF-Adhoc-19-01).
(4) Brutolonen (d.w.z. totale bezoldiging vóór belastingen en andere inhoudingen).
(5) Richtlijn (EU) 2017/159 van de Raad van 19 december 2016 tot uitvoering van de Overeenkomst betreffende de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007.
(6) COM(2019) 157 final.
(7) FAME Support Unit, AT01.2 ad-hoc consultancy Landing Obligation Final Report (AT1.2 5/5), versie 1.0, februari 2018.
(8) Infosys-databank van het EFMZV. Referentieperiode: 1.1.2015 – 31.12.2018.
(9) Unieprioriteit 1: bevordering van een ecologisch duurzame, hulpbronnenefficiënte, innovatieve, concurrerende en op kennis gebaseerde visserij.
(10) COM(2018) 368 final.
(11) Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1986 van de Commissie (PB L 317 van 14.12.2018, blz. 29).
(12) Technical guidelines and specifications for the implementation of REM in EU fisheries, EFCA, 2019, www.efca.europa.eu/sites/default/files/Technical%20guidelines%20and%20specifications%20for%20the%20implementation%20of%20Remote%20Electronic%20Monitoring%20(REM)%20in%20EU%20fisheries.pdf">https://www.efca.europa.eu/sites/default/files/Technical%20guidelines%20and%20specifications%20for%20the%20implementation%20of%20Remote%20Electronic%20Monitoring%20%28REM%29%20in%20EU%20fisheries.pdf .
(13) www.actu-environnement.com/media/pdf">https://www.actu-environnement.com/media/pdf
(14) www.fao.org/gfcm/meetings/ssf2018/rpoassf/en/">www.fao.org/gfcm/meetings/ssf2018/rpoassf/en/
(15) Het gaat om verdere noodmaatregelen voor kleine pelagische soorten in de Adriatische Zee, een meerjarenplan voor aal, twee meerjarenplannen voor diepzeegarnaal in de Ionische Zee en de Levantijnse Zee, en verdere controle- en inspectieplannen die betrekking hebben op het hele Middellandse Zee- en Zwarte Zeegebied.
(16) Gezamenlijke mededeling Internationale oceaangovernance: een agenda voor de toekomst van onze oceanen, SWD(2016) 352 final.
(17) Gezamenlijk verslag Verbeteren van de internationale oceaangovernance – Twee jaar van vooruitgang, JOIN(2019) 4 final.
(18) www.fao.org/3/MX136EN/mx136en.pdf">www.fao.org/3/MX136EN/mx136en.pdf
(19) https://ec.europa.eu/fisheries/eu-and-arctic-partners-enter-historic-agreement-prevent-unregulated-fishing-high-seas-–-frequently_en
(20) Omvat ook samenwerking ter bestrijding van IOO-visserij.
(21) Wordt naar verwachting in de loop van 2019 ondertekend.
(22) De EU, vertegenwoordigd door de Commissie, speelt een actieve rol in zes tonijnorganisaties en in elf niet-tonijnorganisaties, verspreid over alle oceanen.
(23) Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
(24) Voor de bestanden die worden beheerd via ROVB's in EU-wateren en in bepaalde niet-EU-wateren worden de vangstmogelijkheden vastgesteld na de jaarlijkse vergadering van de ROVB's door middel van periodieke herzieningen van de verordening van de Raad tot vaststelling van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de EU-wateren en, voor EU-vissersvaartuigen, in bepaalde wateren buiten de EU van toepassing zijn.