Toelichting bij COM(2019)277 - Bezwaar van de Commissie tegen een verzoek van een lidstaat om te mogen (blijven) afwijken van een artikel van de btw-richtlijn

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 17.6.2019

COM(2019) 277 final

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD

overeenkomstig artikel 395 van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad


1.ACHTERGROND

Overeenkomstig artikel 395 van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (hierna 'de btw-richtlijn' genoemd) kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen. Aangezien deze procedure voorziet in de mogelijkheid om af te wijken van de algemene beginselen van de btw, dienen dergelijke derogaties – overeenkomstig de vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie – een beperkt en proportioneel karakter te hebben.

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 19 november 2018, heeft Litouwen verzocht om machtiging tot toepassing van een maatregel die afwijkt van artikel 193 van de btw-richtlijn. Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van de btw-richtlijn heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 2 april 2019 van het verzoek van Litouwen in kennis gesteld. Bij brief van 3 april 2019 heeft de Commissie Litouwen meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

Overeenkomstig artikel 193 van de btw-richtlijn is de btw in de regel verschuldigd door de belastingplichtige die de goederen levert. De door Litouwen gevraagde derogatie strekt ertoe de belastingplichtige afnemer van de goederen tot voldoening van de btw te verplichten (de zogenaamde verleggingsregeling) voor leveringen van specifieke goederen, namelijk aardolieproducten en additieven, en zodoende fraude te bestrijden.

2.VERLEGGING

Overeenkomstig artikel 193 van de btw-richtlijn is de btw verschuldigd door de belastingplichtige die de goederen levert of diensten verricht. De verleggingsregeling strekt ertoe de verschuldigdheid van de btw bij de belastingplichtige afnemer van de goederen of diensten te leggen.

Er is sprake van ploffraude wanneer ondernemers goederen verkopen of diensten verrichten, de btw van hun afnemers innen en vervolgens verdwijnen, zonder de btw, die zij van hun afnemers hebben geïnd, aan de belastingautoriteiten af te dragen. Bij de meest agressieve variant van deze belastingontduiking worden dezelfde goederen of diensten via een carrouselconstructie (waarbij de goederen of diensten tussen verschillende lidstaten heen en weer reizen) verschillende keren geleverd zonder dat er btw wordt voldaan, terwijl de afnemer tegelijkertijd de btw aftrekt die hij aan zijn leverancier heeft betaald. Door in dergelijke gevallen de afnemer van de goederen of diensten aan te wijzen als degene die tot voldoening van de btw is gehouden, heeft de binnenlandse verleggingsregeling een einde gemaakt aan die mogelijkheid van belastingontduiking.

3.HET VERZOEK

Overeenkomstig artikel 395 van de btw-richtlijn vraagt Litouwen dat de Raad, op voorstel van de Commissie, machtiging zou verlenen tot invoering van een bijzondere maatregel in afwijking van artikel 193 van de btw-richtlijn wat betreft de toepassing van de verleggingsregeling voor binnenlandse leveringen van aardolieproducten (gasolie en benzine), met inbegrip van additieven (vetzuurmethylester (FAME) en bio-ethanol).

Door de afnemer van de goederen of diensten aan te wijzen als degene die tot voldoening van de btw is gehouden, heeft de binnenlandse verleggingsregeling een einde gemaakt aan de mogelijkheid om bepaalde vormen van belastingfraude te plegen, zoals 'ploffraude'.

Litouwen voert aan dat de derogatiemaatregel nodig is om fraude in de sector van aardolieproducten te bestrijden. Deze producten worden van belastingplichtigen in andere lidstaten gekocht en voordat deze aan een detailhandelaar of rechtstreeks aan een consument worden geleverd, vinden er eerst meerdere transacties plaats in de keten tussen ploffers, die geen btw aan de schatkist afdragen. Volgens Litouwen wordt ongeveer 5-6 % van de benzine en gasolie op de Litouwse markt op frauduleuze wijze verhandeld, waardoor de Litouwse overheidsbegroting ongeveer 20 miljoen EUR per jaar misloopt.

4.STANDPUNT VAN DE COMMISSIE

Wanneer de Commissie een verzoek overeenkomstig artikel 395 ontvangt, gaat zij eerst na of dit verzoek voldoet aan de basisvoorwaarden om een dergelijk verzoek in te willigen, dat wil zeggen of de voorgestelde bijzondere maatregel de belastingheffing voor belastingplichtigen en/of de belastingdienst vereenvoudigt dan wel of het voorstel bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking voorkomt. Hierbij is de Commissie altijd restrictief en omzichtig te werk gegaan om te vermijden dat derogaties de werking van het algemene btw-stelsel zouden ondermijnen en om te garanderen dat zij een beperkt toepassingsgebied hebben alsook noodzakelijk en proportioneel zijn 1 .

Daarom mag iedere afwijking van het systeem van gespreide afdrachten slechts in laatste instantie en als een noodmaatregel worden toegepast en moeten waarborgen worden gegeven in verband met het noodzakelijke en uitzonderlijke karakter van de verleende derogatie.

Tegen deze achtergrond zij eraan herinnerd dat het staand beleid van de Commissie is om derogaties in verband met de verleggingsregeling alleen in overweging te nemen wanneer, tegelijkertijd, de goederen in kwestie niet het stadium van het eindverbruik kunnen bereiken, een dubieuze belastingplichtige wordt vervangen door een meer betrouwbare, en er geen gevaar bestaat dat de fraude verschuift naar het niveau van de detailhandel of naar andere lidstaten die geen gebruikmaken van de regeling.

Ten eerste dient te worden opgemerkt dat fraude doorgaans naar een lager gelegen schakel in de toeleveringsketen (detailhandel) verschuift wanneer de verleggingsregeling wordt ingevoerd. Dit komt doordat de detailhandelaar de producten met vrijstelling van btw verkrijgt en, nadat de btw over de daaropvolgende levering in rekening is gebracht, met het van de klant geïnde bedrag aan btw kan verdwijnen. Aangezien er veel meer handelaren actief zijn op het niveau van de detailhandel, zal dit nog moeilijker te controleren zijn.

Ten tweede zij erop gewezen dat benzine en gasolie verbruiksgoederen zijn die bijzonder gevoelig zijn voor prijsveranderingen en consumenten/afnemers bereid zijn de grens over te steken om de beste prijs te krijgen. Aangezien de markt zo gevoelig is, bestaat het risico dat de fraude zich naar de aangrenzende lidstaten verplaatst. De invoering van de verleggingsregeling creëert een prikkel voor oneerlijke handelaren uit aangrenzende lidstaten om benzine met vrijstelling van btw te kopen in Litouwen, die vervolgens in de andere lidstaten kan worden doorverkocht. De aangrenzende lidstaten zullen geen weet hebben van de invoer op hun grondgebied van benzine die deze oneerlijke handelaren met vrijstelling van btw hebben gekocht in een andere lidstaat.

Een derogatie is daarnaast geenszins een langetermijnoplossing en evenmin een vervangmiddel voor passende controlemaatregelen voor de sector en voor belastingplichtigen. Litouwen heeft een aantal controlemaatregelen ingevoerd en enkele daarvan zijn doeltreffend gebleken. Met name zijn de regels voor de handel in aardolieproducten aangescherpt en moeten handelaren over een vergunning beschikken. Er is vastgesteld dat in 2017 71 ondernemingen over een dergelijke groothandelsvergunning beschikten, zodat het voor Litouwen doenbaar moet zijn om dit beperkte aantal handelaren te controleren.

Er kunnen nog andere maatregelen worden overwogen, zoals een betere controle van teruggaafverzoeken, met inbegrip van controles van de bedrijfsruimten, de klant van de ploffer hoofdelijk aansprakelijk houden indien hij wist of had moeten weten dat hij door zijn aankoop deelnam aan een transactie die onderdeel was van btw-fraude, enzovoort.

Tot slot moet worden opgemerkt dat de Commissie in het verleden heeft meegedeeld dat zij voornemens was een verzoek te weigeren van een andere lidstaat die de verleggingsregeling wilde toepassen op dezelfde producten. Deze lidstaat heeft vervolgens besloten zijn verzoek in te trekken.

Rekening houdend met het bovenstaande is de Commissie tot de conclusie gekomen dat een derogatie waarbij de verleggingsregeling mag worden toegepast in de sector van aardolieproducten en additieven, negatieve effecten kan sorteren wat de fraude op het niveau van de detailhandel en in andere lidstaten betreft. Derhalve wordt deze oplossing niet geschikt geacht om de fraudeproblematiek in deze sector aan te pakken.

In plaats daarvan moet een alomvattendere oplossing worden gevonden, die ook adequate controlemaatregelen omvat, waaronder maatregelen om onderzoeken sneller af te handelen en doeltreffender vervolging in te stellen. De Commissie blijft bereid Litouwen de nodige bijstand te verlenen om de problemen met btw-fraude aan te pakken.

5.CONCLUSIE

Op basis van bovenstaande elementen maakt de Commissie bezwaar tegen het verzoek van Litouwen.

(1)

     Zaak C-395/11, BLV Wohn- und Gewerbebau, ECLI:EU:C:2012:799, punt 40.