Toelichting bij COM(2019)299 - Jaarlijks beheers- en prestatieverslag voor de EU-begroting 2018

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 25.6.2019

COM(2019) 299 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE

AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE REKENKAMER

Jaarlijks beheers- en prestatieverslag voor de EU-begroting 2018


Inhoudsopgave

VOORWOORD    3

SAMENVATTING    7

INLEIDING    21


DEEL 1 — PRESTATIES EN RESULTATEN    22

1.Een resultaatgerichte EU-begroting    23

2.Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid (begrotingsonderdeel 1A)    32

3.Economische, sociale en territoriale samenhang (begrotingsonderdeel 1B)    68

4.Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen (begrotingsonderdeel 2)    81

5.Veiligheid en burgerschap (begrotingsonderdeel 3)    97

6.Europa als wereldspeler (begrotingsonderdeel 4)    116

7.Speciale instrumenten    140


DEEL 2 — INTERNE CONTROLE EN FINANCIEEL BEHEER    144

1.De EU-begroting wordt goed beheerd    144

2.De controlesystemen zijn kosteneffectief    149

3.Uit financiële correcties en terugvorderingen blijkt dat de meerjarige controlecyclus de EU-begroting beschermt    160

4.De fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie is geactualiseerd    165

5.Het management biedt redelijke zekerheid en de financiële gevolgen van punten van voorbehoud zijn beperkt    168

6.Zekerheid op basis van de werkzaamheden van de dienst Interne audit    174

7.Samenvatting van de conclusies over de werkzaamheden van het Comité follow-up audit    176

8.Externe controle en kwijting: Leren van het verleden om de toekomst te verbeteren    179

9.Organisatorisch beheer    181


BIJLAGEN    

Voorwoord


Het is mij een genoegen om het Jaarlijks beheers- en prestatieverslag 2018 over de EU-begroting te presenteren. Het verslag geeft een overzicht van de prestaties, het beheer en de bescherming van de EU-begroting. In dit verslag wordt toegelicht hoe de EU-begroting de politieke prioriteiten van de EU ondersteunt en worden zowel de bereikte resultaten als de rol van de Commissie bij het waarborgen van de hoogste normen voor financieel beheer beschreven. Dit verslag maakt deel uit van het pakket geïntegreerde financiële en verantwoordingsverslagen van de Commissie. Met dit verslag, dat een essentieel onderdeel is van ons geavanceerde systeem van financiële verantwoording, komen wij onze verplichtingen uit hoofde van het Financieel Reglement na.


Ondanks haar relatief bescheiden omvang maakt de EU-begroting een groot verschil voor miljoenen Europeanen. Zij vormt een aanvulling op de nationale begrotingen en ondersteunt politieke prioriteiten op gebieden waar zij echte waarde heeft en waar zij op de meest efficiënte wijze resultaten kan opleveren. Mijn leidende principe is dat de EU-begroting gericht moet zijn op gebieden waar zij meer effect kan hebben dan de overheidsuitgaven op nationaal niveau. Zo kan bijvoorbeeld geen enkele lidstaat alleen grote infrastructuur- of onderzoeksprojecten financieren die de vereiste schaalgrootte hebben om te kunnen concurreren met wereldspelers zoals China of de Verenigde Staten. Sommige uitdagingen waarmee de EU wordt geconfronteerd, zijn mondiaal. Terrorisme, georganiseerde misdaad, klimaatverandering, natuurrampen of epidemieën kennen geen grenzen. Deze uitdagingen kunnen het best op pan-Europees niveau worden aangepakt met behulp van de EU-begroting.

De EU-begroting mag dan wel flexibel gebleken zijn, zij is beperkt in omvang. Daarom moet de besluitvorming meer dan ooit op informatie gebaseerd en empirisch onderbouwd zijn, zodat het geld wordt toegewezen waar het het meest nodig is. In dit verslag beschrijven wij de vele manieren waarop de EU-begroting heeft bijgedragen aan de verwezenlijking van onze gemeenschappelijke doelstellingen in 2018.


In 2018 lag de nadruk op het versterken van het economisch herstel door te investeren in belangrijke gebieden die de werkgelegenheid bevorderen. Het Europees Fonds voor strategische investeringen, de Connecting Europe Facility en de Europese structuur- en investeringsfondsen hadden alle een belangrijke rol te spelen in dit proces. Ik nodig u uit om de verhalen achter veel EU-investeringen te ontdekken op het InvestEU-portaal (https://europa.eu/investeu). De begroting van de EU heeft krachtige steun geboden op andere prioritaire gebieden zoals haar alomvattende aanpak van migratie, de veiligheidsunie, grensverleggend onderzoek en het externe optreden van de EU, en heeft ook bij bijgedragen aan de verwezenlijking van transversale beleidsdoelstellingen zoals klimaatactie en biodiversiteit.

In dit verslag worden ook de stappen beschreven die wij nemen om ervoor te zorgen dat de EU-begroting wordt beheerd volgens de hoogste normen van goed financieel beheer. Met dit verslag neemt de Commissie de algemene politieke verantwoordelijkheid voor het beheer van de EU-begroting in 2018.

De Commissie ziet nauwlettend toe op de uitvoering van de EU-begroting op het terrein. Als blijkt dat lidstaten of eindbegunstigden EU-geld onjuist hebben uitgegeven, neemt de Commissie onmiddellijk maatregelen om deze fouten te corrigeren en de middelen indien nodig terug te vorderen. De Commissie schat dat, na correcties en terugvorderingen, het resterende foutenpercentage voor de uitgaven van 2018 lager zal zijn dan 1 %, ver onder de materialiteitsdrempel.

De zeer belangrijke vooruitgang die wij de afgelopen jaren op het gebied van financieel beheer hebben geboekt, werd in 2018 voortgezet. De systemen van de EU om fouten op te sporen en te corrigeren en om fraude te bestrijden zijn volwassen en robuust. Dit is erkend door de Europese Rekenkamer. Wij zullen waakzaam blijven en ervoor blijven zorgen dat de EU-begroting de komende jaren adequaat wordt beschermd. Dit is met name van belang in de context van een steeds uitdagender politiek klimaat. Een consistente en doeltreffende verslaglegging zorgt ervoor dat de EU-uitgaven beter worden verantwoord, en niet alleen met het oog op de strikte naleving van de wetgeving. Ze draagt bij aan de betrokkenheid van burgers en andere belanghebbenden en aan het herstel van hun vertrouwen in de Europese Unie.

2018 was ook het jaar waarin de Commissie haar voorstellen voor het toekomstige meerjarig financieel kader indiende, meer bepaald in mei en juni 2018. Er werd een uitgebreide uitgaventoetsing ( 1 ) georganiseerd, waarbij de prestaties van alle programma's werden geanalyseerd. Mijn aanpak was om de EU-meerwaarde te gebruiken als basiscriterium voor het onderbouwen van alle toekomstige uitgaven, het verhogen van de financiering voor nieuwe prioriteiten, het moderniseren van bestaande programma's, het vereenvoudigen en stroomlijnen, waar mogelijk, en het creëren van een flexibelere begroting van de Unie. Ik ben van mening dat de Commissie een moderne, evenwichtige en realistische begroting heeft voorgesteld voor een unie die beschermt, weerbaarder maakt en verdedigt. Een tijdig akkoord over het toekomstige kader zou een bevestiging zijn van de gezamenlijke inzet van de EU-instellingen om elke euro die via de EU-begroting wordt geïnvesteerd, optimaal te benutten.

Günther H. Oettinger
Commissaris voor Begroting en Personeelszaken


1.

Samenvatting




Samenvatting



Het jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting bevat de recentste informatie over de resultaten die met de EU-begroting zijn bereikt (deel 1) en over de wijze waarop de EU-begroting wordt beheerd en beschermd (deel 2).

Deel 1 is gestructureerd per begrotingsonderdeel. In dit deel wordt toegelicht hoe de financiële programma's van de EU hebben bijgedragen aan de politieke prioriteiten van de EU. De resultaten van de recentste evaluatie van de prestaties van deze programma's zijn ook in dit deel samengevat.

2018 was het vijfde jaar van het huidige meerjarig financieel kader, dat loopt van 2014 tot 2020. Door de late goedkeuring van het meerjarig financieel kader was er aan het begin van de periode sprake van vertragingen. Inmiddels zijn de financiële programma's van de EU volledig operationeel. Zij bieden krachtige en tastbare steun voor de politieke prioriteiten van de EU op verschillende gebieden.

Begrotingsonderdeel 1A — Bevordering van werkgelegenheid, groei en investeringen

Toen de Commissie-Juncker in de nasleep van de economische en financiële crisis aantrad, beloofde zij meer mensen aan het werk te krijgen. Samen met de lidstaten heeft zij die belofte waargemaakt. Met 240,7 miljoen mensen met een baan zijn er meer Europeanen aan het werk dan ooit tevoren. Meer dan 12 miljoen van deze banen zijn sinds het aantreden van deze Commissie gecreëerd. De jeugdwerkloosheid staat op het laagste niveau sinds 2008, hoewel ze in veel delen van de EU nog steeds te hoog is. De EU-begroting heeft een belangrijke rol gespeeld bij deze verwezenlijkingen en blijft een vitale bron van investeringen in heel Europa.

Sinds het aantreden van de Commissie-Juncker zijn meer dan 12 miljoen banen gecreëerd.

De jeugdwerkloosheid is gedaald van 24 % in 2014 tot 14 % in december 2018.

De prioriteit voor de EU-begroting in 2018 was om voort te bouwen op het economisch herstel, met name door een verdere impuls te geven aan investeringen. De investeringen zijn aanzienlijk toegenomen dankzij meer dan 408 miljard euro ( 2 ) aan investeringen in het kader van het Europees Fonds voor strategische investeringen. Dit fonds, dat in 2015 door de Commissie samen met de Europese Investeringsbank Groep( 3 ) werd opgezet, trekt particuliere financiering aan op gebieden als vervoer, energie, gezondheidszorg, kleine en middelgrote ondernemingen en informatie- en communicatietechnologieën. Op deze manier versterkt het het effect van de EU-begroting. De looptijd van het Europees Fonds voor strategische investeringen is verlengd van medio 2018 tot eind 2020 met een nieuwe investeringsdoelstelling van  500 miljard euro ( 4 ). Verwacht wordt dat dit plan zal bijdragen tot het scheppen van naar schatting 1,4 miljoen nieuwe banen tegen 2020 en dat het het bruto binnenlands product van de EU met naar schatting 1,3 % zal doen stijgen. Dankzij deze investeringen hebben nog eens 11 miljoen huishoudens snelle toegang tot internet, gebruiken meer dan 4 miljoen huishoudens energie uit hernieuwbare bronnen en genieten 30 miljoen Europeanen betere gezondheidszorg.

Per 31 december 2018 had het Europees Fonds voor strategische investeringen sinds 2015 in heel Europa meer dan 370 miljard euro aan investeringen gemobiliseerd, wat aanzienlijk meer was dan het oorspronkelijke streefcijfer van 315 miljard euro. Het fonds ligt op schema om het verhoogde streefcijfer van 500 miljard euro voor 2020 te halen.Het Europees Fonds voor strategische investeringen heeft bijgedragen tot de financiering van de bouw van een half miljoen betaalbare woningen, de verbetering van de gezondheidszorg voor 30 miljoen Europeanen, de verbetering van de spoor- en stedelijke infrastructuur voor 95 miljoen passagiers en de ondersteuning van de toegang tot financiering voor meer dan 280 000 kleine en middelgrote ondernemingen.

Strategische investeringen hebben ook de economische groei en het concurrentievermogen gestimuleerd door de financiering van belangrijke vervoers-, energie- of telecommunicatie-infrastructuur. Deze investeringen zijn gericht op gebieden waar de EU een groter effect mogelijk maakt dan overheidsuitgaven op nationaal niveau. De Connecting Europe Facility speelt een belangrijke rol bij de ontwikkeling van dergelijke infrastructuur, die ook het pad effent voor een minder koolstofintensief Europees energienetwerk. In 2018 werd in het kader van deze faciliteit 1,4 miljard euro aan EU-subsidies beschikbaar gesteld, te combineren met financiering uit het Europees Fonds voor strategische investeringen en andere bronnen.

In het kader van de Connecting Europe Facility wordt een nieuwe tunnel onder de 18 km brede Fehmarnbelt, tussen Rødby in Denemarken en Puttgarden in Duitsland, gedeeltelijk gefinancierd. De reistijd van auto's en goederentreinen tussen Kopenhagen en Hamburg zal met ongeveer 1 uur respectievelijk 2 uur worden ingekort.

De EU-begroting levert ook resultaten op dankzij ruimtevaartprogramma's zoals Galileo, Copernicus en Egnos. Geen enkele lidstaat zou op eigen houtje 26 satellieten in een baan om de aarde hebben kunnen brengen, wat wereldwijd 500 miljoen ( 5 ) gebruikers ten goede zal komen tegen eind 2018. In 2018 werden nog eens vier nieuwe Galileo-satellieten gelanceerd voor een betere monitoring van oceanen, land en de atmosfeer. De ruimtesignalen en -gegevens van de EU veranderen ons leven met diensten zoals verbeterde navigatie, precisielandbouw, gewasmonitoring, reactie op natuurrampen, redding van mensenlevens op zee, opsporing en redding van mensen die zijn uitgerust met noodbakens, en monitoring van schepen en olievervuiling.

Eind 2018 maakten 315 luchthavens in bijna alle EU-landen gebruik van de European Geostationary Navigation Overlay Service, die landen in moeilijke weersomstandigheden veiliger maakt en vertragingen en omleidingen voorkomt.
Sinds april 2018 wordt Galileo geïntegreerd in elk nieuw type auto dat in Europa wordt verkocht en ondersteunt het eCall, het systeem voor noodoproepen.Copernicus heeft noodkaarten opgeleverd voor 80 % van de overstromingen in Europa. Dit heeft de nationale hulpdiensten geholpen om een beter overzicht over de situatie te krijgen en om doeltreffender te werken tijdens reddingsoperaties.

2018 was ook het begin van een nieuw hoofdstuk in de Europese defensiesamenwerking met het Europees Defensiefonds. In 2018 werd 40 miljoen euro uitgetrokken voor gezamenlijk onderzoek op het gebied van innovatieve defensietechnologieën en -producten. De Commissie heeft de tweejarige werkprogramma's voor de medefinanciering van projecten voor de ontwikkeling van gezamenlijke defensiecapaciteiten in 2019-2020 met een EU-bijdrage van 500 miljoen euro goedgekeurd.

De EU investeert ( 6 ) 35 miljoen euro in het onderzoeksproject Ocean2020. Bij dit project zijn 42 partners uit 15 EU-lidstaten betrokken om maritieme bewakingsmissies op zee te ondersteunen door drones en onbemande onderzeeërs in vlootoperaties te integreren.

Ondersteuning van baanbrekend onderzoek en innovatie

De EU-begroting is de verbintenis van de EU om baanbrekend onderzoek en innovatie te stimuleren blijven ondersteunen, met de nadruk op grensoverschrijdende samenwerking, industriële relevantie en schaalvoordelen. Horizon 2020, het EU-kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, is het grootste transnationale programma voor onderzoeksfinanciering ter wereld. Het is ook het grootste onderzoeks- en innovatieprogramma van de EU ooit, met een begroting van bijna 80 miljard euro voor een periode van 7 jaar ( 7 ). In 2018 werden voor 10 miljard euro aan oproepen tot het indienen van voorstellen gedaan in het kader van Horizon 2020.

Met behulp van Horizon 2020-financiering heeft het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC) het enige wereldwijde automatische waarschuwingssysteem voor tsunami's ontwikkeld – een systeem dat ook door het JRC wordt beheerd. Het systeem kan snel de geschatte golfhoogte en verplaatsingstijd berekenen en automatisch een waarschuwingsbericht sturen via het www.gdacs.org/">wereldwijde waarschuwings- en coördinatiesysteem GDACS (Global Disaster Alert and Coordination System).

Horizon 2020 biedt een gemeenschappelijk strategisch kader voor financiering van onderzoek en innovatie door de EU. Het is van essentieel belang om ervoor te zorgen dat de EU wetenschap en technologie van wereldklasse blijft voortbrengen. Het helpt belemmeringen voor innovatie weg te nemen en maakt het voor de publieke en private sector gemakkelijker om samen te werken bij het vinden van oplossingen voor grote maatschappelijke uitdagingen. EU-steun voor onderzoek en innovatie stimuleert de samenwerking tussen onderzoeksteams uit verschillende landen en tussen disciplines, wat essentieel is om baanbrekende ontdekkingen te kunnen doen. Het stelt de EU in staat om prioriteiten zoals de Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering ( 8 ) te verwezenlijken. Horizon 2020 heeft rechtstreeks bijgedragen tot de algemene doelstelling om het industriële leiderschap en concurrentievermogen van Europa te versterken. Met Horizon 2020 is de EU er bijzonder goed in geslaagd om innovatie door kleine en middelgrote ondernemingen te stimuleren. De algemene doelstelling van 20 % deelname aan Horizon 2020 is zelfs overtroffen ( 9 ).

De Gemeenschappelijke Onderneming Europese high-performance computing (EuroHPC) ging in november 2018 van start. EuroHPC zal de middelen van de EU en de deelnemende landen bundelen om in Europa een supercomputer- en data-infrastructuur van wereldklasse en een concurrerend innovatie-ecosysteem voor relevante technologieën en toepassingen in Europa op te bouwen.Dankzij onderzoek en gedeeltelijke financiering uit Horizon 2020 in 2018 onderging een 45-jarige vrouw in Zweden een operatie om een permanente robothand te krijgen die ze dagelijks kan gebruiken.

Ondersteuning van jonge Europeanen

De EU-begroting heeft mogelijkheden gecreëerd om in het buitenland te studeren en te reizen en heeft jonge werklozen geholpen om werk te vinden of een opleiding te volgen om hun kansen op het vinden van een baan te vergroten. Elk jaar wordt aan meer dan 3,5 miljoen jongeren die zijn inschreven bij de jongerengarantie een baan, onderwijs, een leerlingplaats of een stageplaats aangeboden.   Sinds 2014 hebben in totaal meer dan 14 miljoen mensen van deze regeling gebruikgemaakt.

Erasmus+ is een van de belangrijkste manieren voor Europeanen om de Europese identiteit in al haar diversiteit te ervaren. In 2018 heeft Erasmus+ ongeveer 800 000 leerkrachten, docenten, opleiders, onderwijspersoneel en jongerenwerkers in staat gesteld om in het buitenland nieuwe vaardigheden te verwerven en hun toekomstige inzetbaarheid op de arbeidsmarkt te vergroten. Het vlaggenschipprogramma heeft blijk gegeven van zijn flexibiliteit met zijn steun voor de oprichting van 'Europese universiteiten' en de virtuele uitwisselingen in het kader van Erasmus+.

Bovendien heeft de Commissie een proefinitiatief gelanceerd, DiscoverEU ( 10 ), dat jongeren van 18 jaar de mogelijkheid biedt om door Europa te reizen, van andere culturen te leren en hun Europese identiteit te verkennen. De Commissie is voornemens DiscoverEU verder te ontwikkelen en heeft het daarom opgenomen in haar voorstellen voor het volgende Eramusprogramma.

Het Europees Solidariteitskorps ( 11 )kreeg zijn eigen regels en begroting en heeft een groot aantal jongeren in staat gesteld om te helpen, verkennen, leren en ontwikkelen, door middel van activiteiten zoals het helpen van sociaal achtergestelden, het zorg dragen voor het milieu of het heropbouwen en hoop geven aan gemeenschappen na een natuurramp.

Sinds de start in 1987 hebben meer dan 10 miljoen mensen aan Erasmus deelgenomen.Tussen juli en oktober 2018 hebben ongeveer 15 000 jongeren de kans gekregen om Europa per spoor te verkennen met een DiscoverEU-reispas. In de aanvraagronde van november 2018 zijn nog eens 14 500 jongeren geselecteerd.
Eind december 2018 hadden zich ongeveer 100 000 jongeren met gemeenschapszin ingeschreven voor het Europees Solidariteitskorps. Bijna 11 000 van hen hadden steun verleend aan personen en gemeenschappen in nood in heel Europa, voornamelijk via vrijwilligerswerk.


De bijdrage van de EU-begroting aan de uitvoering van de jongerengarantie is aanzienlijk geweest door jongeren mogelijkheden te bieden om in het buitenland te studeren en te reizen en door hen te helpen werk te vinden of toegang te krijgen tot een opleiding om hun kansen op het vinden van een baan te vergroten.

Sinds de start ( 12 ) is elk jaar aan meer dan 3,5 miljoen jongeren die zich bij de jongerengarantie hadden ingeschreven een baan, een vervolgopleiding, een leerlingplaats of een stageplaats aangeboden.

Begrotingsonderdeel 1B — Banencreatie, duurzame groei en innovatie stimuleren door middel van het cohesiebeleid

Met een begroting van 352 miljard euro (voor 2014-2020) of bijna een derde van de totale EU-begroting, is het cohesiebeleid erop gericht ongelijkheden te verkleinen en de economische, sociale en territoriale samenhang van de EU te ondersteunen. De aanzienlijke bijdrage van dit beleid blijkt uit de sterke inhaalbeweging van minder ontwikkelde lidstaten en regio's ten opzichte van de rest van de EU op het gebied van productiviteit en bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking. De fondsen ondersteunen rechtstreeks de verwezenlijking van de belangrijkste EU-prioriteiten en de uitvoering van landspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europees semester, en zorgen voor de noodzakelijke investeringsvoorwaarden door de opvolging van de voorwaarden vooraf die voor de programma's voor 2014-2020 zijn vastgesteld.

Verwacht wordt dat 1 euro aan investeringen in het kader van het cohesiebeleid in de periode 2007-2013 tegen 2023 2,74 euro extra bruto binnenlands product zal opleveren. In dezelfde periode werden ongeveer 1,3 miljoen banen gecreëerd.

De EU-begroting is de lidstaten en regio's blijven ondersteunen bij het aanpakken van nieuwe en aanhoudende uitdagingen, zoals het in goede banen leiden van de globalisering, het aanpakken van de werkloosheid, het aanpakken van industriële veranderingen, het omarmen van innovatie en digitalisering, het omscholen van mensen, het beheren van migratie op de lange termijn en het bestrijden van de klimaatverandering, inclusief het bevorderen van de overgang naar een minder koolstofintensieve economie en minder koolstofintensief vervoer.

De EU-investeringen in vervoer waren gericht op het wegnemen van knelpunten door bij te dragen aan het herstel en de verbetering van 7 500 km oude wegen en de aanleg van 3 100 km nieuwe wegen (projecten geselecteerd tot eind 2018).

Dankzij investeringen in het kader van het cohesiebeleid verbruiken openbare gebouwen 5,2 terrawattuur per jaar minder energie dan voorheen. Daarnaast zijn er 748 km nieuwe of verbeterde tram- en metrolijnen en bijna 7 500  km nieuwe of verbeterde spoorlijnen aangelegd.

.
Eind 2017 hadden meer dan 15 miljoen mensen steun gekregen van het Europees Sociaal Fonds om hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten en hun vaardigheden te ontwikkelen, hadden meer dan 1,7 miljoen werklozen een baan gevonden en hadden meer dan 2 miljoen mensen nieuwe kwalificaties verworven.


Begrotingsonderdeel 2 — De EU-begroting draagt bij tot de modernisering van de landbouwsector in de EU met het oog op het waarborgen van veilige, hoogwaardige levensmiddelen en het tot stand brengen van duurzame landbouw en plattelandsontwikkeling

Het gemeenschappelijk landbouwbeleid heeft bijgedragen tot een evenwichtige territoriale ontwikkeling en tot het verkleinen van de inkomenskloof tussen de landbouwsector en andere sectoren; en tussen lidstaten en regio's. Het beleid helpt ook om de vitale voedselproductie in de EU duurzaam te houden. Rechtstreekse betalingen verhogen het inkomen van landbouwers die met een aanzienlijke prijs- en productievolatiliteit worden geconfronteerd en bieden hen relatieve inkomensstabiliteit.

De EU-begroting biedt de nodige middelen voor een veerkrachtige, duurzame en concurrerende landbouw. Ongeveer 6,5 miljoen landbouwers hebben rechtstreekse betalingen ontvangen, waarbij deze steun 38 % van hun landbouwinkomen uitmaakt.

Sinds 2014 heeft het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling bijgedragen tot de modernisering van de landbouwbedrijven van meer dan 51 400 jonge landbouwers, de opleiding van meer dan 1 miljoen deelnemers ondersteund, biologische landbouw op bijna 16 miljoen hectare ondersteund en meer dan 255 miljoen euro in de productie van hernieuwbare energie geïnvesteerd.

Het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij ondersteunt een ecologisch duurzame, hulpbronnenefficiënte, innovatieve, concurrerende en op kennis gebaseerde visserij en aquacultuur. Dankzij deze inspanningen kan de EU een internationale leiderspositie behouden op het gebied van duurzaam beheer van de oceanen.

De EU is wereldwijd koploper op het gebied van duurzaamheids- en klimaatbeleid

In het kader van haar verbintenis om de klimaatverandering tegen te gaan, heeft de EU 32 miljard euro aan uitgaven voor klimaatactie geïntegreerd in alle EU-programma's, met name het cohesiebeleid, het energiebeleid, het vervoersbeleid, het beleid inzake onderzoek en innovatie, het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het ontwikkelingsbeleid van de EU, waardoor de EU-begroting een belangrijke factor in het stimuleren van duurzaamheid is geworden. Dit komt neer op 20,7 % van de begroting voor 2018. De recentste raming is dat deze uitgaven voor de gehele programmeringsperiode 210 miljard euro (19,7 %) zullen bedragen.

Tussen 2014 en 2020 investeren het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds 54,8 miljard euro ( 13 ) voor de realisatie van klimaatgerelateerde doelstellingen. Deze investeringen ondersteunen de omslag naar een koolstofarme economie door de productie en distributie van energie uit hernieuwbare bronnen te stimuleren, energie-efficiëntie te bevorderen, slimme distributiesystemen te implementeren, onderzoek en innovatie op het gebied van koolstofarme technologieën te stimuleren, te investeren in de aanpassing aan de klimaatverandering, investeringen in het aanpakken van specifieke risico's te bevorderen, de rampbestendigheid te waarborgen en systemen voor rampenbeheersing te ontwikkelen;

Door het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds gesteunde projecten maken het voor 875 000 gezinnen mogelijk hun woning te renoveren en daardoor hun energieverbruik te verlagen en sluiten nog eens 3,3 miljoen energieverbruikers aan op slimme netten. De projecten ondersteunden ook investeringen in extra capaciteit voor de productie van hernieuwbare energie (7 670 megawatt).


In 2018 werd in totaal 522 miljoen euro toegewezen aan het LIFE-programma. Via dit programma ondersteunt de EU-begroting milieu- en natuurbehoudsprojecten en klimaatactie. Dit omvat belangrijke investeringen in projecten die het mogelijk maken meer kunststof te hergebruiken. De omzetting van dit afval in hoogwaardige grondstoffen voor de auto-, bouw- en verpakkingsindustrie is een van de manieren waarop LIFE de realisatie van de doelstellingen van de Europese strategie voor kunststoffen in een circulaire economie praktisch ondersteunt.

De door het LIFE-programma gesteunde projecten hebben bijgedragen aan het realiseren van de omslag naar een hulpbronnenefficiënte, circulaire, koolstofarme en klimaatbestendige economie; het tegenhouden en ombuigen van het verlies aan biodiversiteit; het aanpakken van de aantasting van ecosystemen door de kwaliteit van het milieu, met inbegrip van lucht, water en bodem, te verbeteren; en het verbeteren van milieu- en klimaatgovernance op alle niveaus.

Begrotingsonderdeel 3 — De begroting van de EU is een essentieel onderdeel van haar alomvattende aanpak van migratie

De EU-begroting heeft het voortgezette alomvattende Europese antwoord op migratie-uitdagingen en het beheer van de buitengrenzen van de EU ondersteund. In 2018 handhaafde de EU haar alomvattende aanpak van migratie op alle fronten: diepgaandere samenwerking met partnerlanden; beter beheer van de buitengrenzen, en meer doeltreffende en operationele instrumenten om onze grenzen te beschermen en migratie binnen de EU in een geest van solidariteit en verantwoordelijkheid te beheren. Specifieke instrumenten zoals het Fonds voor asiel, migratie en integratie hebben een belangrijke rol gespeeld bij de onmiddellijke aanpak van migratiekwesties, naast gerichte steun van het cohesiebeleid voor de integratie van migranten op langere termijn en de externe instrumenten van de EU. Het werk aan de Europese migratieagenda heeft er positief toe bijgedragen dat veilige, ordelijke en reguliere migratie in de plaats komt van onveilige en ongecontroleerde migratie.

In het kader van de huidige EU-hervestigingsregeling hebben 20 lidstaten zich ertoe verbonden om tegen oktober 2019 meer dan 50 000 personen te hervestigen. Eind 2018 waren al meer dan 24 000 van deze toegezegde plaatsen aangeboden, waardoor personen onderdak in de EU hebben gekregen.

Nadat in 2015 een recordaantal migranten in de EU aankwamen, liggen de aantallen inmiddels weer onder het niveau van vóór de crisis.

Het aantal irreguliere grensoverschrijdingen naar de EU is gedaald tot 150 100 in 2018. Dit is het laagste cijfer in 5 jaar.
Sinds 2015 zijn er meer legale migratiekanalen naar de EU voor mensen die internationale bescherming nodig hebben. De hervestigingsprogramma's van de EU hebben bijna 50 000 mensen veilige en legale migratiemogelijkheden geboden (per 31 december 2018).


De verklaring EU-Turkije van 2016 en de Faciliteit voor vluchtelingen in Turkije blijven van het allergrootste belang voor het beperken van het aantal irreguliere en gevaarlijke oversteken van het Turkse vasteland naar de Griekse eilanden, voor het redden van levens op zee en voor het bevorderen van de hervestiging van Syriërs die internationale bescherming behoeven. De EU heeft Turkije gesteund bij zijn inspanningen om onderdak en steun te bieden aan meer dan 4 miljoen geregistreerde Syrische vluchtelingen. Eind 2018 had de humanitaire hulp 1,5 miljoen van de meest kwetsbare vluchtelingen geholpen via het sociale vangnet voor noodgevallen, een vangnetregeling die voorziet in sociale bijstand, en meer dan 410 000 leerlingen geholpen om naar school te gaan (in het kader van het Conditional Cash Transfer for Education Programme, een programma waarbij ouders geld krijgen op voorwaarde dat hun kinderen naar school gaan). Nog eens 600 000 kinderen kregen hulp bij hun integratie in het Turkse onderwijssysteem. Dankzij de Faciliteit voor vluchtelingen in Turkije zijn 136 nieuwe scholen gebouwd, gaan 410 000 vluchtelingenkinderen nu naar school en volgen 60 000 leerlingen inhaallessen. Inmiddels zijn 178 gezondheidscentra operationeel, is ondersteuning verleend bij vier miljoen consulten in de eerstelijnsgezondheidszorg en zijn 650 000 kindvluchtelingen gevaccineerd ( 14 ).

Evenals in Turkije heeft de EU aanzienlijke humanitaire steun verleend aan mensen die in Syrië zelf ontheemd zijn geraakt en aan vluchtelingen en gastgemeenschappen in Jordanië en Libanon; ook heeft zij hulp geboden in Irak en Egypte. In 2018 heeft het Regionaal Trustfonds van de Europese Unie in respons op de Syrische crisis in totaal ongeveer 2 miljoen Syrische vluchtelingen en gastgemeenschappen gesteund.

Het Europees Grens- en kustwachtagentschap, dat met zijn uitgebreide mandaat uit de EU-begroting wordt gefinancierd, heeft zijn aanwezigheid aan de buitengrenzen van de EU aanzienlijk versterkt. Het doel is de lidstaten te ondersteunen bij het beheer van hun grenzen en het gezamenlijk uitvoeren van een geïntegreerd grensbeheer op EU-niveau.

In 2018 heeft de Europese grens- en kustwacht in totaal ongeveer 11 000 grenswachters ingezet om de lidstaten in de voorste linie bij te staan. Dit heeft het mogelijk gemaakt om 37 000 migranten te redden, bijna 1 200 mensensmokkelaars op te pakken en de terugkeer van bijna 14 000 migranten te coördineren/organiseren. Daarnaast heeft het Fonds voor asiel, migratie en integratie de vrijwillige terugkeer van bijna 39 500 personen ( 15 ) mogelijk gemaakt.

De EU-begroting blijft ertoe bijdragen dat de EU een veiligere plaats om te leven en te werken wordt

De veiligheidsrisico's zijn in Europa toegenomen en gediversifieerd. Zij doen zich voor in de vorm van terroristische aanslagen, nieuwe soorten georganiseerde misdaad en cybercriminaliteit. Om het publiek tegen deze bedreigingen te beschermen, heeft de EU financiële middelen ter beschikking gesteld en samenwerking ondersteund, bijvoorbeeld om het witwassen van geld te bestrijden, namaakproducten te onderscheppen en in beslag te nemen en desinformatiecampagnes te bestrijden.

De Connecting Europe Facility heeft een platform voor vrijwillige samenwerking opgericht om de paraatheid voor en reactie op cyberaanvallen te versterken. Op die manier draagt de EU bij tot een EU-brede oplossing voor een grensoverschrijdende bedreiging.


De EU heeft zich binnen haar grenzen solidair getoond door inspanningen op het gebied van noodhulp te coördineren en te financieren, waarbij steun is verleend aan landbouwers die te kampen hadden met droogte of aan werknemers die getroffen waren door een grootschalige bedrijfsherstructurering. In het licht van de moeilijkheden die landbouwers tijdens de zomerdroogte hebben ondervonden, werden hogere vooruitbetalingen verstrekt om hen te helpen hun dieren te voederen.

In 2018 werd 4,5 miljoen euro uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering uitgetrokken om 730 ontslagen werknemers in de Portugese kledingsector te helpen.Sinds 2003 was de EU betrokken bij 163 officiële missies en heeft zij 560 deskundigen ingezet om mensen over de hele wereld te beschermen. In 2018 heeft de EU haar grootste civiele-beschermingsoperatie ooit opgezet om Zweden te helpen bij de bestrijding van bosbranden: meer dan 360 brandweerlieden, zeven vliegtuigen, zes helikopters en 67 voertuigen werden ingezet.


Begrotingsonderdeel 4 — De EU-begroting heeft de EU geholpen een sterkere speler op het wereldtoneel te worden

De EU-begroting heeft de Unie in staat gesteld zich te blijven richten op investeringen in de duurzaamheid en weerbaarheid van haar partners, met name via het Europees nabuurschapsinstrument en het instrument voor pretoetredingssteun. De EU helpt buurlanden om stabiele democratische instellingen verder te ontwikkelen en tegelijkertijd welvarender te worden. Dit heeft bijgedragen aan het creëren van stabiliteit aan de grenzen van Europa.

In 2018 heeft de EU ook leiding en ondersteuning geboden bij de nucleaire overeenkomst met Iran ( 16 ), de Klimaatovereenkomst van Parijs, de VN-doelstellingen voor duurzame ontwikkeling, nieuwe handelsovereenkomsten met een sterke component duurzame ontwikkeling, samenwerking met de Afrikaanse Unie ( 17 ) en betrekkingen met de Verenigde Naties.

Samen met haar lidstaten is de EU de grootste donor van humanitaire hulp ter wereld. Zo verleent de EU levensreddende steun bij natuurrampen en door de mens veroorzaakte conflicten in de hele wereld.

In 2018 werd meer dan 1,4 miljard euro uitgegeven aan humanitaire hulp in meer dan 90 landen. Een aanzienlijk deel ging naar steun aan door conflicten getroffen bevolkingsgroepen in Syrië en vluchtelingen in de buurlanden.In 2018 werd nog eens 15 miljoen euro vastgelegd om de noodzakelijke voorwaarden te helpen creëren voor de vrijwillige, veilige en waardige terugkeer van Rohingya-vluchtelingen die vanuit Myanmar/Birma naar Bangladesh waren gevlucht ( 18 ).

Verschillende instrumenten op het gebied van ontwikkelingssamenwerking ondersteunen de EU bij haar verbintenis om de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling te verwezenlijken in overeenstemming met de Europese consensus inzake ontwikkeling ( 19 ). De EU streeft ernaar de middelen te richten op de meest behoeftige landen. Zij heeft ook een paradigmaverschuiving in de betrekkingen tussen de EU en Afrika voorgesteld om te komen tot een oprecht en eerlijk partnerschap met focus op wederzijdse economische belangen en volledig in overeenstemming met de Agenda 2063 van Afrika ( 20 ) en vlaggenschipinitiatieven zoals de vrijhandelsruimte op het Afrikaanse continent.

Als onderdeel van het plan voor externe investeringen voor Europa heeft de EU-begroting in 2018 steun verleend voor het mobiliseren van financiële middelen in Afrika en de Europese nabuurschap ( 21 ). Daartoe wordt het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling gebruikt om meer particuliere investeringen aan te trekken. In 2018 heeft de Commissie de eerste garantieovereenkomst ondertekend (Nasira-risicodelingsfaciliteit). Deze EU-overeenkomst van maximaal 75 miljoen euro zal naar verwachting investeringen mobiliseren voor ondernemers in Afrika bezuiden de Sahara en de Europese nabuurschap. Verwacht wordt dat zij zal bijdragen tot het scheppen van 800 000 banen en ten goede zal komen aan degenen die moeite hebben om toegang te krijgen tot betaalbare leningen, zoals intern ontheemden, vluchtelingen, terugkeerders, vrouwen en jongeren.

De Commissie geeft de hoogste prioriteit aan een goed beheer van de EU-begroting en aan de bescherming ervan tegen fouten en fraude

De Commissie streeft ernaar om de hoogste normen voor financieel beheer te bereiken in termen van effectiviteit, efficiëntie en kosteneffectiviteit. Ook wordt getracht ervoor te zorgen dat audits en controles ("controles")  kosteneffectief zijn. Hierop wordt gefocust in deel 2 van dit verslag.

De Commissie is verantwoordelijk voor de correcte besteding van EU-middelen, ongeacht of die middelen rechtstreeks door de diensten van de Commissie dan wel door uitvoerende partners worden besteed. 71 % van de uitgaven wordt in gedeeld beheer met autoriteiten van de lidstaten verricht en 8 % via uitvoerende entiteiten in indirect beheer.

Om zich van haar verantwoordelijkheden te kwijten, heeft de Commissie een doeltreffend zekerheids- en verantwoordingsmodel ingevoerd, alsmede een solide interne-controlekader. Binnen dit kader nemen de diensten van de Commissie – eventueel in samenwerking met lidstaten en uitvoerende entiteiten (op basis van hun verplichtingen om de EU-begroting te beschermen) – maatregelen om fouten, onregelmatigheden en fraude te voorkomen; en als deze zich voordoen, nemen zij maatregelen om de situatie te verhelpen. Daarnaast is het Europees Bureau voor fraudebestrijding gemachtigd om onafhankelijk onderzoek te doen naar fraude en corruptie waarbij EU-middelen betrokken zijn en om EU-beleid ter bestrijding van fraude te ontwikkelen.

In 2018 is ook het nieuwe Financieel Reglement aangenomen, dat met name de financiële regels voor begunstigden aanzienlijk vereenvoudigt.

Het risico voor de wettigheid en regelmatigheid van financiële verrichtingen is kleiner dan 2 %

De Commissie streeft ernaar om het risicobedrag bij betaling waaraan de ontvangsten en uitgaven van de EU onderhevig zijn en dat wordt geschat nadat preventieve controles hebben plaatsgevonden maar voordat corrigerende maatregelen zijn toegepast, onder de 2 % te houden – een doelstelling die de Commissie in 2018 opnieuw heeft bereikt. Over het geheel genomen wordt het 'risicobedrag bij betaling' geschat op 1,7 % van de totale relevante uitgaven in 2018. Diensten ondernemen actie voor die segmenten waarvoor het risicobedrag bij betaling groter is dan 2 %.

Het meerjarige karakter van de financiële programma's van de EU maakt het mogelijk om fouten te corrigeren, zelfs jaren nadat de betalingen zijn verricht, totdat de programma's worden afgesloten. De diensten hebben de totale toekomstige correcties geschat op 0,9 % van de totale relevante uitgaven in 2018.

In 2018 heeft de Commissie 3,2 miljard euro effectief teruggevorderd. Deze financiële correcties en terugvorderingen zijn essentiële preventieve en corrigerende maatregelen ter bescherming van de EU-begroting.

Het doel van de Commissie bij het beheer van de EU-begroting is ervoor te zorgen dat, nadat een programma is afgesloten en alle verificaties zijn uitgevoerd, het resterende 'risicobedrag bij afsluiting' zeer laag is. Over het geheel genomen schat de Commissie dit bedrag op slechts 0,8 % van de totale relevante uitgaven in 2018 – dat wil zeggen minder dan 1 %.

In 2018 heeft de Europese Rekenkamer voor het tweede jaar op rij een oordeel met beperking in plaats van een negatief oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van betalingen in het kader van de EU-begroting 2017 afgegeven. Dit bevestigt dat er aanzienlijke vooruitgang is geboekt en dat een aanzienlijk deel van de EU-begroting gezond is bevonden.

Intensivering van de fraudebestrijding

De Commissie voert sinds lang een kordaat nultolerantiebeleid ten aanzien van fraude. De herziene en versterkte fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie biedt een solide beleidskader voor de preventie, de opsporing, het onderzoek en de reactie op fraude en draagt bij tot de goede werking van de diensten van de Commissie bij de bescherming van de financiële belangen van de EU. De herziene fraudebestrijdingsstrategie zal er mee voor zorgen dat de diensten van de Commissie volledig zijn voorbereid op de uitvoering van het meerjarig financieel kader 2021-2027.

In de nieuwe strategie is rekening gehouden met belangrijke ontwikkelingen in de fraudebestrijdingswetgeving van de EU (zoals de instelling van het Europees Openbaar Ministerie) en met recente bevindingen van de Europese Rekenkamer over het beheer van frauderisico's bij EU-uitgaven. De goedkeuring van de herziene strategie zal de fraudebestrijding verder verbeteren.

De voorstellen voor de nieuwe financiële programma's zijn ook onderworpen aan fraudegevoeligheidstests door het Europees Bureau voor fraudebestrijding. Het nieuwe Financieel Reglement van 2018 heeft de behandeling van belangenconflicten versterkt en de Commissie heeft belangrijke voorstellen gedaan om de EU-begroting te beschermen tegen algemene tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat in de lidstaten, onder meer de voortzetting van EU-betalingen afhankelijk stellen van de naleving van de beginselen van de rechtsstaat. Het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting is verder verbeterd. Deze maatregelen zullen de EU-begroting de komende jaren nog beter beschermen.

Het management biedt redelijke zekerheid en de Commissie neemt de politieke verantwoordelijkheid voor het beheer van de EU-begroting op zich

Op basis van de bouwstenen voor hun betrouwbaarheidsverklaring verklaarde elk van de gedelegeerde ordonnateurs redelijke zekerheid te hebben dat  i de informatie in hun jaarlijkse activiteitenverslag een getrouw beeld geeft;  i de voor hun activiteiten toegewezen middelen voor het beoogde doel zijn gebruikt en  i de bestaande controleprocedures de nodige garanties bieden betreffende de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen – zo nodig met een of meer punten van voorbehoud voor volledige transparantie en verdere actie.

Er zijn 40 punten van voorbehoud gemaakt – twee meer dan vorig jaar. Voor elk punt van voorbehoud is een actieplan opgesteld om de onderliggende tekortkomingen aan te pakken en de daaraan verbonden risico's te beperken. De helft van de punten van voorbehoud heeft betrekking op oude programma's voor 2007-2013 en hebben zeer beperkte financiële gevolgen.

Op basis van de betrouwbaarheidsverklaringen van de gedelegeerd ordonnateurs van de Commissie neemt het college van commissarissen de politieke verantwoordelijkheid voor het beheer van de EU-begroting.

Een nieuwe langetermijnbegroting voor een EU die ons beschermt, sterker maakt en verdedigt

Parallel aan de uitvoering van de begroting was 2018 ook het jaar waarin het startschot werd gegeven voor het proces dat moet uitmonden in een nieuw meerjarig financieel kader voor de Europese Unie. In mei 2018 heeft de Commissie haar voorstellen voor een nieuwe, moderne langetermijnbegroting voor de EU voor de periode 2021-2027 ingediend. 

De voorstellen zijn bedoeld om uitvoering te geven aan de politieke prioriteiten die leiders in Bratislava en Rome zijn overeengekomen. In het kader van deze voorstellen zou de financiering worden opgevoerd op een aantal gebieden die van vitaal belang zijn voor de toekomst van Europa, waaronder het gecoördineerde Europese antwoord op de uitdagingen van migratie, de strijd tegen terrorisme en georganiseerde misdaad, digitale transformatie, klimaatactie, programma's voor jongeren en onderzoek en innovatie, terwijl er tegelijkertijd voor wordt gezorgd dat het traditionele beleid ter ondersteuning van de belangrijkste doelstelling van de Unie, namelijk solidariteit, wordt gemoderniseerd en dat de financiering voor alle lidstaten en regio's in het kader van het cohesiebeleid op een zinvol niveau blijft.

De voorstellen van de Commissie zijn gebaseerd op een uitgaventoetsing, een uitgebreide beoordeling van de lessen die zijn getrokken uit de huidige en vorige programma's. Dit heeft de Commissie in staat gesteld om essentiële moderniseringen voor te stellen:

·de sterke klemtoon op Europese meerwaarde en de noodzaak om adequate steun te verlenen voor nieuwe en dringende prioriteiten zoals onderzoek en innovatie, de digitale economie, jongeren, migratie en grensbeheer, veiligheid, defensie en extern optreden; en een sterkere nadruk op duurzaamheid, met inbegrip van een ambitieuzere doelstelling voor klimaatmainstreaming;

·de gestroomlijnde en transparantere structuur van de toekomstige begroting;

·het drastisch snoeien in het aantal programma's en het ontwikkelen van nieuwe geïntegreerde programma's op gebieden als investeren in mensen, de eengemaakte markt, strategische investeringen, rechten en waarden en extern optreden, en de grotere nadruk op synergieën tussen instrumenten;

·de vereenvoudiging van financieringsregels om de administratieve rompslomp voor begunstigden en beheersautoriteiten te verlichten, en een grotere prestatie- en resultaatgerichtheid; en

·een flexibelere begroting om snel te kunnen reageren in een snel veranderende wereld.


In de Eurogroep is overeenstemming bereikt over de kenmerken van een begrotingsinstrument voor convergentie en concurrentievermogen voor de eurozone. Dit zal de cohesie binnen de Unie bevorderen door de veerkracht van de economische en monetaire unie te versterken. Ook wordt algemeen aanvaard dat het nieuwe mechanisme om ervoor te zorgen dat algemene tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat de begroting niet in gevaar brengen, een essentieel onderdeel van een akkoord over het toekomstige meerjarig financieel kader zal vormen. Er is ook voortgang gemaakt met de behandeling van de voorstellen van de Commissie om de ontvangstenzijde van de EU-begroting te moderniseren. Het bereiken van een akkoord over het toekomstige kader is een hoge prioriteit voor de komende maanden, terwijl tegelijkertijd verder wordt gewerkt aan het maximaliseren van de bijdrage van de huidige financiële programma's aan de welvaart en veiligheid van de EU.

Versterking van de corporate governance van de Commissie

In november 2018 heeft de Commissie een reeks gerichte maatregelen goedgekeurd om de corporate governance te versterken. Deze hervorming versterkt haar gevestigde en doeltreffende model van financiële verantwoording, dat gebaseerd is op een duidelijke verdeling van de verantwoordelijkheid tussen politieke, institutionele en dienstenniveaus. De kern van deze hervorming is een rationalisering van corporate-governanceorganen onder het algemene gezag van de bestuursraad op hoog niveau, voorgezeten door de secretaris-generaal. De bestuursraad zal toezicht houden en strategische sturing geven op gebieden als personeelstoewijzing, risicobeheer, strategische planning en programmering, gegevensbescherming, veiligheid en bedrijfscontinuïteit, institutionele communicatie en fraudebestrijdingsbeleid. Deze hervorming vereenvoudigt ook de governance van informatietechnologie en het beveiligingslandschap, versterkt het beheer van institutionele risico's en verduidelijkt de rol van het Comité follow-up audit.

JAARLIJKS

BEHEERS- EN

PRESTATIEVERSLAG 2018


Inleiding



Het jaarlijkse beheers- en prestatieverslag 2018 over de EU-begroting is de belangrijkste bijdrage van de Commissie aan de jaarlijkse kwijtingsprocedure ( 22 ) waarbij het Europees Parlement en de Raad de uitvoering van de EU-begroting onder de loep nemen. De Commissie hecht veel belang aan een verantwoord en correct beheer van de EU-begroting en aan samenwerking met alle betrokken partijen om ervoor te zorgen dat de begroting tastbare resultaten op het terrein oplevert.

Het verslag geeft een overzicht van de recentste informatie over de uitvoering van de begroting. Het bevat ook gedetailleerde verslagen over kwesties die verband houden met het beheer en de bescherming van de EU-begroting. Dit verslag bestaat uit de volgende twee delen.

In deel 1 wordt met voorbeelden beschreven hoe de EU-begroting de politieke prioriteiten van de EU ondersteunt. Het bevat de recentste beschikbare gegevens over de resultaten die tot eind 2018 zijn bereikt. Dit verslag is gebaseerd op informatie uit de jaarlijkse activiteitenverslagen van alle diensten van de Commissie voor 2018 en op andere bronnen zoals programmaoverzichten, evaluatieverslagen, studies en uitvoeringsverslagen over EU-programma's. De centrale vraag in dit deel is of de EU-begroting zo goed mogelijk wordt gebruikt om tastbare resultaten te boeken voor alle Europeanen. De Commissie kan dit niet in haar eentje garanderen – het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid met de lidstaten, regio's, niet-gouvernementele organisaties, begunstigden en iedereen die betrokken is bij de uitvoering van de EU-begroting. Dit deel bevat de evaluatie ( 23 ) van de financiën van de EU op basis van de bereikte resultaten. Nadere informatie over de prestaties is beschikbaar in de programmaoverzichten en het overzicht van de prestaties van de programma's dat samen met de jaarlijkse ontwerpbegroting door de Commissie wordt gepubliceerd.

In deel 2 wordt verslag uitgebracht over de ontwikkelingen op het gebied van interne controle, financieel beheer en de bescherming van de EU-begroting. Dit deel is ook gebaseerd op de jaarlijkse activiteitenverslagen die door elke dienst van de Commissie worden opgesteld en waarin de interne-controleomgeving en daarmee verband houdende kwesties in detail worden beschreven. Wanneer zich in de loop van het jaar problemen voordeden, wordt in het verslag beschreven hoe de diensten van de Commissie deze hebben aangepakt. In dit deel wordt een samenvatting gegeven van de informatie over:

·de beheersing van risico's in verband met wettigheid en regelmatigheid;

·het beheer van de kosteneffectiviteit van controles en herziening van fraudebestrijdingsstrategieën;

·de bescherming van de EU-begroting; en

·de aan het college van commissarissen verstrekte betrouwbaarheidsverklaring.

De van alle diensten ontvangen betrouwbaarheidsverklaring en de via interne controles verkregen zekerheid vormen de basis voor de algemene conclusie van het verslag. Deze conclusie stelt de Commissie in staat om met de goedkeuring van het verslag de algemene politieke verantwoordelijkheid voor het beheer van de EU-begroting 2018 op zich te nemen.

Het jaarlijkse beheers- en prestatieverslag 2018 over de EU-begroting maakt deel uit van het bredere pakket van geïntegreerde financiële en verantwoordingsverslagen ( 24 ). Dit omvat ook de jaarrekening ( 25 ), een langetermijnprognose van toekomstige in- en uitstromen ( 26 ) voor de komende vijf jaar, het verslag over interne controles ( 27 ) en het verslag over de follow-up ( 28 ) van de kwijting.

Deel 1
Prestaties en resultaten

Het is voor de Commissie van essentieel belang dat elke uitgegeven euro een meerwaarde oplevert. Voorzitter Juncker zette de toon aan het begin van zijn mandaat: "Het is niet genoeg om geld verstandig te besteden. We moeten meer doen met minder. We moeten het meeste uit de begroting halen en geld slim besteden. […] De mensen willen resultaten zien. Ook willen ze weten hoe we hun belastinggeld besteden." ( 29 )

De EU-begroting is gericht op gebieden waar het bundelen van middelen om gemeenschappelijke uitdagingen voor alle Europeanen aan te pakken resultaten kan opleveren die niet zo effectief of efficiënt door de lidstaten afzonderlijk kunnen worden bereikt. Dit geldt voor uiteenlopende gebieden zoals grensoverschrijdende infrastructuur, beheer van de buitengrenzen, grootschalige ruimtevaartprojecten en pan-Europees onderzoek. De nadruk op EU-meerwaarde staat centraal in de voorstellen van de Commissie voor het meerjarig financieel kader 2021-2027.

Dit deel begint met een overzicht van de EU-begroting en het prestatiekader voor de EU-begroting. Daarna volgt een samenvatting van de wijze waarop de huidige en toekomstige langetermijnbegroting bijdraagt aan de politieke agenda voor de EU die door leiders in Bratislava, Rome en Sibiu is opgesteld, alsmede aan internationale prioriteiten zoals klimaatdoelstellingen en de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen van de VN.

Vervolgens wordt in dit deel de recentste informatie gepresenteerd over de resultaten die tot eind 2018 met de EU-begroting zijn bereikt. Deze informatie is opgebouwd rond de rubrieken van het huidige meerjarig financieel kader. In het verslag wordt ook beschreven hoe deze programma's bijdragen aan de politieke prioriteiten van de Commissie-Juncker. Het soort gegevens dat wordt gerapporteerd, hangt af van het maturiteitsniveau van de programma's, variërend van inputgegevens tot de resultaten van uitgaven vanaf het begin van deze periode. Er zijn nog geen eindevaluaties van het effect van de programma's beschikbaar, zodat definitieve verslaglegging pas later mogelijk zal zijn. Het verslag heeft betrekking op gebieden waar de prestaties onder de verwachtingen zijn gebleven of waar bij evaluaties en controles tekortkomingen in de opzet van de programma's zijn vastgesteld. Deze informatie wordt gebruikt ter onderbouwing van uitvoeringsbesluiten over de huidige financiële programma's en ter informatie van de wetgevers die de toekomstige langetermijnbegroting vormgeven.

Een resultaatgerichte EU-begroting

De EU-begroting

De EU-begroting is een belangrijk instrument voor de uitvoering van Europees beleid en Europese prioriteiten. In tegenstelling tot nationale begrotingen is de EU-begroting vooral gericht op de ondersteuning van strategische investeringen op middellange tot langere termijn en op het gebruik van de hefboomwerking ervan als katalysator voor investeringen uit andere publieke en private bronnen. Ze vormt een aanvulling op nationale begrotingen om gemeenschappelijke uitdagingen waarmee de lidstaten worden geconfronteerd aan te pakken en kansen te creëren voor de EU als geheel. De financiële programma's van de EU worden beheerd ofwel rechtstreeks door de Commissie, bijvoorbeeld op het gebied van onderzoek, ofwel samen met de lidstaten (gedeeld beheer), zoals in het geval van cohesiebeleid. Ongeveer twee derde van de EU-begroting wordt in gedeeld beheer beheerd.

De EU gebruikt innovatieve financiële instrumenten als een slimme manier om haar begrotingsmiddelen in te zetten. Innovatieve financiële instrumenten trekken financiering van andere publieke of private investeerders aan voor economisch levensvatbare projecten in gebieden waar er sprake is van marktfalen of een tekort aan investeringen. Voorbeelden hiervan zijn sectoren met een hoge economische groei of innovatieve bedrijfsactiviteiten. Het feit dat de EU risicokapitaal in een bepaald fonds investeert of een deel van het aan een bepaald soort projecten verbonden risico dekt, kan een geruststeling zijn voor andere investeerders en hen aanmoedigen om als medefinancier op te treden. De leninggarantiefaciliteit en de eigenvermogensfaciliteit voor groei in het kader van het programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen zijn goede voorbeelden van dergelijke financiële instrumenten. Financiële instrumenten worden ook gebruikt in het kader van andere EU-programma's, zoals Horizon 2020, het programma van de Europese Unie voor werkgelegenheid en sociale innovatie, het programma Creatief Europa en de Connecting Europe Facility, en in het kader van programma's voor extern beleid van de EU.

Het prestatiekader voor de EU-begroting

Een robuust prestatiekader voor de EU-begroting is een eerste vereiste voor resultaatgerichte en goed beheerde EU-programma's. Voor het meerjarig financieel kader 2014-2020 zijn prestatiekaders als een nieuw verplicht element opgenomen in de rechtsgrondslag van alle financiële programma's. Dit heeft geresulteerd in een grotere resultaatgerichtheid in de hele begroting. Deze kaders omvatten de vaststelling van duidelijke en meetbare doelstellingen en indicatoren alsmede de nodige regelingen voor monitoring, rapportage en evaluatie.

De indicatoren in deze kaders vormen samen met andere bronnen van kwalitatieve en kwantitatieve prestatie-informatie, zoals evaluaties, een solide basis voor de beoordeling van de prestaties van programma's alsmede de vooruitgang bij de verwezenlijking van de overeengekomen doelstellingen. Ze helpen ook bij het anticiperen op problemen bij de uitvoering van programma's en het oplossen ervan wanneer deze problemen zich voordoen.

Gedurende de eerste jaren waarin een programma wordt uitgevoerd, wordt prestatie-informatie gebaseerd op inputs (d.w.z. de financiële toewijzing aan een bepaald programma) en daarna geleidelijk aan op outputs (d.w.z. de directe verwachte resultaten van een bepaald project). Dit soort informatie geeft een goede eerste indicatie van hoe en waaraan de EU-begroting wordt besteed. Naarmate een programma wordt uitgevoerd, zal informatie over de resultaten en in mindere mate over het effect van uitgaven op langere termijn beschikbaar komen.

Om de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF) prestatiegerichter te maken, is voorzien in een mechanisme met een prestatiereserve. Deze reserve wordt in 2019 vrijgegeven voor programma's waarvan de vooraf vastgestelde mijlpalen eind 2018 werden bereikt. In het geval van programma's en prioriteiten waarvan de mijlpalen niet werden bereikt, worden de middelen opnieuw toegewezen aan andere prioriteiten.

Naast het prestatiekader dragen controles door interne en externe auditors ook bij aan de verbetering van de prestaties van programma's alsmede de efficiëntie en effectiviteit van de activiteiten, beheersystemen en procedures van de organen en instellingen die EU-middelen beheren. De auditwerkzaamheden hebben de Commissie ook geholpen om de kwaliteit van haar prestatieverslagen te verbeteren. Recente aanbevelingen van de Europese Rekenkamer hebben geleid tot een evenwichtigere verslaggeving in de jaarlijkse activiteitenverslagen, met meer aandacht voor de uitdagingen die zich voordoen, meer nadruk op de betrouwbaarheid en kwaliteit van gegevens en een duidelijkere uitleg over de wijze waarop gegevens over prestaties zijn gebruikt om de prestaties te verbeteren.

Voorstellen voor een nieuwe, moderne en gerichte langetermijnbegroting die nauw aansluit bij de politieke prioriteiten

De diensten van de Commissie hebben in 2017 en 2018 een alomvattende uitgaventoetsing van de EU-begroting uitgevoerd waarin de gegevens en de analytische onderbouwing van de voorstellen van de Commissie voor het toekomstige meerjarig financieel kader en de begeleidende sectorale programma's zijn uiteengezet. De herziening was bedoeld om na te gaan welke elementen van huidige programma's hun waarde hebben bewezen en in de toekomstige financiële programma's moeten worden opgenomen of versterkt. Bij de herziening is ook vastgesteld op welke gebieden hervormingen nodig waren om het potentieel van de EU-begroting ten volle te benutten. Deze waren: i) nadruk op EU-meerwaarde; ii) stroomlijning van de begroting en benutting van synergieën tussen programma's; iii) vereenvoudiging en goed financieel beheer; iv) flexibiliteit en het vermogen om op crisissen te reageren; v) nadruk op prestaties; en vi) samenhang met de belangrijkste politieke doelstellingen en waarden.

In deze voorstellen concentreert de Commissie zich steeds meer op de Europese meerwaarde van EU-uitgaven. De voorstellen omvatten ook maatregelen om het algemene prestatiekader te verbeteren, bijvoorbeeld door het aantal programma's te stroomlijnen en de wijze waarop ze samenwerken te verbeteren, meer flexibiliteit te creëren en een kleiner aantal indicatoren van hogere kwaliteit te gebruiken om de prestaties van programma's te monitoren en er verslag over uit te brengen.

De EU-begroting weerspiegelt de gezamenlijk overeengekomen prioriteiten van de EU en laat zien hoe deze kunnen worden verwezenlijkt. De politieke agenda die leiders in Bratislava en Rome hebben opgesteld, is de routekaart voor de toekomstige langetermijnbegroting die de Commissie in mei 2018 heeft voorgesteld ( 30 ) en die de periode 2021-2027 bestrijkt.

De voorstellen moderniseren de begroting door een aanzienlijke impuls te geven aan de financiering op een aantal belangrijke strategische gebieden. Van innovatie tot de digitale economie, van opleidingen en werkgelegenheid voor jongeren tot klimaatactie en het milieu, van migratie- en grensbeheer tot veiligheid, defensie en extern optreden: de begroting investeert in zaken die echt belangrijk zijn.

De volgende langetermijnbegroting moet ook eenvoudiger en transparanter zijn, zodat belanghebbenden de begrotingsmiddelen optimaal kunnen benutten. Het Europees Parlement en de Raad maar ook begunstigden groot en klein hebben hierom verzocht en de Commissie heeft geluisterd en een radicaal vereenvoudigde begroting voorgesteld.

De belangrijkste kenmerken van de volgende EU-begroting zijn:

Meer middelen voor prioritaire gebiedenEen nieuw mechanisme om de EU-begroting te beschermen tegen financiële risico's die verband houden met de rechtsstaatEen sterke nadruk op de Europese meerwaarde en op prestatiesMinder administratieve rompslomp voor begunstigdenEen flexibelere, soepelere begroting met een duidelijkere, slankere structuur

De EU-begroting en de Europa 2020-strategie

De huidige langetermijnbegroting draagt bij aan de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei. De doelstellingen zijn een gedeelde verantwoordelijkheid van de EU en haar lidstaten, en voor de verwezenlijking ervan is een combinatie van verschillende beleidsinstrumenten nodig, waaronder de EU-begroting en de nationale begrotingen.

De Commissie gebruikt negen indicatoren om de kerndoelen van de Europa 2020-strategie ( 31 ) te monitoren. De informatie over de voortgang wordt regelmatig bijgewerkt en op de website van Eurostat gepubliceerd. In onderstaande tabel zijn de recentste beschikbare gegevens voor deze indicatoren opgenomen.

De lidstaten boeken vooruitgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen die zij negen jaar geleden in de Europa 2020-strategie hebben vastgesteld. Over het geheel genomen heeft de EU haar doelstellingen op het gebied van onderwijs, energie, klimaat en werkgelegenheid bijna verwezenlijkt. Veertien lidstaten hebben hun nationale doelstellingen al bereikt wat betreft het terugdringen van het aantal voortijdige schoolverlaters en het verhogen van het aandeel van de bevolking dat tertiair onderwijs heeft afgerond. In elf lidstaten ligt het aandeel van hernieuwbare energie nu al op het niveau van hun nationale doelstelling voor 2020. De realisatie van de EU-doelstelling om de werkgelegenheidsgraad tegen 2020 op te krikken tot 75 % ligt op schema, ervan uitgaande dat de huidige trend zich voortzet, en zeven lidstaten hebben hun nationale doelstellingen al bereikt. Dit is een opmerkelijke prestatie gezien de ernstige gevolgen van de crisis voor de werkgelegenheid. Het aantal mensen voor wie armoede of sociale uitsluiting dreigt, bereikte echter een piek in 2012, maar is inmiddels gedaald tot ongeveer het niveau van vóór de crisis. Het is dan ook onwaarschijnlijk dat de doelstelling in 2020 zal worden gehaald. Ook het doel om 3 % van het bruto binnenlands product te investeren in onderzoek en ontwikkeling is nog lang niet bereikt en de verwezenlijking ervan zal grote inspanningen vergen.

De bijdrage aan Europa 2020 mag niet beperkt blijven tot één programma. Ze moet worden gezien als een wederzijds versterkende bijdrage uit de EU-begroting als geheel. Naar schatting 59 % van alle vastleggingen in de EU-begroting in 2018 was gekoppeld aan de Europa 2020-strategie.

Europa 2020-doelstellingen voor de EUGegevens over 2010Recentste beschikbare gegevensIn 2020, op basis van recente trends
1. De arbeidsparticipatie van de bevolking in de leeftijdsgroep 20-64 jaar verhogen tot ten minste 75 %
68,6 %73,5 % (KW3 2018)Doelstelling wordt waarschijnlijk bereikt
2. De gecombineerde publieke en private investeringen in onderzoek en ontwikkeling optrekken tot 3 % van het bruto binnenlands product
1,93 %2,07 % (2017)Doelstelling wordt waarschijnlijk niet bereikt
3a. De uitstoot van broeikasgassen verminderen met ten minste 20 % ten opzichte van het niveau van 1990vermindering met 14,2 %vermindering met 22 %Doelstelling wordt waarschijnlijk bereikt
3b. Het aandeel van hernieuwbare energie in het eindenergieverbruik verhogen tot 20 %12,5 %17,5 % (2017)Doelstelling wordt waarschijnlijk bereikt
3c. Toewerken naar de verbetering van de energie-efficiëntie met 20 %( 3211,8 % (verwijderd van de doelstelling voor het primaire energieverbruik in 2020)5,3 % (2017)Doelstelling wordt waarschijnlijk bereikt
4a. Het percentage voortijdige verlaters van onderwijs en opleiding (in de leeftijdsgroep 18-24 jaar) terugbrengen tot minder dan 10 %13,9 %10,6 % (2017)Doelstelling wordt waarschijnlijk bereikt
4b. Het aandeel van de bevolking in de leeftijdsgroep 30-34 jaar dat tertiair onderwijs heeft afgerond verhogen tot ten minste 40 %33,8 %39,9 % (2017)Doelstelling wordt waarschijnlijk bereikt
5. Het aantal mensen voor wie armoede of sociale uitsluiting dreigt, doen dalen met ten minste 20 miljoen
Toename met 1,4 miljoen (ten opzichte van het basisjaar 2008)Daling met 5,2 miljoen (ten opzichte van het basisjaar 2008) in 2017Doelstelling wordt waarschijnlijk niet bereikt

Tabel: Vooruitgang bij de verwezenlijking van Europa 2020-doelstellingen.

Bron: COM(2019) 150 final, 27 februari 2019.

Transversale uitgaven voor klimaatactie en biodiversiteit

De EU-begroting is ook een belangrijk instrument voor het verwezenlijken van transversale beleidsdoelstellingen zoals klimaatactie en biodiversiteit. In reactie op uitdagingen en investeringsbehoeften in verband met klimaatverandering heeft de EU besloten om ten minste 20 % van haar begroting voor 2014-2020 – wat neerkomt op 200 miljard euro over de gehele periode – te besteden aan klimaatmaatregelen. Deze aanpak wordt 'klimaatmainstreaming' genoemd. Om dit resultaat te bereiken, worden acties gericht op klimaatmitigatie en -adaptatie geïntegreerd in alle belangrijke uitgavenprogramma's van de EU, met name op het gebied van regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds, energie, vervoer, onderzoek en innovatie, het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het ontwikkelingsbeleid van de EU. De ramingen van de klimaatgerelateerde uitgaven worden op jaarbasis gemonitord aan de hand van EU-klimaatindicatoren, een aanpassing van de 'Rio-indicatoren' van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling. In 2018 bedroeg dit bedrag meer dan 32 miljard euro, of 20,7 % ( 33 ) van de begroting 2018. Het totale cumulatieve bedrag voor klimaatmainstreaming bedroeg eind 2018 meer dan 141 miljard euro. De recentste raming ( 34 ) is dat dit bedrag voor de gehele programmeringsperiode 210 miljard euro (19,7 %) zal bedragen.


Diagram: Mainstreaming van klimaatactie in 2018. Alle bedragen in het diagram zijn in miljoen euro.

Bron: Europese Commissie.

De EU doet ook een gezamenlijke inspanning om de biodiversiteit te ondersteunen. De daarmee verband houdende uitgaven bedroegen meer dan 13 miljard euro, of 8,5 % ( 35 ) van de begroting 2018. Deze middelen hebben tot doel de achteruitgang van de biodiversiteit in de EU te beperken en om te buigen en een belangrijke bijdrage te leveren aan de doelstellingen van Europa 2020 inzake duurzame groei.

De EU-begroting en de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen van de VN

De duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen zijn de blauwdruk voor een betere en duurzamere toekomst voor iedereen. Zij zijn een antwoord op de mondiale uitdagingen waarmee wij worden geconfronteerd, zoals uitdagingen op het gebied van armoede, ongelijkheid, klimaat, aantasting van het milieu, welvaart, vrede en gerechtigheid. De VN heeft deze doelstellingen in september 2015 aangenomen als onderdeel van zijn Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling. Deze agenda heeft een nieuwe impuls gegeven aan de wereldwijde inspanningen om tot duurzame ontwikkeling te komen.

De EU heeft bij het opstellen van de Agenda 2030 een belangrijke rol gespeeld via openbare raadplegingen, dialoog met haar partners en diepgaand onderzoek. De EU is vastbesloten een actieve rol te spelen om zo veel mogelijk vooruitgang te boeken bij de verwezenlijking van de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen, zoals uiteengezet in haar mededeling ( 36 ) 'Volgende stappen voor een duurzame Europese toekomst'. De duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen zijn stevig verankerd in de Europese verdragen en worden geïntegreerd in alle programma's, sectorale beleidslijnen en initiatieven van de EU.

Elk jaar zet de EU haar inspanningen om via haar beleids- en regelgevingsinstrumenten de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen na te streven voort en speelt zij een sleutelrol bij de ondersteuning, coördinatie en aanvulling van het beleid van de lidstaten, ook op financieel gebied, via de EU-begroting.

In de programmaoverzichten van 2018 werd met name gewezen op de recentste en relevantste initiatieven die bijdragen tot de verwezenlijking van de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen, zij het vaak op indirecte en niet-kwantificeerbare wijze. Deze elementen worden ter informatie verstrekt en vormen niet de officiële verslaglegging over de bijdrage van de EU-begroting aan de verwezenlijking van de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen. Aangezien de doelstellingen met elkaar verweven zijn, kunnen veel EU-acties bijdragen tot de verwezenlijking van meerdere duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen.

De EU-begroting 2018

2018 was het vijfde jaar waarin het meerjarig financieel kader 2014-2020 werd uitgevoerd. Voor de begroting 2018 zijn twee specifieke prioriteiten geformuleerd. Een daarvan was een Europees antwoord op de nieuwe uitdagingen die voortvloeien uit de complexe geopolitieke omgeving, van migratiebeheer tot de bescherming van de buitengrenzen van de EU en de veiligheid van haar burgers. De andere prioriteit was strategische investeringen en duurzame groei om de economische cohesie te ondersteunen en banen te creëren, met name voor jongeren. ( 37 ) Meer gedetailleerde informatie over de door programma's geboekte vooruitgang op het gebied van specifieke indicatoren en doelstellingen is te vinden in het overzicht van de prestaties van de programma's ( 38 ), dat een uittreksel is van de bij de ontwerpbegroting gevoegde programmaoverzichten.


Diagram: De EU-begroting 2018, vastleggingskredieten, per begrotingsonderdeel. Alle bedragen in miljoen euro.


Bron: Europese Commissie.

In 2018 beliep het totale bedrag aan uitgevoerde vastleggingen uit de EU-begroting, met inbegrip van gewijzigde begrotingen, 160 miljard euro ( 39 ). Ongeveer de helft daarvan (50 % of 77,5 miljard euro) werd toegewezen aan begrotingsonderdeel 1 'Slimme en inclusieve groei', verdeeld over begrotingsonderdeel 1A 'Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid' (28 %) en begrotingsonderdeel 1B 'Economische, sociale en territoriale samenhang' (72 %). Begrotingsonderdeel 2 'Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen' was met 58,8 miljard euro (37 %) het op een na grootste onderdeel van de begroting. 3,5 miljard euro werd toegewezen aan begrotingsonderdeel 3 'Veiligheid en burgerschap', onder meer voor de versterking van de buitengrenzen van de EU en de aanpak van de vluchtelingencrisis en irreguliere migratie. Er werd 10,4 miljard euro toegewezen aan acties buiten de EU en 9,5 miljard euro werd uitgegeven aan het beheer van de EU-instellingen.

In 2018 zijn zes ontwerpen van gewijzigde begroting goedgekeurd. Naast de standaardaanpassingen aan de ontvangstenzijde zijn twee ontwerpen van gewijzigde begroting goedgekeurd voor de beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie. In dit verslag worden de vele gevallen beschreven waarin dit fonds EU-landen die door natuurrampen zijn getroffen, ondersteunt en hen helpt snel te herstellen.

Verdere aanpassingen waren nodig voor de bijdrage uit de EU-begroting aan de Faciliteit voor vluchtelingen in Turkije. Dit omvatte het annuleren van de reserve voor de steun aan Turkije uit het instrument voor pretoetredingssteun en de versterking van het Europees nabuurschapsinstrument voor de financiering van aanvullende maatregelen, bijvoorbeeld in verband met de migratieroute door het centrale Middellandse Zeegebied.


De EU-begroting draagt bij aan de verwezenlijking van politieke prioriteiten. Daarom richt de EU haar middelen op waar de behoeften liggen. De EU-begroting 2018, een begroting voor iedereen, heeft meer banen, meer groei en meer investeringen gecreëerd.


Lijst van programma's waarop dit verslag betrekking heeft


Horizon 2020    

Euratom    

ITER    

Europees Fonds voor strategische investeringen    

Connecting Europe Facility    

Concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen    

ERASMUS+    

Europees Solidariteitskorps    

Werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI)    

Ruimtevaart (Copernicus, Galileo en de European Geostationary Navigation Overlay Service (Egnos))    

Industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie    

Douane 2020    

Fiscalis 2020    

Hercules III    

Pericles 2020    

Antifraude-informatiesysteem ()    

ISA2 – Interoperabiliteitsoplossingen en gemeenschappelijke kaders voor Europese overheidsdiensten, bedrijven en burgers    

Europees statistisch programma    

Bijstandsprogramma voor de ontmanteling van nucleaire installaties in Bulgarije, Slowakije en Litouwen    

Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds    

Europees Sociaal Fonds    

Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen    

Europees Landbouwgarantiefonds    

Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling    

Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij    

Regionale organisaties voor visserijbeheer en visserijovereenkomsten    

LIFE – programma voor het milieu en klimaatactie    

Fonds voor asiel, migratie en integratie    

Fonds voor interne veiligheid    

Gezondheidsprogramma    

Levensmiddelen en diervoeders    

Consumentenprogramma    

Creatief Europa    

Programma Rechten, gelijkheid en burgerschap    

Programma Justitie    

Programma Europa voor de burger    

Uniemechanisme voor civiele bescherming    

Instrument voor pretoetredingssteun    

Europees nabuurschapsinstrument    

Financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking    

Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO)    

EU-programma voor humanitaire hulp    

EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp    

Europees instrument voor democratie en mensenrechten    

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid    

Instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede    

Partnerschapsinstrument    

Samenwerking met Groenland    

Instrument voor financiële steun ter bevordering van de economische ontwikkeling van de Turks-Cypriotische gemeenschap    

Instrument voor samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid    

Faciliteit voor vluchtelingen in Turkije    

Garantiefonds    

Uniemechanisme voor civiele bescherming    

Reserve voor noodhulp    

Flexibiliteitsinstrument    

Solidariteitsfonds van de Europese Unie    

Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering    


Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid (begrotingsonderdeel 1A)

Toen voorzitter Juncker aan het begin van zijn mandaat zijn politieke richtsnoeren uiteenzette, zei hij: 'Als voorzitter van de Commissie zal ik de hoogste prioriteit geven aan het versterken van het concurrentievermogen van Europa en het stimuleren van de investeringen die voor banen moeten zorgen'. De Commissie is haar belofte om meer mensen aan het werk te krijgen nagekomen. Er zijn meer Europeanen aan het werk dan ooit tevoren, er zijn 12,4 miljoen nieuwe banen gecreëerd sinds 2014, de werkloosheid is gedaald tot 6,8 % en de jeugdwerkloosheid (14 %) staat weer op het niveau van 2008. De investeringen zijn bijna terug op het niveau van vóór de crisis en de overheidsfinanciën zijn verbeterd in termen van het niveau van schulden en tekorten.

De EU-begroting heeft een belangrijke rol gespeeld bij deze verwezenlijkingen en is een vitale bron van investeringen in heel Europa. In 2018 werd 22 miljard euro toegewezen aan de programma's in het begrotingsonderdeel 'Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid' (vastleggingen in begrotingsonderdeel 1A), wat bijna 14 % van de totale jaarlijkse begrotingsuitgaven vertegenwoordigt.

In dit verslag worden eerst de programma's voor onderzoek en innovatie (kaderprogramma Horizon 2020, Euratom en ITER) behandeld. Daarna volgen de programma's die gericht zijn op strategische investeringen (Europees Fonds voor strategische investeringen, de Connecting Europe Facility voor de ontwikkeling van trans-Europese netwerken in de vervoers-, energie- en digitale sector) en de programma's die de eengemaakte markt ondersteunen (concurrentievermogen, fraudebestrijding, fiscale coördinatie). Het programma Erasmus+ voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport heeft ongeveer 600 000 jongeren en 190 000 personeelsleden van onderwijsinstellingen en jongerenorganisaties in staat gesteld deel te nemen aan leeractiviteiten.


Diagram: Belangrijkste programma's die in 2018 zijn gefinancierd onder begrotingsonderdeel 1A, Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid. Alle bedragen in miljoen euro. De categorie "Andere programma's" omvat onder meer Nucleaire veiligheid en ontmanteling, Douane, Fiscalis en fraudebestrijding, Energieprojecten ter ondersteuning van het economisch herstel (EERP), Gedecentraliseerde agentschappen, Andere acties en programma's, Proefprojecten en voorbereidende acties, Acties die worden gefinancierd op grond van de prerogatieven en specifieke bevoegdheden van de Commissie.

Bron: Europese Commissie.

De toekomstige welvaart van Europa hangt af van de investeringsbeslissingen die vandaag worden genomen. Met het oog op het volgende meerjarig financieel kader heeft de Commissie voorgesteld om de investeringen op belangrijke gebieden zoals onderzoek, strategische infrastructuur en digitale transformatie op te voeren.

De programma's onder dit begrotingsonderdeel dragen voornamelijk bij aan de door de Commissie-Juncker vastgestelde prioriteiten 'banen, groei en investeringen', 'digitale eengemaakte markt', 'energie-unie en klimaat' en 'een diepere en eerlijkere economische en monetaire unie'. Het verbeteren van het concurrentievermogen en het stimuleren van duurzame banen en groei staan centraal in de discussies over de strategische agenda voor de toekomst.

Horizon 2020

Doelstellingen van het programma

Horizon 2020, het EU-kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, is het grootste transnationale programma voor onderzoeksfinanciering ter wereld. Het is ook het grootste onderzoeks- en innovatieprogramma van de EU ooit, met een begroting van bijna 80 miljard euro voor een periode van 7 jaar (2014 tot en met 2020). Daarnaast heeft Horizon 2020 ongeveer 13 miljard euro aan particuliere investeringen gegenereerd en 29,6 miljard euro gemobiliseerd via schuldfinanciering.

Het programma speelt een centrale rol doordat het een gemeenschappelijk strategisch kader voor EU-financiering van onderzoek en innovatie biedt. Het doel is ervoor te zorgen dat Europa wetenschap en technologie van wereldklasse produceert, belemmeringen voor innovatie wegneemt en het voor de publieke en private sector gemakkelijker maakt om samen te werken bij het vinden van oplossingen voor grote uitdagingen waarmee onze samenleving wordt geconfronteerd. EU-steun voor onderzoek en innovatie voegt waarde toe door samenwerking tussen onderzoeksteams uit verschillende landen en disciplines te stimuleren, wat essentieel is om baanbrekende ontdekkingen te kunnen doen. Deze steun stelt de EU in staat om prioriteiten zoals de Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering te verwezenlijken.

De algemene doelstelling van dit programma is een samenleving en een economie opbouwen die gebaseerd zijn op kennis en innovatie in de hele EU en tegelijkertijd een bijdrage tot duurzame ontwikkeling leveren. De specifieke doelstellingen zijn de volgende.

Excellente wetenschap tot stand brengen en de participatie verbredenHet industriële leiderschap van Europa versterken
Maatschappelijke uitdagingen aanpakkenWetenschap met en voor de samenleving bevorderen

Uitvoering en recentste verwezenlijkingen

Eind 2018 waren 679 Horizon 2020-oproepen tot het indienen van voorstellen afgerond. De begunstigden hebben massaal op deze oproepen gereageerd en bijna 192 000 in aanmerking komende voorstellen ingediend, waarbij zij de EU om een totale financiële bijdrage van 290 miljard euro verzochten. Uit deze voorstellen werden er 23 250 geselecteerd voor financiering, wat betekent dat in de eerste 5 jaar 12 % van alle in aanmerking komende volledige voorstellen de selectie heeft doorstaan. Eind december 2018 waren in totaal 21 599 subsidieovereenkomsten ondertekend, met een begrotingstoewijzing van 39 miljard euro aan EU-financiering. Deze toewijzing zal naar verwachting verder toenemen, aangezien een deel van de subsidies in verband met de in 2018 gedane oproepen tot het indienen van voorstellen pas in 2019 zal worden ondertekend.

Er zijn nieuwe planeten ontdektEr is grote vooruitgang geboekt op het gebied van de behandeling van kankerEr zijn nu 1,6 miljoen doses van het ebolavaccin beschikbaarEr is een batterij ontwikkeld die 100 keer krachtiger is dan een gewone batterijIn onze steden worden nieuwe technieken getest om energie op te slaan op basis van waterstofcellen

Het effect van het programma hangt uiteindelijk af van de verspreiding en het gebruik van de gegevens en resultaten die voortvloeien uit onderzoek en innovatie. Daarom is het werkprogramma verder verfijnd om de beschikbaarheid van dergelijke gegevens en resultaten te vergroten. In 2018 zijn ook initiatieven genomen om marktrijpe innovaties te stimuleren, met name de invoering van het proefproject van de Europese Innovatieraad, met een begroting van 2,7 miljard euro.

Duizenden Horizon 2020-projecten hebben een direct tastbaar effect

Kwantumtechnologieën

Bij kwantumtechnologieën worden de eigenschappen van kwantumeffecten – de interacties van moleculen, atomen en nog kleinere deeltjes die bekend staan als kwantumobjecten – gebruikt om praktische toepassingen te creëren op veel verschillende gebieden. 'Quantum Flagship', het vlaggenschipinitiatief voor kwantumtechnologie, werd in oktober 2018 gelanceerd. Het initiatief, waar meer dan 5 000 onderzoekers bij betrokken zijn, is een van de meest ambitieuze langlopende en grootschalige onderzoeks- en innovatie-initiatieven van de Europese Commissie. Quantum Flagship heeft tot doel Europees onderzoek in de voorhoede van de tweede kwantumrevolutie te plaatsen en een concurrerende Europese industrie op het gebied van kwantumtechnologieën op gang te brengen en aldus transformerende vooruitgang te creëren voor de wetenschap, industrie en maatschappij.

Ruimtevaarttechnologie

Ruimtevaarttechnologieën, -gegevens en -diensten zijn onmisbaar geworden voor de Europese burger, in het dagelijks leven, en voor Europa als geheel, bij het nastreven van zijn strategische belangen. Kleine, lichte satellieten zijn van cruciaal belang voor de verbetering van ruimtegebaseerde connectiviteit, internetdiensten en beeldvorming en plaatsbepaling op aarde. Daarom heeft de EU een prijs van 10 miljoen euro uitgeloofd voor een innovatieve en commercieel haalbare oplossing die goedkope lanceerdiensten voor lichte satellieten aanbiedt. De prijs zal bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Ruimtestrategie voor Europa van de Commissie, die erop gericht is de autonomie van Europa bij de toegang tot de ruimte te versterken en de ontwikkeling van commerciële markten voor goedkope lanceerdiensten te stimuleren.

Oplossingen voor het Europees openbaar vervoer

In 2050 zal twee derde van de wereldbevolking in steden wonen. Vervuiling door het wegverkeer is in veel steden een groot probleem, maar we kunnen personenauto's niet helemaal uitbannen.


Zelfrijdende voertuigen zullen ons leven veranderen, net zoals stoomtreinen en auto's dat in het verleden hebben gedaan. AVENUE is een door de EU gefinancierd project in het kader van Horizon 2020 dat op 1 mei 2018 van start is gegaan. Dit project toont het economische, ecologische en sociale potentieel van autonome voertuigen – voor zowel bedrijven als pendelaars – en evalueert tegelijkertijd de veiligheid van het weggedrag van voertuigen.


Foto: © Europese Unie
Een koolstofvrije benadering die in steden in heel Europa wordt getest, is een vloot bussen op waterstofbrandstofcellen. Deze bussen zien eruit als normale bussen, maar worden aangedreven door elektriciteit die wordt opgewekt met behulp van brandstofceltechnologie die met steun van de EU door de industrie is ontwikkeld. Deze cellen hebben alleen waterstof en lucht nodig en stoten onschadelijke waterdamp uit.

De Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof heeft aanzienlijke middelen toegewezen voor de verfijning van het elektrolyseproces, met als resultaat dat Europa nu een wereldleider is op het gebied van de belangrijkste technologie, het protonuitwisselingsmembraan. Momenteel worden er in heel Europa groene waterstofproductielocaties opgezet.

In Göteborg, Zweden, hebben projectpartners de haalbaarheid en het potentieel aangetoond van een 'overdekte' bushalte, die een gastvrij interieur en beschutting tegen het weer biedt. Dit betekent dat een specifieke bestemming zoals een bibliotheek, ziekenhuis of winkelcentrum in de toekomst als bushalte kan fungeren. Revolutionaire veranderingen in het ontwerp, de exploitatie en het onderhoud van bussen zullen de manier waarop wij het openbaar vervoer gebruiken drastisch wijzigen.


Eerste foto van een zwart gat

De EU heeft jarenlang steun verleend aan onderzoek en een ongekende internationale samenwerking van wetenschappers in het Event Horizon Telescope Consortium. Met behulp van waarnemingen met de Event Horizon Telescope konden ze de eerste foto van een zwart gat maken. Op de foto is een heldere ring te zien die wordt gevormd door licht dat afbuigt in de intense zwaartekracht rond een zwart gat dat 6,5 miljard keer massiever is dan de zon. Deze langgezochte foto levert het sterkste bewijs tot nu toe van het bestaan van supermassieve zwarte gaten en opent een nieuw venster op de studie van zwarte gaten, hun gebeurtenishorizons en zwaartekracht.

Foto: © Event Horizon Telescope (EHT) Collaboration. Licensed under Creative Commons Attribution (CC-BY), 2018


Beoordeling en evaluatie

Uit de tussentijdse evaluatie van 2017 ( 40 ) is gebleken dat Horizon 2020 een zeer aantrekkelijk en relevant programma voor de financiering van onderzoek is. Deze aantrekkelijkheid en blijvende relevantie heeft echter geleid tot grootschalige overinschrijving. Uit de evaluatie is gebleken dat slechts 11,6 % van de ingediende voorstellen wordt geselecteerd, vergeleken met 18,5 % bij de voorloper van Horizon 2020, het zevende kaderprogramma. Er zou 62,4 miljard euro extra nodig zijn om alle voorstellen met een onafhankelijke beoordeling boven de hoge kwaliteitsdrempel te financieren. De opportuniteitskosten in termen van verspilling van middelen voor aanvragers die projecten van hoge kwaliteit indienen die echter niet worden geselecteerd, worden geraamd op 636 miljoen euro per jaar ( 41 ).

In de tussentijdse evaluatie werd ook aangegeven dat het programma verder zou kunnen worden vereenvoudigd. De Europese Rekenkamer heeft in haar speciaal verslag nr. 28/2018 ( 42 ) erkend dat Horizon 2020 grote vooruitgang heeft geboekt op het gebied van vereenvoudiging in vergelijking met het zevende kaderprogramma. De administratieve lasten voor aanvragers en beheerders van onderzoekssubsidies zijn verminderd en in het nieuwe voorstel voor het programma Horizon Europa zijn verdere vereenvoudigingsvoorstellen opgenomen. De vereenvoudiging van de financieringsregels in het nieuwe meerjarig financieel kader is het belangrijkste kenmerk van de nieuwe generatie programma's. Bijvoorbeeld door middel van 'forfaitaire financiering' zou het mogelijk zijn om betalingen te doen op basis van de realisatie van overeengekomen doelstellingen en niet op basis van subsidiabele kosten. Deze vereenvoudiging zal de administratie verlichten en het risico op fouten verminderen. Deze methode werd in 2018 in proefoproepen getest en zal in 2019 worden voortgezet.

In 2018 heeft de Commissie een beleidspakket voorgesteld voor het toekomstige kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, Horizon Europa ( 43 ) genaamd. Het zal Europa helpen om zijn vooraanstaande positie op het gebied van onderzoek en innovatie in de wereld te behouden. Zoals benadrukt in het verslag ( 44 ) van de groep op hoog niveau onder voorzitterschap van Pascal Lamy, kan de EU door investeringen in onderzoek concurreren met andere ontwikkelde en opkomende economieën, haar burgers een welvarende toekomst garanderen en haar unieke sociale model behouden. Voortbouwend op het succes van Horizon 2020, blijft het nieuwe programma uitmuntend onderzoek bevorderen en zal het nog meer nadruk leggen op innovatie, bijvoorbeeld door de ontwikkeling van prototypes en immateriële activa en door kennis- en technologieoverdracht.

Een nieuwe Europese Innovatieraad zal fungeren als centraal steunpunt voor veelbelovende, disruptieve innovatoren om van Europa een koploper op het gebied van marktcreërende innovatie te maken.

Euratom

Doelstellingen van het programma

Nucleaire technologie en technologie op het gebied van ioniserende straling blijven een belangrijke rol spelen, of het nu gaat om energie en bijdrage tot de voorzieningszekerheid, het gebruik van straling in medische en industriële toepassingen dan wel het beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval. Een veilig en beveiligd gebruik van deze technologieën is van het allergrootste belang en onderzoeksprogramma's dragen bij tot de handhaving van de hoogste normen op het gebied van veiligheid, beveiliging en veiligheidscontrole op dit gebied. Het Euratom-programma ( 45 ) richt zich ook op de ontwikkeling van fusie-energie, een potentieel onuitputtelijke en klimaatvriendelijke energiebron.

Het programma werkt door middel van financiering aan derden op basis van 'werkzaamheden onder contract' en door middel van 'eigen werkzaamheden' die door het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek van de Commissie worden uitgevoerd.

Uitvoering en recentste verwezenlijkingen

Het merendeel van de geselecteerde kernsplijtingsprojecten houdt verband met nucleaire veiligheid (41 %), onderzoeksinfrastructuur (22 %), afvalbeheer (15 %) en stralingsbescherming (13 %).

In 2016 ging de 'European Prize for Innovation in fusion research' (Europese prijs voor innovatie in fusieonderzoek) naar de ontwikkeling van een hogetemperatuursupergeleider. Deze geleider kan nu worden vervaardigd met een lengte van 7 meter. Hij is ook koud getest bij de temperatuur van vloeibare stikstof en hoge stroomsterkte, d.w.z. onder fusieomstandigheden.

Het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek steunt de Collaborative International Evaluated Library Organisation, een initiatief dat gericht is op de wereldwijde standaardisatie van geëvalueerde nucleaire gegevens voor geharmoniseerde veiligheidsbeoordelingen in de kernenergiesector.

Beoordeling en evaluatie

Uit de tussentijdse evaluatie van 2017 ( 46 ) blijkt dat een belangrijk onderdeel van de Europese meerwaarde van werkzaamheden onder contract van Euratom het vermogen van de EU is om een bredere pool van excellentie, deskundigheid en multidisciplinariteit op het gebied van nucleair onderzoek te mobiliseren dan de afzonderlijke lidstaten zouden kunnen. Door onderzoek en innovatie in samenwerkingsverband maakt het Euratom-programma het ook mogelijk om op Europees niveau te werken aan de verbetering van de nucleaire veiligheid en stralingsbescherming in alle toepassingsgebieden. Dit vormt een aanvulling op de Euratom-richtlijnen inzake nucleaire veiligheid, beheer van radioactief afval en basisveiligheidsnormen en omvat aantoonbare wetenschappelijke en technologische vooruitgang op alle gebieden die zonder een gezamenlijke pan-Europese aanpak niet mogelijk was geweest. Het Euratom-programma maakt ook een veel bredere coördinatie van onderwijs en opleiding in heel Europa, het gebruik van onderzoeksinfrastructuren en internationale samenwerking mogelijk. Dit komt in het bijzonder ten goede aan kleinere lidstaten, die de schaalvoordelen als gevolg van de bundeling van krachten op Europees niveau kunnen benutten.

De voorbereidende werkzaamheden voor het toekomstige Euratom-programma voor onderzoek en opleiding omvatten twee evaluatiestudies, twee deskundigengroepen op hoog niveau die de Commissie bijstaan, een openbare raadpleging van belanghebbenden en bijdragen aan de effectbeoordeling van Horizon Europa ( 47 ). Om de in de evaluatie vastgestelde tekortkomingen van het programma aan te pakken, is het voorstel voor het nieuwe Euratom-programma vereenvoudigd (bijvoorbeeld door het aantal doelstellingen te verminderen van 14 naar 4) en zullen de synergieën met Horizon Europa beter worden benut (bijvoorbeeld op het gebied van gezondheidsonderzoek en de Marie Skłodowska-Curie-acties).

ITER

Doelstellingen van het programma

ITER is op dit moment een van de meest ambitieuze energieprojecten ter wereld. Het project is tot stand gekomen door de samenwerking van zeven partijen: de EU, China, India, Japan, Zuid-Korea, Rusland en de Verenigde Staten. Het doel is een experimentele fusiereactor te bouwen en te exploiteren die zal worden gebruikt om de wetenschappelijke en technologische haalbaarheid van het gebruik van fusie als energiebron te onderzoeken en aan te tonen ( 48 ). ITER zal geen elektriciteit produceren, aangezien zijn doel meer van experimentele aard is: het oplossen van kritieke wetenschappelijke en technische problemen om fusie zo ver te brengen dat industriële toepassingen kunnen worden ontworpen. ITER zal naar verwachting de eerste fusie-installatie ter wereld zijn die meer energie opwekt dan verbruikt en zal dus de 'proof of principle' zijn die de weg opent naar de volgende stap: een demonstratie-eenheid van een kernfusiecentrale ( 49 ).

Uitvoering en recentste verwezenlijkingen ( 50 )

De bouw van ITER is in 2007 van start gegaan. De EU is verantwoordelijk voor 45 % van de bouw. Bij de ontwikkeling ervan zijn hoogtechnologische en geavanceerde civieltechnische sectoren betrokken. Tot op heden zijn er meer dan 700 contracten en subsidies toegekend aan bedrijven, waaronder kleine en middelgrote ondernemingen, in 24 landen voor een waarde van bijna 5 miljard euro.

De bouw vordert nu zichtbaar en gestaag en was in november 2018 voor 60 % voltooid. Het bioscherm van het Tokamak-gebouw is klaar en de steiger is in februari 2018 weggehaald. Aan de basis ervan werd de bouw van de kroon, een essentieel onderdeel onder de verantwoordelijkheid van Euratom, in augustus volgens planning voltooid. Drie door de Verenigde Staten geleverde afvoertanks en vier door China geleverde damponderdrukkingstanks werden in dezelfde maand geïnstalleerd. De eerste sector van het in Zuid-Korea gebouwde vacuümvat is voor meer dan 80 % voltooid. Rusland heeft de productie van een poloïdaal-veldgeleider voor het ITER-magneetsysteem voltooid en India is bijna klaar met de fabricage van de onderste cilinder en basis van de cryostaat in Cadarache. De productie van spoelwikkelpakketten voor het toroïdale veld, evenals de koude tests en het plaatsing in met precisie vervaardigde kisten, is vergevorderd in Europa en Japan. Over het geheel genomen wordt er voor elk van de belangrijke ITER-onderdelen, -systemen en -structuren aanzienlijke vooruitgang geboekt ( 51 ).

ITER is een technologisch complex, baanbrekend, grootschalig internationaal project en heeft als zodanig te maken gehad met aanzienlijke uitdagingen die tot hogere kosten en vertragingen hebben geleid. De vooruitgang die in 2018 is geboekt, heeft echter bevestigd dat de acties die zijn ondernomen om deze problemen aan te pakken effect sorteren ( 52 ).

Beoordeling en evaluatie

In de onlangs afgesloten evaluatie van ITER ( 53 ) werd onderstreept dat het projectbeheer is verbeterd. Ten eerste heeft het Europees agentschap dat belast is met de bijdrage van de EU aan ITER (Fusion for Energy, of F4E) zijn controle- en monitoringpraktijken verbeterd. Een aantal belangrijke prestatie-indicatoren die de voortgang en kostenefficiëntie van het project meten, worden nu nauwlettend gemonitord ( 54 ). Ten tweede is de zogenaamde gefaseerde aanpak, waarbij het werk in vier fasen wordt opgedeeld, een van de meest cruciale onderdelen van de bestuurlijke reorganisatie. In elk van die fasen wordt toegewerkt naar een belangrijke doelstelling. Tijdens elke fase van het project worden alleen activiteiten uitgevoerd die cruciaal zijn om het doel van die fase te bereiken ( 55 ).


In het volgende meerjarig financieel kader zal de EU haar steun aan ITER via F4E voortzetten en ervoor zorgen dat de financiering wordt uitbetaald op basis van de prestaties en de daadwerkelijke verwezenlijkingen op het terrein.

Europees Fonds voor strategische investeringen

Doelstellingen van het programma

Het investeringsplan voor Europa, ook bekend als het plan-Juncker, dat in 2015 door voorzitter Jean-Claude Juncker werd gelanceerd, was een belangrijk antwoord op de economische en financiële crisis en de negatieve gevolgen ervan voor het investeringsniveau in de EU. Het plan bleef een van de belangrijkste prioriteiten voor de Commissie in 2018. Het bestaat uit drie pijlers: het Europees Fonds voor strategische investeringen, dat een EU-garantie biedt om particuliere investeringen te mobiliseren; de Europese investeringsadvieshub en het Europees investeringsprojectenportaal, die technische bijstand verlenen en investeringsmogelijkheden zichtbaarder maken. De derde pijler is erop gericht het ondernemingsklimaat te verbeteren door regelgevingsbelemmeringen voor investeringen in de hele EU weg te nemen.Het Europees Fonds voor strategische investeringen, ook bekend als 'het Juncker-fonds', heeft tot doel tegen 2020 500 miljard euro ( 56 ) aan extra publieke en private investeringen in strategische gebieden zoals infrastructuur, onderzoek en innovatie, onderwijs, hernieuwbare energie en energie-efficiëntie, milieu en risicofinanciering voor kleine en middelgrote ondernemingen te mobiliseren. Dit wordt bereikt door middel van een EU-begrotingsgarantie aan de Europese Investeringsbank Groep, waardoor deze de financiering van projecten met een hoger risicoprofiel kan optrekken. Het fonds ondersteunt groeibevorderende investeringen, met name in de volgende gebieden: 


Diagram: investeringen per sector per 15 mei 2019.

Bron: Europese Investeringsbank Groep – www.eib.org/efsi/">www.eib.org/efsi/

Uitvoering en recentste verwezenlijkingen

Eind 2018 had het Europees Fonds voor strategische investeringen met succes innovatieve en strategische projecten ondersteund en bijgedragen tot het mobiliseren van meer dan 370 miljard euro( 57 )  aan private en publieke investeringen. Dit is al bijna 75 % van de doelstelling voor 2020.

In het venster infrastructuur en innovatie heeft de Europese Investeringsbank 514 projecten met een investeringswaarde van ongeveer 244,3 miljard euro goedgekeurd, waarbij de financiering door de Europese Investeringsbank met garantie van het Europees Fonds voor strategische investeringen naar verwachting 52,9 miljard euro zal bedragen.

In het mkb-venster heeft het Europees Investeringsfonds 517 projecten met een totale investeringswaarde van 131,2 miljard euro goedgekeurd. Verwacht wordt dat deze projecten ongeveer 858 000 small- en mid-caps in alle lidstaten ten goede zullen komen. Van de 1 031 goedgekeurde projecten zijn er 869 in alle lidstaten ondertekend. Het Europees Fonds voor strategische investeringen is goed op weg om zijn doelstellingen te verwezenlijken.

Het Europees Fonds voor strategische investeringen had in 2018 een totaal multiplicatoreffect van 13,5 ( 58 ), wat betekent dat elke euro uit de EU-begroting 14,96 euro aan extra investeringen oplevert (berekening voor het fonds als geheel).

Het Europees Fonds voor strategische investeringen heeft ook een belangrijke rol gespeeld bij het kanaliseren van investeringen naar de verwezenlijking van strategische doelstellingen van de EU. Een derde van de totale investeringen van het Europees Fonds voor strategische investeringen ondersteunt kleine en middelgrote ondernemingen; 25 % ondersteunt onderzoek en ontwikkeling; 18 % ondersteunt energieprojecten; 11 % ondersteunt digitale projecten; 7 % ondersteunt vervoersprojecten; 4 % ondersteunt sociale infrastructuur en 4 % ondersteunt projecten op het gebied van milieu en hulpbronnenefficiëntie ( 59 ).

Nieuwe voorzieningen voor patiënten in Polen ( 60

Ziekenhuizen hebben vaak te weinig financiële middelen om te investeren in het verbeteren van het niveau van hun gezondheidszorg. De regio Kujawsko-Pomorskie was de eerste in Polen die in het kader van het Europees Fonds voor strategische investeringen een lening kreeg voor een project in de publieke sector. Door een lening van 57 miljoen euro van de Europese Investeringsbank te combineren met middelen uit het eigen budget en andere EU-financieringsbronnen, is de regio bezig met de uitbreiding van het Rydygier-ziekenhuis in Toruń. Dit project, dat gericht is op onderzoek en moderne technologie, zal patiënten een compleet scala aan behandelingen bieden en toegang geven tot de nieuwste medische procedures. Het aantal bedden voor patiënten wordt verdubbeld van 551 naar 1 059. Het vloeroppervlak zal toenemen van 20 000 m² naar meer dan 50 000 m² en daarnaast wordt er ook nog eens 57 000 m² groene ruimte gecreëerd. Het ziekenhuis zal besparingen realiseren door de administratie efficiënter te maken en door milieuvriendelijke en energiebesparende maatregelen in te voeren. De nieuwe gedeelten van het ziekenhuis worden in 2019 opengesteld voor patiënten.


Modernisering van energienetwerken in Italië ( 61 )

De Europese Investeringsbank leent Dolomiti Energia 100 miljoen euro om zijn gas- en elektriciteitsdistributienetten te vernieuwen en te ontwikkelen. Met deze financiering zullen waterkrachtcentrales in de provincie Trento in Noord-Italië, waar Dolomiti Energia actief is en 1 400 mensen tewerkstelt, worden versterkt en onderhouden.  


Breedbandfonds voor Europese verbindingen ( 62 ): breedband bereikt de dunbevolkte gebieden van de EU ( 63

Het Breedbandfonds voor Europese verbindingen is het eerste investeringsplatform dat in het kader van het plan-Juncker in breedbandinfrastructuur investeert. Het fonds combineert financiering van de Europese Investeringsbank, de Connecting Europe Facility, nationale stimuleringsbanken en particuliere investeerders. Het nieuwe breedbandfonds zal de EU helpen de doelstelling te halen dat alle Europese huishoudens tegen 2020 toegang moeten hebben tot een internetverbinding van 30 megabit per seconde en dat alle scholen, vervoersknooppunten, belangrijke aanbieders van openbare diensten en ondernemingen die in sterke mate digitaal werken tegen 2025 toegang moeten hebben tot een internetverbinding van 1 gigabit per seconde (doelstellingen van de Europese gigabitmaatschappij). Het speelt in op de groeiende vraag naar financiering van kleinschaligere, risicovollere breedbandprojecten in heel Europa die momenteel geen toegang hebben tot EU-middelen. Het fonds streeft ernaar om tegen 2020 500 miljoen euro voor breedbandinvesteringen op te halen en zal naar verwachting in totaal 1,0 tot 1,7 miljard euro aan investeringen losmaken. Het eerste project van het fonds werd in januari 2019 ondertekend om een hoogwaardig, glasvezeltoegangsnetwerk van het type 'open-access' uit te bouwen voor woningen, bedrijven en overheidsinstanties in de plattelandsgebieden van de regio's Primorje-Gorski Kotar en Istrië (Kroatië). Het netwerk zal meer dan 135 000 locaties bestrijken.

Beoordeling en evaluatie

Uit de evaluatie van 2018 blijkt een duidelijke meerwaarde, in die zin dat het Europees Fonds voor strategische investeringen beantwoordt aan onvervulde investeringsbehoeften en dat het de behoefte aan anticyclische investeringen ondersteunt. Vanuit politiek oogpunt is het fonds erin geslaagd om het debat te verleggen van bezuinigingen naar maatregelen ter ondersteuning van investeringen. Op basis van de projecten tot eind 2017 heeft het Europees Fonds voor strategische investeringen meer dan 750 000 banen ondersteund, en het ziet ernaar uit dat dit aantal tegen 2020 zal stijgen tot 1,4 miljoen banen. Het fonds heeft het bruto binnenlands product van de EU met 0,6 % doen stijgen en het ziet ernaar uit dat het het bruto binnenlands product van de EU tegen 2020 met 1,3 % zal doen stijgen.

Hoewel het algemene beeld op macroniveau is verbeterd wat betreft de omvang van het financieringstekort en de financieringsvoorwaarden (met name voor kleine en middelgrote ondernemingen), zijn er nog steeds aanzienlijke en dringende investeringsbehoeften. Uit de evaluatie blijkt dat er op verschillende beleidsterreinen nog steeds sprake is van aanhoudende marktlacunes die een belemmering vormen voor investeringen. Ondanks de recente versnelling van de investeringen in de EU liggen de investeringspercentages nog steeds onder hun historische gemiddelden. Bovendien zullen de inspanningen na 2020 moeten worden voortgezet om de investeringen weer op het niveau van hun duurzame langetermijntrend te brengen, met bijzondere aandacht voor de huidige en nieuwe beleidsprioriteiten van de EU.

Een van de tekortkomingen waarop in de evaluatie van 2018 wordt gewezen, is de noodzaak om meer aandacht te besteden aan de klimaatdoelstellingen van de EU op lange termijn. Dit werd aangepakt toen het Europees Fonds voor strategische investeringen in 2018 werd verlengd. Ten minste 40 % van het venster infrastructuur en innovatie van het Europees Fonds voor strategische investeringen zou moeten bijdragen aan klimaatactie in overeenstemming met de Overeenkomst van Parijs. Daarnaast heeft de Commissie haar vertegenwoordiging in de bestuursorganen van de Europese Investeringsbank en het Europees Investeringsfonds en in de stuurgroepen voor deze instrumenten gebruikt om ervoor te zorgen dat de Europese Investeringsbank en het Europees Investeringsfonds de beleidsdoelstellingen van de EU nauwlettend in acht nemen bij de uitvoering van financiële instrumenten, met inbegrip van steun voor sociaal ondernemerschap, de bestrijding van de jeugdwerkloosheid, de strijd tegen de klimaatverandering, de strijd tegen belastingontwijking en de bevordering van internationale standaarden inzake goed fiscaal bestuur.

In het verleden heeft het Europees Fonds voor strategische investeringen slechts een beperkt aantal grensoverschrijdende projecten gesteund die doorgaans een hoge EU-meerwaarde hebben. Het blijft belangrijk om te zorgen voor een brede geografische dekking in de hele EU, wat tijdens de looptijd van het fonds is verbeterd. Wat consistentie betreft, is er nog ruimte voor verdere verbetering van de complementariteit en wederzijdse ondersteuning tussen de drie pijlers van het fonds en voor het beperken van de potentiële risico's van concurrentie tussen het fonds en andere financiële instrumenten van de EU.

In januari 2019 heeft de Europese Rekenkamer een speciaal verslag (nr. 03/2019) over het Europees Fonds voor strategische investeringen gepubliceerd. Hoewel de algemene conclusie van de controle is dat het fonds doeltreffend is geweest in het aantrekken van financiering ter ondersteuning van aanzienlijke extra investeringen in de EU, heeft de Rekenkamer ook enige bezorgdheid geuit. Deze bezorgdheid heeft onder meer betrekking op de vraag of sommige activiteiten van het fonds in de plaats zijn gekomen van andere activiteiten van de Europese Investeringsbank en financiële instrumenten van de EU en of een deel van de steun door het fonds is gegaan naar projecten die uit andere bronnen hadden kunnen worden gefinancierd, zij het onder andere voorwaarden. De Rekenkamer benadrukte ook de blijvende noodzaak om te zorgen voor een evenwichtige geografische spreiding van de door het fonds gesteunde investeringen.

In het kader van het pakket meerjarig financieel kader en voortbouwend op het succes van het plan-Juncker en het Europees Fonds voor strategische investeringen, heeft de Commissie een nieuw initiatief voorgesteld om private en publieke investeringen te mobiliseren voor de periode 2021-2027 – het InvestEU-programma. Het nieuwe programma heeft wijzigingen ingevoerd om de door de Europese Rekenkamer genoemde kwesties aan te pakken en zo de EU-financiering van investeringsprojecten in Europa eenvoudiger, efficiënter en flexibeler te maken. Het InvestEU-programma moet gericht zijn op het aanpakken van de grote investeringstekorten op belangrijke gebieden van de toekomst door middel van een EU-begrotingsgarantie van 38 miljard euro. Op die manier zal het de banencreatie verder stimuleren en investeringen en innovatie in de EU ondersteunen. Verwacht wordt dat het InvestEU-programma tegen eind 2027 in de hele EU ongeveer 650 miljard euro aan private en publieke investeringen zal mobiliseren en dat het steun zal verlenen via vier beleidsvensters: duurzame infrastructuur, onderzoek, innovatie en digitalisering, kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) en sociale investeringen en vaardigheden.

Connecting Europe Facility

Doelstellingen van het programma

Om het scheppen van werkgelegenheid te stimuleren en de groeicijfers op te krikken, heeft de EU een moderne, hoogwaardige infrastructuur nodig die bijdraagt aan de onderlinge verbinding en integratie van de EU en al haar regio's in de vervoers-, telecommunicatie- en energiesector. Dergelijke verbindingen zijn essentieel voor het vrije verkeer van personen, goederen, kapitaal en diensten.

De Connecting Europe Facility ondersteunt daarom investeringen in vervoer, energie en digitale infrastructuur door de ontwikkeling van trans-Europese netwerken. Deze netwerken vergemakkelijken grensoverschrijdende verbindingen en interoperabiliteit, bevorderen de economische, sociale en territoriale samenhang en versterken het concurrentievermogen van de sociale markteconomie.

De specifieke doelstellingen van de Connecting Europe Facility zijn:

Connecting Europe Facility — Vervoer

·Knelpunten wegwerken, de interoperabiliteit van de spoorwegen vergroten, ontbrekende schakels realiseren en, in het bijzonder, grensoverschrijdende tracés verbeteren.

·Zorgen voor duurzame en efficiënte vervoersystemen op lange termijn teneinde voorbereidingen te treffen voor verwachte vervoerstromen, het mogelijk maken dat alle vervoerswijzen koolstofvrij worden door overschakeling op innovatieve koolstofarme en energie-efficiënte vervoerstechnologieën en de veiligheid optimaliseren.

·De integratie en interconnectie van vervoerswijzen optimaliseren, de interoperabiliteit van vervoersdiensten verbeteren en de toegankelijkheid van vervoersinfrastructuur waarborgen.
Connecting Europe Facility — Energie

·Het concurrentievermogen vergroten door de verdere integratie van de interne energiemarkt en de interoperabiliteit van elektriciteits- en gasnetten over de grenzen heen te bevorderen.

·De continuïteit van de energievoorziening in de EU verbeteren.

·Bijdragen tot duurzame ontwikkeling en bescherming van het milieu, onder meer door energie uit hernieuwbare bronnen in het transmissienet te integreren en door slimme energienetten en koolstofdioxidenetwerken te ontwikkelen.
Connecting Europe Facility — Telecommunicatie

·Bijdragen tot interoperabiliteit, connectiviteit, duurzame introductie, exploitatie en evolutief onderhoud van trans-Europese digitale-diensteninfrastructuren en coördinatie op Europees niveau.

·Bijdragen tot een efficiënte stroom van private en publieke investeringen om de uitrol en modernisering van breedbandnetwerken te stimuleren teneinde bij te dragen tot de verwezenlijking van de breedbanddoelstellingen van de digitale agenda voor Europa.


Uitvoering en recentste verwezenlijkingen

De Connecting Europe Facility biedt steun voor de ontwikkeling van het trans-Europese vervoersnetwerk, waarbij grensoverschrijdende verbindingen worden voltooid, ontbrekende schakels worden gerealiseerd en knelpunten worden weggewerkt. Tussen 2014 en 2018 werden 688 projecten geselecteerd voor financiering in het kader van het onderdeel Vervoer van de Connecting Europe Facility, waarmee 22,8 miljard euro aan EU-middelen ter beschikking werd gesteld en 48 miljard euro aan investeringen werd gemobiliseerd. In 2018 stelde de Connecting Europe Facility 1,7 miljard euro aan middelen ter beschikking waarmee in totaal bijna 7 miljard euro aan investeringen werd gemobiliseerd voor 88 op trans-Europese netwerken (TEN) gerichte vervoersprojecten. Daarnaast is een specifieke oproep gedaan om financiële middelen te mobiliseren voor de veiligheid, digitalisering en multimodaliteit van het vervoer met 450 miljoen euro aan beschikbare middelen.

Het onderdeel Telecommunicatie van de Connecting Europe Facility maakt interoperabiliteit mogelijk door het opzetten van een ecosysteem van betrouwbare grensoverschrijdende digitale-diensteninfrastructuren die essentieel zijn om de digitale transformatie van de lidstaten op gang te brengen. Wat connectiviteit betreft, stimuleert de Connecting Europe Facility investeringen in de uitrol en modernisering van breedbandnetwerken en biedt deze faciliteit hoogwaardige lokale draadloze connectiviteit in lokale gemeenschappen (Wifi4EU). Digitale-diensteninfrastructuren vergemakkelijken grensoverschrijdende interactie tussen overheidsdiensten, bedrijven en burgers op een groot aantal gebieden zoals cyberveiligheid, open data en e-gezondheidszorg. Het werkprogramma voor 2018 ondersteunde de uitrol, de exploitatie en het evolutieve onderhoud van 16 digitale infrastructuren, voortbouwend op de investeringen van de afgelopen jaren. Daarnaast zijn er aan het ecosysteem van de Connecting Europe Facility drie nieuwe bouwstenen toegevoegd, namelijk eArchiving, de Context Broker en Big Data Test Infrastructure ( 64 ).

De bouwsteen e-Identificatie is een antwoord op de uitdaging van de grensoverschrijdende erkenning van op nationaal niveau afgegeven elektronische identificatiedocumenten. Zodra deze in een lidstaat is ingevoerd, wordt de wederzijdse erkenning van dergelijke nationale identificatiedocumenten tussen de deelnemende lidstaten mogelijk. Dit betekent bijvoorbeeld dat een EU-burger met zijn eigen nationale identificatiemiddelen toegang kan krijgen tot een overheidsdienst van een andere lidstaat. In 2018 financierde de Connecting Europe Facility een ambitieus project dat de basis legt voor het daadwerkelijke gebruik van elektronische identificatiedocumenten in Nederland, waardoor EU-burgers hun identiteit elektronisch kunnen bewijzen met hun nationaal afgegeven documenten en zo toegang kunnen krijgen tot meer dan 200 openbare diensten in 90 gemeenten. De oplossing is momenteel beschikbaar voor Oostenrijkse, Duitse en Belgische houders van elektronische identificatiedocumenten en moet geleidelijk worden uitgebreid tot andere landen ( 65 ).

In 2018 werd de in 2017 gedane blendingoproep in het kader van het onderdeel Vervoer van de Connecting Europe Facility afgerond, waarbij een totale indicatieve begroting van 1,40 miljard euro aan EU-subsidies ter beschikking werd gesteld, te combineren met financiering door het Europees Fonds voor strategische investeringen, de Europese Investeringsbank, nationale stimuleringsbanken of particuliere investeerders – een innovatieve aanpak. Meer dan 250 miljoen euro aan medefinanciering zal worden besteed aan de bevordering van het gebruik van alternatieve brandstoffen in het vervoer. Deze projecten omvatten:

·de vergroening van de zeeroute tussen de haven van Świnoujście in Polen en de haven van Ystad in Zweden;

·de aanleg van infrastructuur voor openbaar vervoer op basis van waterstof in Denemarken, Letland en het Verenigd Koninkrijk;

·de bouw van een netwerk van tankstations voor vloeibaar bio-aardgas langs wegen die Zuid-Spanje en Oost-Polen met elkaar verbinden via België, Duitsland, Frankrijk en Nederland;

·de elektrificatie van stedelijke en regionale buslijnen in Kroatië, Italië, Slovenië en Slowakije ( 66 ).

In het kader van de blendingoproep is het project voor een nulemissienetwerk van stations voor het openbaar vervoer tussen Amsterdam en de luchthaven van Schiphol geselecteerd. Dit zal bijdragen tot een grotere multimodaliteit en tot een overschakeling van fossiele naar alternatieve brandstoffen in de stedelijke knooppunten van het trans-Europese vervoersnetwerk rond Amsterdam (Noordzee - Oostzee, Noordzee - Middellandse Zee en Rijn - Alpen).

De meerjarige werkprogramma's voor het onderdeel Energie van de Connecting Europe Facility tussen 2014 en 2018 hebben geleid tot de toewijzing van in totaal 3,4 miljard euro aan 122 acties die bijdragen tot 91 projecten van gemeenschappelijk belang ( 67 ).

In 2018 werd de selectie van het project SuedOstLink, een van de grootste Duitse energie-infrastructuurprojecten, ondertekend. Het project bestaat uit volledig ondergronds getrokken hoogspanningskabels met een lengte van 580 kilometer. De elektriciteitsleiding zal een dringend noodzakelijke verbinding tot stand brengen tussen locaties voor de opwekking van windenergie in het noorden van Duitsland en de verbruikscentra in het zuiden van het land. De leiding zal dus zorgen voor een betere integratie van hernieuwbare energiebronnen en zal de grensoverschrijdende uitwisseling van energie met aangrenzende EU-lidstaten bevorderen.

Er is ook een subsidie van 27 miljoen euro toegekend ter ondersteuning van de aanleg van een nieuwe interne elektriciteitsleiding van 400 kV tussen Cernavodă en Stâlpu in Roemenië, die zal bijdragen tot de uitbreiding van de interconnectiecapaciteit tussen Bulgarije en Roemenië en tot de integratie van aan de Zwarte Zeekust opgewekte windenergie.

Daarnaast is een subsidieovereenkomst ondertekend ter ondersteuning van de invoering van aardgas in Cyprus via het CyprusGas2EU-project (EU-steun ten belope van 101 miljoen euro), dat een einde zal maken aan het huidige energie-isolement van Cyprus. Dit zal zorgen voor diversificatie in een regio die grotendeels door één enkele voorzieningsbron wordt gedomineerd en zal helpen om de luchtverontreiniging en uitstoot te doen dalen door het mogelijk te maken elektriciteit te produceren met gas in plaats van met zware stookolie. Het project zal ook de energiezekerheid en het prijsconcurrentievermogen verbeteren ( 68 ).

In 2018 werd een subsidie van 578 miljoen euro, de grootste ooit in het kader van het onderdeel Energie van de Connecting Europe Facility, toegekend ter ondersteuning van de aanleg van een verbinding tussen Frankrijk en Spanje in de Golf van Biskaje. De nieuwe elektriciteitsverbinding zal het Iberisch schiereiland beter integreren in de interne elektriciteitsmarkt. Het project, met een 280 km lang onderzees gedeelte, omvat technologisch innovatieve oplossingen voor het ontwerp van het traject over de 'Gouf de Capbreton' en het gedeelte op het Franse vasteland, dat volledig onder de grond loopt. Deze nieuwe verbinding zal de interconnectiecapaciteit tussen beide landen bijna verdubbelen – van 2 800 megawatt tot 5 000 megawatt – en zal Spanje dichter bij de doelstelling van 10 % interconnectie brengen ten opzichte van het huidige niveau van 6 %. Deze sprong zal een betere integratie van hernieuwbare energiebronnen mogelijk maken en zo een belangrijke bijdrage leveren aan de overgang naar schone energie en aan het beleid van de EU op dit gebied.


Het WiFi4EU-initiatief werd in 2016 door voorzitter Juncker aangekondigd als onderdeel van de strategie voor een digitale eengemaakte markt, een kader met nieuwe maatregelen om aan de groeiende connectiviteitsbehoeften van de Europeanen te voldoen en het concurrentievermogen van Europa te versterken. Het WiFi4EU-initiatief heeft tot doel burgers en bezoekers in de hele EU gratis kwalitatief hoogwaardige toegang tot internet te bieden via wifihotspots in openbare ruimten zoals parken, pleinen, overheidsgebouwen, bibliotheken en ziekenhuizen. Er zullen door de Europese Commissie gefinancierde vouchers, elk met een waarde van 15 000 euro, worden toegekend om bijna 9 000 gemeenten in de EU, Noorwegen en IJsland te steunen bij de installatie van wifihotspots in deze centra van het openbare leven, waarbij een beroep zal worden gedaan op de diensten van wifi-installateurs ( 69 ).

De eerste oproep tot het indienen van aanvragen in het kader van het WiFi4EU-initiatief vond plaats in november 2018, waarbij meer dan 13 000 gemeenten uit heel Europa een aanvraag indienden en 2 800 vouchers werden toegekend ( 70 ).

Beoordeling en evaluatie

Uit de evaluatie van de Connecting Europe Facility ( 71 ) is gebleken dat het samenbrengen van vervoer, energie en telecommunicatie in een gemeenschappelijk financieringskader schaalvoordelen op programmaniveau mogelijk heeft gemaakt, met één enkel uitvoerend agentschap en gemeenschappelijke procedures. Op projectniveau is de Connecting Europe Facility er echter onvoldoende in geslaagd de verwachte synergieën tot stand te brengen.

De bevindingen van de evaluatie zijn verwerkt in het voorstel voor de volgende Connecting Europe Facility door bijzondere nadruk te leggen op vereenvoudiging, meer flexibiliteit en een betere monitoring van de prestaties ( 72 ).

De toekomstige uitdagingen voor de EU-economie bij het streven naar decarbonisatie en digitalisering zullen een toenemende convergentie van de vervoers-, energie- en digitale sector vereisen. Voorbeelden van synergiegebieden zijn geconnecteerde en autonome mobiliteit, schone mobiliteit op basis van alternatieve brandstoffen, energieopslag en slimme netwerken. In het voorstel voor de Connecting Europe Facility na 2020 ( 73 ) wordt beoogd deze synergieën te vergroten: ter bevordering van projecten die meer dan een sector bestrijken, zal onder meer de mogelijkheid worden geboden om het hoogste medefinancieringspercentage van de betrokken sectoren toe te passen. Bovendien zal het voor elke sector mogelijk zijn om aanvullende elementen met betrekking tot een andere sector als subsidiabele kosten te aanvaarden, bijvoorbeeld de opwekking van hernieuwbare energie in het kader van een vervoersproject. Om sectoroverschrijdende voorstellen aan te moedigen en te prioriteren, wordt het synergieaspect van een voorgestelde actie beoordeeld op basis van de selectiecriteria. Synergieën zullen worden gerealiseerd via gezamenlijke werkprogramma's en gezamenlijke financiering met de drie sectoren. Het is de bedoeling dat bepaalde activiteiten die momenteel in het kader van het onderdeel Telecommunicatie van de Connecting Europe Facility worden ondernomen, in de context van het nieuwe programma Digitaal Europa worden voortgezet.

Concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen

Doelstellingen van het programma

Het programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen omvat acties ter ondersteuning van kleine ondernemingen via subsidies, financiële instrumenten en ondersteunende diensten.

Europese bedrijven helpen om hun volledige potentieel te bereiken

2014-2020

2,4

miljard euro

Toegang

tot markten

Verbetering van het ondernemingsklimaat

Kleine en middelgrote ondernemingen vertegenwoordigen 99 % van alle ondernemingen

Ondernemerschap

Toegang

tot

financiering



Kleine en middelgrote ondernemingen zijn goed voor 85 % van alle nieuwe banen


Bron: Europese Commissie

Het programma verbetert de toegang tot financiering voor kleine en middelgrote ondernemingen door middel van twee financiële instrumenten, de leninggarantiefaciliteit en de eigenvermogensfaciliteit voor groei. Beide instrumenten worden door het Europees Investeringsfonds beheerd en vergemakkelijken de toegang tot leningen en aandelenfinanciering voor risicovollere kleine ondernemingen die anders niet de financiering hadden kunnen krijgen die zij nodig hebben.

Uitvoering en recentste verwezenlijkingen

Sinds 2015 en als onderdeel van het investeringsplan voor Europa zijn de financieringsmogelijkheden in het kader van de leninggarantiefaciliteit verbeterd met de steun van het Europees Fonds voor strategische investeringen. De initiële vervroegde terbeschikkingstelling werd in 2017 omgezet in een permanente verhoging van het budget van de leninggarantiefaciliteit met 550 miljoen euro uit het Europees Fonds voor strategische investeringen. Dit maakte het mogelijk om in 2018 veel meer financiering beschikbaar te stellen aan risicovollere, kleinere bedrijven, met inbegrip van startende ondernemingen, die het moeilijkst toegang hebben tot financiering wegens het veronderstelde hogere risico of een gebrek aan voldoende onderpand. In de loop van 2018 heeft het Europees Investeringsfonds 36 leninggarantieovereenkomsten voor een totaalbedrag van 387 miljoen euro ondertekend, waarvan 33 overeenkomsten gezamenlijk werden ondersteund door het Europees Fonds voor strategische investeringen en de leninggarantiefaciliteit ( 74 ). Dankzij deze overeenkomsten en de in de voorgaande jaren ondertekende overeenkomsten was eind september 2018 voor meer dan 20 miljard euro financiële steun verleend aan meer dan 381 000 kleine ondernemingen.

De ondertekening van overeenkomsten voor de eigenvermogensfaciliteit voor groei nam meer tijd in beslag, omdat eigen vermogen complexere duediligenceprocedures en procedures voor het aantrekken van kapitaal met zich meebrengt. Eind 2018 had het Europees Investeringsfonds via de eigenvermogensfaciliteit voor groei in 14 fondsen geïnvesteerd voor een totaalbedrag van 163,5 miljoen euro ( 75 ). Vijf daarvan waren meerfasefondsen in combinatie met de InnovFin-eigenvermogensfaciliteit voor startende ondernemingen ( 76 ) die in het kader van Horizon 2020 is opgezet.

Het Enterprise Europe Network helpt kleine Europese bedrijven om te internationaliseren door adviesdiensten te leveren en door zaken-, technologie - en innovatiepartners in het buitenland te zoeken. De netwerkdiensten zijn beschikbaar voor kleinere bedrijven in de EU en voor de met het programma geassocieerde landen via 607 intermediaire organisaties. In 2018 hielpen de netwerkdiensten naar schatting 250 000 kleine en middelgrote ondernemingen bij het ontwikkelen van hun activiteiten buiten hun eigen land en faciliteerden zij ongeveer 75 000 bijeenkomsten van kleine ondernemingen om te spreken over zakelijke samenwerking, wat resulteerde in de ondertekening van 2 611 internationale partnerschapsovereenkomsten tussen hen ( 77 ). In 2018 hebben de vernieuwde ondersteunende netwerkadviesdiensten 1 796 kleine en middelgrote ondernemingen geholpen hun concurrentievermogen te verbeteren en hun innovatievermogen te vergroten. Er zijn opschalingsadviseurs van het Enterprise Europe Network ingeschakeld, zoals uiteengezet in het door de Commissie opgezette starters- en opschalingsinitiatief ( 78 ) met de uitvoering van een specifieke actie die 56 EU-regio's bestrijkt, die opschalende bedrijven helpen om belemmeringen voor de groei uit de weg te ruimen. Er is een nieuwe strategische visie voor het Enterprise Europe Network opgesteld om ervoor te zorgen dat het Enterprise Europe Network diensten blijft leveren die inspelen op de toekomstige behoeften van kleine ondernemingen.

Kleine ondernemingen waarderen het netwerk en de door het netwerk geboden ondersteuning: 89 % van de kleine en middelgrote ondernemingen verwacht dat haar marktpositie dankzij deze steun zal verbeteren. Bovendien is bijna een op de twee van mening dat haar concurrentievermogen zal verbeteren dankzij innovatieverbeteringen die met behulp van het netwerk worden bereikt. Bijna 6 van de 10 schatten dat netwerkdiensten hen zullen helpen om banen te behouden of te creëren.

Erasmus voor jonge ondernemers organiseert jaarlijks oproepen tot het indienen van voorstellen. In 2018 had Erasmus voor jonge ondernemers al 7 000 uitwisselingen tussen nieuwe en ervaren ondernemers in heel Europa bereikt sinds de start van het programma ( 79 ). Om de geografische uitbreiding van Erasmus voor jonge ondernemers naar nieuwe bestemmingen buiten Europa te testen, werd in april 2018 gestart met de uitvoering van het proefproject Erasmus for Young Entrepreneurs Global, dat 24 maanden loopt.

Het programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen draagt ook op verschillende manieren bij tot de verbetering van de randvoorwaarden voor het concurrentievermogen van ondernemingen in de EU. In het kader van het initiatief 'Cluster Go International' heeft het programma in 2018 de oprichting van 25 EU-clusterpartnerschappen mogelijk gemaakt, die 134 clusters in Europa ondersteunen om internationaal te gaan ten behoeve van hun kleine en middelgrote ondernemingen ( 80 ). Dit initiatief moedigt deelnemende clusters en kleine ondernemingen aan om toegang te verkrijgen tot mondiale waardeketens en strategische partners buiten Europa te zoeken. In 2018 zijn negen Europese strategische clusterpartnerschappen voor slimme specialisatie en investeringen opgericht. Deze partnerschappen verenigen 57 clusters in heel Europa en bereiken meer dan 6 000 kleine en middelgrote ondernemingen.

Het Europees platform voor clustersamenwerking ( 81 ) heeft zich ontwikkeld tot een toonaangevend centrum voor het faciliteren van clustersamenwerking op EU- en mondiaal niveau. Het verenigt meer dan 930 clusterorganisaties en bereikt ongeveer 100 000 kleine ondernemingen. Met de facilitering van meer dan 1 100 internationale matchmaking-bijeenkomsten tussen clusters in 2018, waaraan het Europees platform voor clustersamenwerking deelnam, is het een belangrijk EU-instrument geworden om de internationalisering van dergelijke ondernemingen te ondersteunen.

Beoordeling en evaluatie

Uit een studie ter evaluatie van het programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen ( 82 ) is gebleken dat het programma sterk is afgestemd op de veranderende behoeften van kleine ondernemingen in Europa en van groot belang is voor het publiek, dankzij de nadruk die wordt gelegd op het bevorderen van werkgelegenheidskansen en het creëren van groei. De EU-dimensie staat centraal in het programma en is cruciaal voor de meeste acties. Het programma heeft met succes de bouwstenen voor het bereiken van de verwachte resultaten gelegd. De kracht van het programma ligt in het gebruik van intermediaire organisaties (financiële intermediairs, leden van het Enterprise Europe Network, intermediaire organisaties voor Erasmus voor jonge ondernemers en clusterorganisaties). Het programma maakt gebruik van de nabijheid van deze lokale intermediairs bij kleine ondernemingen en vergemakkelijkt de integratie van de diensten van het programma met de diensten van deze nationale en regionale intermediairs. De feedback van begunstigden is over het algemeen positief en een grote meerderheid van de begunstigden vindt de kosten-batenverhouding van hun deelname goed. De Europese dimensie is de meerwaarde van het programma.

In de studie zijn voorstellen gedaan om de tekortkomingen in de prestaties van het programma te verbeteren: de versnippering van het budget in veel kleine acties moet worden verminderd om de efficiëntie en kosteneffectiviteit te verbeteren; en monitoringgegevens moeten centraal beschikbaar worden gesteld om de uitvoering strategisch te sturen. Er zijn geen grote overlappingen tussen de programma-activiteiten en andere beleidsinitiatieven op EU-, nationaal of regionaal niveau. Voor sommige acties zijn de synergieën en complementariteit met andere acties op EU-, nationaal en regionaal niveau echter voor verbetering vatbaar.

De studie werd gebruikt voor het opstellen van de voorstellen van opvolgers van de programma's voor het meerjarig financieel kader na 2020. Het programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (met uitzondering van de financiële instrumenten) zal worden geïntegreerd in een nieuw programma met de naam 'programma voor de eengemaakte markt' ( 83 ). Het nieuwe programma zal specifieke soorten acties ondersteunen op het gebied van de versterking van het concurrentievermogen, met name van kleine en middelgrote ondernemingen, normalisatie, consumentenbescherming, bestrijding van het witwassen van geld, concurrentie, financiële verslaglegging en controle, veterinaire en fytosanitaire maatregelen in de gehele voedselketen en Europese statistieken. De financiële instrumenten van het programma zullen worden geïntegreerd in een nieuw fonds, InvestEU genaamd, waardoor EU-financiering in de vorm van vreemd en eigen vermogen onder één dak wordt gebracht.

ERASMUS+

Doelstellingen van het programma

Erasmus+ is het vlaggenschipprogramma van de EU ter ondersteuning en versterking van onderwijs, opleiding, jeugd en sport in Europa. Erasmus+ en zijn voorlopers bieden al drie decennia lang mobiliteitsmogelijkheden aan jongeren, studenten, lerenden in het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding en volwassenen om in het buitenland, in Europa of daarbuiten te studeren, een opleiding te volgen, ervaring op te doen en vrijwilligerswerk te verrichten. Het programma Erasmus+ speelt een belangrijke rol bij de ondersteuning van de samenwerking tussen universiteiten, scholen, aanbieders van beroepsopleidingen, jeugd- en sportorganisaties, alsook bij het bieden van leermogelijkheden voor toekomstige leerkrachten en bij de professionele ontwikkeling van leerkrachten en schoolleiders. Het programma bevordert de mobiliteit van lerenden en personeel in het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding, alsook van personeel in de sector van de volwasseneneducatie, en ondersteunt tegelijkertijd de internationalisering door middel van strategische partnerschappen die de in de conclusies van Riga inzake beroepsonderwijs en -opleiding en de in de Europese agenda voor volwasseneneducatie vastgestelde prioriteiten verder ontwikkelen.

Ondersteuning van onderwijs en opleiding

·Werken aan een Europese onderwijsruimte tegen 2025.

·Het niveau van kerncompetenties en vaardigheden verbeteren voor een hechtere samenleving, met name door leermobiliteit en samenwerking met de wereld van het werk.

·Kwaliteitsverbeteringen, uitmuntende innovatie en internationalisering van onderwijs- en opleidingsinstellingen bevorderen.

·Innovatieve beleidsontwikkeling, beleidsdialoog en -uitvoering en de uitwisseling van kennis op het gebied van onderwijs, opleiding en jeugd stimuleren.

·Bewustmaken van het belang van een ruimte voor een leven lang leren.

·De internationale dimensie van onderwijs en opleiding ondersteunen.

·Talen onderwijzen en leren.

·Onderwijs en onderzoek op het gebied van de Europese integratie bevorderen via de Jean Monnet-activiteiten.
Jongeren

·Het niveau van kerncompetenties en vaardigheden van jongeren verbeteren, met name door meer niet-formele mogelijkheden voor leermobiliteit.

·De samenwerking tussen organisaties in de jeugdsector versterken.

·De internationale dimensie van jeugdactiviteiten en de rol van jongerenwerkers en -organisaties ondersteunen.
Sport

·Grensoverschrijdende bedreigingen van de integriteit van de sport aanpakken.

·Goed bestuur in de sport en dubbele loopbanen van sporters ondersteunen.

·Vrijwilligerswerk in de sport bevorderen.


Uitvoering en recentste verwezenlijkingen

In 2018 werd bij alle acties van het programma de nadruk gelegd op activiteiten ter ondersteuning van sociale inclusie en gelijke kansen op het gebied van onderwijs, opleiding, jeugd en sport – in overeenstemming met de verklaring over het bevorderen, via het onderwijs, van burgerschap en de gemeenschappelijke waarden vrijheid, tolerantie en non-discriminatie (verklaring van Parijs) en met het actieplan van de Commissie voor de integratie van onderdanen van derde landen.

In 2018 heeft Erasmus+ blijk gegeven van flexibiliteit bij de aanpak van specifieke beleidsprioriteiten door middel van verschillende acties.

800 000320 00013 00047 00055 000172 000
In 2018 profiteren mensen van leren, werken of vrijwilligerswerk in het buitenland (10 miljoen sinds de start van het programma)Deelnemers aan mobiliteit van hogeronderwijs-studenten in 2018Deelnemers voor arbeidsmobiliteit (december 2018)Gebruikers van het elektronisch platform voor een leven lang leren (december 2018)Downloads van de mobiele app van Erasmus+ (december 2018)Deelnemers voor mobiliteit op het gebied van (beroeps)opleidingen in 2018

Wat hoger onderwijs betreft, werd in 2018 prioriteit gegeven aan het verhogen van de kwaliteit en relevantie van de kennis en vaardigheden van studenten, het verbeteren van het gebruik van informatie- en communicatietechnologie (ICT), het inclusiever maken van hogeronderwijsstelsels en het versterken van de banden tussen instellingen voor hoger onderwijs en werkgevers of sociale ondernemingen. Meer dan 320 000 hogeronderwijsstudenten namen in 2018 deel aan een programma ter bevordering van de studentenmobiliteit.

Wat schoolonderwijs betreft, werd prioriteit gegeven aan het versterken van de profielen van de onderwijsberoepen, het bevorderen van de verwerving van kerncompetenties, bijvoorbeeld door het aanpakken van ondermaatse prestaties op het gebied van de basisvaardigheden wiskunde, exacte wetenschappen en lezen en schrijven, en het ondersteunen van meertalige klassen. De toegang tot het programma Erasmus+ voor scholen werd in 2018 vergemakkelijkt door de invoering van een nieuwe vorm van schooluitwisselingspartnerschappen in het programma. Hierdoor is het aantal geselecteerde projecten in de sector met 40% gestegen. Leerkrachten kunnen zich ook aansluiten bij de eTwinning-gemeenschap en deelnemen aan samenwerkingsprojecten met klassen in andere landen om professionele-ontwikkelingsmogelijkheden online en via persoonlijke ontmoetingen te volgen en erkenning te krijgen voor hun werk. Sinds de oprichting van eTwinning in 2005 hebben er al 640 000 gebruikers en 218 000 scholen aan deelgenomen. In 2018 werden 103 000 nieuwe gebruikers geregistreerd en 14 000 projecten gestart.

Wat beroepsonderwijs en -opleidingbetreft, ondersteunt Erasmus+ de ontwikkeling van partnerschappen tussen het bedrijfsleven en de onderwijssector die gericht zijn op het bevorderen van werkplekleren in al zijn vormen, met bijzondere aandacht voor het leerlingstelsel, alsook de ontwikkeling van gemeenschappelijke kwalificaties en leerplannen die beantwoorden aan de huidige en toekomstige sectorale behoeften aan vaardigheden. De langetermijnmobiliteit (tussen 3 en 12 maanden) van in aanmerking komende deelnemers is bevorderd door vanaf 2018 de activiteit ErasmusPro ( 84 ) in het programma Erasmus+ op te nemen. Deze mobiliteit is dan ook met meer dan 60 % toegenomen (gemiddeld 8 000 per jaar in de periode 2014-2017 en bijna 13 000 in 2018).

Wat sociale inclusie en rechtvaardigheid betreft, ondersteunt Erasmus+ acties ter voorkoming van gewelddadige radicalisering en ter bevordering van democratische waarden, grondrechten, intercultureel begrip en actief burgerschap, alsmede acties ter bevordering van de inclusie van kansarme lerenden, met inbegrip van personen met een migratieachtergrond, en ter voorkoming en bestrijding van discriminerende praktijken. In het kader van het onderdeel Sport zijn initiatieven ter bestrijding van grensoverschrijdende bedreigingen van de integriteit van de sport, zoals doping, wedstrijdvervalsing en geweld, alsook alle vormen van intolerantie en discriminatie, verder ondersteund. In het kader van dit onderdeel zijn goed bestuur op sportgebied, dubbele loopbanen van sporters en vrijwilligerswerk in de sport bevorderd, samen met sociale inclusie, onder meer van vluchtelingen en migranten.

Wat volwasseneneducatie betreft, werd in 2018 prioriteit gegeven aan het verbeteren en uitbreiden van het aanbod van hoogwaardige leermogelijkheden die zijn afgestemd op de behoeften van individuele laagopgeleide of laaggekwalificeerde volwassenen, zodat zij schrijf-, lees- en rekenvaardigheden of digitale vaardigheden kunnen verwerven, onder meer door de validering van vaardigheden die door informeel en niet-formeel leren zijn verworven. Het vergroten en ontwikkelen van de competenties van onderwijsgevenden wordt ook benadrukt als een prioriteit voor deze sector.

Volwasseneneducatie: het aantal geregistreerde gebruikers van het elektronisch platform voor volwassenenonderwijs in Europa steeg in 2018 met maar liefst 38 % j-o-j tot met meer dan 47 000. Dit platform is een op open lidmaatschap gebaseerde meertalige gemeenschap van professionals in het volwassenenonderwijs, met inbegrip van onderwijsgevenden en opleiders, begeleidend en ondersteunend personeel, onderzoekers en academici, en beleidsmakers.

Wat de internationale dimensie betreft, is Erasmus+ mobiliteitsmogelijkheden blijven bieden voor hogeronderwijspersoneel, studenten, jongeren en jongerenwerkers tussen Europa en de rest van de wereld, met bijzondere nadruk op het ondersteunen van de verdere ontwikkeling van de Europese nabuurschapsregio (Westelijke Balkan, Oostelijk Partnerschap ( 85 ) en zuidelijke Middellandse Zeegebied). Op 18 januari 2018 heeft de Commissie het actieplan voor digitaal onderwijs ( 86 ) goedgekeurd, dat betrekking heeft op formeel onderwijs met specifieke acties voor schoolonderwijs, beroepsonderwijs en -opleiding en hoger onderwijs. In het plan worden drie prioriteiten vastgesteld om ervoor te zorgen dat digitale technologieën doelgericht worden gebruikt om te innoveren en het onderwijs en leren te verbeteren. De 11 acties van het plan omvatten ondersteuning van breedband met hoge capaciteit in alle scholen, de oprichting van een Europees platform voor digitaal hoger onderwijs en betere samenwerking, en de verstrekking van opleidingsprogramma's over digitale en ondernemersvaardigheden en over bewustmaking van het belang van de veiligheid online.

De mobiele app van Erasmus+ bleef een digitale éénloketdienst die deelnemers en geïnteresseerde jongeren begeleidt bij het vinden van alles wat ze moeten weten over de mogelijkheden om met Erasmus+ naar het buitenland te gaan. De app biedt informatie, tips, meldingen en andere diensten om de organisatie van hun mobiliteitsperioden te vergemakkelijken. De app werd in 2018 bijna 30 000 keer gedownload en geïnstalleerd en is sinds de lancering ervan (medio 2017) al meer dan 55.000 keer gedownload. Er zijn ook besprekingen begonnen over de wijze waarop het aanbod van onlinediensten voor studenten die een periode van grensoverschrijdende leermobiliteit doorbrengen, kan worden verbeterd en verbreed, met inbegrip van een mogelijke uitbreiding van de app als onderdeel van één enkel groter onlinetoegangspunt voor diensten voor mobiele studenten.

Het rolmodelleninitiatief ( 87 ), een netwerk van positieve rolmodellen ter ondersteuning van de preventie van radicalisering die tot gewelddadig extremisme leidt, wordt verder uitgerold door de deelnemende nationale Erasmus+-agentschappen. Met de eerste proefactiviteiten die in 2017 van start gingen, kreeg het initiatief in de loop van 2018 een bredere dimensie (bijvoorbeeld de succesvolle lancering van het rolmodelleninitiatief in Italië in maart 2018). Naast dit initiatief van de nationale Erasmus+-agentschappen bevordert de Commissie de rolmodellenaanpak door middel van een oproep tot het indienen van voorstellen voor sociale inclusie in het kader van het programma Erasmus+.


Het initiatief creativiteit en kritisch denken in het hoger onderwijs, dat begin 2018 van start ging, heeft tot doel een prototype van een beoordelingsinstrument internationaal te ontwikkelen en te testen om faculteiten te helpen de creatieve vaardigheden van hun studenten alsmede hun vermogen om kritisch te denken te ontwikkelen en te beoordelen. Via Erasmus+ financiert de Commissie de eerste fase van dit project, die erin bestaat hogeronderwijspersoneel te betrekken bij het operationaliseren van creativiteit en kritisch denken en het verzamelen van voorbeelden van pedagogische taken en studentenwerk om te illustreren hoe studenten in verschillende situaties blijk kunnen geven van deze vaardigheden.

Beoordeling en evaluatie

Uit de tussentijdse evaluatie van het programma Erasmus+ voor de periode 2014-2020 ( 88 ), waarin de voortgang bij de uitvoering van het programma en de langetermijneffecten van de voorlopers van Erasmus+ zijn beoordeeld, is gebleken dat het huidige programma Erasmus+ een uniek pakket resultaten op het gebied van onderwijs, opleiding, jeugd en sport oplevert en door de belanghebbenden en het publiek zeer wordt gewaardeerd. Uit die evaluatie is de grote Europese meerwaarde van Erasmus+ en de voorlopers van dit programma naar voren gekomen. Bovendien werd in de evaluatie gewezen op de positieve effecten van het geïntegreerde karakter van het programma, dat het leren in al zijn contexten bestrijkt.

Uit de evaluatie is gebleken dat er enkele gebieden zijn die voor verbetering vatbaar zijn, met name: wat relevantie betreft, werd er in de evaluatie op gewezen dat Erasmus+ meer aandacht moet besteden aan personen die minder kansen hebben, de deelname van kleinere organisaties moet vergemakkelijken om het programma inclusiever te maken en meer moet doen om het begrip van de Europese integratie en het gevoel van verbondenheid met Europa te bevorderen, met name onder de jongste generaties; wat doeltreffendheid betreft, moeten er meer Erasmus+-activiteiten plaatsvinden in sectoren die het best presteren maar die tot dusver relatief minder financiële middelen hebben ontvangen, zoals de sectoren onderwijs, beroepsonderwijs en -opleiding en jeugd, wat tevens de inclusiedimensie van het programma zal helpen versterken; en wat efficiëntie betreft, moeten de aanvraag- en rapportageprocedures van Erasmus+ verder worden vereenvoudigd om de administratieve lasten voor de begunstigden te verminderen en moeten de onlineprocedures van het programma verder worden geoptimaliseerd.

De Rekenkamer heeft in haar speciaal verslag ( 89 ) over mobiliteit in het kader van Erasmus+ ook geconcludeerd dat dit programma een bekend en succesvol EU-merk is. Erasmus+ speelt een sleutelrol bij het vergroten van de leermobiliteit in het buitenland en heeft een positief effect op de houding van de deelnemers ten opzichte van de EU. De Rekenkamer heeft de innovatieve garantiefaciliteit voor studentenleningen aangewezen als een gebied dat voor verbetering vatbaar is en heeft tevens een betere dekking van de doelstellingen van het programma door indicatoren aanbevolen.

De Commissie heeft met deze suggesties voor verbetering rekening gehouden in de voorgestelde opvolger Erasmus: het EU-programma voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport ( 90 ) in de context van het meerjarig financieel kader 2021-2027. Het nieuwe programma zal in het bijzonder gericht zijn op het vergroten van de mobiliteit en het verhogen van het aantal uitwisselingen voor alle categorieën lerenden, het opvoeren van de inspanningen om lerenden die minder kansen hebben te bereiken en het vergroten van de mogelijkheden tot samenwerking, ook voor kleinere organisaties. Het nieuwe programma zal trachten bepaalde bestaande acties te rationaliseren en heroriënteren. Zo zullen sommige acties specifiek worden gericht op activiteiten die de ontwikkeling van competenties op toekomstgerichte gebieden bevorderen; andere zullen worden gericht op het stimuleren van innovatie op het gebied van onderwijs, opleiding, jeugd en sport; de Jean Monnet-activiteiten zullen gedeeltelijk worden geheroriënteerd op bredere groepen lerenden; de acties in de sector volwasseneneducatie zullen worden versterkt. Tegelijkertijd versterkt het voorgestelde programma de inclusieve dimensie van het programma door bepaalde bestaande acties aan te passen en nieuwe maatregelen in te voeren (zoals kortetermijn-, groeps- en virtuele mobiliteit).

Elke euro die we in Erasmus+ investeren, is een investering in de toekomst, de toekomst van een jongere en van onze Europese gedachte. Ik kan me geen waardevollere investering inbeelden dan de investering in deze leiders van morgen.

"30 jaar Erasmus-uitwisselingen in het buitenland: Commissie viert verjaardag met nieuwe mobiele app" – europa.eu/rapid/press-release_IP-17-1574_nl


Europees Solidariteitskorps

Doelstellingen van het programma

Voorzitter Juncker kondigde het Europees Solidariteitskorps aan in zijn toespraak over de staat van de Unie 2016. Het Europees Solidariteitskorps biedt jongeren tussen 18 en 30 jaar de mogelijkheid om deel te nemen aan een breed scala van solidariteitsactiviteiten in de EU, met als doel 100 000 kansen te creëren tegen eind 2020. Van december 2016 tot de goedkeuring van de verordening betreffende het Europees Solidariteitskorps ( 91 ) werden acht verschillende programma's uitgevoerd om jongeren de kans te geven deel te nemen aan een reeks solidariteitsactiviteiten die gericht zijn op de aanpak van moeilijke situaties in de EU. Deelname aan deze activiteiten komt niet alleen de persoonlijke ontwikkeling, de actieve betrokkenheid bij de samenleving en de inzetbaarheid van jongeren ten goede, maar helpt ook niet-gouvernementele organisaties, overheidsinstanties en bedrijven bij hun inspanningen om maatschappelijke en andere uitdagingen aan te pakken. Naast vrijwilligerswerk, stages en banen biedt het Europees Solidariteitskorps de deelnemers ook de mogelijkheid om hun eigen solidariteitsprojecten op te zetten of om als groep vrijwilligerswerk te doen.

Het Europees Solidariteitskorps wil de betrokkenheid van jongeren en organisaties bij solidariteitsactiviteiten versterken. Het korps is een middel om de cohesie, solidariteit en democratie in Europa en daarbuiten te helpen versterken en om maatschappelijke en humanitaire uitdagingen op het terrein aan te pakken, met bijzondere aandacht voor de bevordering van sociale inclusie.

Solidariteit als een waarde bevorderen door middel van vrijwilligerswerk; de betrokkenheid van jongeren en organisaties versterken.
Bijdragen aan de versterking van de cohesie, de solidariteit, de democratie en het burgerschap in Europa.
Een antwoord bieden op maatschappelijke uitdagingen en gemeenschappen versterken, met bijzondere inspanningen om sociale inclusie te bevorderen.


Uitvoering en recentste verwezenlijkingen

Sinds december 2016 richt de Commissie zich op het ontwerp en de ontwikkeling van het Europees Solidariteitskorps, alsook op het verstrekken van informatie aan en het bereiken van potentiële deelnemers.

Eind 2018 werden verschillende belangrijke mijlpalen bereikt, waaronder de volgende:

·De verordening  ( 92 ) tot oprichting van het Europees Solidariteitskorps werd aangenomen. Deze verordening voorziet het korps van een eigen rechtsgrondslag, vergemakkelijkt de uitvoering van het programma en voorziet in een autonome begroting.

·De eerste oproep tot het indienen van voorstellen van het korps in 2018 was een succes: meer dan 1 400 voorstellen werden ingediend door organisaties die solidariteitsactiviteiten organiseren of ondersteunen. Daarvan waren 255 voorstellen afkomstig van groepen jongeren die zich op de portaalsite van het Europees Solidariteitskorps hadden ingeschreven om solidariteitsprojecten uit te voeren. In totaal kunnen de voorgestelde activiteiten tot 13 000 kansen voor jongeren bieden.

·Eind 2018 waren meer dan 10 000 jongeren al met hun activiteiten begonnen en hadden meer dan 96 000 jongeren zich op de portaalsite ( 93 ) ingeschreven (sinds het begin van het programma). Deze grote vraag zal waarschijnlijk helpen om alle kansen die het programma biedt in te vullen.

Foto: © Europese Unie

Géraldine Maitreyi Gupta is een van de tienduizenden jonge Europeanen die vrijwilligerswerk hebben gedaan voor het Europees Solidariteitskorps. Het korps ontving op 17 november 2018 de prijs 'Innovation in Politics' in de categorie 'Civilisation', uitgereikt door het Innovation in Politics Institute in Wenen, Oostenrijk.

Beoordeling en evaluatie

Uit de evaluatie vooraf van het korps ( 94 ) kwam naar voren dat de EU deze uitdagingen moet aanpakken in het kader van een uitgebreid Europees Solidariteitskorps. Met name, gezien de aanvankelijke verwarring onder potentiële deelnemers over de rol van het korps, wat betreft de onderliggende programma's en de verschillen en samenhang met het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp.

Voor de volgende EU-begroting 2021-2027 heeft de Commissie haar voorstel voor een nieuw programma voor het Europees Solidariteitskorps ( 95 ) ingediend, dat erop gericht is de kansen die het biedt te verruimen. Het nieuwe programma zal tussen 2021 en 2027 minstens 350 000 jongeren in de gelegenheid stellen gemeenschappen in nood te helpen via vrijwilligerswerk, stages en arbeidsbemiddeling. Daarom heeft de Commissie voorgesteld om in de volgende langetermijnbegroting van de EU 1,3 miljard euro uit te trekken over een periode van zeven jaar.

Het voorstel bouwt voort op de resultaten die het korps in de eerste jaren van zijn bestaan heeft bereikt en consolideert de inspanningen om een centraal aanspreekpunt te creëren voor jongeren die solidariteitswerk willen doen. Het korps zal met name ook vrijwilligerswerk ter ondersteuning van humanitaire hulpactiviteiten en -operaties in derde landen in het programma op te nemen. Deze goed functionerende EU-regeling voor humanitaire hulp was tot nu toe actief onder de naam 'EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp'.

Werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI)

Doelstellingen van het programma

Het programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie bevordert hoogwaardige en duurzame werkgelegenheid, garandeert toereikende en behoorlijke sociale bescherming, bestrijdt sociale uitsluiting en armoede en verbetert de arbeidsomstandigheden. Het is gebouwd op drie pijlers: steun voor de modernisering van het werkgelegenheids- en sociaal beleid (Progress), arbeidsmobiliteit (Europees netwerk van diensten voor de arbeidsvoorziening: Eures), en toegang tot microfinanciering en sociaal ondernemerschap.


kHet programma is gericht op de volgende specifieke doelstellingen:


Om bij te dragen aan de verwezenlijking van:


Uitvoering en recentste verwezenlijkingen ( 96

In 2018 financierde het programma 39 projecten via zeven oproepen tot het indienen van voorstellen met een begroting van 33 miljoen euro. Het programma heeft steun verleend aan studies en acties op het gebied van arbeidsmobiliteit, projecten op het gebied van de elektronische uitwisseling van socialezekerheidsgegevens, een betere samenwerking tussen Europese openbare diensten voor arbeidsvoorziening en andere organisaties via het Eures-netwerk, en de invoering van gerichte mobiliteitsregelingen ("Uw eerste Eures-baan"). Daarnaast werd de garantie voor werkgelegenheid en sociale innovatie verder uitgevoerd en eind 2018 waren in 29 landen 76 microfinancieringsacties en 25 sociaalondernemerschapsacties ondertekend voor een totaalbedrag van 179 miljoen euro. Verwacht wordt dat deze acties meer dan 2 miljard euro aan financiering voor sociale en micro-ondernemingen zullen losmaken.

(a) In het kader van de Progress-pijler werd er in 2018 verder gewerkt aan het tot stand brengen van ervaringen op het gebied van administratieve samenwerking met een andere EU-lidstaat en aan het bevorderen van de administratieve samenwerking tussen controle-instanties en sociale partners op het gebied van de detachering van werknemers.

Het project 'EU Post lab' richtte zich op de bouwsector in België, Bulgarije, Duitsland, Italië, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Spanje en Turkije. In het kader van het project is vastgesteld hoe de samenwerking tussen controle-instanties en sociale partners relevante gegevens en informatie kan opleveren die op nationaal en transnationaal niveau naar behoren kunnen worden geregistreerd en uitgewisseld om de administratieve lasten voor werkgevers te verminderen en tegelijkertijd de rechten van werknemers beter te beschermen.

In het kader van sociale innovatie was de steun gericht op de toegang tot sociale bescherming, maar ook op innovatieve strategieën voor het bereiken van een balans tussen werk en privéleven om de combinatie van beroeps- en zorgtaken te vergemakkelijken.

(b) In het kader van de Eures-pijler is het gebruik van het Eures-portaal voor arbeidsmobiliteit sinds 2017 afgenomen als gevolg van de verbeterde situatie op de arbeidsmarkt in de lidstaten, maar de portaalsite blijft belangrijk (maandelijks 0,9 miljoen bezoeken in 2018). In 2017 waren er 8 512 plaatsingen na overleg met werkzoekenden in het kader van de voorbereidende actie 'Je eerste Eures-baan' en gerichte mobiliteitsregelingen (en nog eens 1 204 plaatsingen in de eerste 6 maanden van 2018). Volgens de recentste gegevens van het EU-scorebord van de eengemaakte markt werd in 2017 gemiddeld 59 % van alle nationale vacatures op het Eures-portaal geplaatst.

"Je eerste Eures-baan" is een EU-arbeidsmobiliteitsregeling die jongeren tussen 18 en 35 jaar helpt om een baan, leerlingplaats of stageplaats te vinden in een ander EU-land, Noorwegen, IJsland, Liechtenstein of Zwitserland en om werkgevers te helpen bij het vinden van gekwalificeerd personeel. Het doel is jonge werkzoekenden te koppelen aan aanbiedingen van betaald werk in heel Europa.

20172018Verandering
Aantal geregistreerde werkzoekenden op de EURES-website287 850337 991▲ 17 %
Aantal geregistreerde werkgevers op de EURES-website10 72613 231▲ 23 %

(c) In het kader van de pijler microfinanciering en sociaal ondernemerschap waren eind 2018 in 29 landen 101 acties (76 voor microfinanciering en 25 voor sociaal ondernemerschap) ondertekend voor een totaalbedrag van 178,6 miljoen euro (129,2 miljoen euro voor microfinanciering en 49,4 miljoen euro voor sociaal ondernemerschap). Eind 2016 was de begroting van 56 miljoen euro voor microfinanciering van het oorspronkelijke programma van de Europese Unie voor werkgelegenheid en sociale innovatie volledig opgebruikt. Dit leidde in december 2017 tot een verhoging van de begroting met 100 miljoen euro uit het Europees Fonds voor strategische investeringen, gevolgd door een aanvulling van 200 miljoen euro uit het Europees Fonds voor strategische investeringen 2.0 in december 2018. In het licht hiervan is de oorspronkelijke totale EU-begroting die voor het garantie-instrument van het EU-programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie voor de periode 2014-2020 werd uitgetrokken, gestegen van 96 miljoen euro tot 396 miljoen euro voor zowel microfinanciering als sociaal ondernemerschap. De transacties van het Europees Investeringsfonds eind december 2018 wijzen op een verwacht hefboomeffect van de EU-bijdrage tussen 5,5 en 30,4, met een geschat gemiddeld hefboomeffect van 12. Dit hefboomeffect is meer dan het dubbele van het minimale hefboomeffect dat in de delegatieovereenkomst is vastgesteld en wijst op aanzienlijke verbeteringen in termen van effectiviteit (betere resultaten dan de oorspronkelijk beoogde resultaten) en efficiëntie (groter hefboomeffect en efficiënter gebruik van de EU-bijdrage).

Beoordeling en evaluatie ( 97 )

De bevindingen van de tussentijdse evaluatie bevestigen dat de algemene en specifieke doelstellingen van het EU-programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie nog steeds relevant zijn, met name in het licht van de huidige moeilijke sociaal-economische context die wordt gekenmerkt door de nasleep van de financiële en economische crisis.

Het programma heeft goede resultaten opgeleverd, zij het op kleine schaal gezien de beperkte middelen. De schaalvergroting van projecten wordt bijvoorbeeld belemmerd door het ontbreken van een passende follow-up om hun duurzaamheid op lange termijn te waarborgen.

Hoewel de drie pijlers (Progress, Eures en microfinanciering en sociaal ondernemerschap) onafhankelijk van elkaar lijken te functioneren, zijn er toch enkele gebieden vastgesteld die tot meer doeltreffendheid ("synergieën") zouden kunnen leiden. Zo kunnen bijvoorbeeld synergieën tussen de verschillende Progress-projecten worden genoemd, maar ook tussen projecten die verband houden met de pijlers Progress en microfinanciering en sociaal ondernemerschap.

De tussentijdse evaluatie heeft een aantal manieren aan het licht gebracht om de uitvoering van het programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie te verbeteren, met name het vergroten van de flexibiliteit, het focussen op groepen die specifieke steun nodig hebben, het vereenvoudigen van procedures, het verbeteren van de interne consistentie en het creëren van koppelingen met andere fondsen.

Daarom wordt in het voorstel van de Commissie voor het volgende meerjarig financieel kader het huidige programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie geïntegreerd in het Europees Sociaal Fonds Plus, om de versnippering van fondsen en het beperkte potentieel voor schaalvergroting aan te pakken. Ook de financiële instrumenten die momenteel in het kader van de derde pijler worden gefinancierd, zullen worden samengevoegd onder het toekomstige InvestEU-programma, met inbegrip van een versterkt 'sociaal venster'.

Ruimtevaart (Copernicus, Galileo en de European Geostationary Navigation Overlay Service (Egnos))

Doelstellingen

Het ruimtevaartbeleid van de EU ondersteunt EU-beleid op tal van andere gebieden alsmede strategische prioriteiten van de EU. Het speelt bijvoorbeeld een cruciale rol bij het effectief aanpakken van de uitdagingen die de klimaatverandering, duurzame ontwikkeling, grenscontrole, maritieme bewaking en de veiligheid van de burgers met zich meebrengen.

Copernicus is het Europese systeem voor het monitoren van de aarde. Het levert zes gratis diensten aan regionale, nationale en EU-instellingen, alsmede aan de particuliere sector, namelijk: het monitoren van de atmosfeer, het mariene milieu, land en de klimaatverandering, naast crisisbeheersing en veiligheid ( 98 ). Copernicus levert informatie op basis van een systeem van satellieten en in-situ-infrastructuur ( 99 ). De door Copernicus verstrekte informatie kan worden gebruikt voor een breed scala aan toepassingen op uiteenlopende gebieden, waaronder het beheer van stedelijke gebieden, duurzame ontwikkeling en milieubescherming, regionale en lokale planning, landbouw, bosbouw en visserij, gezondheid, civiele bescherming, infrastructuur, vervoer en mobiliteit alsook toerisme. Zo biedt de Copernicus-dienst voor klimaatverandering bijvoorbeeld informatie over het vroegere, huidige en toekomstige klimaat alsmede instrumenten om beleidsmakers en bedrijven in staat te stellen strategieën voor de beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering te ontwikkelen.

Galileo is het eigen wereldwijde navigatiesatellietsysteem van de EU dat beveiligde plaatsbepalings-, navigatie- en tijdbepalingsdiensten levert. Galileo wordt gebruikt in mobiele telefoons, autonavigatiesystemen en kritieke toepassingen zoals de synchronisatie van elektriciteitsnetten of telecommunicatienetwerken.

De European Geostationary Navigation Overlay Service (ook bekend als Egnos) is een regionaal satellietnavigatiesysteem ( 100 ). Het systeem biedt navigatiediensten gericht op het waarborgen van de veiligheid van mensen aan gebruikers in de luchtvaart, op zee en op het land in Europa. Meer dan 80 % van de Europese landbouwers die bij het besproeien en oogsten van gewassen gebruikmaken van satellietnavigatie voor tractoren, maakt gebruik van Egnos.

De EU-ruimtevaartsector in één oogopslag

Ruimtevaarttechnologieën, -gegevens en -diensten zijn onmisbaar geworden in het dagelijkse leven van de mens en spelen een essentiële strategische rol voor Europa. Europa heeft een wereldwijd toonaangevende ruimtevaartindustrie.

In 2018 stelde de ruimtevaartsector meer dan
231 000 mensen tewerk.
De waarde van de sector werd geschat op 53 tot 62 miljard euro in 2017, de op een na hoogste ter wereld.Een derde van alle satellieten ter wereld wordt in Europa gemaakt.De sector blijft de familie van Europese draagraketten vernieuwen, met de volgende generatie Ariane 6 en Vega C.


De ruimtevaartgegevens van de EU veranderen onze levens met diensten zoals:

Reactie op natuurrampen: In 2017 werden reddingsteams geholpen door Copernicus-kaarten die de reikwijdte en grootte van de schade toonden, onder meer bij bosbranden (Italië, Spanje, Griekenland, Portugal), aardbevingen (Mexico), orkanen (landen die getroffen werden door de orkanen Harvey, Irma en Maria) en overstromingen (Ierland en Duitsland).Monitoring van olievlekken: Het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA) gebruikt Copernicus-gegevens voor het monitoren van olievlekken en vaartuigen.
Landingen van vliegtuigen: eind 2018 maakten 315 luchthavens in bijna alle EU-landen gebruik van Egnos, dat landen veiliger maakt en aldus vertragingen en omleidingen voorkomt.
Levens redden op zee: Copernicus ondersteunt de missies van het Europees Grens- en kustwachtagentschap in het Middellandse Zeegebied, waar het helpt om onveilige schepen te vinden en mensen te redden. Galileo kan wereldwijd op alle koopvaardijschepen worden gebruikt, verhoogt de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de positiebepaling en zorgt daardoor voor een veiligere navigatie.Verkeersveiligheid: Sinds april 2018 wordt Galileo geïntegreerd in elk nieuw type auto dat in Europa wordt verkocht en ondersteunt het het systeem voor noodoproepen eCall. Vanaf 2019 wordt Galileo geïntegreerd in digitale tachografen van vrachtwagens om ervoor te zorgen dat de regels inzake rijtijden worden nageleefd en de verkeersveiligheid wordt verbeterd.
Opsporing en redding: Een Galileo-dienst die de tijd die nodig is om een persoon met een noodbaken te lokaliseren, terugbrengt tot minder dan 10 minuten op verschillende plaatsen, zoals op zee, in de bergen, in woestijngebieden en in steden. Deze dienst laat de persoon in kwestie weten dat hulp onderweg is.Landbouw: 80 % van de landbouwers die satellietnavigatie inzetten voor precisielandbouw, gebruiken hiervoor Egnos. Copernicus-gegevens worden gebruikt voor gewasmonitoring en opbrengstprognoses.


Uitvoering en recentste verwezenlijkingen

De algemene uitvoering van het Copernicus-programma is in overeenstemming met de verwachte vooruitgang, met zeven satellieten in een baan om de aarde en in bedrijf, waardoor de zes Copernicus-diensten kunnen worden gebruikt. De recentste satellietlancering was die van Sentinel 3B in april 2018.

De dienst van Copernicus voor klimaatverandering (C3S) is in de zomer van 2018 operationeel geworden. C3S is een belangrijke en erkende bron van klimaatinformatie voor internationale organen geworden. De dienst van Copernicus voor het beheer van noodsituaties werd meer dan 86 keer geactiveerd om autoriteiten bij te staan bij rampen zoals bosbranden, stormen, overstromingen, vulkaanuitbarstingen, aardbevingen en aardverzakkingen ( 101 ).

De diensten op het gebied van toegang tot gegevens en informatie zijn in juni 2018 van start gegaan, waardoor Copernicus-gegevens beter kunnen worden gebruikt. Dit heeft ervoor gezorgd dat er inmiddels meer dan 200.000 geregistreerde gebruikers zijn. Daarnaast zijn er meer samenwerkingsovereenkomsten ondertekend met derde landen en organisaties van buiten de EU, waaronder de Afrikaanse Unie, Brazilië, Chili, Colombia, India, Servië en Oekraïne om het gebruik van Copernicus wereldwijd te promoten ( 102 ).

Galileo is operationeel sinds 2016 en levert sindsdien voortdurend diensten. Tegelijkertijd wordt de stationering van de ruimte-infrastructuur van Galileo voortgezet. In juli 2018 werden vier satellieten met succes gelanceerd, wat het totale aantal satellieten in de ruimte op 26 bracht. Om de onafhankelijke monitoring van Galileo-diensten te waarborgen, is het Galileo-referentiecentrum in Noordwijk (Nederland) van start gegaan. De Commercial Service High Accuracy (de zogenaamde 'High Accuracy Service') zal posities tot op 20 cm nauwkeurig kunnen bepalen en zal gratis ter beschikking worden gesteld ( 103 ). Dit nauwkeurigheidsniveau is van cruciaal belang voor de ontwikkeling van opkomende technologieën, zoals geautomatiseerde, communicerende auto's. De marktpenetratie van Galileo en Egnos is in 2018 sterk toegenomen: op 31 december 2018 waren er meer dan 500 miljoen met Galileo compatibele apparaten op de markt. De innovatie gaat door en medio mei 2019 waren er al 714 miljoen met Galileo compatibele apparaten.

Belangrijk is dat Galileo in november 2018 het eerste niet-Amerikaanse wereldwijde satellietnavigatiesysteem werd dat in de Verenigde Staten werd toegelaten. Het gebruik van het Europese Galileo-systeem in combinatie met het wereldwijde plaatsbepalingssysteem (gps) van de Verenigde Staten zal de Amerikaanse markt openen voor Galileo en zal de ervaring van de Amerikaanse consument verbeteren door een betere beschikbaarheid, betrouwbaarheid en robuustheid van deze plaatsbepalings-, navigatie- en tijdbepalingsdiensten.

Galileo helpt levens te redden. De opsporings- en reddingsdienst van Galileo versnelt de detectie van noodbakens enorm, van tot wel 3 uur tot slechts 10 minuten. Doordat de locatie van noodbakens nauwkeuriger wordt bepaald, kunnen mensen die op zee of in de bergen in nood verkeren sneller worden gered ( 104 ).

Beoordeling en evaluatie

De tussentijdse evaluatie van Copernicus heeft bevestigd dat de doelstellingen van het programma worden verwezenlijkt. Hoewel de verzamelde gegevens van goede kwaliteit zijn, is uit de evaluatie gebleken dat de verspreiding van en toegang tot de gegevens moeten worden verbeterd om de gebruikersacceptatie te verhogen ( 105 ). De start van de diensten op het gebied van toegang tot gegevens en informatie in juni 2018 en de uitbreiding van diverse activiteiten om het gebruik van Copernicus-toepassingen te maximaliseren (onder meer door de ondertekening van internationale-samenwerkingsovereenkomsten) zijn gericht op het aanpakken van de uitdagingen die verband houden met de gebruikersacceptatie en de toegang tot de gegevens.

Galileo en Egnos boeken goede vooruitgang bij de verwezenlijking van hun doelstellingen, zoals blijkt uit de tussentijdse evaluatie ( 106 ). De evaluatie heeft echter een aantal beheergerelateerde inefficiënties aan het licht gebracht, gezien het aantal betrokken actoren en vanwege verschillen in beheerstructuren en werkorganisatie tussen de stationerings- en exploitatieactiviteiten. Uit de evaluatie is ook gebleken dat er sprake is van inefficiëntie op het gebied van veiligheidsbeheer.

Het voorstel voor een verordening betreffende het Europees ruimtevaartprogramma voor het meerjarig financieel kader na 2020 heeft tot doel deze beheerproblemen aan te pakken ( 107 ) door de betrekkingen tussen de verschillende belanghebbenden en de rol van elk van hen (d.w.z. voornamelijk de lidstaten, de Commissie en het Europees Ruimteagentschap (ESA)) te verduidelijken en door een uniform beheersysteem op te zetten voor alle onderdelen van dit programma). De wetgeving versterkt de rol van het voormalige Europees GNSS-Agentschap (GSA) door de reikwijdte van zijn taken op het gebied van veiligheidsaccreditatie uit te breiden tot alle onderdelen van het Europese ruimtevaartprogramma en marktupdateactiviteiten. In de nieuwe verordening wordt ook het veiligheidskader voor het Europese ruimtevaartprogramma gespecificeerd en gestandaardiseerd.

Industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie

Ik zal de komende maanden dag en nacht blijven werken om ervoor te zorgen dat het Europees Defensiefonds en de permanente gestructureerde samenwerking op defensiegebied volledig operationeel worden.

Voorzitter Jean-Claude Juncker, Toespraak over de staat van de Unie 2018


Doelstellingen van het programma

In een wereld van toenemende instabiliteit en grensoverschrijdende bedreigingen van onze veiligheid kan geen enkel land alleen slagen. Daarom levert de Commissie-Juncker een ongeziene inspanning om de Europeanen te beschermen en te verdedigen. De Europese Unie kan op defensiegebied niet in de plaats van de lidstaten treden, maar kan hen wel aanmoedigen om samen te werken bij de ontwikkeling en verwerving van de technologieën die nodig zijn, alsmede het materieel dat nodig is, om de gemeenschappelijke uitdagingen op het gebied van veiligheid en defensie aan te pakken.

Op 18 juli 2018 werd in het kader van de EU-begroting voor 2019 en 2020 het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie aangenomen. Het ondersteunt het concurrentievermogen en de innovatieve capaciteit van de defensie-industrie van de EU, met name bij de ontwikkeling van prototypes en defensiematerieel en -technologie door medefinanciering uit de EU-begroting. Het programma wordt rechtstreeks door de Commissie uitgevoerd.

Het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie draagt bij tot het tot stand brengen van een gezamenlijke aanpak van de defensie-industrieën in de lidstaten. De financiële bijdrage van de EU maakt ontwikkelingsprojecten mogelijk die anders niet zouden zijn uitgevoerd vanwege de grote financieringsbehoeften of technologische risico's die ermee gepaard gaan. Het programma is een faciliterende factor die leidt tot meer samenwerkingsprojecten voor vermogensontwikkeling op belangrijke defensiegebieden.

De lidstaten kunnen bijvoorbeeld gezamenlijk investeren in de ontwikkeling van dronetechnologie of satellietcommunicatie, of kunnen samen een groot aantal helikopters kopen om de kosten te drukken. Alleen samenwerkingsprojecten komen in aanmerking en een deel van de totale begroting zal worden bestemd voor projecten met grensoverschrijdende deelname van kleine en middelgrote ondernemingen.

Europese samenwerking op het gebied van defensie is economisch zinvol. Er zijn sterke argumenten voor de Europese meerwaarde van een Europees Defensiefonds.

·Het gebrek aan samenwerking tussen de lidstaten op defensiegebied kost naar schatting 25 tot 100 miljard euro per jaar.

·Er zou jaarlijks 600 miljoen euro kunnen worden bespaard als de Europese legers infanterievoertuigen deelden. Daarnaast zou 500 miljoen euro per jaar kunnen worden bespaard als zij één certificeringssysteem voor munitie hadden.

·Er zijn 178 soorten wapensystemen in Europa, tegenover 30 in de Verenigde Staten.

·Er zijn 20 verschillende soorten gevechtsvliegtuigen in Europa, tegenover 6 in de Verenigde Staten.

·Er zijn 17 verschillende gevechtstanksystemen in Europa, tegenover 1 in de Verenigde Staten.

·In Europa zijn er meer soorten helikopters dan overheden om ze te kopen.

Europese UnieVerenigde Staten
Defensie-uitgaven
Totaalbedrag227 miljard euro545 miljard euro
% van het bruto binnenlands product1,343,3
Investering per soldaat27 639 euro108 322 euro
Overlapping van gebruikte systemen
Aantal soorten wapensystemen voor categorieën waarop de studie betrekking had17830
Zware gevechtstanks171
Torpedojagers/fregatten294
Gevechtsvliegtuigen206

Bron: NAVO, Internationaal Instituut voor strategische studies, SIPRI, Munich Security Report 2017.

Beoordeling en evaluatie

De samenwerking op het gebied van defensieonderzoek is al een feit. De eerste EU-subsidieovereenkomsten in het kader van de begroting 2017 omvatten onder meer het onderzoeksproject Ocean2020, dat 42 partners uit 15 EU-lidstaten samenbracht. Ocean2020 ondersteunt surveillancemissies op zee en zal daartoe drones en onbemande onderzeeërs in de vlootoperaties integreren.

In een evaluatie vooraf ( 108 ) bij het voorstel van het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie werd geconcludeerd dat de Europese defensie-industrie voor grote uitdagingen staat die verband houden met lage investeringen in projecten voor vermogensontwikkeling, versnippering en een gebrek aan samenwerking. Uit de evaluatie vooraf is gebleken dat er behoefte is aan een EU-initiatief ter ondersteuning van het concurrentievermogen en de innovatieve capaciteit van de Europese industriële en technologische defensiebasis. Dit zal de strategische autonomie van Europa versterken en de afhankelijkheid voor belangrijke defensievermogens verminderen. Uit de evaluatie vooraf is gebleken dat samenwerking een doeltreffende manier is om dit te bereiken, aangezien het waarschijnlijk is dat op de lange termijn geen enkele Europese lidstaat het zich kan veroorloven om op eigen kracht een volledige industriële defensiebasis en de bijbehorende defensievermogens in stand te houden. De EU kan een substantiële bijdrage leveren. Het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie zal een aanzienlijke toegevoegde waarde opleveren door samenwerking te stimuleren en meer projecten voor vermogensontwikkeling mogelijk te maken.

Voortbouwend op de huidige programma's, namelijk het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie en de voorbereidende actie inzake defensieonderzoek, heeft de Commissie in juni 2018 een volwaardig Europees Defensiefonds met een begroting van 13 miljard euro voorgesteld in het kader van de volgende langetermijnbegroting van de EU om zowel het onderdeel onderzoek als het onderdeel vermogensontwikkeling af te dekken. Het fonds zal concurrerende en gezamenlijke defensieprojecten ondersteunen gedurende de gehele onderzoeks- en ontwikkelingscyclus om een groter effect te bereiken. De EU zal de totale kosten tijdens de onderzoeksfase rechtstreeks financieren, met name via subsidies. Na deze fase zal het fonds de investeringen van de lidstaten aanvullen door medefinanciering van maximaal 20 % van de kosten voor de ontwikkeling van prototypes en maximaal 80 % van de daaruit voortvloeiende certificerings- en testactiviteiten. De EU zal de aankoopfase niet financieren, maar de Commissie kan praktische steun bieden aan lidstaten die gezamenlijk producten en technologie willen aanschaffen.

Douane 2020

In het gebied van de Europese douane-unie gelden de gemeenschappelijke regels en procedures die zijn vastgelegd in het EU-douanewetboek ( 109 ). Zij moeten correct en uniform worden uitgevoerd en toegepast in de hele EU. Bovendien moeten het douanebeleid en de douanediensten voortdurend worden aangepast aan de moderne handelsrealiteit en moderne communicatiemiddelen.

Douane 2020 is een programma om de samenwerking tussen nationale douanediensten te vergemakkelijken en te verbeteren. Deze samenwerking draagt bij tot de verbetering van de administratieve capaciteit van de douaneautoriteiten en de versterking van het concurrentievermogen van Europese bedrijven, bijvoorbeeld door hun nalevingskosten en administratieve lasten te verminderen. De samenwerking verhoogt ook de veiligheid en beveiliging en beschermt de burgers en het milieu.

Het EU-douanewetboek is een mijlpaal in de modernisering van de Europese douane en het EU-actieprogramma Douane 2020 is onontbeerlijk om de uitvoering ervan te ondersteunen.

Het belangrijkste uitwisselingsnetwerk is het zeer betrouwbare gemeenschappelijke communicatienetwerk voor douane en belastingdoeleinden. Het bestaat uit 112 internetgateways op 49 plaatsen in 33 verschillende landen. In de loop der jaren is het aantal en de hoeveelheid gegevens die in het kader van het douaneprogramma werden uitgewisseld gestaag toegenomen. Alleen al in 2017 werden bijna 4,8 miljard berichten, goed voor 5,5 terabyte (TB) aan gegevens, uitgewisseld. Meer dan 11,2 miljoen doorvoerbewegingen vonden plaats via het nieuwe geautomatiseerde systeem voor douanevervoer, waarbij per werkdag gemiddeld meer dan 44 000 bewegingen werden vrijgegeven. 5,1 miljoen indirecte uitvoerbewegingen werden geregistreerd in het uitvoercontrolesysteem en ongeveer 48 miljoen summiere aangiften bij binnenkomst werden in de EU ingediend via het invoercontrolesysteem. Het bereik van het programma is niet altijd gemakkelijk te meten, aangezien duizenden ambtenaren en bedrijven gebruikmaken van de door Douane 2020 ondersteunde IT-systemen zonder te weten waar deze vandaan komen.

Het programma ondersteunde ook een groot aantal verschillende soorten gezamenlijke acties. In de eerste vier jaar van het programma werden in alle deelnemende landen samen 16 864 vergaderingen van projectgroepen, 1 897 workshops, 1 106 werkbezoeken, 947 seminars, 203 gezamenlijke communicatieacties, 180 capaciteitsopbouwende en ondersteunende acties en 72 monitoringactiviteiten georganiseerd.

In 2018 voerde de Commissie een tussentijdse evaluatie van het Douane 2020-programma ( 110 ) uit, waaruit bleek dat het programma goed werkt, nodig is en meerwaarde biedt. De meeste gezamenlijke acties, opleidingen en Europese informatiesystemen in het kader van het programma helpen de douanediensten rechtstreeks om zich voor te bereiden op de moderne, goed functionerende douane-unie.

De Europese informatiesystemen vergen veel middelen, maar brengen een reeks voordelen met zich mee op alle gebieden van de douaneactiviteiten. De voordelen omvatten de harmonisatie van de douaneprocedures, de uniforme toepassing van de douanewetgeving, de uitwisseling van informatie en het genereren van schaalvoordelen, met name via de gecentraliseerde systemen. Deze systemen zijn onderling verbonden, zijn interoperabel en worden op grote schaal gebruikt in de dagelijkse douaneoperaties. De systemen werden van onschatbare waarde geacht voor de modernisering van de douane om te komen tot een papierloze omgeving en de IT-architectuur als geheel werd beschouwd als ongeëvenaard en niet reproduceerbaar op nationaal niveau.

Het Douane 2020-programma bevordert de samenwerking en schept vertrouwen tussen douanediensten en hun ambtenaren. Opleidingsactiviteiten zijn ook bevorderlijk voor een gemeenschappelijk begrip, afstemming van interpretaties van de douanevoorschriften, standaardisering van terminologie en uiteindelijk meer uniformiteit bij de toepassing van het EU-recht in de lidstaten.

Uit de tussentijdse evaluatie van het programma is echter gebleken dat er op bepaalde gebieden enige ruimte voor verbetering is, zoals de vereenvoudiging van het kader voor prestatiemeting of de verbetering van de interoperabiliteit van bepaalde IT-systemen.

De Commissie heeft voorgesteld om het programma na 2020 voort te zetten. De douanesamenwerking en capaciteitsopbouw zouden worden gegroepeerd rond acties op het gebied van networking en competentieontwikkeling enerzijds en acties gericht op IT-capaciteitsopbouw anderzijds. Net als bij de huidige iteratie van het programma zal het overgrote deel van de voorgestelde begroting worden besteed aan acties voor IT-capaciteitsopbouw. In dit verband zal de aanpak op basis van een IT-architectuurmodel waarbij Europese elektronische systemen worden gemaakt van een combinatie van gemeenschappelijke en nationale componenten, worden voortgezet. Dit model heeft de voorkeur gekregen boven de volledig gecentraliseerde architectuur, waardoor de lidstaten enige flexibiliteit wordt gelaten bij het ontwerpen van de nationale eindtoepassingen, rekening houdend met hun voorkeuren, eisen en beperkingen.

Fiscalis 2020

Het Fiscalis 2020-programma is een van de belangrijkste programma's ter ondersteuning van de uitvoering van het fiscale beleid van de Europese Unie. Het biedt een kader om de goede werking van de belastingstelsels in de eengemaakte markt te verbeteren door de samenwerking tussen de deelnemende landen, hun belastingautoriteiten en hun ambtenaren te versterken. De deelnemende landen zijn de lidstaten van de EU, de landen die onderhandelen over toetreding tot de EU ("kandidaat-lidstaten") en potentiële kandidaat-lidstaten ( 111 ). Vanwege de opzet en de doelstellingen van het programma gaat het overgrote deel van de financiering naar de ontwikkeling en exploitatie van de IT-systemen (ongeveer 75 %), gevolgd door de organisatie van de gezamenlijke actie, studies en opleidingsactiviteiten.

De Commissie heeft in de loop van 2018 de tussentijdse evaluatie van het Fiscalis 2020-programma uitgevoerd, waarbij de bereikte resultaten voor de eerste 4 jaar van het programma zijn beoordeeld ( 112 ).

Uit de evaluatie is gebleken dat het programma goed werkt, nodig is en meerwaarde biedt. Fiscalis 2020 heeft een wezenlijke rol gespeeld bij de versterking van de samenwerking tussen belastingautoriteiten in de EU-lidstaten en andere deelnemende landen via zijn drie belangrijkste soorten activiteiten (gezamenlijke acties, Europese informatiesystemen en opleiding). Het programma heeft het kader en de technologische middelen verschaft die nodig zijn om samen te werken en informatie uit te wisselen. Op die manier draagt het programma bij aan de uitvoering van EU-belastingwetgeving en de bestrijding van belastingontduiking, fraude en agressieve fiscale planning in een steeds mobieler wordend Europa. De bijdragen waren het grootst op het gebied van de bestrijding van fraude met en ontduiking van belasting over de toegevoegde waarde en accijnzen (voor informatietechnologie zoals het mini-éénloketsysteem, e-formulieren of VIES-on-Web).

De door het Fiscalis-programma ondersteunde informatiesystemen hebben nationale overheden aanzienlijke – zij het moeilijk te kwantificeren – kostenbesparingen opgeleverd in de vorm van lagere uitgaven voor informatietechnologie en personele middelen. Centraal ontwikkelde systemen zijn goedkoper te ontwikkelen en te implementeren dan 28 afzonderlijke nationale systemen. Zij vermijden ook kosten in verband met de interoperabiliteit tussen landen. Bij systemen die zijn opgesplitst in EU- en nationale componenten, zorgt het programma voor interconnectiviteit en een efficiënte coëxistentie.

Wat functionaliteit betreft, hebben verschillende ondervraagden grote Europese informatiesystemen, zoals het systeem voor toezicht op het verkeer van accijnsgoederen (EMCS) en het mini-éénloketsysteem, bestempeld als 'revolutionaire' systemen op hun gebied die leiden tot volledig nieuwe mogelijkheden voor monitoring, informatie-uitwisseling en fraudepreventie. Bijkomende voordelen zijn onder meer nieuwe mogelijkheden voor de analyse van grote hoeveelheden gegevens ("big data"), bijvoorbeeld voor compliancerisicobeheer. De uitbreiding (tot fysieke producten) van het mini-éénloketsysteem in het volgende programma zal naar verwachting bijzonder grote voordelen voor de inning van belastingen opleveren en de handel faciliteren.

Hercules III

Hercules III is een programma ( 113 ) dat de EU-landen helpt bij de bestrijding van onregelmatigheden, fraude en corruptie ten nadele van de EU-begroting. Het programma heeft tot doel de financiële belangen van de EU te beschermen en daarmee het geld van de belastingbetalers te beschermen en het concurrentievermogen van de economie van de EU te vergroten. Het programma financiert ook praktische projecten, zoals de aankoop door nationale autoriteiten van röntgenscanners, speurhonden en andere opsporings- en onderzoeksapparatuur om smokkel en andere criminele activiteiten uit te bannen.

Een belangrijk terrein is de bestrijding van tabakssmokkel. Tabakssmokkel is nog steeds een belangrijk punt van zorg en zorgt ervoor dat nationale en EU-begrotingen jaarlijks naar schatting ten minste 10 miljard euro mislopen. Het helpen financieren van röntgenscanners en andere technische apparatuur in havens en luchthavens bijvoorbeeld heeft tot doel de nationale autoriteiten meer capaciteit te geven om smokkel te bestrijden. Hercules III financiert ook de uitwisseling van beste praktijken op het gebied van bijvoorbeeld het voorkomen van corruptie in aanbestedingsprocedures. Een ander facet zijn opleidingen in fraudebestrijding, met inbegrip van opleidingen om de digitale forensische en analytische vaardigheden van rechtshandhavingspersoneel te verbeteren en te actualiseren.

Uit de tussentijdse evaluatie van de Commissie ( 114 ) is gebleken dat het Hercules III-programma zijn opdracht grotendeels heeft vervuld. Uit de evaluatie is ook naar voren gekomen dat het programma in het algemeen efficiënt en effectief is, voor zowel opleidingsacties als technische bijstand. De belanghebbenden hebben gemeld dat het programma efficiënt is uitgevoerd en tegelijkertijd effectief is tegemoetgekomen aan de behoeften van de lidstaten.

De invoering van de elektronische indiening en verwerking van subsidieaanvragen is een belangrijke ontwikkeling die de tijd die nodig is om aanvragers op de hoogte te stellen van de resultaten van de evaluatieprocedure aanzienlijk heeft verkort.

Het nieuwe fraudebestrijdingsprogramma van de EU (2021-2027) heeft tot doel de steun aan de lidstaten in hun strijd tegen fraude, onregelmatigheden en corruptie ten nadele van de EU-begroting voort te zetten en te versterken.

Pericles 2020

Pericles 2020 financiert personeelsuitwisselingen, seminars, opleidingen en studies voor rechtshandhavings- en gerechtelijke autoriteiten, banken en andere partijen die betrokken zijn bij de preventie en bestrijding van valsemunterij met eurobankbiljetten en -munten. Er kunnen maatregelen worden genomen binnen de eurozone, in EU-landen buiten de eurozone en in derde landen die een centrum voor valsemunterij vormen. De financiële middelen worden gebruikt voor: i) het verstrekken van subsidies aan bevoegde nationale autoriteiten (BNA's) die geïnteresseerd zijn in het uitvoeren van acties ("door BNA's uitgevoerde acties"); en ii) de financiering van acties die rechtstreeks door de Europese Commissie worden uitgevoerd ("eigen acties"). De jaarlijkse verdelingen variëren, maar ongeveer 70 % van de jaarlijkse begroting wordt gewoonlijk toegewezen aan door BNA's uitgevoerde acties en 30 % aan eigen acties.

In 2018 financierde het programma 11 projecten; acht daarvan vonden hun oorsprong bij bevoegde nationale autoriteiten van lidstaten van de eurozone, terwijl drie projecten initiatieven van de Commissie waren.

Antifraude-informatiesysteem ( 115 )

Het antifraude-informatiesysteem omvat en financiert een reeks IT-toepassingen voor fraudebestrijding die door de Europese Commissie worden beheerd. Deze toepassingen zorgen voor een tijdige en veilige uitwisseling van fraudegerelateerde informatie tussen nationale bevoegde instanties en bevoegde instanties van de EU. Het antifraude-informatiesysteem omvat twee belangrijke gebieden: de wederzijdse bijstand in douanezaken en het beheer van onregelmatigheden. Het systeem wordt ondersteund door een portaal, dat een gemeenschappelijke infrastructuur is voor de levering van deze diensten aan meer dan 8 000 geregistreerde eindgebruikers in meer dan 1 200 bevoegde diensten van lidstaten, derde partnerlanden, internationale organisaties, diensten van de Commissie en andere EU-instellingen. Het portaal maakt aanzienlijke schaalvoordelen en wederzijdse voordelen mogelijk bij de ontwikkeling, het onderhoud en de exploitatie van een zo brede en diverse waaier van IT-diensten en -tools.

Het antifraude-informatiesysteem omvat ook een systeem voor het beheer van onregelmatigheden. Het systeem heeft de Europese Commissie en de lidstaten geholpen bij de bestrijding van douanefraude en het beheer van het uitgavengedeelte van de EU-begroting.

Zo ondersteunde het antifraude-informatiesysteem in 2018 activiteiten op het gebied van wederzijdse bijstand, waaronder gezamenlijke douaneoperaties die mede werden georganiseerd door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de missie van de Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan Moldavië en Oekraïne, of die werden georganiseerd door lidstaten of Europol met de steun van het Europees Bureau voor fraudebestrijding. In 2018 werden vijf gezamenlijke douaneoperaties medegeorganiseerd of ondersteund in het kader van het systeem. Bij deze gezamenlijke douaneoperaties werden modules van het systeem gebruikt voor de veilige uitwisseling van informatie. In 2018 waren er 18 340 gevallen van actieve douanefraude waarvoor informatie beschikbaar was in de databanken voor wederzijdse bijstand van het systeem, een toename van 2 016 gevallen ten opzichte van het voorgaande jaar. In het volgende meerjarig financieel kader zal het antifraude-informatiesysteem worden geïntegreerd in het toekomstige fraudebestrijdingsprogramma.

Het toekomstige programma zal de bestaande steun van de Unie voor de inspanningen om de financiële belangen van de EU te beschermen en voor wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken versterken en stroomlijnen, en zal synergieën benutten en flexibiliteit creëren tussen verschillende bestaande acties ( 116 ).

ISA2 – Interoperabiliteitsoplossingen en gemeenschappelijke kaders voor Europese overheidsdiensten, bedrijven en burgers

Coördinatieproblemen belemmeren grens- en sectoroverschrijdende interoperabiliteit. Zij ontstaan vooral door de institutionele complexiteit, met meerdere bestuurslagen en verschillen tussen nationale overheidsdiensten van verschillende lidstaten en regionale en lokale overheidsdiensten binnen de lidstaten. Het ISA2-programma voor interoperabiliteitsoplossingen en gemeenschappelijke kaders voor Europese overheidsdiensten, bedrijven en burgers ondersteunt de ontwikkeling van digitale oplossingen die overheidsdiensten, bedrijven en burgers in staat stellen te profiteren van interoperabele grens- en sectoroverschrijdende overheidsdiensten.

Het programma maakt deel uit van een breder beleidskader met betrekking tot de digitalisering van overheidsdiensten in de EU. Het ontwikkelt interoperabiliteitsoplossingen, hetzij autonoom, hetzij ter aanvulling en ondersteuning van andere EU-initiatieven. Het bevordert en handhaaft ook het Europese interoperabiliteitskader in samenwerking met de lidstaten en de Commissie. Het voortschrijdend werkprogramma voor 2018 bestond uit 53 acties, na het beheer van 39 acties in het eerste jaar waarin het programma operationeel was en 43 acties in 2017. Het programma is tot nu toe efficiënt uitgevoerd en eind 2018 vorderden bijna alle acties volgens plan.

De voorlopige bevindingen van de tussentijdse evaluatie bevestigen de relevantie en doeltreffendheid van het programma en het feit dat de uitvoering ervan op schema ligt ( 117 ). Het programma heeft bijgedragen tot de verbetering van de grensoverschrijdende interoperabiliteit in de EU. Het vergroot bijvoorbeeld het bewustzijn van interoperabiliteit in alle EU-lidstaten en helpt het onderwerp op nationale agenda's te plaatsen. Het brengt ook mensen samen, creëert netwerken en helpt nationale organisaties om hun tegenhangers in verschillende landen te ontmoeten, waardoor uitwisselingen tussen lidstaten op het gebied van interoperabiliteit worden vergemakkelijkt.

Deze externe factoren worden in aanmerking genomen bij de selectie van nieuwe acties voor de jaarlijkse ISA2-werkprogramma s. In de context van het volgende meerjarig financieel kader zal ISA2 worden opgevolgd door het programma Digitaal Europa, dat de reikwijdte van de steunverlening zal uitbreiden en een hefboomeffect zal hebben op synergieën met acties van de huidige Connecting Europe Facility en Horizon 2020-programmas.

Europees statistisch programma

Het Europees statistisch programma zoals vastgesteld in Verordening (EU) nr. 99/2013 ( 118 ) biedt een kader voor de ontwikkeling, productie en verspreiding van Europese statistieken voor de periode 2013-2020. De in het kader van het programma geproduceerde statistieken zijn onontbeerlijk voor de besluitvorming van de EU en voor het meten van de prestaties en het effect van belangrijke initiatieven zoals het investeringsplan voor Europa, de Europese pijler van sociale rechten of de energie-unie.

Het Europees statistisch programma is bedoeld om tijdig hoogwaardige statistische informatie te verstrekken en tegelijkertijd het evenwicht te bewaren tussen economische, sociale en milieuaspecten. Het voorziet in de behoeften van het brede scala van gebruikers van Europese statistieken, waaronder besluitvormers, onderzoekers, bedrijven en het publiek in het algemeen, op een kosteneffectieve manier zonder onnodig dubbel werk.

Een tweede tussentijdse evaluatie van het Europees statistisch programma 2013-2020 werd in 2018 uitgevoerd en had betrekking op de periode 2015-2017. Uit de evaluatie blijkt dat het programma efficiënt wordt beheerd, een duidelijke EU-meerwaarde biedt en zowel intern als extern consistent is met andere initiatieven die gericht zijn op de productie van statistieken. Uit de resultaten blijkt ook dat het Europees statistisch programma een bijdrage heeft geleverd en nog steeds levert aan het vervullen van de gebruikersbehoeften en aan de ontwikkeling van en het toezicht op beleid, maar dat er meer nodig is. Eurostat en het Europees statistisch systeem moderniseren de processen voor de productie van statistieken om aan die behoeften te voldoen en maken tegelijkertijd gebruik van nieuwe technologieën. In het volgende meerjarig financieel kader zullen deze activiteiten worden geïntegreerd in het nieuwe programma voor de eengemaakte markt, met behoud van de noodzakelijke professionele onafhankelijkheid bij de levering van Europese statistieken. Door in één programma de verschillende instrumenten die centraal door de Commissie worden beheerd en betrekking hebben op de eengemaakte markt te integreren, zullen er minder overlappingen zijn, zullen er meer synergieën worden gecreëerd en zullen de communicatie en netwerkvorming met alle verschillende groepen belanghebbenden worden vereenvoudigd. Een dergelijke consolidatie van activiteiten leidt tot een hoger rendement en een grotere kostenefficiëntie.

Bijstandsprogramma voor de ontmanteling van nucleaire installaties in Bulgarije, Slowakije en Litouwen

Bulgarije, Litouwen en Slowakije zijn in het kader van hun toetreding tot de EU overeengekomen om een aantal kerncentrales van de eerste generatie (acht centrales op drie verschillende locaties: respectievelijk Kozloduy, Ignalina en Bohunice) te sluiten en te ontmantelen vóór het einde van hun geplande operationele levensduur. Gezien de financiële lasten die het proces met zich mee zou brengen en aangezien de ontmanteling van de kerncentrales een werk van lange adem is, heeft de EU zich ertoe verbonden financiële steun te verlenen aan de drie landen.

In Bulgarije ( 119 ) is in het kader van het programma belangrijke infrastructuur voor afvalstoffenbeheer operationeel geworden. In 2018 is met name een installatie voor hoogwaardige reductie van het volume radioactief afval in gebruik genomen. Andere organisaties die radioactief afval in de EU verwerken zullen zeer geïnteresseerd zijn in de operationele feedback, aangezien zij met soortgelijke uitdagingen worden geconfronteerd.

In Slowakije ( 120 ) werd in 2018 aanzienlijke vooruitgang geboekt, met name wat betreft de decontaminatie en ontmanteling in zowel turbinezalen en bijgebouwen (sloop van vier koeltorens) als het reactorgebouw (decontaminatie van de bassins met verbruikte splijtstof en andere tanks). De sloop van de koeltorens kreeg veel aandacht in de media en was een zichtbaar bewijs van de voortgang van de sanering van het terrein. De decontaminatie in het reactorgebouw heeft in grote mate bijgedragen tot een vermindering van de blootstelling van het betrokken personeel aan straling.

In Litouwen ( 121 ) werd in februari 2018, maanden eerder dan gepland, een tweede reactor volledig van splijtstof ontdaan. Twee reactoren zijn nu van splijtstof ontdaan. Op 31 december 2018 was meer dan 50 % van de verbruikte-splijtstofelementen veilig in vaten geladen en opgeslagen, wat betekent dat het stralingsgevaar en de risico's voor het grote publiek aanzienlijk zijn afgenomen.

Een zeer belangrijk aspect, zoals ook benadrukt in de evaluatie die in 2018 ( 122 ) werd afgerond, is de meerwaarde die het bijstandsprogramma voor de ontmanteling van nucleaire installaties biedt in termen van het opbouwen van kennis en deskundigheid. Dit heeft de drie betrokken landen geholpen. Slowakije heeft Bulgarije bijvoorbeeld geholpen bij het opstellen van de specificaties voor de aanbesteding ter ondersteuning van de voorbereiding van het reactorgebouw voor de decontaminatie van het primaire circuit, nadat Slowakije de decontaminatie van zijn eigen primaire circuit met succes had voltooid ( 123 ). De kennis is ook belangrijk, gezien het niet te verwaarlozen aantal kerncentrales in de EU die in de toekomst moeten worden ontmanteld.

In haar voorstel voor het meerjarig financieel kader heeft de Commissie steun voor de voortzetting van deze activiteiten opgenomen.

Economische, sociale en territoriale samenhang (begrotingsonderdeel 1B)

In 2018 werd 55,5 miljard euro toegewezen aan de programma's onder begrotingsonderdeel 1B, wat neerkomt op 35 % van de totale EU-begroting voor het jaar. Dit begrotingsonderdeel omvat het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief, het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen en drie fondsen die samenwerken om de cohesie in alle lidstaten van de EU te ondersteunen ( 124 ):

·het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO)

·het Europees Sociaal Fonds (ESF)

·het Cohesiefonds.


Diagram: Belangrijkste programma's die in 2018 zijn gefinancierd (vastleggingskredieten) onder begrotingsonderdeel 1B, Economische, sociale en territoriale samenhang. Onder de categorie "Andere programma's" vallen onder meer ultraperifere en dunbevolkte regio's, technische bijstand, de bijdrage aan de Connecting Europe Facility (CEF), proefprojecten en voorbereidende acties. 

Bron: Europese Commissie.

Het cohesiebeleid draagt bij tot de economische, sociale en territoriale samenhang van de EU door de economische en sociale verschillen die nog steeds bestaan tussen de regio's en landen te verkleinen. Dit beleid is een van de belangrijkste investeringsbronnen van de EU en draagt bij tot de verwezenlijking van de Europa 2020-doelstellingen door groei en banencreatie op EU-niveau en structurele hervormingen op nationaal niveau te ondersteunen. De fondsen worden aangevuld door het Europees Fonds voor strategische investeringen, dat als hefboom fungeert voor publieke en private investeringen, structurele hervormingen ondersteunt en de toegang tot financiering verbetert.

Het cohesiebeleid ondersteunt de voltooiing van de digitale eengemaakte markt en de energie-unie en levert, door te investeren in energie, milieu, klimaat en duurzaam vervoer, een belangrijke bijdrage aan de overgang van Europa naar een koolstofarme economie. Het cohesiebeleid draagt ook bij tot de ontwikkeling van de interne markt, de alomvattende aanpak van migratie en de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten. Dit wordt bijvoorbeeld bereikt door het verzachten van de gevolgen van armoede en sociale uitsluiting van mensen die in een situatie van ernstige deprivatie verkeren en door het ondersteunen van werkgelegenheid (voor jongeren).

De selectie van projecten ging langzamer van start dan in de periode 2007-2013, maar inmiddels gaat de projectselectie in de huidige programmeringsperiode even snel als in de vorige.  In december 2018 hadden het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Cohesiefonds, het Europees Sociaal Fonds en het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief meer dan 1 miljoen steunprojecten geselecteerd in heel Europa, wat neerkomt op 362 miljard euro van de totale beschikbare financiering voor de periode. Dit niveau van projectselectie voor de periode 2014-2018 is vergelijkbaar met hetzelfde tijdsbestek van de periode 2007-2013.

De investeringen van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds ondersteunen alle EU-regio's

Door hen de middelen te geven om te slagen in een geglobaliseerde economie

·De cohesiebeleidsfondsen hebben de afgelopen 10 jaar bijgedragen tot de creatie van 1,3 miljoen banen in de EU en meer dan 8,9 miljoen mensen hebben met steun van de cohesiebeleidsfondsen een nieuw diploma behaald (a).

·Meer dan 43 000 bedrijven die samenwerken met onderzoeksinstellingen hebben financiering ontvangen.

·Meer dan 284 000 banen zijn gecreëerd dankzij steun aan kleine ondernemingen.

·90 000 startende ondernemingen hebben financiering ontvangen.


Door hen te helpen de digitale revolutie te omarmen

·Ongeveer 7 800 projecten zijn geselecteerd om de connectieve digitale eengemaakte markt te ondersteunen,
wat neerkomt op een totale investering van 10,3 miljard euro (EU plus nationale medefinanciering).


Door te investeren in onderwijs en gezondheid

·Het cohesiebeleid investeert in sociale infrastructuur:

—1,8 miljoen kinderen profiteren van nieuwe of gemoderniseerde scholen en kinderopvangvoorzieningen.

—51 miljoen mensen hebben toegang tot betere gezondheidszorg.


Door gebieden met elkaar te verbinden en afstanden te verkorten

·Meer dan 2 700 km vernieuwde spoorlijnen en bijna 7 500 km vernieuwde wegen, evenals 3 100 km nieuwe wegen.

·Steden als Warschau, Sofia en Boekarest zullen dankzij investeringen in het kader van het cohesiebeleid over moderne metrosystemen beschikken.


Door hun milieu te beschermen en hulpbronnen verstandig te gebruiken

·Meer dan 36 miljoen mensen in Europa profiteren van maatregelen ter bescherming tegen overstromingen.

·18 miljoen mensen in Europa profiteren van maatregelen ter bescherming tegen bosbranden.

·7 miljoen hectare habitat profiteert van instandhoudingsmaatregelen.

·8,5 miljoen mensen in Europa profiteren van een betere drinkwatervoorziening.

·Meer dan 14,5 miljoen mensen in Europa hebben toegang tot een betere afvalwaterzuivering.

·De door het Cohesiefonds gefinancierde acties leiden tot een geschatte jaarlijkse vermindering van broeikasgasemissies met 9,7 miljoen ton CO2-equivalent en tot een verbeterde energieverbruikclassificatie voor 330 000 huishoudens.


Opmerking: De cijfers, behalve (a), geven het verwachte effect weer van de projecten in het kader van het cohesiebeleid voor 2014-2020 die vóór 31 december 2018 steun begonnen te ontvangen. 

Bronnen: Open Data Platform on European Structural and Investment Funds ( https://cohesiondata.ec.europa.eu/ ); jaarlijks activiteitenverslag 2018 van het directoraat-generaal Regionaal Beleid en Stadsontwikkeling; zevende verslag over de economische, sociale en territoriale samenhang; gemeenschappelijke indicator en jaarlijkse uitvoeringsverslagen.

Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds

Doelstellingen van het programma

Het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds zijn twee van de belangrijkste investeringsinstrumenten van de EU en leveren een kritieke massa van investeringen in gebieden die voor de EU prioritair zijn. Met deze instrumenten wordt de uitvoering van de landspecifieke aanbevelingen die in het kader van het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid aan de lidstaten worden gedaan sterk ondersteund. De programma's 2014-2020 waren de eerste programma's die expliciet aan het Europees Semester werden gekoppeld. Relevante landspecifieke aanbevelingen waren met name een centraal punt voor een doeltreffende programmering en komen tot uiting in de goedgekeurde partnerschapsovereenkomsten en lopende programma's, die momenteel een impuls geven aan de lidstaten om structurele veranderingen en beleidshervormingen door te voeren door middel van investeringen die gericht zijn op structurele zwakheden en knelpunten voor groei. De fondsen hebben een belangrijke rol gespeeld bij het tegengaan van de onmiddellijke gevolgen van de economische en financiële crisis en bij het versterken van het structurele potentieel van de Europese regio's op de langere termijn. De investeringsprioriteiten voor 2014-2020 zijn de volgende.

Versterking van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatieVerbetering van de toegang tot en het gebruik en de kwaliteit van informatie- en communicatietechnologie (ICT)
Vergroting van het concurrentievermogen van kleine en middelgrote ondernemingenOndersteuning van de omslag naar een koolstofarme economie in alle bedrijfstakken
Bevordering van de aanpassing aan de klimaatverandering, risicopreventie en risicobeheerBehoud en bescherming van het milieu en bevordering van een efficiënt gebruik van hulpbronnen
Bevordering van duurzaam vervoer en opheffing van knelpunten in belangrijke netwerkinfrastructurenBevordering van duurzame en kwalitatief hoogwaardige werkgelegenheid en ondersteuning van arbeidsmobiliteit
Bevordering van sociale inclusie en bestrijding van armoede en elke vorm van discriminatieInvestering in onderwijs, opleiding en beroepsopleiding voor vaardigheden en een leven lang leren
Vergroting van de institutionele capaciteit van overheidsinstanties en belanghebbenden en een doelmatig openbaar bestuur


Uitvoering en recentste verwezenlijkingen

Het cohesiebeleid, dat bijna een derde van de totale EU-begroting vertegenwoordigt, is tijdens en na de crisis in veel lidstaten een belangrijke bron van overheidsinvesteringen geweest. Zo verschafte het cohesiebeleid gemiddeld bijna 9 % van de kapitaaluitgaven van overheden in de EU-28 en 41 % ( 125 ) in de EU-13 in de periode 2015-2017 ( 126 ). Het cohesiebeleid speelt ook een sleutelrol bij de ondersteuning van de verwezenlijking van de prioriteiten van de Commissie-Juncker en bij de bijdrage aan solidariteit en eenheid in Europa. Investeringen in een bepaald land creëren positieve overloopeffecten (ongeveer 0,12 % van het bbp ( 127 ) in niet-cohesielanden.

Het cohesiebeleid zal tegen 2023 bijna 1 biljoen euro extra bbp hebben gegenereerd. Het beleid is de economieën van alle EU-lidstaten ten goede gekomen en heeft hen in moeilijke economische tijden ondersteund.

346,5 MILJARD EURO

Geïnvesteerd in 2007-2013
>Geschat rendement van bijna 1 biljoen euro aan
extra bruto binnenlands product tegen 2023


Blijvend effect in alle lidstaten: meer dan 4 % in Bulgarije, Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije en Tsjechië ( 128 ).

Vijf jaar na aanvang van de financieringsperiode 2014-2020 gaat de uitvoering van de cohesiebeleidsprogramma's op volle kracht door: in december 2018 was al 270 miljard euro toegewezen aan projecten in de lidstaten, wat bijna 77 % van de totale financiële toewijzing van de fondsen is. Dit vertegenwoordigt meer dan 290 000 projecten. 80 miljard euro moet nog aan projecten worden toegewezen en tegen 2023, wanneer de financieringsperiode afloopt, moeten de investeringen volledig zijn afgerond. Dit is een verdere versnelling in vergelijking met de resultaten eind 2017, toen 55 % van de totale financiering aan projecten was toegewezen. Belangrijker is dat deze trend die van de vorige programmeringsperiode licht overtreft (stippellijn in de volgende grafiek) en doet vermoeden dat de uitvoering in de tweede helft van de programmeringsperiode in een gestaag tempo zal doorgaan.


Grafiek: Selectie van projecten: vergelijkingsperiode 2007-2013 met de huidige periode. Berekening op basis van de totale (EU- plus nationale) kosten van de geselecteerde projecten. Het jaar N staat voor 2007 voor de programma's 2007-2013 en voor 2014 voor de programma's 2014-2020.

Bron: Europese Commissie.

De investeringen in onderzoek en innovatie zijn ook in 2018 in een aanzienlijk tempo gevorderd en hebben in de meeste lidstaten goede resultaten opgeleverd. Eind 2018 waren meer dan 50 000 specifieke onderzoeks- en innovatieprojecten geselecteerd, die 73 % van het totale geplande bedrag vertegenwoordigen. Sinds 2014 hebben meer dan 15 200 onderzoekers geprofiteerd van een verbeterde onderzoeksinfrastructuur en 7 000 ondernemingen werken samen met onderzoekscentra in de hele EU. Dankzij de projecten die tot nu toe zijn uitgevoerd, zijn er meer dan 3 200 nieuwe producten op de markt gebracht door bedrijven die financiering hebben ontvangen.

Het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds helpen bedrijven om hun concurrentievermogen te vergroten, nieuwe producten te ontwikkelen, nieuwe markten te vinden en nieuwe banen te creëren, met bijzondere nadruk op innovatie en snelgroeiende bedrijven en programma's ter ondersteuning van het innovatievermogen van kleine en middelgrote ondernemingen. Het brede scala aan steun voor kleine en middelgrote ondernemingen is ook cruciaal voor de verwezenlijking van een diepere en eerlijkere interne markt met een solide industriële basis. Eind 2018 was naar schatting 88 % van het totale bedrag toegewezen aan meer dan 95 000 projecten om het concurrentievermogen van kleine en middelgrote ondernemingen te verbeteren.

Het cohesiebeleid is de grootste bron van EU-financiering voor de modernisering van het Europese vervoerssysteem en de aanpassing ervan aan nieuwe uitdagingen. Steun voor het spoor- en wegennet van het trans-Europese vervoersnet speelt een prominente rol, evenals investeringen in duurzame stedelijke mobiliteit, die het dagelijkse woon-werkverkeer schoner, sneller en veiliger zullen maken voor de Europese burger. Eind 2018 werden ongeveer 2 500 netwerkinfrastructuurprojecten ondersteund.

Met de steun van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling werd in 2018 een belangrijk deel van de 'fietssnelweg' tussen Antwerpen en Brussel voltooid. De fietssnelweg biedt een veilig en comfortabel alternatief voor pendelaars. Het is een duurzaam antwoord op congestieproblemen dat bijdraagt tot het koolstofvrij maken van het vervoer.
Foto: © Europese Unie



Een aanzienlijk deel van de financiering wordt besteed aan de verbetering van het ondernemingsklimaat en de ondersteuning van het ondernemerschap. Zo worden bijvoorbeeld meer dan 90 000 startende ondernemingen ondersteund. Een belangrijk aspect is het vergemakkelijken van de toegang tot financiering; sinds het begin van de programmeringsperiode is 2,7 miljard euro geïnvesteerd met het hefboomeffect van financiële instrumenten.

Kroatië – ESIF Venture Capital Fund ter ondersteuning van innovatieve starters

Kroatië heeft in juni 2018 het 'ESIF Venture Capital Fund' opgericht – het eerste door het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling gesteunde durfkapitaalinstrument. Dankzij 35 miljoen euro uit het Operationeel Programma Concurrentievermogen en Cohesie 2014-2020 zal het fonds investeren in risicokapitaalfondsen die zich richten op lokale kleine en middelgrote ondernemingen met een groot groeipotentieel, zodat zij kunnen opschalen en wereldwijd kunnen concurreren. Het ESIF Venture Capital Fund zal vooral investeren in ondernemingen in de aanloopfase en zal een volwaardig acceleratieprogramma aanbieden. Het fonds voegt een nieuw element toe aan de succesvolle portefeuille van schuldinstrumenten die door het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling worden ondersteund en zal bijdragen tot de ontwikkeling van een gezond en dynamisch ecosysteem voor starters in Kroatië.

Dit is een goed voorbeeld van hoe het cohesiebeleid investeert in banen en groei, in overeenstemming met het investeringsplan voor Europa. Minstens 50 ondernemingen in de zaaifase en 15 startende ondernemingen zullen vitale steun krijgen. Het instrument zal naar verwachting ook sterke overloopeffecten hebben in termen van business angels, ondernemersworkshops en bedrijven alsmede een sterke pijplijn die leidt tot een veel grotere belangstelling van regionale durfkapitaalfondsen om in Kroatië te investeren.

Er is ook aanzienlijke vooruitgang geboekt op het gebied van milieubescherming en de bevordering van een efficiënt gebruik van hulpbronnen, met 12 500 gesteunde projecten eind 2018. Hoewel dergelijke investeringen een lange levenscyclus hebben, zijn er al veel resultaten geboekt. Miljoenen burgers zijn nu beschermd tegen natuurrampen zoals overstromingen en branden. Honderdduizenden burgers profiteren van faciliteiten die de watervoorziening en -zuivering verbeteren. De uitvoering verschilt van lidstaat tot lidstaat en binnen de lidstaten. De voortgang wat betreft de doelstellingen die verband houden met het vergroten van de afvalrecyclingcapaciteit en het herstel van land verloopt iets trager, aangezien de tot nu toe geselecteerde projecten slechts een bescheiden deel van de verwachte doelstelling bestrijken. Dit is met name te wijten aan de langdurige planningsprocedures voor dergelijke projecten.

Het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling is het belangrijkste investeringsinstrument voor de digitalisering van de overheidssector en van kleine en middelgrote ondernemingen en voor de uitrol van breedbandnetwerken. Het doel is efficiëntieverbeteringen te realiseren via e-overheidsoplossingen, slimme energie en vervoersoplossingen door op het terrein ondersteuning op maat te bieden en door lokale behoeften en kansen op elkaar af te stemmen. Eind 2018 waren er op het terrein zo'n 7 800 projecten geselecteerd om de totstandbrenging van een connectieve digitale eengemaakte markt te ondersteunen, wat neerkomt op 63 % van het geplande totaal. Hoewel er in 2018 in verschillende lidstaten aanzienlijke vooruitgang is geboekt, hebben sommige problemen de uitvoering van breedbandprojecten in de vroege uitvoeringsfasen in bepaalde landen vertraagd (zoals problemen bij het in kaart brengen van actiegebieden, problemen in verband met de selectie van begunstigden en problemen met staatssteun). Als reactie op deze problemen worden nog steeds gerichte acties uitgevoerd om de administratieve capaciteit van programma-autoriteiten op dit gebied te verbeteren.

Er werd gezorgd voor een passende follow-up van het actieplan voor breedband in plattelandsgebieden ( 129 ), met bezoeken aan landen (Bulgarije, Kroatië, Roemenië, Slowakije en Tsjechië) waarvoor ook verzoeken om herprogrammering werden onderzocht en knelpunten bij de uitvoering werden besproken. Naast andere initiatieven beginnen de werkzaamheden van het netwerk van adviesbureaus voor breedband in alle lidstaten, ondersteund door een in Brussel gevestigde faciliteit, positieve resultaten op te leveren. Via centrale aanspreekpunten binnen de lidstaten verstrekt dit netwerk informatie en/of advies aan elke overheidsinstantie die een snel breedbandnetwerk wil uitrollen en aan elke potentiële promotor van breedbandprojecten die informatie wenst over de voor breedband beschikbare EU/nationale/regionale financiering. Al deze acties zullen naar verwachting bijdragen tot de verbetering van de digitale prestaties van de regio's en lidstaten en zo een positieve bijdrage leveren aan de verwezenlijking van de doelstelling die is vastgesteld voor de effectindicator die het digitale concurrentievermogen van lidstaten weergeeft.

Versterking van de digitale strategische governance in Italië

Tussen de Italiaanse regio's (met name in Zuid-Italië) en de rest van Europa bestaat een 'digitale kloof' of ongelijke verdeling wat betreft de toegang tot en het gebruik van informatietechnologie. Italië heeft een strategie voor digitale groei aangenomen die tot doel heeft: breedbandinternet (ten minste 30 Mbps) toegankelijk maken voor de gehele Italiaanse bevolking; kantoren, openbare gebouwen en 85 % van de particuliere huishoudens voorzien van een zeer snelle verbinding (van ten minste 100 Mbps) en industriegebieden aansluiten op snelle breedbandnetwerken. 2,6 miljard euro aan investeringen is vastgelegd voor projecten ter ondersteuning van de digitale groei in de periode 2014-2020.

De totstandbrenging van een energie-unie zal de veiligheid, betaalbaarheid en duurzaamheid van de energievoorziening in Europa waarborgen en tegelijkertijd de EU minder afhankelijk maken van de internationale markt en externe bronnen van energiegrondstoffen. Het cohesiebeleid is de grootste bron van EU-investeringen om de energie-unie op het terrein tot stand te brengen en de regio's en steden van de EU te ondersteunen bij de verwezenlijking van de klimaat- en energiedoelstellingen van de EU voor 2020 en 2030 en de realisatie van een sociaal rechtvaardige transitie.

Hongarije – Steun voor Hongarijes grootste elektriciteitscentrale

De eerste zonne-energiecentrale in het kader van het fotovoltaïsche project van de MVM-groep voor 2018-2019 is gebouwd in de buurt van Felsőzsolca en Onga op een terrein van bijna 45 hectare, dankzij een totale investering van ongeveer 28 miljoen euro uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en de nationale begroting. De centrale is elektriciteit beginnen op te wekken als de eenheid met de grootste geïnstalleerde capaciteit in Hongarije – 20 megawatt. Er zijn 110 zonne-energiecentrales gepland, maar de centrale van Felsőzsolca is de eerste die van start gaat met de productie van elektriciteit.


Nederland – Opschaling van fotovoltaïsche zonne-energie voor huurders.

Dit project faciliteert de grootschalige installatie van fotovoltaïsche zonne-energiesystemen op huurwoningen. Het consortium van marktpartijen wil bestaande knelpunten wegnemen en er tegelijkertijd voor zorgen dat aan de enorme vraag naar zonnepanelen bij huurders kan worden voldaan. De geïntegreerde samenwerking tussen ervaren en deskundige marktpartijen, aangevuld met externe specialisten, vergemakkelijkt de grootschalige uitrol van fotovoltaïsche zonne-energiesystemen voor huurders. De installatie van de fotovoltaïsche zonne-energiesystemen, aanvankelijk in 8 500 woningen en op termijn in 30 000 woningen, zal veel werkgelegenheid scheppen. Daarnaast zullen ook de bedrijven die instaan voor de montage en installatie van de fotovoltaïsche zonnepanelen, omvormers en kabels groeien.

Het cohesiebeleid is ook de belangrijkste bron van EU-financiering voor rampenrisicobeheer. Meer dan 25 000 projecten op het gebied van de koolstofarme economie zijn geselecteerd en worden nu al, of zullen in de toekomst worden, uitgevoerd op het terrein. Voor investeringen die gericht zijn op klimaatgerelateerde doelstellingen zijn bijna 2 500 projecten geselecteerd.

De door het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling gesteunde maatregelen voorzien in de behoeften die zijn ontstaan als gevolg van de uitzonderlijke stroom van migranten naar Europa door te focussen op steun voor de opvang en effectieve integratie van legale migranten en asielzoekers op het gebied van werkgelegenheid, sociale inclusie en onderwijs. Een belangrijke bijdrage aan de verwezenlijking van deze doelstellingen is de steun voor kleine en middelgrote ondernemingen. Via deze steun worden bedrijfsondersteunende diensten geleverd aan alle potentiële ondernemers, ook zij die behoren tot kwetsbaardere groepen zoals migranten, met als doel de EU in haar geheel sterker en samenhangender te maken. Eind 2018 bedroeg het percentage geselecteerde projecten op het gebied van sociale inclusie meer dan 60 %. Bijna 8 000 projecten zijn reeds geselecteerd en worden momenteel uitgevoerd.

Beoordeling en evaluatie

Uit de evaluatie van de voorlopers van het programma ( 130 ) is gebleken dat de cohesiefondsen de regio's en landen in de EU ten goede komen vanwege zowel de directe effecten (via de investeringen) als indirecte effecten (via de toegenomen handel).

Uit de evaluatie is gebleken dat steun aan kleine en middelgrote ondernemingen een groot potentieel effect heeft, mits die steun meer gericht is op het helpen van dynamische bedrijven om te groeien, op slimme specialisatiestrategieën en op het faciliteren van regio's om op te klimmen in de economische keten, in plaats van te proberen de 'oude' economie uit het verleden in stand te houden. Daarnaast blijkt op gebieden als de koolstofarme economie, duurzame stadsontwikkeling en regionale samenwerking dat de bijdragen een hoge toegevoegde waarde hebben. Deze feedback is verwerkt in het voorstel van de Commissie ( 131 ) voor het volgende meerjarig financieel kader, dat de thematische concentratie handhaaft met prioriteiten ter ondersteuning van innovatie, de digitale economie en kleine ondernemingen, alsook de koolstofarme en circulaire economie.

In de evaluatie werd ook geconcludeerd dat de meest doeltreffende strategie om grote ondernemingen aan te trekken niet bestaat in het verstrekken van financiële stimulansen maar in het verbeteren van de plaatselijke omstandigheden, zoals het lokale ondernemingsklimaat. Investeringen in luchthavens hebben het over het algemeen slecht gedaan, behalve in de ultraperifere regio's waar er een voordeel is. Het voorstel voor het volgende meerjarig financieel kader bevat een lijst van uitgesloten activiteiten, waaronder rechtstreekse steun aan grote ondernemingen, luchthaveninfrastructuur en bepaalde afvalbeheervoorzieningen zoals stortplaatsen.

Ook is gebleken dat financiële instrumenten een efficiënter middel kunnen zijn om investeringen op sommige beleidsterreinen te financieren, maar dat er vertraging is opgetreden bij de uitvoering en dat er belemmeringen waren voor het wijdverbreide gebruik ervan. Deze kwesties werden aangepakt in het voorstel van de Commissie voor een verordening gemeenschappelijke bepalingen ( 132 ) voor de periode na 2020, aangezien het voorziet in flexibiliteit en het vermogen om in te spelen op toekomstige behoeften, bijvoorbeeld door kleine overdrachten van middelen mogelijk te maken zonder wijziging van het operationele programma. Daarnaast worden toewijzingen aan operationele programma's voor de eerste 5 jaar vastgelegd, waarna ze voor de laatste 2 jaar op basis van een evaluatie worden vastgelegd. De uitvoering van financiële instrumenten wordt vereenvoudigd, waarbij veel van de relevante bepalingen in overeenstemming worden gebracht met die van de subsidies.

Uit de evaluatie is gebleken dat de beheers-, controle- en auditsystemen complex waren. Dit heeft geleid tot administratieve onzekerheid en vertragingen bij de uitvoering. In een recente studie ( 133 ) op verzoek van de Commissie zijn aanzienlijke administratieve kosten vastgesteld die worden geschat op 2,2 % van de totale subsidiabele kosten voor het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en 1,8 % voor het Cohesiefonds (in totaal 4 % voor de Europese structuur- en investeringsfondsen in het algemeen). De Commissie trekt hier lering uit en het voorstel voor de toekomstige programma's bevat veel maatregelen om de administratieve lasten te vereenvoudigen en te verminderen. Door meer gebruik te maken van vereenvoudigde kostenopties en betalingen op basis van voorwaarden zouden de totale administratieve kosten aanzienlijk kunnen worden verminderd. Bepaalde regels voor grote projecten en investeringen die inkomsten genereren worden geschrapt. Daarnaast zal een meer evenredige aanpak van controles en audits leiden tot een aanzienlijke vermindering van het aantal verificaties en de auditlast voor operationele programma's met een laag risico.

De Europese Rekenkamer meldde ( 134 ) dat de Commissie diverse maatregelen heeft genomen om de resultaatgerichtheid in de periode 2014-2020 te vergroten; de Rekenkamer juichte de verbeteringen toe, maar wees ook op tekortkomingen in de kwaliteit van de monitoring van informatie met betrekking tot de uitgaven voor het cohesiebeleid. De Rekenkamer merkte op dat het monitoren van informatie grotendeels outputgericht blijft en beval de Commissie aan gemeenschappelijke resultaatindicatoren voor het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling vast te stellen. In antwoord hierop heeft de Commissie in haar voorstel ( 135 ) voor de fondsen voor 2021-2027 de gemeenschappelijke reeks outputindicatoren gehandhaafd en verfijnd, en heeft ze voor het eerst een gemeenschappelijke reeks resultaatindicatoren toegevoegd, voor de prestatiekaders die door de lidstaten moeten worden vastgesteld voor de monitoring, rapportage en evaluatie van programmaprestaties. Het voorstel zou het mogelijk maken de resultaten te rapporteren en regelmatig bij te werken op het Open Data Platform ( 136 ) en vergelijkingen tussen programma's en lidstaten te maken, die zullen worden gebruikt voor de beoordeling en evaluatie van prestaties.

De band tussen de programma's en het Europees Semester wordt versterkt voor de periode 2021-2027. Als onderdeel van de cyclus van het Europees semester 2019 heeft de Commissie een landspecifieke analyse op maat gemaakt van investeringsbehoeften en knelpunten voor investeringen, rekening houdend met relevante regionale en territoriale verschillen. Op basis van deze analytische elementen en rekening houdend met de doelstellingen van het cohesiebeleid zijn landspecifieke investeringsrichtsnoeren ontwikkeld en samengevat in een bijlage bij de landenrapporten (bijlage D). Deze bijlage vormt de basis voor de dialoog tussen de lidstaten en de diensten van de Commissie met het oog op de programmering van de cohesiebeleidsfondsen voor de periode 2021-2027.

Europees Sociaal Fonds

Doelstellingen van het programma

Voor een samenhangend, veerkrachtig en concurrerend Europa in de toekomst moeten wij nu in de mensen van Europa investeren: in hun onderwijs en opleiding, hun vaardigheden en inzetbaarheid, hun potentieel om een bedrijf op te richten en te innoveren en hun gezondheid en levensomstandigheden in het algemeen. Investeren in mensen en bouwen aan een eerlijkere en socialere EU behoren van meet af aan tot de belangrijkste prioriteiten van deze Commissie.

Het Europees Sociaal Fonds is het belangrijkste instrument van de EU voor het bevorderen van de werkgelegenheid, het helpen van mensen bij het vinden van een betere baan, het zorgen voor eerlijkere kansen op werk voor iedereen en het ondersteunen van bijscholing en omscholing. Het fonds houdt rechtstreeks verband met de prioriteiten en kerndoelen van de Europa 2020-strategie op het gebied van werkgelegenheid, onderwijs en armoede en is een belangrijk instrument om de beginselen en rechten die in de Europese pijler van sociale rechten zijn verankerd, te verwezenlijken. De thematische doelstellingen zijn de volgende.

Bevordering van duurzame en kwalitatief hoogwaardige werkgelegenheid en ondersteuning van arbeidsmobiliteitBevordering van sociale inclusie en bestrijding van armoede en elke vorm van discriminatie
Investering in onderwijs, opleiding en beroepsopleiding voor vaardigheden en een leven lang lerenVergroting van de institutionele capaciteit van overheidsinstanties en belanghebbenden en een doelmatig openbaar bestuur
Aanpakken van de jeugdwerkloosheid voor personen jonger dan 25 jaar die geen werk hebben en geen onderwijs of opleiding volgen

Uitvoering en recentste verwezenlijkingen ( 137 )

Eind 2017 hadden het Europees Sociaal Fonds en het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief steun verleend aan 15,3 miljoen mensen, van wie 7,9 miljoen werklozen en 4,9 miljoen inactieven. Tegen die tijd hadden de lidstaten verklaard dat al 2,4 miljoen jongeren waren geholpen dankzij steun van het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief. Van alle deelnemers hadden 1,4 miljoen mensen een baan, hebben 1,9 miljoen mensen een diploma behaald en volgden 870 000 mensen onderwijs of een opleiding dankzij de steun van het Europees Sociaal Fonds of het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief.

Investeringen vanuit het Europees Sociaal Fonds en het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief vormen de belangrijkste bron van steun op EU-niveau voor structurele hervormingen in de lidstaten, met name op gebieden die verband houden met de hervorming van openbare diensten voor arbeidsvoorziening, activeringsmaatregelen, de ontwikkeling van geïndividualiseerde geïntegreerde werkgelegenheidstrajecten, het opzetten en uitvoeren van duaal beroepsonderwijs en duale opleidingen, maatregelen met betrekking tot het leerlingstelsel of investeringen in (kinder)opvang met het oog op het vergroten van de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt.


Optimaal gebruikmaken van het Europees Sociaal Fonds ( 138 )

Met een begroting van 86,4 miljard euro voor de periode 2014-2020 is het Europees Sociaal Fonds een van de belangrijkste instrumenten van de EU om de uitvoering van de landspecifieke aanbevelingen te ondersteunen. De operationele programma's dragen rechtstreeks bij tot de bevordering van duurzame en hoogwaardige werkgelegenheid, sociale inclusie, investeringen in onderwijs en opleiding en de opbouw van institutionele capaciteit. Het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief is een specifiek instrument met een begroting van 8,8 miljard euro, waarvan de helft afkomstig is uit het Europees Sociaal Fonds. Het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief is gericht op jongeren die geen werk hebben en geen onderwijs of opleiding volgen in de EU-regio's met de hoogste jeugdwerkloosheidscijfers in 2012 en biedt hen kansen op een baan en op het volgen van een opleiding.

Tussen 2014 en 2017 zijn meer dan 15 miljoen deelnemers, onder wie bijna 3 miljoen langdurig werklozen (17 %), geholpen dankzij steun uit het Europees Sociaal Fonds en het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief. Jongeren onder de 25 jaar (42 % van het totale aantal deelnemers) en laagopgeleiden die basisonderwijs of lager secundair onderwijs hebben gevolgd (44 % van het totale aantal deelnemers), zijn de belangrijkste doelgroepen van deze steunmaatregelen. De uitvoering, die in 2017 veel aan vaart heeft gewonnen, zou de komende jaren gestaag moeten worden voortgezet.

Tussen 2014 en 2017 werden meer dan 2,4 miljoen mensen ondersteund door het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief, onder wie:

·780 000 jongeren die onderwijs of een opleiding volgden en na afloop een diploma haalden, een baan vonden of als zelfstandige aan de slag gingen;

·550 000 jongeren een baan, voortgezette opleiding, een leerlingplaats of een stageplaats aangeboden kregen.

Het feit dat het aantal deelnemers aan het Europees Sociaal Fonds en het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief sinds eind 2016 is verdubbeld, wijst erop dat de uitvoering van projecten op het terrein sterk is versneld.

De lidstaten intensiveren hun inspanningen om jongeren te bereiken, maken de diensten toegankelijker voor jongeren en zorgen ervoor dat hulpbehoevende jongeren beter worden opgespoord.

In Finland hebben de centrale adviescentra voor jongeren (Ohjaamo, oorspronkelijk gefinancierd door het Europees Sociaal Fonds) een permanente status gekregen. Zij zullen uitgebreide financiële steun krijgen met als doel in totaal 10 000 jongeren te bereiken. In heel Duitsland worden agentschappen ter bevordering van de werkgelegenheid voor jongeren opgericht. Cyprus heeft een project gelanceerd dat door het ministerie van Onderwijs in samenwerking met het ministerie van Arbeid en de Cypriotische Jeugdraad wordt ondersteund en dat erop gericht is 4 000 inactieven die geen werk hebben noch onderwijs of een opleiding volgen, te bereiken en hen activeringsondersteuning te bieden door middel van adviesverlening en opleidingen op maat. In Kroatië bestaat sinds november 2017 een systeem voor het in kaart brengen van in aanmerking komende deelnemers met als doel de niet-geregistreerde deelnemers en hun kenmerken te identificeren om de maatregelen beter op deze groep af te stemmen.


In een aantal lidstaten steunt het Europees Sociaal Fonds capaciteitsopbouw en structurele hervormingen ( 139 ). Voorbeelden:

In Letland steunt het Europees Sociaal Fonds de versterking van de sociale dialoog. Het doel is een rechtskader te ontwikkelen dat de sociale dialoog in verschillende sectoren vergemakkelijkt.

In Spanje ondersteunde het fonds de strategie voor integratie op de arbeidsmarkt. Evenzo investeert het Europees Sociaal Fonds momenteel middelen in de ondersteuning van het 'leercontract' door te investeren in zowel opleidingsprogramma's als de verlichting van de sociale lasten van bedrijven. Ook in het kader van de Spaanse jongerengarantie worden onder meer leercontracten aangeboden die speciaal gericht zijn op jongeren zonder diploma of met een zeer lage algemene kwalificatie.

In Tsjechië hebben het Europees Sociaal Fonds en het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling een aanzienlijke impuls gegeven aan de toewijzing voor kinderopvangfaciliteiten (ongeveer 220 miljoen euro voor alle Tsjechische programma's in het kader van het Europees Sociaal Fonds en het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, d.w.z. bijna een verdrievoudiging). De vraag naar diensten op het terrein is sindsdien bevestigd door een aanzienlijke interesse van aanvragers. Er zijn wetswijzigingen geïntroduceerd om de voorwaarden voor het openen van een kleuteronderwijsentiteit uit te breiden en werkgevers in staat te stellen een crèche op te zetten. Tot nu toe zijn er meer dan 9 000 crècheplaatsen gecreëerd.

In Portugal ondersteunt het Europees Sociaal Fonds de opbouw van de institutionele capaciteit van sociale partners gezien hun belangrijke rol in de modernisering van actief arbeidsmarktbeleid, beroepsonderwijs en beroepsopleidingen.

Beoordeling en evaluatie ( 140 )

Medio 2018 hadden de lidstaten 164 evaluaties van het Europees Sociaal Fonds en andere fondsen met betrekking tot de periode 2014-2020 afgerond. In deze evaluaties wordt zowel het proces als de uitvoering van het fonds beoordeeld. De Commissie is in 2018 begonnen met vier thematische evaluaties (steun voor werkgelegenheid voor jongeren, steun voor werkgelegenheid en mobiliteit, steun voor onderwijs en opleiding en steun voor sociale inclusie).

In 2018 heeft de Commissie de effectbeoordeling en het voorstel voor het Europees Sociaal Fonds Plus 2021-2027 (ESF+) opgesteld. Enkele belangrijke gebieden waarvan is vastgesteld dat ze voor verbetering vatbaar zijn ( 141 ), zijn de volgende.

·Een betere afstemming van het beleid op de EU-beleidsprioriteiten en economische governance in het kader van het Europees Semester.

·De resultaatgerichtheid voor de periode 2014-2020 werd versterkt, maar is tot dusver geen toereikende prestatiestimulans voor de lidstaten gebleken.

·Ondanks enige vooruitgang blijft het beheer en de uitvoering van het fonds te complex; de verschuiving van een logica op basis van inputs naar een logica op basis van resultaten is in 2014-2020 weliswaar verbeterd, maar heeft niet volledig plaatsgevonden.

·Het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief: zijn procedures voor financieel beheer (gefinancierd uit twee financieringsbronnen: het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief en de toewijzingen uit het Europees Sociaal Fonds) en zijn aanvullende rapportagevereisten (gemeenschappelijke indicatoren van het Europees Sociaal Fonds en de resultaatindicatoren van het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief) worden door begunstigden en uitvoerende instanties beschouwd als een verzwaring van de administratieve lasten. De aandacht voor verdere verbetering moet zich richten op een grotere betrokkenheid van de jongeren die het verst van onderwijs, opleiding en werkgelegenheid af staan en op het verhogen van de algemene kwaliteit van het werk- en opleidingsaanbod dat door het initiatief in het kader van jongerengarantieregelingen wordt gefinancierd.

Op 30 mei 2018 heeft de Commissie een voorstel voor het Europees Sociaal Fonds Plus ( 142 ) aangenomen. Binnen het bredere kader van de Europese structuur- en investeringsfondsen zal dit fonds het mogelijk maken om de steun beter te richten op de uitdagingen die in het Europees Semester zijn vastgesteld. In deze context zal het Europees Sociaal Fonds Plus de volgende fondsen, initiatieven en programma's samenvoegen:

·het Europees Sociaal Fonds en het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief

·het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen

·het programma van de Europese Unie voor werkgelegenheid en sociale innovatie

·het EU-gezondheidsprogramma.

Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen

Doelstellingen van het programma

Het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen ondersteunt acties van EU-lidstaten om hulp te bieden aan de meest behoeftigen. Deze hulp omvat voedsel, kleding en andere essentiële items voor persoonlijk gebruik.

Dit fonds is bedoeld om de ergste vormen van armoede in de EU, zoals voedselgebrek, dak- en thuisloosheid en kinderarmoede, te verlichten. Het wordt uitgevoerd onder gedeeld beheer, met vereenvoudigde regels en minder administratieve eisen dan bij het Europees Sociaal Fonds. De toewijzing voor het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen voor 2014-2020 bedraagt bijna 3,8 miljard euro.

Uitvoering en recentste verwezenlijkingen ( 143 )

·In 2017 heeft het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen 12,9 miljoen mensen gesteund.

·Geschat wordt dat ongeveer de helft van de eindbegunstigden vrouwen zijn. 30 % zijn kinderen tot en met de leeftijd van 15 en ongeveer 10 % zijn migranten, deelnemers met een buitenlandse achtergrond of personen die tot een minderheid behoren (met inbegrip van gemarginaliseerde gemeenschappen zoals de Romagemeenschap).

·De steun voor sociale inclusie bereikte meer dan 36 000 personen.

·In de periode 2014-2017 werd meer dan 1,3 miljoen ton voedsel uitgedeeld en in 2017 alleen al ongeveer 370 000 ton (d.w.z. ongeveer 30 %).

De geldwaarde van de tot 2017 uitgedeelde materiële steun bedroeg 19,5 miljoen euro. Ten opzichte van 2016 is de geldwaarde van de bijstand in de vorm van basismaterialen met 25 % gestegen.

Beoordeling en evaluatie 

Uit de resultaten van de tussentijdse evaluatie van 2018 ( 144 ) blijkt dat het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen in bijna elke lidstaat een aanzienlijk volume-effect heeft. De gesteunde maatregelen op het gebied van voedsel, materiële hulp en sociale inclusie maken een verschil voor de meest behoeftigen, ook voor hen die op een andere manier van de gewone sociale bijstand zijn uitgesloten of die onmiddellijke steun nodig hebben.

Networking en kennisdeling tussen instellingen, partnerorganisaties en sociale diensten, alsook tussen verschillende partnerorganisaties, hebben een belangrijke rol gespeeld bij de verspreiding van goede praktijken. Dit was met name het geval voor niet-financiële bijstand aan de meest behoeftigen.

De tussentijdse evaluatie heeft een aantal tekortkomingen in de uitvoering van het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen aan het licht gebracht. Foutieve interpretaties van het EU-regelgevingskader of van nationale voorschriften hebben soms geleid tot a) vertragingen in de opstartfase van het programma; b) administratieve belemmeringen die meestal verband hielden met nationaal aanbestedingsbeleid en met aanvullende eisen; c) lange documentatieprocedures en instructies; en d) buitensporige procedures voor de certificering van eindbegunstigden.

Evenzo heeft het opstellen van een enge lijst van criteria voor de eindbegunstigden het nadeel dat degenen die geen toegang hebben tot het sociale stelsel worden uitgesloten en dat niet snel kan worden gereageerd op noodsituaties.

De Rekenkamer was van mening ( 145 ) dat het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen bijdraagt aan de aanpak van de lidstaten om de armoede te verlichten en dat het innovatieve maatregelen voor sociale inclusie bevat, maar dat het beter kan worden gericht op de meest behoeftigen en dat er meer aandacht kan worden besteed aan sociale inclusie in plaats van aan elementaire voedselhulp en materiële bijstand.

Op 30 mei 2018 heeft de Commissie een voorstel gedaan voor een Europees Sociaal Fonds Plus waarin het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen zal worden samengevoegd met het Europees Sociaal Fonds. Dit zal het gemakkelijker maken om de verstrekking van voedselhulp/materiële bijstand te combineren met steun voor sociale inclusie en actieve maatregelen. Het zal bijdragen tot het creëren van synergieën, waardoor de sociale-inclusiedimensie van de steun verder wordt versterkt en een geïntegreerd traject uit de armoede wordt geboden. Het zal ook helpen om de huidige tekortkomingen aan te pakken die in de evaluaties zijn vastgesteld, aangezien het ontbreken van een gemeenschappelijke strategische aanpak soms in de weg staat van een naadloze overgang door kwetsbare deelnemers van projecten die door dat fonds worden gefinancierd naar projecten in het kader van het Europees Sociaal Fonds.

Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen (begrotingsonderdeel 2)

Via het gemeenschappelijk landbouwbeleid (met name het Europees Landbouwgarantiefonds en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling) en het maritieme en visserijbeleid (met name via het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij) heeft de EU-begroting steun verleend voor rendabele voedselproductie, het duurzame beheer van natuurlijke hulpbronnen, klimaatactie en evenwichtige territoriale ontwikkeling. Een rendabele voedselproductie draagt bij tot het stimuleren van de werkgelegenheid, groei en investeringen, aangezien een groot aantal banen in de landbouw, maar ook in de voedselverwerking, de detailhandel in levensmiddelen en de catering, ervan afhankelijk zijn. Het bevorderen van het duurzame beheer van natuurlijke hulpbronnen en klimaatactie zorgt ervoor dat de basis voor werkgelegenheid in de landbouw duurzaam blijft. Het bevorderen van een evenwichtige territoriale ontwikkeling van plattelandsgebieden draagt ook bij tot groei, werkgelegenheid en investeringen. Het dichten van de digitale kloof tussen stedelijke en landelijke gebieden is een belangrijke factor die bedrijven in staat stelt om concurrerend te blijven in landelijke gebieden. Een rendabele voedselproductie met hoge voedselveiligheidsnormen speelt ook een actieve rol in een evenwichtig en vooruitstrevend handelsbeleid om de mondialisering in goede banen te leiden. De EU speelt ook een leidende rol bij het aanpakken van de groeiende uitdagingen op het gebied van de oceanen, niet alleen op Europees maar ook op internationaal niveau.


Diagram: Belangrijkste programma's die in 2018 zijn gefinancierd onder begrotingsonderdeel 2, Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen. Alle bedragen in miljoen euro. De categorie "Andere programma's" omvat onder meer Gedecentraliseerde agentschappen, Andere acties en programma's, Proefprojecten en voorbereidende acties, Acties die worden gefinancierd op grond van de prerogatieven en specifieke bevoegdheden van de Commissie.

Bron: Europese Commissie.

Voor 2018 is 58,8 miljard euro toegewezen aan begrotingsonderdeel 2, wat neerkomt op 37 % van de totale EU-begroting 2018. Begrotingsonderdeel 2 omvat de twee pijlers van het gemeenschappelijk landbouwbeleid: Pijler I omvat de marktondersteunende maatregelen en de rechtstreekse betalingen die door het Europees Landbouwgarantiefonds worden gefinancierd; Pijler II omvat de steun voor plattelandsontwikkeling die door het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling wordt gefinancierd. Het begrotingsonderdeel omvat ook het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en de internationale dimensie van het gemeenschappelijk visserijbeleid, alsmede activiteiten op het gebied van klimaat en milieu via LIFE, het programma voor het milieu en klimaatactie ( 146 ). 

Europees Landbouwgarantiefonds

Doelstellingen van het programma

Het Europees Landbouwgarantiefonds stimuleert slimme, duurzame en inclusieve groei en draagt bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, namelijk een rendabele voedselproductie, een duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen (met klimaatactie) en een evenwichtige territoriale ontwikkeling. Rechtstreekse betalingen bieden een basisbescherming van het landbouwinkomen tegen de bijzondere schokken waaraan de landbouw is blootgesteld (met name prijs- en weergerelateerde schokken). De belangrijkste specifieke doelstellingen van het fonds zijn de volgende:

Het concurrentievermogen van de landbouwsector verbeteren en zijn aandeel in de waarde van de voedselketen vergrotenDe marktstabiliteit bevorderen
De inkomensstabiliteit van landbouwers ondersteunen door rechtstreekse inkomenssteun te verlenenEen meer marktgerichte landbouw bevorderen door te zorgen voor een aanzienlijk niveau van niet-productiegebonden inkomenssteun
Bijdragen tot de verbetering van de milieuprestaties van het gemeenschappelijk landbouwbeleidLokale landbouwproductie bevorderen en billijke prijzen waarborgen voor producten voor rechtstreekse consumptie en voor de verwerking door de plaatselijke industrie in de ultraperifere gebieden

Uitvoering en recentste verwezenlijkingen

Rechtstreekse betalingen

Ongeveer 6,5 miljoen landbouwbedrijven, die 90 % van het landbouwareaal bestrijken, hebben rechtstreekse betalingen ontvangen. In 2017 ( 147 ) vertegenwoordigde deze steun 38 % van hun landbouwinkomen ( 148 ). Sinds de vorige hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in 2015 zijn de rechtstreekse betalingen doelgerichter geworden dankzij verschillende 'betalingslagen' die gericht zijn op de specifieke behoeften van jonge landbouwers, kleinere landbouwers, specifieke sectoren of regio's in moeilijkheden, alsook op het milieu en klimaat. Deze wijzigingen in de structuur van het systeem van rechtstreekse betalingen – samen met de mogelijkheden voor herverdeling en plafonnering – zijn beginnen bij te dragen tot een rechtvaardigere verdeling van de betalingen. Het stabiliserende effect van rechtstreekse betalingen wordt aangevuld met marktinstrumenten, die nu op een 'vangnetniveau' werken in plaats van frequent de EU-markt te sturen zoals vroeger het geval was.

Aangezien rechtstreekse betalingen per hectare subsidiabel areaal worden toegekend, bestaat er een sterke correlatie tussen de verdeling van rechtstreekse betalingen en de verdeling van het areaal tussen landbouwers. Dit leidt ertoe dat grotere landbouwbedrijven de hoogste steunbedragen ontvangen ( 149 ) en resulteert in een groot aantal zeer kleine begunstigden als gevolg van de grote versnippering van de landbouwsector in de EU en de relatieve bijdrage van deze groepen van landbouwbedrijven aan de economie van de sector. Voor het begrotingsjaar 2017 beschikte bijna 50% van de begunstigden van rechtstreekse betalingen over minder dan 5 hectare; deze groep vertegenwoordigde minder dan 5 % van het totale gesteunde areaal.


Aantal landbouwbedrijven

(in miljoen)

Beheerde landbouwgrond

(in miljoen ha)

Rechtstreekse steun

(in miljard EUR)
Kleine landbouwbedrijven

< 5 hectare
3,19

(49 %)
7,4

(5 %)
2,3

(6 %)
Professionele

(familie)landbouwbedrijven

5-250 hectare
3,25

(50 %)
107,0

(67 %)
29,3

(71 %)
Grote landbouwbedrijven

> 250 hectare
0,08

(1 %)
44,3

(28 %)
9,2

(23 %)

Tabel: Verdeling van rechtstreekse EU-steun aan landbouwers in de EU.

Bron: CATS-controlegegevens (aanvraagjaar 2016).

De hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid van 2013 heeft het mogelijk gemaakt rechtstreekse betalingen te herverdelen over de begunstigden, met name ten voordele van de kleine en middelgrote landbouwbedrijven. De lidstaten moeten de ontvangsten van meer dan 150 000 euro die een begunstigde in het kader van de basisbetalingsregeling of de regeling inzake een enkele areaalbetaling ontvangt, met ten minste 5 % verminderen. Zij kunnen zelfs een bovengrens aan deze ontvangsten stellen (negen lidstaten hebben besloten om vanaf 2015 een bovengrens toe te passen). Als alternatief kunnen zij tot 30 % van hun nationale toewijzing voor rechtstreekse betalingen herverdelen over de eerste hectaren van elk landbouwbedrijf ("herverdelingsbetaling"). In 2017 hebben negen lidstaten deze regeling uitgevoerd, waarbij zij tussen 0,5 % en 15 % van hun totale uitgaven voor rechtstreekse betalingen hebben gebruikt.

Daarnaast moeten de lidstaten de verschillen tussen de betalingsniveaus per hectare aan begunstigden op hun respectieve grondgebied verkleinen (dit wordt 'interne convergentie' genoemd). Er is ook bepaald dat de financiële toewijzing per lidstaat geleidelijk moet worden aangepast om de gemiddelde betalingsniveaus van de individuele landen dichter bij elkaar te brengen ("externe convergentie"). Ten slotte laat een clausule inzake actieve landbouwers toe om personen die slechts een marginale landbouwactiviteit uitoefenen uit te sluiten van steun.

Vanaf het aanvraagjaar 2018 draagt de zogenaamde 'Omnibusverordening' ( 150 ) van de EU bij tot de verbetering van de werking van de betrokken regelingen inzake rechtstreekse betalingen en tot de vereenvoudiging van de uitvoering ervan.

Wat betreft de vergroeningslaag van het systeem van rechtstreekse betalingen, bieden de bij de Omnibusverordening ingevoerde wijzigingen de lidstaten de mogelijkheid om grasland niet als 'permanent' aan te merken indien het binnen een periode van 5 jaar wordt geploegd, om rekening te houden met de diversiteit van de landbouwsystemen in de EU. In 2018 hebben acht lidstaten besloten deze optie toe te passen. Een zekere extra flexibiliteit voor landbouwers kwam voort uit gestroomlijnde vrijstellingen van de regels voor gewasdiversificatie of ecologische aandachtsgebieden voor landbouwbedrijven met een aanzienlijk aandeel grasland, braakland, vlinderbloemige gewassen of gewassen die onder water staan. Nieuwe soorten ecologische aandachtsgebieden hebben op hun beurt de keuzemogelijkheden verruimd die de lidstaten landbouwers kunnen bieden om aan deze eis te voldoen. In 2018 hebben verschillende lidstaten er gebruik van gemaakt en nieuwe soorten in hun lijst van ecologische aandachtsgebieden opgenomen. Vanaf 2018 is 80 % van het totale landbouwareaal van de EU onderworpen aan ten minste één vergroeningsverplichting. Als onderdeel van de gewijzigde regels is in 2018 voor het eerst een verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op ecologische aandachtsgebieden van kracht geworden.

Net als in 2017 heeft de Commissie in 2018, als reactie op de gevolgen van de uitzonderlijke weersomstandigheden in verschillende lidstaten (droogte, zware regenval, sneeuwval, vorst), afwijkingen van bepaalde vergroeningsregels (ecologisch aandachtsgebied, gewasdiversificatie) toegestaan om de situatie van de getroffen landbouwers in die landen te verbeteren. Om de gevolgen van droogte voor de beschikbaarheid van veevoeder te verzachten, hebben 11 lidstaten (van de 13 die afwijkingen hebben toegestaan) afwijkingen toegepast op bepaalde eisen voor braakland en vanggewassen. Op basis van informatie die voor het aanvraagjaar 2018 is ontvangen, lijkt het erop dat deze ecologische aandachtsgebieden waarvoor afwijkingen zijn toegepast het totale areaal dat beschikbaar is voor de productie van voedergewassen tot op zekere hoogte hebben aangevuld.

Vanaf 2018 ( 151 ) kunnen de lidstaten dankzij nieuwe EU-wetgeving ( 152 ), samen met de technische richtsnoeren van de Commissie, gebruikmaken van vrij beschikbare satellietgegevens (het Copernicus-programma) om gebieden waarvoor steun is aangevraagd te monitoren. Verscheidene lidstaten hebben besloten om vanaf 2019 voor een deel van de steunregelingen en/of -gebieden 'controles door monitoring' in te voeren. Verwacht wordt dat de monitoringbenadering grote mogelijkheden biedt voor het vereenvoudigen van administratieve en controletaken, maar ook voor het monitoren van de prestaties van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in veel ruimere zin. Deze benadering wordt voortgezet in de voorstellen voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2020.

Marktgerelateerde uitgaven ( 153 )

Na een aantal jaren waarin marktondersteunende maatregelen in de sector groenten en fruit en in de veehouderij hebben bijgedragen tot het herstel van het evenwicht in de betrokken sectoren, werd een aanzienlijke marktstabilisatie bereikt in 2018, waarbij de uitzonderlijke maatregelen voor het uit de markt nemen van producten in de sector groenten en fruit vanaf het midden van het jaar werden stopgezet.

Eind 2018 was 99 % van de 380 000 ton magere-melkpoeder uit openbare interventievoorraden die in de periode 2015-2017 waren aangelegd, weer op de markt verkocht ( 154 ), waaruit blijkt dat de situatie op de zuivelmarkt is verbeterd. De Europese landbouw heeft na de recente crises zijn veerkracht laten zien en alternatieve binnen- en buitenlandse markten gevonden (met name in Azië en de Verenigde Staten), zoals blijkt uit de handelsstatistieken.

Door de algemene prijsontwikkeling waren er in 2018 geen nieuwe marktinterventiemaatregelen nodig.

In 2018 werden ook uitzonderlijke steunmaatregelen goedgekeurd om landbouwers in Frankrijk en Italië te compenseren voor de gezondheids- en veterinaire beperkingen gericht op het aanpakken van de vogelgriep.

Na een aantal jaren van discussies op EU-niveau heeft de Commissie een voorstel voor een richtlijn betreffende oneerlijke handelspraktijken goedgekeurd. De richtlijn heeft tot doel kwetsbare leveranciers in de voedselvoorzieningsketen, met name landbouwers en kleine verwerkers, te beschermen tegen oneerlijke handelspraktijken van machtigere afnemers. Door het misbruik van marktmacht in de hele keten te beperken, draagt de richtlijn bij tot een beter functionerende voedselketen en vergroot hij de veerkracht van de agrovoedingssector in de EU.

De schoolfruit- en groentenregeling en schoolmelkregeling van de Unie, waarin de vroegere schoolfruit- en schoolmelkregelingen in één enkel rechtskader zijn ondergebracht, werd voor het eerst toegepast in het schooljaar 2017/2018. In oktober 2018 organiseerde de Commissie een bijeenkomst met vertegenwoordigers van EU-instellingen, nationale overheden en andere openbare en particuliere organen (bedrijven, beroepsorganisaties, niet-gouvernementele organisaties (ngo's) op het gebied van milieu en gezondheid en maatschappelijke organisaties) om de balans op te maken van de verwezenlijkingen, lering te trekken uit goede praktijken en na te denken over mogelijke verdere verbeteringen. Er werden concrete voorbeelden gegeven van de versterkte educatieve en gezondheidsdimensie van de hervormde regeling. In het schooljaar 2017/2018 namen ongeveer 20,3 miljoen kinderen van bijna 160 000 scholen ( 155 ) deel aan de schoolfruit- en groentenregeling en schoolmelkregeling van de Unie.

Beoordeling en evaluatie

De studie ter ondersteuning van de evaluatie van het effect van maatregelen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid op de algemene doelstelling van een 'rendabele voedselproductie' ( 156 ) bevestigt dat rechtstreekse betalingen landbouwers in staat stellen beter het hoofd te bieden aan de negatieve inkomenseffecten van dalingen van de landbouwprijzen; vandaar dat zij bijdragen aan de stabiliteit van het landbouwinkomen. Maar zelfs met de rechtstreekse steun in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid haalt een groot deel (74 % in 2015) van de landbouwbedrijven niet de benchmark van een inkomen per arbeidseenheid gelijk aan de gemiddelde nationale arbeidsproductiviteit. In de studie wordt opgemerkt dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid 2014-2020 efficiëntieverbeteringen mogelijk heeft gemaakt door de steun beter te richten op de landbouwbedrijven die deze het meest nodig hebben (het aandeel van landbouwbedrijven met een inkomen per arbeidseenheid dat dankzij rechtstreekse steun hoger ligt dan de gemiddelde nationale arbeidsproductiviteit, is gedaald van 29 % in 2013 tot 26 % in 2015). Het besluit van sommige lidstaten om de middelen voor vrijwillige gekoppelde steun onder een groot aantal sectoren te verdelen, heeft de effectiviteit/efficiëntie van de steun in het licht van het doel ervan beperkt. Volgens de analyse van de belanghebbenden is de vrijwillige gekoppelde steun in deze gevallen niet geslaagd in zijn doel om sectoren die bepaalde moeilijkheden ondervinden te ondersteunen en heeft deze steun geleid tot extra en veralgemeende inkomenssteun voor de begunstigde landbouwbedrijven. Marktmaatregelen hebben ertoe bijgedragen dat de volatiliteit van de binnenlandse prijzen van de meeste landbouwproducten, die lager is dan die van de prijzen op de internationale markten, beperkt is gebleven. Het bestaan van de EU-marktmaatregelen lijkt een afschrikkend effect te hebben op speculatieve activiteiten. Het aandeel van de invoer in het eigen verbruik is geleidelijk toegenomen. Op de internationale markt is de EU-uitvoer in waarde gestegen gedurende de analyseperiode. De wereldhandel is echter in een hoger tempo toegenomen. Niettemin is de ontwikkeling van de concurrentiepositie van de EU vergelijkbaar met die van haar grootste handelsconcurrent (Verenigde Staten) en in 2016 behield de EU haar tweede positie achter de Verenigde Staten wat betreft de wereldexport van de producten waarop de evaluatie betrekking heeft.

In 2018 beoordeelde de Rekenkamer een nieuwe basisbetalingsregeling voor landbouwers die bij de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in 2013 werd ingevoerd. De Rekenkamer was van oordeel dat de regeling operationeel op schema lag, maar dat het effect ervan op de vereenvoudiging en gerichtheid van de steun en op de convergentie van de steunniveaus beperkt was ( 157 ).

Uit de studie ter ondersteuning van de evaluatie van de maatregelen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in de wijnsector ( 158 ) is gebleken dat de steun van de nationale steunprogramma's voor de herstructurering en omschakeling van wijngaarden op het niveau van de wijnbouwers heeft geleid tot een aanzienlijke mechanisatie en tot een algemene verbetering van de kosteneffectiviteit van het beheer van de wijngaarden. Op producentenniveau hebben de programma's – met name de investeringsmaatregel – bijgedragen tot de verbetering van het concurrentievermogen van de wijnproducenten in de EU en hebben ze de verticale downstreamintegratie bevorderd. De EU-etiketteringsvoorschriften waren bevorderlijk voor een gelijk speelveld en eerlijke concurrentie voor EU-concurrenten en hebben geleid tot duidelijkere informatie voor de consument. In de studie werd erop gewezen dat de nationale steunprogramma's over het algemeen in overeenstemming zijn met de milieudoelstellingen van de EU, maar dat zij een grotere rol hadden kunnen spelen bij de aanpassing van de wijngaarden in de EU aan de klimaatverandering en een directere bijdrage hadden kunnen leveren aan de duurzaamheid. In de studie werd aanbevolen de lidstaten te verplichten om de strategische keuzes met betrekking tot de uitgevoerde maatregelen beter te motiveren en de effecten van de verschillende maatregelen beter te monitoren.

De studie ( 159 ) ter ondersteuning van de evaluatie van de vergroeningslaag bij rechtstreekse betalingen werd eind 2017 gepubliceerd en in november 2018 ( 160 ) werd een volgend werkdocument van de diensten van de Commissie goedgekeurd. De conclusie van deze evaluatie luidde dat de algemene effecten van de vergroeningsmaatregelen, zoals die momenteel worden toegepast, op de bedrijfsvoering in de landbouw en op het milieu/klimaat vrij beperkt lijken te zijn, hoewel er verschillen tussen de lidstaten bestaan. De vergroeningsmaatregelen lijken geen noemenswaardig effect te hebben gehad op de landbouwproductie of de economische levensvatbaarheid van landbouwbedrijven. Uit de evaluatie is gebleken dat zowel de lidstaten als de landbouwers meer zouden kunnen doen om de vergroening volledig te realiseren; bovendien kan ook op EU-niveau meer worden gedaan om de regeling te vereenvoudigen. De lidstaten beschikken over een aanzienlijke flexibiliteit bij de uitvoering van de maatregelen, maar maken in het algemeen geen gebruik van die flexibiliteit om de voordelen voor het milieu en het klimaat te maximaliseren. De besluiten lijken eerder ingegeven te zijn door administratieve kwesties en landbouwoverwegingen, waaronder de wens om de landbouwpraktijken zo min mogelijk te verstoren.

In de voorstellen van de Commissie voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2020 worden de bestaande vergroeningsverplichtingen geïntegreerd in een breder kader dat nieuwe voorwaarden bevat (d.w.z. een verbeterd systeem van verplichtingen waaraan begunstigden van areaal- en diergebonden GLB-betalingen moeten voldoen) en onder meer beantwoordt aan drie specifieke doelstellingen: bijdragen tot de beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering, de duurzame ontwikkeling en het efficiënte beheer van natuurlijke hulpbronnen bevorderen en bijdragen tot de bescherming van biodiversiteit.

Het toekomstige gemeenschappelijk landbouwbeleid is er niet alleen op gericht de milieuzorg en klimaatactie te versterken, maar ook de veerkracht van de landbouwsector te versterken en het leven op het platteland te verbeteren.

Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling

Doelstellingen van het programma

Het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling financiert de bijdrage van de EU aan programma's voor plattelandsontwikkeling. Deze programma's dragen bij tot slimme, duurzame en inclusieve groei in de EU door steun te verlenen aan landbouwbedrijven, de voedingssector, de bosbouwsector en andere entiteiten die in plattelandsgebieden actief zijn, zoals niet-landbouwbedrijven, niet-gouvernementele organisaties en lokale autoriteiten.

Het fonds is ook een belangrijk instrument om de klimaatverandering te mitigeren en de omslag naar een koolstofarme en klimaatbestendige economie te ondersteunen door landbouwers en plattelandsbedrijven te helpen de uitstoot van broeikasgassen en ammoniak te beperken en zich aan te passen aan de gevolgen van de klimaatverandering. Het fonds streeft zes specifieke prioriteiten na.

Bevordering van kennisoverdracht en innovatie in de landbouw, de bosbouw en plattelandsgebiedenVerbetering van de levensvatbaarheid van landbouwbedrijven en het concurrentievermogen van alle soorten landbouw in alle regio's en bevordering van innovatieve landbouwtechnologieën en duurzaam bosbeheer
Bevordering van de organisatie van de voedselketen, met inbegrip van de verwerking en afzet van landbouwproducten, dierenwelzijn en risicobeheer in de landbouwHerstel, instandhouding en verbetering van ecosystemen die verband houden met land- en bosbouw
Bevordering van de hulpbronnenefficiëntie en ondersteuning van de omslag naar een koolstofarme en klimaatbestendige economie in de landbouw-, voedsel- en bosbouwsectorBevordering van sociale inclusie, armoedebestrijding en economische ontwikkeling in plattelandsgebieden


Uitvoering en recentste verwezenlijkingen

Eind 2018 ( 161 )bedroegen de totale betalingen voor plattelandsontwikkeling uit de EU-begroting aan de lidstaten 36,5 miljard euro (inclusief voorfinanciering en tussentijdse betalingen), ofwel 36 % van de totale vastleggingen voor de periode 2014-2020. In 2018 hebben de lidstaten hun derde jaarlijkse uitvoeringsverslag over de periode tot en met 31 december 2017 ( 162 ) ingediend.

Het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling ondersteunt oplossingen om het ondernemerschap en de werkgelegenheid in landbouw- en plattelandsbedrijven te stimuleren en hun economische levensvatbaarheid en veerkracht te verbeteren. Eind 2017 hadden meer dan 112 000 landbouwbedrijven investeringssteun ontvangen om de herstructurering en modernisering te vergemakkelijken en de productiviteit te verhogen (25 % van het streefcijfer) en was meer dan 49 % van de begroting voor aanloopsteun en steun voor investeringen in niet-agrarische activiteiten in plattelandsgebieden vastgelegd; hadden 51 400 jonge landbouwers die nieuwe energie brengen en het potentieel hebben om alle voordelen van de technologie in termen van verhoogde productiviteit en duurzaamheid te benutten, steun gekregen voor de oprichting van een bedrijf; hadden 125 200 landbouwbedrijven steun ontvangen in de vorm van risicobeheerinstrumenten om de onzekerheid over de toekomst die het concurrentievermogen van landbouwers kan aantasten, te verminderen; en waren 60 327 landbouwbedrijven geholpen om deel te nemen aan kwaliteitsregelingen ( 163 ).

In 2017 ( 164 ) omvatte de uitvoeringstatus van maatregelen die een aanzienlijke bijdrage zullen leveren aan de milieu- en klimaatdoelstellingen van het beleid onder meer het volgende:

·in totaal viel 2,9 miljoen hectare landbouw- en bosgrond onder beheerscontracten die bijdroegen tot koolstofvastlegging of -behoud (72,5 % van het streefcijfer van 4 miljoen hectare);

·283 000 hectare geïrrigeerde grond was overgeschakeld naar efficiëntere irrigatiesystemen (22 % van het streefcijfer) – dit ligt goed op schema, gelet op de lange tijdspanne tussen de plannen en de uitgevoerde investeringen;

·14,8 % van de landbouwgrond en 0,34 % van de bosgebieden viel onder beheerscontracten die bijdragen aan biodiversiteit – dit komt dicht in de buurt van de streefcijfers van respectievelijk 18 % en 2 %.

De steun in het kader van het fonds is erop gericht de toegang tot diensten en infrastructuur op het gebied van informatie- en communicatietechnologie voor 18 miljoen plattelandsbewoners te verbeteren; dit gebeurt via 4 400 investeringsprojecten. In 2017 was 36 % van de middelen die bestemd zijn voor de verbetering van diensten op het gebied van informatie- en communicatietechnologie in plattelandsgebieden toegewezen aan projecten en profiteerden 1 255 000 plattelandsbewoners (7% van het streefcijfer) al van verbeterde diensten ( 165 ).

Eind 2017 was in het kader van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling meer dan 246 miljoen euro uitgegeven om de werkgelegenheid in de landbouw en in plattelandsgebieden op te krikken, sociale inclusie te bevorderen en een leven lang leren en beroepsopleidingen in de land- en bosbouw te stimuleren. Meer dan 1 miljoen begunstigden hebben een beroepsopleiding in de landbouw gekregen, bijna 28 % van het streefcijfer voor de periode. In plattelandsgebieden ondersteunen EU-middelen voor plattelandsontwikkeling lokale ontwikkelingsstrategieën die sociale inclusie bevorderen, armoede terugdringen en de economische ontwikkeling stimuleren volgens de Leader-aanpak. Tot op heden valt 59 % van de mensen die in plattelandsgebieden wonen (ongeveer 113 % van het streefcijfer) onder meer dan 3 400 lokale ontwikkelingsstrategieën uitgevoerd door lokale actiegroepen die 18 % van de beschikbare overheidsmiddelen ontvingen ( 166 ).

In het kader van het Europees Partnerschap voor innovatie, voor de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw waren eind 2018 bijna 900 operationele groepen ( 167 ) actief die innovatieve projecten met meerdere actoren uitvoerden om een oplossing voor een specifiek probleem te vinden of om een concrete kans voor de land- en bosbouwsector te ontwikkelen. Deze projecten bieden een belangrijk potentieel om innovatieve oplossingen te creëren die erop gericht zijn de landbouw slimmer, efficiënter en duurzamer te maken.

Het Europees Partnerschap voor innovatie, voor de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw – voorbeelden van projecten van operationele groepen.

BRIDE — Biodiversity Regeneration In a Dairying Environment

Overal in Ierland is het aandeel van de intensief beheerde landbouwgrond in de agromilieuregelingen relatief klein. Het herstel van de biodiversiteit in een zuivelmilieuproject is een innovatief partnerschap in het stroomgebied van de Bride in het noordoostelijke deel van het graafschap Cork in Ierland. Het doel van het project is het ontwerpen en implementeren van een kosteneffectieve, resultaatgerichte aanpak om het verlies aan biodiversiteit in de melkveehouderij aan te pakken en om het land meer bewust te maken van de beschikbare opties om populaties van in het wild levende dieren op intensief beheerde landbouwgrond in stand te houden en te versterken zonder de landbouwproductie onnodig te beïnvloeden. Het partnerschap omvat verschillende partners (zoals landbouwers, adviseurs, onderzoekers, kleine en middelgrote ondernemingen, overheidsinstanties en ngo's) en het project is zo opgezet dat 65 landbouwers die geen formele partners zijn, bij het project worden betrokken om de voorgestelde regelingen op hun landbouwbedrijven toe te passen en te testen. De landbouwbedrijven die de maatregelen uitvoeren, worden tijdens het project op vaste momenten (bijv. aan het begin, halverwege en aan het eind) gemonitord en worden beloond op basis van resultaatgerichte betalingen. In het begin werd de biodiversiteit gemeten op het niveau van de landbouwbedrijven, waarbij onder meer vogels, vleermuizen, bestuivers en populaties wilde bloemen werden geteld.

Het verwachte resultaat is een toename van de omvang van de gebieden waar de biodiversiteit wordt beheerd en een verbetering van de algemene kwaliteit van de biodiversiteit. Dit project is ook gericht op de ontwikkeling van een biodiversiteitslabel voor voedsel, dat met name relevant zal zijn voor belanghebbenden uit de industrie, waaronder een coöperatie van melkveehouders en een vleesproductiebedrijf, die partners zijn in het project. Wat de interregionale samenwerking betreft, heeft het project het mogelijk gemaakt om in contact te komen met Duitse landbouwers die ook bezig zijn met biodiversiteit in landbouwpraktijken. Er is een uitwisseling van praktijken gepland met soortgelijke operationele groepen in Duitsland en Noord-Ierland.

SOCROSense — SOil- and CROp-Sensing technologies

Het doel van dit project (uitgevoerd in Vlaanderen, België) is het ondersteunen van pionierslandbouwers die ervaring hebben met het gebruik van op gps gebaseerde close-sensing-technieken, met name bodem- en gewassensoren. Deze pioniersbedrijven in de landbouw zijn een gemengde groep van landbouwers, tuinders, boomkwekers en loonwerkers. Samen met actoren van onderzoeksinstellingen en relevante bedrijven wil deze groep toegevoegde waarde creëren en een middellange- tot langetermijnvisie voor deze sensoren ontwikkelen. Het project bestudeert hoe de datastroom van verschillende sensoren kan worden gecombineerd en welke mogelijkheden gps-sensortechnologie biedt voor het sturen van gewasbeheer.

Beoordeling en evaluatie

De operationele groepen die in het kader van het Europees Partnerschap voor innovatie, voor de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw tot april 2018 werden goedgekeurd en actief waren (612 in totaal), werden onderworpen aan een beoordeling ( 168 ) die in 2018 werd uitgevoerd. Deze beoordeling was toegespitst op de stand van zaken wat betreft de oprichting en implementatie van de operationele groepen. De studie bevestigde de grote belangstelling voor het partnerschapskader en -instrument. 91 % van de ondervraagde groepen was positief over haar ervaring en zou andere actoren/organisaties aanbevelen om deel te nemen aan een project van operationele groepen. De partners van operationele groepen benadrukten dat dergelijke projecten niet hadden kunnen worden uitgevoerd met andere nationale of Europese financieringskaders. De groepen richten zich op een praktische en gezamenlijke aanpak van de behoeften van de landbouwers; ze blijken een uniek, veelzijdig en flexibel kader te zijn om verschillende concrete bottom-up uitdagingen en behoeften van landbouwers aan te pakken. Daarnaast geven ze de landbouwersgemeenschap toegang tot aanvullende externe expertise om deze uitdagingen te helpen oplossen in verschillende samenwerkingsverbanden. Uit de verschillende projecten blijkt dat er inderdaad partnerschappen van operationele groepen zijn opgezet om (gezamenlijk) nieuwe of aangepaste methoden, instrumenten of oplossingen te ontwikkelen die direct toepasbaar zijn voor landbouwers. Deze partnerschappen fungeren als vehikel om aansluiting te vinden bij andere (rurale) innovatie-initiatieven en actoren. Hoewel het huidige financieringskader niet alle kosten kan dekken, heeft 90 % van de operationele groepen reeds relaties opgebouwd met organisaties buiten het partnerschap of zijn ze voornemens om dat te doen. In de studie wordt gewezen op de noodzaak om dit beter te faciliteren, bijvoorbeeld door meer gestructureerde en toegankelijke informatie over de thema's en benaderingen van operationele groepen. Het is ook belangrijk om de communicatie over operationele groepen tijdig en volledig te verbeteren.

In 2017 werd een studie over risicobeheer in de EU-landbouw uitgevoerd, die in 2018 ( 169 ) werd gepubliceerd, om licht te werpen op de risico's waarmee landbouwers worden geconfronteerd en om een beter inzicht te krijgen in de opzet en de mogelijke inzet van verschillende instrumenten waarmee deze risico's kunnen worden aangepakt. In de studie wordt vastgesteld dat Europese landbouwers zijn blootgesteld aan verschillende risico's (zoals het weer, de gezondheid van dieren en planten, de marktdynamiek die van invloed is op het inkomen en de levensvatbaarheid van landbouwbedrijven), en dat deze risico's heterogeen verdeeld zijn over de lidstaten van de EU. Tegelijkertijd zijn de algemene beschikbaarheid en het gebruik van geanalyseerde instrumenten voor risicobeheer in de EU niet erg ontwikkeld, met verschillen tussen instrumenten, sectoren en landen (bijv. verzekeringen zijn het meest gebruikte instrument). In de studie wordt benadrukt dat relevante vaardigheden en capaciteiten (op zowel administratief niveau als het niveau van het landbouwbedrijf) moeten worden versterkt en worden verschillende aanbevelingen gedaan, waaronder het opzetten van een gegevensbank voor uitwisseling van informatie over risicobeheer in de landbouw, om onderzoek verder te ondersteunen en proefprojecten op het gebied van risicobeheer te stimuleren.

In het kader van de controle door de Rekenkamer werden in 2018 ( 170 ) drie nieuwe methoden (vereenvoudigde kostenopties genoemd) onderzocht voor de berekening van de financiële bijdrage van de EU aan projecten en activiteiten op het gebied van plattelandsontwikkeling. De Rekenkamer is tot de conclusie gekomen dat nieuwe opties eenvoudiger maar niet resultaatgericht zijn.

In het wetgevingsvoorstel voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2020 wordt rekening gehouden met de belangrijkste lessen die zijn getrokken uit de huidige plattelandsontwikkelingsperiode, waarbij het niveau van de voorschriften van de steunmaatregelen wordt verlaagd en de synergieën met de instrumenten van het GLB (d.w.z. rechtstreekse betalingen en sectorale programma's) worden verbeterd. In de nieuwe strategische plannen voor het GLB zal bijzondere aandacht moeten worden besteed aan het aantrekken van jonge landbouwers. Deze plannen zullen ook de werkgelegenheid, de groei, de sociale inclusie en de lokale ontwikkeling in plattelandsgebieden moeten bevorderen.

Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij

Doelstellingen van het programma

Het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij ( 171 ) ondersteunt de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee en helpt de lidstaten om de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid te verwezenlijken. Het fonds streeft vier specifieke prioriteiten na:

Bevordering van een concurrerende, ecologisch duurzame, economisch levensvatbare en maatschappelijk verantwoorde visserij en aquacultuurBevordering van de uitvoering van het gemeenschappelijk visserijbeleid
Bevordering van een evenwichtige en inclusieve territoriale ontwikkeling van visserij- en aquacultuurgebiedenBevordering van de ontwikkeling en uitvoering van het geïntegreerd maritiem beleid van de EU op een wijze die complementair is aan het cohesiebeleid en aan het gemeenschappelijk visserijbeleid

Uitvoering en recentste verwezenlijkingen

De uitvoering van het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij is in 2018 aanzienlijk versneld ten opzichte van de voorgaande jaren. Het fonds heeft steun verleend voor meer dan 7 143 vissersvaartuigen ( 172 ), waarvan 50 % behoorde tot de vloot van de kleinschalige kustvisserij. De verleende steun blijft een duurzaam evenwicht tussen vissersvloten en visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen bevorderen. Het fonds heeft ook steun verleend voor een beter beheer van meer dan 100 000 km² Natura 2000-gebieden en bijna 95 000 km² andere beschermde mariene gebieden.

De gefinancierde projecten hebben een positief effect op de directe begunstigden van de acties en hebben een multiplicatoreffect in de productie- en toeleveringsketen en in aanverwante dienstensectoren. Geschat wordt dat de steun ten goede komt aan meer dan 35 000 vissers, hun echtgenoten/partners en leden van producentenorganisaties, alsmede 33 000 andere personen (zoals werknemers van verwerkende bedrijven en havengebruikers).

Eind 2017 ( 173 ) waren meer dan 18 000 acties gefinancierd uit het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij. Meer dan de helft daarvan is bedoeld om het concurrentievermogen van kleine en middelgrote ondernemingen in de visserij- en aquacultuursector te helpen versterken. Meer dan een derde is ook bedoeld om het mariene milieu in stand te houden en te beschermen en om het efficiënte gebruik van hulpbronnen te bevorderen. 

Verse vis uit Wenen ( 174 ):

Dankzij het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij kunt u nu verse vis en groenten kopen die in de Oostenrijkse hoofdstad Wenen worden geproduceerd.

Het startende aquaponicabedrijf, dat in 2016 werd opgericht met een bijdrage van ongeveer 30 000 euro uit het fonds, combineert groenteteelt met viskweek in grote kassen om aubergines, tomaten, komkommers, paprika's en chilipepers te telen en katvis en baars te kweken.

Het landbouwbedrijf verbouwt groenten op ongeveer 400 m² en kan tot 12 ton vis per jaar produceren. Het nutriëntenrijke afvalwater van de viskwekerij wordt naar de planten geleid, terwijl de afvalwarmte uit de kas wordt gebruikt om het vissysteem te verwarmen.

Ook in 2018 bleef de Commissie haar beleid voor de instandhouding van de visserij richten op de doelstelling om uiterlijk in 2020 de maximale duurzame opbrengst ( 175 ) voor visbestanden te bereiken en om te komen tot duurzame vlootprestaties. Hogere en stabiele opbrengsten zijn bevordelijk voor de werkgelegenheid, groei en investeringen in de EU. Een duidelijke correlatie tussen bevissing op het niveau van de maximale duurzame opbrengst en het economische rendement en de winstgevendheid van de vloten werd opnieuw bevestigd in het jaarverslag 2018 over de economische vloot ( 176 ). Uit het verslag blijkt dat de nettowinst in 2016 een recordhoogte bereikte (recentste beschikbare gegevens). Met een geschatte nettowinstmarge van 16,9 % voor het gemiddelde van de EU-vloot is niet alleen de tussentijdse mijlpaal voor 2017 al bereikt (d.w.z. 9 %), maar ook de doelstelling voor 2023 (10 %). De sterkere economische prestaties van de EU-vissersvloot zijn vooral te danken aan de duurzame exploitatie van visbestanden. Uit het verslag blijkt dat de economische prestaties stagneren wanneer vloten afhankelijk zijn van bestanden die nog steeds overbevist worden. Vloten die duurzaam vissen − hun aantal neemt voortdurend toe − zien hun winstgevendheid duidelijk stijgen. Het duurzame gebruik van mariene hulpbronnen is de basis voor de economische groei van de vloot. Ook de lagere brandstofprijzen en hogere gemiddelde visprijzen hebben bijgedragen aan deze sterke economische prestaties.

In het kader van haar geïntegreerd maritiem beleid voert de EU haar agenda voor een betere internationale oceaangovernance uit. De EU bleef het voortouw nemen bij het bepleiten en uitrollen van duurzame visserij op internationaal niveau. Succesvolle onderhandelingen tussen de EU en China hebben geleid tot het Oceaanpartnerschap tussen de EU en China, dat op 16 juli 2018 tijdens de top EU-China werd ondertekend. In dit oceaanpartnerschap − het eerste van dit type − wordt een alomvattend kader voor dialoog en samenwerking op het gebied van oceaankwesties van gemeenschappelijk belang vastgesteld.

Bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde (IOO) visserij
Vissen is illegaal als:

·er geen toestemming voor is verkregen

·het in strijd is met instandhoudings- en beheersmaatregelen van ROVB's*

·in strijd is met nationale wetten of internationale verplichtingen
Vissen is ongemeld als:

·het niet is gemeld, of als de melding in strijd is met internationale of nationale wet- en regelgeving of met voorschriften van ROVB's
Vissen is ongereglementeerd als:

·het vissersvaartuig
geen nationaliteit heeft

·de visserijactiviteiten de visbestanden in gevaar brengen

* ROVB's: regionale organisaties voor visserijbeheer.

Bron: Jaarlijks activiteitenverslag 2018 van het directoraat-generaal Maritieme zaken en visserij.

De nieuwe overeenkomst ter voorkoming van ongereglementeerde visserij op volle zee in de centrale Noordelijke IJszee, waarover de Commissie heeft onderhandeld en die in oktober 2018 door de Raad namens de EU is goedgekeurd, was een historische mijlpaal. Deze overeenkomst zal ongereglementeerde commerciële visserij op volle zee in de centrale Noordelijke IJszee, een gebied dat ongeveer 2,8 miljoen km2 groot is, ongeveer even groot als de Middellandse Zee, voorkomen en zo het kwetsbare Arctische ecosysteem voor toekomstige generaties beschermen en tegelijkertijd een duurzame ontwikkeling van de regio bevorderen.

Beoordeling en evaluatie

Uit de evaluatie van de voorloper van het programma is gebleken dat de doelstellingen van het fonds grotendeels zijn bereikt, maar dat er ruimte voor verbetering was: de link tussen financiering en beleidsdoelstellingen moet worden versterkt, de duurzame exploitatie van visbestanden moet verder worden bevorderd, het uitvoeringssysteem moet worden verbeterd en er moet meer op resultaten worden gefocust. In het huidige programma voor de periode 2014-2020 komen veel van deze kwesties aan bod. Het programma heeft alle verschillende financieringsmogelijkheden ter ondersteuning van de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid onder één paraplu gebracht, met inbegrip van visserij en aquacultuur die ecologisch, economisch en sociaal duurzaam zijn. Het huidige programma introduceerde ook een nieuw prestatiekader dat gericht is op het bereiken van vastgestelde doelstellingen, mijlpalen en streefcijfers. In de evaluatie werd aanbevolen om voor de periode na 2020 de link tussen financiering en de duurzame exploitatie van visbestanden te versterken. Er is ook een meer strategische aanpak nodig om aquacultuur concurrerender te maken en de productie te verhogen en om beter rekening te houden met de specifieke uitdagingen waarmee de kleinschalige kustvisserij wordt geconfronteerd.

Aangezien de conclusie van de evaluaties luidde dat het huidige programma nog steeds als te ingewikkeld en omslachtig werd beschouwd, stelde de Commissie voor de volgende programmeringsperiode een vereenvoudigde structuur op basis van vier prioriteiten voor ( 177 ). Deze prioriteiten beschrijven de reikwijdte van de steun van het fonds in overeenstemming met de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid, van het maritiem beleid en van de acties op het gebied van internationale oceaangovernance. Voorgeschreven maatregelen zijn niet langer vereist; in plaats daarvan worden de verschillende steungebieden voor elke prioriteit beschreven, waardoor het nieuwe programma flexibel is. Deze nieuwe structuur zal de uitvoering van programma's optimaliseren voor de verwezenlijking van beleidsdoelstellingen op basis van prestaties en het bereiken van resultaten. De lidstaten zouden hun operationele programma opstellen en aangeven wat de meest geschikte middelen zijn om de in de verordening uiteengezette doelstellingen te realiseren. Het basisprincipe zou zijn dat alles wat niet expliciet in de verordening wordt verboden, is toegestaan. Er zou een lijst van verboden in het visserijbeleid worden opgenomen ter voorkoming van schadelijke gevolgen voor de instandhouding van de visserij (bijv. een algemeen verbod op investeringen die gericht zijn op de vergroting van de vangstcapaciteit) en beperkingen van de exploitatiekosten of wanneer er geen aangetoond marktfalen is. Dit is een belangrijke wijziging ten opzichte van de huidige en vroegere financieringsregels.

Regionale organisaties voor visserijbeheer en visserijovereenkomsten

Doelstellingen van de programma's

De EU bevordert het duurzame beheer en de instandhouding van visbestanden en steunt het externe optreden van het gemeenschappelijk visserijbeleid in verschillende regionale organisaties voor visserijbeheer ( 178 ) en internationale organisaties, zoals de Internationale Zeebodemautoriteit en het Internationaal Hof voor het Recht van de Zee, die zijn opgericht bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee. De Commissie onderhandelt ook over bilaterale partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij tussen de EU en derde landen en voert deze uit. Het doel is een regelgevingskader voor de EU-vloot voor langeafstandsvisserij tot stand te brengen en tegelijkertijd een duurzame exploitatie van de visbestanden van derde landen te garanderen. Deze overeenkomsten bieden EU-vloten toegang tot overschotten van visbestanden die niet door lokale vloten van derde landen worden bevist en zorgen voor een duurzame voedselvoorziening voor de Europese burger.

Uitvoering en recentste verwezenlijkingen

In 2018 is de Commissie haar toezegging om wereldwijd tot een duurzamere visserij te komen, blijven nakomen. De middellangetermijndoelstelling van de instandhoudingsmaatregelen die regionale organisaties voor visserijbeheer in overeenstemming met wetenschappelijk advies hebben vastgesteld, werd in 2017 reeds bereikt. In 2018 waren 52 van de 59 (88 %) instandhoudingsmaatregelen ( 179 ) die door regionale organisaties voor visserijbeheer waarvan de EU lid is zijn vastgesteld, waren in overeenstemming met wetenschappelijk advies.

In 2018 zijn met in totaal acht landen onderhandelingen gevoerd over een visserijovereenkomst. Deze onderhandelingen zijn met succes afgerond, waardoor het overeenkomstprotocol met Ivoorkust, Marokko, Kaapverdië en Guinee-Bissau kon worden verlengd. Daarnaast zijn een nieuwe overeenkomst en een nieuw protocol overeengekomen met Gambia. Voorts lopen er onderhandelingen met Sao Tomé en Principe, Kiribati en Madagaskar. Ook met Gabon en Mozambique zijn gesprekken gestart voor de vernieuwing van de protocollen met deze landen.

Ongeveer 250 EU-vaartuigen ( 180 ) die onder de vlag van een EU-lidstaat varen, hebben in 2018 in het kader van een visserijovereenkomst een vismachtiging gekregen, die hen toegang geeft tot visbestanden van derde landen. Tegelijkertijd spelen deze bilaterale overeenkomsten een essentiële rol bij de ontwikkeling van het duurzame beheer van de visserijsector van het partnerland door het verlenen van sectorale steun. In de partnerlanden stimuleren de partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij een beter beheer van de plaatselijke visserijsector door steun te verlenen voor toezicht, controle en bewaking van de activiteiten van nationale en buitenlandse vloten. Zij verstrekken ook aanzienlijke financiële middelen om bij te dragen aan de duurzame ontwikkeling van lokale visserijactiviteiten en aan de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij.

Door de duurzame exploitatie van overschotten van biologische rijkdommen van de zee te waarborgen, hebben visserijovereenkomsten bijgedragen tot het scheppen van werkgelegenheid en groei in de derde landen en in de EU. Dankzij partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij zijn er naar schatting 6 000 directe en 9 000 indirecte arbeidsplaatsen ( 181 ) gecreëerd, aangezien 70 % van de vangsten in het kader van visserijovereenkomsten in het partnerland worden verwerkt.

Beoordeling en evaluatie

In 2018 zijn de overeenkomsten met Kaapverdië, Ivoorkust en Madagaskar geëvalueerd. De resultaten van de evaluaties zijn meegenomen in de onderhandelingen over de verlenging van de respectieve overeenkomsten op de volgende gebieden: de overeengekomen vangstmogelijkheden, de toepasselijke technische bepalingen en de regels met betrekking tot het uitvoeren en monitoren van de meerjarige sectorale programma's.

De Europese Rekenkamer meldde ( 182 ) in 2015 dat de Commissie de partnerschapsovereenkomsten inzake visserij in het algemeen goed beheert. De Rekenkamer concludeerde echter dat het onderhandelingsproces en de uitvoering van de protocollen nog voor verbetering vatbaar zijn en deed relevante aanbevelingen. In 2018 verrichtte de Rekenkamer een follow-upaudit om de uitvoering van zijn aanbevelingen te verifiëren.

In het kader van het volgende EU-begrotingskader voor 2021-2027 heeft de Europese Commissie een toewijzing voorgesteld voor de internationale dimensie van het gemeenschappelijk visserijbeleid, met inbegrip van de verplichte bijdragen aan de regionale organisaties voor visserijbeheer en andere internationale organisaties, alsmede de partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij.

LIFE – programma voor het milieu en klimaatactie

Doelstellingen van het programma

LIFE ( 183 ) is het enige EU-programma dat uitsluitend is gewijd aan het milieu, natuurbehoud en klimaatactie, d.w.z. gebieden die de burgers steeds meer zorgen baren. Het programma financiert een breed scala aan activiteiten, variërend van de bescherming van biodiversiteit tot de ondersteuning van de circulaire economie, van de demonstratie van nieuwe emissiereductietechnologieën en -processen tot de voorbereidende werkzaamheden voor internationale onderhandelingen, en van de handhaving van milieu- en klimaatwetgeving tot de beperking van negatieve effecten. Het LIFE-programma dient ook als een belangrijke katalysator voor de ontwikkeling en uitwisseling van beste praktijken en kennis.

De taak van het programma is het opbouwen en verbeteren van capaciteit, het versnellen van de uitvoering van EU-wetgeving, het helpen van particuliere actoren (in het bijzonder bedrijven) met het testen van kleinschalige technologieën en oplossingen en het mobiliseren van andere financiële middelen. Het programma streeft zes specifieke doelstellingen na.

Bijdragen tot een groenere en hulpbronnenefficiëntere economie en tot de ontwikkeling en uitvoering van milieubeleid en milieuwetgeving van de EU (prioritair gebied Milieu en efficiënt hulpbronnengebruik)De uitstoot van broeikasgassen in de EU verminderen en EU-klimaatbeleid en -wetgeving ontwikkelen en uitvoeren (prioritair gebied Mitigatie van de klimaatverandering)
Het verlies aan biodiversiteit een halt toeroepen en ombuigen, het Natura 2000-netwerk ondersteunen en de aantasting van ecosystemen aanpakken (prioritair gebied Biodiversiteit)De EU weerbaarder maken tegen de klimaatverandering (prioritair gebied Aanpassing aan de klimaatverandering)
Een betere milieugovernance en informatie op alle niveaus ondersteunen (prioritair gebied Milieugovernance en informatie)Een betere klimaatgovernance en informatie op alle niveaus ondersteunen (prioritair gebied Klimaatgovernance en informatie)

Uitvoering en recentste verwezenlijkingen

Aangezien de gemiddelde looptijd van traditionele LIFE-projecten 4 tot 5 jaar bedraagt, werden slechts zeer weinig projecten afgerond in 2018 ( 184 ), waardoor het in dit vroege stadium moeilijk is om de resultaten te beoordelen. De lopende projecten dragen als volgt bij tot de omslag naar een hulpbronnenefficiënte, koolstofarme en klimaatbestendige economie en tot de bescherming van het milieu, met inbegrip van de biodiversiteit en Natura 2000.

·Verbetering van de staat van instandhouding van 186 in het wild levende soorten en 106 verschillende habitats in een gebied dat vergelijkbaar is met Polen.

·Vermindering van de CO2-uitstoot met ongeveer 13 miljoen ton per jaar, vergelijkbaar met de equivalente CO2-uitstoot van Litouwen in 2015.

·Vermindering van het energieverbruik met ongeveer 1 000 000 megawattuur per jaar, wat neerkomt op het gemiddelde jaarlijkse elektriciteitsverbruik van ongeveer 280 000 huishoudens.

·Vermindering van de hoeveelheid afval die niet naar behoren wordt beheerd met ongeveer 1 miljoen ton per jaar. Dit komt ongeveer overeen met de totale hoeveelheid stedelijk afval van Slovenië in 2016.

Wat geïntegreerde projecten betreft, werden 37 projecten gefinancierd in 21 lidstaten. Deze projecten ondersteunen de autoriteiten van de lidstaten om milieu- en klimaatwetgeving zo volledig mogelijk uit te voeren. Zij laten ook het gebruik van andere EU-financieringsbronnen toe, waaronder landbouw-, structuur-, regionale en onderzoeksfondsen; nationale fondsen en investeringen door de particuliere sector. Geïntegreerde projecten in het kader van het subprogramma voor het milieu zijn projecten voor de uitvoering van milieuplannen of -strategieën op grote territoriale schaal (regionaal, multiregionaal, nationaal of transnationaal). Met een medefinanciering van 367,8 miljoen euro door LIFE zouden de geïntegreerde projecten in totaal 9,2 miljard euro moeten mobiliseren uit andere EU-, publieke en private bronnen.

Er zijn twee financiële proefinstrumenten geïntroduceerd om innovatieve benaderingen te testen:

Particuliere financiering van energie-efficiëntie ondersteunt investeringen om actieplannen van de lidstaten op het gebied van energie-efficiëntie via financiële intermediairs uit te voeren. Dit instrument draagt bij aan het creëren van een nieuw financieel product op de markt dat gericht is op energie-efficiëntie en daarmee rechtstreeks bijdraagt aan het koolstofvrij maken van onze economie. Eind 2018 waren negen overeenkomsten met banken in negen lidstaten ondertekend, wat resulteerde in leningen op het niveau van de eindbegunstigden voor een bedrag van 60 miljoen euro.

De faciliteit voor de financiering van natuurlijk kapitaal ondersteunt de financiering van leningen en eigenvermogensfinanciering. Dit instrument is ontworpen om aan te tonen dat natuurlijk-kapitaalprojecten inkomsten kunnen genereren of kosten kunnen besparen. Eind 2018 waren met begunstigden uit Ierland, Griekenland en Kroatië drie acties in het kader van de faciliteit voor de financiering van natuurlijk kapitaal voor een bedrag van 32,5 miljoen euro ondertekend ter ondersteuning van duurzame bos- en landbouw, ecotoerisme, de ontwikkeling van op de natuur gebaseerde oplossingen voor landbeheer en rewilding-activiteiten.

De lopende projecten dragen onder meer als volgt bij tot de overslag naar een hulpbronnenefficiënte, koolstofarme en klimaatbestendige economie en tot de bescherming van het milieu, met inbegrip van de biodiversiteit en Natura 2000: 1) Verbetering van de staat van instandhouding van 186 in het wild levende soorten en 106 verschillende habitats in een gebied dat vergelijkbaar is met Polen; 2) Vermindering van de CO2-uitstoot met ongeveer 13 miljoen ton per jaar, vergelijkbaar met de equivalente CO2-uitstoot van Litouwen in 2015; 3) vermindering van het energieverbruik met ongeveer 1 000 000 megawattuur per jaar, wat neerkomt op het gemiddelde jaarlijkse elektriciteitsverbruik van ongeveer 280 000 huishoudens; 4) vermindering van de hoeveelheid afval die niet naar behoren wordt beheerd met ongeveer 1 miljoen ton per jaar. Dit komt ongeveer overeen met de totale hoeveelheid stedelijk afval van Slovenië in 2016.

In het kader van het LIFE-programma werd in 2018 het allereerste EU-initiatief gestart om de achteruitgang van in het wild levende bestuivende insecten tegen te gaan. In het kader van dit initiatief zijn strategische doelstellingen alsmede een reeks door de EU en haar lidstaten te nemen maatregelen vastgesteld om de daling van het aantal bestuivers in de EU tegen te gaan en een bijdrage te leveren aan wereldwijde inspanningen voor hun instandhouding.

Na de in 2014-2018 gedane oproepen tot het indienen van voorstellen voor traditionele projecten, werden ongeveer 5 000 voorstellen ontvangen die tot de financiering van 588 subsidies hebben geleid: 455 die werden gefinancierd in het kader van het subprogramma milieu en 133 die werden gefinancierd in het kader van het subprogramma Klimaatactie. De begunstigden variëren van kleine tot grote ondernemingen (40 % in totaal, waarvan 35 % kleine en middelgrote ondernemingen) tot particuliere niet-commerciële organisaties (25 %) en overheidsinstanties (35 %).

Beoordeling en evaluatie

De recente tussentijdse evaluatie van LIFE ( 185 ) heeft bevestigd dat het huidige programma op schema ligt en dat het een bijdrage levert aan de Europa 2020-strategie. Bovendien zien de meeste belanghebbenden LIFE als een zeer belangrijk instrument voor de aanpak van milieu- en klimaatprioriteiten.

Uit de evaluatie is echter ook gebleken dat er mogelijkheden zijn om de algemene doeltreffendheid van het programma verder te verbeteren, de samenhang tussen het LIFE-programma en andere EU-fondsen te verbeteren en de katalysatorfunctie van het programma te versterken. Andere mogelijkheden voor verbeteringen betreffen de strategische focus van het programma en de verhoging van de efficiëntie en vereenvoudiging van het beheer van LIFE.

Hoewel de activiteiten in het kader van het LIFE-programma voor de periode van 2014 tot en met 2020 bepaalde problemen direct in de praktijk aanpakken, levert het programma vooral indirecte effecten op via de rol die het speelt als katalysator ter ondersteuning van kleinschalige acties die tot doel hebben duurzame productie-, distributie- en consumptiepraktijken op te starten, uit te breiden of te versnellen, en ter bescherming van natuurlijk kapitaal, door: – de ontwikkeling en uitwisseling van beste praktijken en kennis te vergemakkelijken; – aan capaciteitsopbouw te doen, de uitvoering van wetgeving en beleid inzake milieu en klimaat te versnellen en een transitie naar schone energie te faciliteren; – belanghebbenden te helpen bij het testen van kleinschalige technologieën en oplossingen; en – financiering uit andere bronnen te mobiliseren om algemene duurzame financiële investeringen te bevorderen.

Deze aanpak zal worden voortgezet in het kader van het meerjarig financieel kader voor de periode 2021-2027.

Het voorstel voor LIFE voor na 2020 ( 186 ) is gericht op de ontwikkeling en uitvoering van innovatieve manieren om een antwoord te bieden op milieu- en klimaatuitdagingen en zo een katalysator te zijn voor veranderingen in de ontwikkeling, uitvoering en handhaving van beleid. Het zal ook zorgen voor voldoende flexibiliteit om in te spelen op nieuwe en kritieke prioriteiten die zich tijdens de looptijd van het programma aandienen. De uitvoering van het nieuwe LIFE-programma zal worden vergemakkelijkt voor aanvragers en begunstigden en er zullen maatregelen worden genomen om een evenwichtigere territoriale dekking te bereiken.

Deze aanpak zal worden voortgezet in het kader van het meerjarig financieel kader voor de periode 2021-2027.

Veiligheid en burgerschap (begrotingsonderdeel 3)

Zich veilig voelen is een van de meest fundamentele en universele rechten. Voor de Commissie-Juncker is veiligheid al vanaf de eerste dag een topprioriteit. De laatste jaren zijn de veiligheidsrisico's echter veranderd. De lidstaten van de EU hebben reeds samengewerkt om een doeltreffend antwoord te bieden op diverse veiligheidsdreigingen – waaronder nieuwe vormen van terroristische aanslagen, radicalisering, nieuwe vormen van georganiseerde misdaad en cyberdreigingen. Zij zullen dat in de toekomst moeten blijven doen.

Veiligheidsdreigingen kennen geen grenzen en hebben in toenemende mate een internationaal karakter. Deze problemen zijn dusdanig complex dat van geen enkele lidstaat kan worden verwacht dat hij deze alleen het hoofd biedt. De EU-begroting ondersteunt de lidstaten bij hun verantwoordelijkheden en inspanningen. In begrotingsonderdeel 3 van de EU-begroting (3,5 miljard euro, oftewel 2 % van de totale EU-begroting 2018 ) is een reeks programma's ondergebracht die betrekking hebben op belangrijke politieke uitdagingen zoals veiligheid, asiel, migratie en integratie van onderdanen van een derde land, gezondheid en consumentenbescherming, alsmede cultuur en dialoog met de burger.


Diagram: Belangrijkste programma's die in 2018 zijn gefinancierd onder begrotingsonderdeel 3, Veiligheid en burgerschap. Alle bedragen in miljoen euro. De categorie "Andere programma's" omvat onder meer Consument, Instrument voor noodhulp binnen de EU (IES), IT-systemen, Justitie, Rechten, gelijkheid en burgerschap, Uniemechanisme voor civiele bescherming, Europa voor de burger, Gezondheidszorg, Gedecentraliseerde agentschappen, Proefprojecten en voorbereidende acties, Acties die worden gefinancierd op grond van de prerogatieven en specifieke bevoegdheden van de Commissie.

Bron: Europese Commissie

De uitdagingen van migratie zijn transnationaal van aard en kunnen door de lidstaten afzonderlijk niet adequaat worden aangepakt. Ook in 2018 bleef de alomvattende aanpak van migratie tastbare resultaten opleveren, waarbij de nadruk lag op een nauwere samenwerking met partnerlanden, een betere bescherming van de grenzen van de EU en een beter beheer van migratiestromen in een geest van solidariteit en verantwoordelijkheid.

De Europese migratieagenda heeft ertoe bijgedragen dat aanzienlijk minder irreguliere migranten aankomen, met name via het centrale en oostelijke Middellandse Zeegebied, en dat het aantal irreguliere grensoverschrijdingen naar de EU tot onder de cijfers van 2014 is gedaald. In het kader van de Europese migratieagenda is onmiddellijke financiële en operationele bijstand aan lidstaten in de voorste linie alsmede directe hulp aan mensen in nood verleend. De agenda heeft de legale migratiemogelijkheden vergroot en heeft de terugkeer van personen die geen recht hebben om in de EU te verblijven ondersteund via onderhandelingen over overnameovereenkomsten/-regelingen.

Net zo belangrijk is het feit dat het Europees grens- en kustwachtagentschap (Frontex) in 2018 11 000 grenswachters heeft ingezet om te helpen patrouilleren aan de buitengrenzen van de Unie, voornamelijk in Bulgarije, Griekenland, Italië en Spanje.

De lidstaten, die het belang van deze steun erkenden, riepen in juni 2018 op om de rol van het agentschap verder te versterken, met inbegrip van de samenwerking met landen buiten de EU, door meer middelen ter beschikking te stellen en het mandaat van het agentschap te versterken. Naar aanleiding daarvan heeft de Commissie in september 2018 nieuwe voorstellen ingediend, waarover in maart 2019 overeenstemming werd bereikt, om het agentschap verder uit te breiden en het te versterken met zijn eigen uitrusting en een permanent korps van 5 000 grenswachters vanaf 2021 en 10 000 tegen uiterlijk 2027, en met een krachtiger mandaat om terugkeeroperaties uit te voeren. Daarnaast heeft de Commissie een nieuwe oprichtingsverordening voor het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO) voorgesteld, waardoor zijn mandaat wordt uitgebreid.


Diagram: Aantal aan de buitengrenzen van de EU geconstateerde irreguliere grensoverschrijdingen.

Bron: Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex).

De migratiecrisis vereiste een snel en doortastend optreden van de EU, ondersteund door de EU-begroting. De middelen die in het huidige meerjarig financieel kader oorspronkelijk voor veiligheid en migratie waren uitgetrokken, werden verdubbeld gezien de omvang van de behoeften. De begroting heeft een belangrijke rol gespeeld bij het vormgeven van het gezamenlijke antwoord door financiering te verstrekken voor het beheer van aankomende asielzoekers en migranten, de ontwikkeling van opsporings- en reddingscapaciteiten om levens te redden, het beheer van doeltreffende terugkeeroperaties en de verlening van operationele steun aan de lidstaten die het meest onder druk staan. Zonder deze steun zou de ongekende migratiecrisis van 2015 niet doeltreffend zijn beheerd.

Op 18 maart 2016 zijn de staatshoofden en regeringsleiders van de EU en Turkije het eens geworden over de verklaring EU-Turkije om een einde te maken aan de irreguliere migratie van Turkije naar de EU, te zorgen voor betere opvangvoorzieningen voor vluchtelingen in Turkije en georganiseerde, veilige en legale migratiekanalen naar Europa te openen voor Syrische vluchtelingen. Twee en een half jaar later komen er op de eilanden in de Egeïsche Zee nog steeds 96 % ( 187 ) minder irreguliere migranten aan dan in de periode vóór de inwerkingtreding van de verklaring en is het aantal migranten die omkomen op zee aanzienlijk gedaald. Eind 2018 hadden de lidstaten in het kader van de verklaring 18 640 personen uit Turkije hervestigd met steun van het Fonds voor asielmigratie en -integratie. De EU heeft Turkije gesteund bij zijn inspanningen om vluchtelingen op te vangen met de Faciliteit voor vluchtelingen in Turkije. Deze faciliteit wordt besproken onder begrotingsonderdeel 4, 'Europa als wereldspeler' (zie onderstaande analyse).

Hoewel alle partijen en alle EU-lidstaten zich voortdurend moeten blijven inspannen en er nog meer migranten naar Turkije moeten terugkeren om de druk op de Griekse eilanden te verlichten ( 188 ), is de verklaring EU-Turkije een belangrijk onderdeel geworden van de alomvattende aanpak van migratie die de EU hanteert. De verklaring EU-Turkije had onmiddellijk effect. Met name dankzij de samenwerking met de Turkse autoriteiten is het aantal aankomsten aanzienlijk gedaald, waaruit duidelijk blijkt dat het bedrijfsmodel van mensensmokkelaars die migranten en vluchtelingen uitbuiten, kan worden verstoord. Het aantal overtochten vanuit Turkije is gedaald van 10 000 op één dag in oktober 2015 tot een gemiddelde ( 189 ) van ongeveer 88 per dag in 2018.

Fonds voor asiel, migratie en integratie

Doelstellingen van het programma

Solidariteit en een eerlijke verdeling van verantwoordelijkheden tussen de lidstaten vormen de hoeksteen van het gemeenschappelijke asiel-, migratie- en buitengrenzenbeleid. Het beheer van migratiestromen en veiligheidsdreigingen kan niet door de lidstaten afzonderlijk worden aangepakt. Het Fonds voor asiel, migratie en integratie ( 190 ) vergemakkelijkt een efficiënt beheer van migratiestromen en de ontwikkeling van een gemeenschappelijke EU-aanpak van asiel en migratie.

Het fonds streeft vier specifieke doelstellingen na

Asiel: versterking en ontwikkeling van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel door ervoor te zorgen dat de EU-wetgeving op dit gebied efficiënt en uniform wordt toegepast.Terugkeer: versterking van eerlijke en doeltreffende terugkeerstrategieën die bijdragen tot de bestrijding van irreguliere migratie, met nadruk op de duurzaamheid en de doeltreffendheid van het terugkeerproces.
Legale migratie en integratie: ondersteuning van legale migratie naar EU-lidstaten in overeenstemming met de behoeften van de arbeidsmarkt en bevordering van de effectieve integratie van onderdanen van een derde land.Solidariteit: ervoor zorgen dat de EU-lidstaten die het meest te maken hebben met migratie en asielstromen kunnen rekenen op solidariteit van andere EU-lidstaten.

Uitvoering en recentste verwezenlijkingen

De financiële middelen die voor het fonds zijn vrijgemaakt voor de periode 2014-2020 bedroegen in totaal 7,0 miljard euro en 1 miljard euro aan noodfinanciering. In het kader van de solidariteit en de eerlijke verdeling van de lasten met de lidstaten die het meest met migratie te maken hebben, werd de oorspronkelijke begroting aanzienlijk verhoogd door middel van verhogingen ter ondersteuning van herplaatsing, hervestiging, integratie en terugkeer (de verstrekte middelen werden gekoppeld aan de herziening van de Dublin-verordening). Eind 2018 was in het kader van het Fonds voor asiel, migratie en integratie al meer dan 5 miljard euro toegewezen ( 191 ).

Het Fonds voor asiel, migratie en integratie heeft ook in 2018 voor alle vier de specifieke doelstellingen resultaten opgeleverd. In 2018 werden aan de buitengrenzen in totaal ongeveer 150 000 irreguliere grensoverschrijdingen vastgesteld, een daling met 25 % ten opzichte van 2017 en het laagste niveau in 5 jaar. Het totale aantal irreguliere grensoverschrijdingen die in 2018 werden vastgesteld, lag 92 % onder het totaal voor 2015, het piekjaar van de migratiecrisis.

De EU heeft ook gezorgd voor passende opvang van vluchtelingen. De verleende noodhulp voorzag in onmiddellijke en basisbehoeften, met voedsel, onderdak en medische zorg voor vluchtelingen en steun aan niet-begeleide minderjarigen. De capaciteit van de asieldiensten is versterkt om het grote aantal asielaanvragen te kunnen behandelen.

In 2018 heeft de financiële bijstand aan Griekenland bijgedragen tot de verbetering van de situatie in de hotspots op de eilanden in de Egeïsche Zee en meer in het algemeen in het hele land. Om iets te doen aan de overbevolking van de hotspots, heeft het Fonds voor asiel, migratie en integratie de overbrenging van 29 540 personen naar het vasteland ondersteund. Met noodhulp werden in de opvangvoorzieningen dekens, winterjassen en andere wintervoorraadpakketten uitgedeeld. Ook werd politie ingezet om de veiligheid van de migranten en het personeel te vergroten. In 2018 zijn de Commissie en het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken de werking van de Griekse asieldienst en de commissies voor beroepszaken blijven ondersteunen. De steun omvatte werkuitrusting (IT-apparatuur, met inbegrip van 158 werkstations), tolken, de opleiding van 300 personeelsleden en de inzet van 20 politieagenten voor de uitvoering van het actieplan waarin de verklaring EU-Turkije voorziet ( 192 ). Daarnaast is in het kader van verschillende noodhulpprojecten steun verleend aan diensten en activiteiten voor minderjarigen:

Het hele jaar door waren 520 opvangplaatsen operationeel.1 845 kinderen werden naar openbare scholen vervoerd.
784 personen maakten gebruik van diensten op het gebied van huisvesting en bescherming.

Bron: Programmaverklaring 2018, blz. 3.

Wat Italië betreft, waren de projecten gericht op het verzekeren van doeltreffende en gecoördineerde psychosociale bescherming van niet-begeleide minderjarigen in hotspots; het verlenen van huisvestings- en opvangdiensten aan kandidaten voor herplaatsing; het ondersteunen van de asielafdelingen van immigratie- en grenspolitiediensten; en het uitvoeren van begeleide vrijwillige terugkeer vanuit Italië en reïntegratie in de thuislanden van de migranten.

Hervestiging ( 193 ) biedt veilige en legale migratiemogelijkheden voor mensen die internationale bescherming nodig hebben. Van 2015 tot eind 2018 hebben verschillende EU-hervestigingsregelingen meer dan 48 700 van de meest kwetsbare personen geholpen om een onderkomen te vinden in de EU. Dit omvat bijna 21 000 personen die de lidstaten in 2018 ( 194 ) hebben hervestigd in het kader van een gezamenlijke toezegging om meer dan 50 000 personen die bescherming nodig hadden tegen eind oktober 2019 te hervestigen – de grootste hervestigingsregeling van de EU tot op heden.

De herplaatsingsregeling ( 195 ) eindigde in 2018. Dankzij de gezamenlijke inspanningen van de lidstaten en andere relevante belanghebbenden waren eind 2018 34 709 personen herplaatst (12 710 vanuit Italië en 21 999 vanuit Griekenland), wat neerkomt op meer dan 95 % van alle in aanmerking komende en geregistreerde kandidaten voor herplaatsing in Italië en Griekenland in het kader van de besluiten van de Raad van 2015. Van deze personen zijn er 1 556 herplaatst in 2018.

Wat integratie betreft, werden in 2018 twee miljoen onderdanen van derde landen geholpen via integratiemaatregelen in het kader van nationale, lokale en regionale strategieën, waarmee voor de periode 2014-2018 een cumulatief aantal van 5,38 miljoen werd bereikt. De acties bestonden uit onderwijs en opleiding, met inbegrip van taalcursussen en voorbereidende acties om de toegang tot de arbeidsmarkt te vergemakkelijken. Verder werd advies en bijstand verleend op het gebied van huisvesting, bestaansmiddelen, administratie, juridische kwesties, medische zorg en psychologische zorg.

In 2018 keerden 39 500 ( 196 ) personen (16 049 in 2017) in de EU vrijwillig terug met steun van het Fonds voor asiel, migratie en integratie. Van het totale aantal terugkeerders ontvingen 23 843 personen door het Fonds medegefinancierde re-integratiebijstand vóór of na terugkeer. Zo'n 9 260 werknemers kregen bij wijze van capaciteitsopbouw een opleiding over terugkeergerelateerde onderwerpen. Om ervoor te zorgen dat bij verwijderingen de mensenrechten en de waardigheid van de terugkeerders worden gerespecteerd, werden 3 510 verwijderingsoperaties gemonitord met financiële steun van het fonds. Het aantal vrijwillige terugkeerders is nog steeds lager dan voorzien ( 197 ). Om het totale aantal terugkeerders te verhogen, moet dringend gelijktijdig worden gewerkt aan zowel de interne als externe aspecten van het migratiebeleid door het rechtskader voor terugkeer te verbeteren en meer overnameovereenkomsten te sluiten met derde landen. De snelle goedkeuring van het voorstel tot herziening van de terugkeerrichtlijn ( 198 ) zal de procedures verbeteren en versnellen, de mogelijkheden om over te gaan tot onderduiking en niet-toegestane secundaire bewegingen beperken en ertoe bijdragen dat terugkeerbesluiten worden omgezet in daadwerkelijke terugkeer.

Beoordeling en evaluatie

Op basis van een evaluatie ( 199 ) van de voorlopers van het fonds ( 200 ) en de tussentijdse evaluatie ( 201 ) van het huidige fonds is geconcludeerd dat de instrumenten de lidstaten in het algemeen hebben geholpen om het EU-beleid inzake asiel en migratie beter uit te voeren, ondanks uiteenlopende nationale behoeften. De fondsen hebben een belangrijke rol gespeeld bij de verbetering van de asielstelsels en de versterking van de opvangcapaciteit in de lidstaten.

Uit de tussentijdse evaluatie is gebleken dat het fonds over het geheel genomen een belangrijke rol heeft gespeeld bij de aanpak van uitdagingen op het gebied van migratie en dat het fonds in vergelijking met zijn voorlopers een aanzienlijke vereenvoudiging heeft gerealiseerd. Een aantal belangrijke transversale aspecten die in de evaluatie van vorige instrumenten als tekortkomingen zijn aangemerkt, zijn aangepakt met het Fonds voor asiel, migratie en integratie: vermindering van de administratieve lasten door consolidatie van drie fondsen in één fonds; invoering van een meerjarenaanpak, ontwikkeling van een eerste monitoring- en evaluatiekader, vergroting van de flexibiliteit van het toewijzingsmechanisme met de invoering van een aanzienlijke toewijzing voor noodhulp en verbetering van de op het solidariteitsbeginsel gebaseerde betrokkenheid van de lidstaten bij de hervestiging en overbrenging binnen de EU van personen die internationale bescherming genieten. Ondanks deze aanzienlijke verbeteringen bij de oprichting van het Fonds voor asiel, migratie en integratie zijn in de tussentijdse evaluatie nog steeds een aantal tekortkomingen vastgesteld, zoals de blijvende noodzaak om zowel het fonds als het systeem voor de verdeling van de middelen flexibeler te maken, de versnippering van de nationale programma's te verminderen en de consistentie ("samenhang") en coördinatie met andere EU-fondsen te versterken. Daarnaast is uit de tussentijdse evaluatie gebleken dat het monitoring- en evaluatiesysteem verder moest worden verbeterd door de opname van beter omschreven indicatoren en vereenvoudigde procedures.

We kunnen niet telkens als een nieuw schip aankomt, ruziën over ad-hocoplossingen voor de opvarenden. Ad-hocoplossingen zijn ontoereikend. Wij hebben meer solidariteit nodig, nu en in de toekomst – solidariteit moet duurzaam zijn. ( 202 )

Voorzitter Jean-Claude Juncker

De Rekenkamer heeft aangekondigd dat zij voornemens is zich ook te buigen over het migratievraagstuk en het beheer ervan door de EU ( 203 ). De controle zal er met name op gericht zijn na te gaan of de EU-steun voor Griekenland en Italië zijn doelstellingen heeft bereikt en of de asiel-, herplaatsings- en terugkeerprocedures doeltreffend en snel waren.

De Commissie heeft ten volle rekening gehouden met de bevindingen van de verschillende evaluaties in het voorstel voor een versterkt Fonds voor asiel, migratie en integratie voor het meerjarig financieel kader na 2020 ( 204 ). Het voorstel vergroot met name de flexibiliteit van het fonds aanzienlijk, gezien de lessen die uit recente ervaringen zijn getrokken: dat uitdagingen op het gebied van migratie niet voorspelbaar zijn en dat geopolitieke ontwikkelingen direct van invloed kunnen zijn op migratiestromen. Concreet zal het mogelijk zijn een deel van de beschikbare middelen opnieuw toe te wijzen om nieuwe of extra druk op lidstaten op te vangen door de procedure voor de beoordeling van behoeften in de tussentijdse evaluatie te handhaven ( 205 ).

Het voorstel bevat ook een belangrijke stimulans voor de financiering van de externe aspecten van migratie. Er zal meer ruimte komen voor programma's ter ondersteuning van acties buiten de EU. Een aanzienlijk deel daarvan zal steun verlenen op het gebied van terugkeer, overname en re-integratie, alsmede operationele samenwerking met partners uit derde landen.

Fonds voor interne veiligheid

Doelstellingen van het programma

Het Fonds voor interne veiligheid ( 206 ) bevordert de uitvoering van de strategie voor interne veiligheid, de samenwerking op het gebied van rechtshandhaving en het beheer van de buitengrenzen van de EU. Het fonds bestaat uit twee instrumenten: Fonds voor interne veiligheid – Grenzen en visa en Fonds voor interne veiligheid – Politie. De afschaffing van de controles aan de binnengrenzen van de EU ("Schengengebied") maakt het zeer noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de buitengrenzen doeltreffend worden beschermd en moet gepaard gaan met gemeenschappelijke maatregelen voor een doeltreffende controle aan de buitengrenzen van de EU. Sommige lidstaten dragen een zware last door hun specifieke geografische ligging en de lengte van de buitengrens van de EU die zij moeten beheren.

Het Fonds voor interne veiligheid streeft in het kader van zijn instrumenten de volgende specifieke doelstellingen na:

Fonds voor interne veiligheid – Politie
Bestrijding van criminaliteit: misdaadpreventie, bestrijding van grensoverschrijdende, zware en georganiseerde criminaliteit, met inbegrip van terrorisme.Beheer van risico's en crises: versterking van de capaciteit van de lidstaten en de EU om veiligheidsgerelateerde risico's en crises doeltreffend te beheren.
Fonds voor interne veiligheid – Grenzen en visa
Visa: de doeltreffende verwerking van Schengenvisa door het ondersteunen van een gemeenschappelijk visumbeleid.Grenzen: het bereiken van een uniform en hoog niveau van controle aan de buitengrenzen van de EU door het ondersteunen van geïntegreerd grensbeheer.

Uitvoering en recentste verwezenlijkingen ( 207 )

De middelen die voor het Fonds voor interne veiligheid zijn vrijgemaakt voor de periode 2014-2020, bedroegen 3,9 miljard euro, waarvan 2,7 miljard euro voor grenzen en visa en 1,2 miljard euro voor politiële samenwerking. Van het totale bedrag was 390,2 miljoen euro noodfinanciering.

In 2018 is het Fonds voor interne veiligheid Politie de preventie en bestrijding van veiligheidsgerelateerde risico's en crises (met inbegrip van terrorisme) blijven ondersteunen om een hoog veiligheidsniveau in de EU te waarborgen. In 2018 ontvingen de door de lidstaten gefinancierde acties op dit gebied in totaal 150 miljoen euro aan EU-financiering, wat 55 % meer is dan in 2017.

In het kader van het fonds is de uitwisseling van informatie verder ontwikkeld in 2018. Dit gold ook voor de operaties van het fonds. In 2018 werden 413 gemeenschappelijke onderzoeksteams en het Europees multidisciplinair platform tegen criminaliteitsdreiging opgericht met steun van het fonds. Per 31 maart 2019 werd er daarnaast via 164 projecten gewerkt aan criminaliteitspreventie en droegen 69 projecten bij aan de verbetering van de uitwisseling van rechtshandhavingsinformatie in verband met Europol-systemen: dit is een stijging van 13 % ten opzichte van het aantal soortgelijke projecten die in 2017 werden gemeld. De lidstaten hebben hun opleidingsactiviteiten geïntensiveerd: in 2018 kregen meer dan 27 526 rechtshandhavingsambtenaren een opleiding op het gebied van grensoverschrijdende onderwerpen, een stijging van 230 % ten opzichte van 2017.

Ter ondersteuning van de inspanningen om de financiering van terrorisme te bestrijden, financierde het Fonds voor interne veiligheid – Politie activiteiten om nieuwe werkwijzen van terroristen te bestrijden en om de ontwikkeling van samenwerkingsacties en partnerschappen tussen overheidsinstanties en particuliere entiteiten te ondersteunen. In 2018 werden drie nieuwe projecten geselecteerd voor 2,6 miljoen euro aan financiering. Het Fonds voor interne veiligheid – Politie verleende ook 6 miljoen euro steun voor de werking van het netwerk voor voorlichting over radicalisering, dat ongeveer 5 000 praktijkmensen uit de lidstaten met elkaar verbindt. Om steden te ondersteunen bij hun inspanningen om de openbare ruimte beter te beschermen, financierde het Fonds voor interne veiligheid – Politie verschillende projecten van steden die op zoek zijn naar innovatieve manieren om hun inwoners en openbare ruimten te beschermen.

In het begrotingsjaar 2018 werd in het kader van het Fonds voor interne veiligheid – Grenzen en visa in totaal 234 miljoen euro aan EU-financiering uitgegeven, wat 13 % meer is dan in 2017.

In 2018 hebben de lidstaten in het kader van het Europees grensbewakingssysteem – Eurosur ( 208 ) in totaal 234 miljoen euro aan EU-financiering uitgegeven, een bedrag dat uit het Fonds voor interne veiligheid – Grenzen en visa aan de nationale programma's werd toegewezen. Het aantal overschrijdingen van de buitengrenzen van de EU via automatische grenscontrolepoorten (gefinancierd uit het Fonds voor interne veiligheid – Grenzen en visa) is gestaag toegenomen tot bijna 21 miljoen in 2018.

Noodhulp ( 209 )
In het kader van het Fonds voor interne veiligheid heeft Griekenland een noodhulpproject (7,1 miljoen euro) voor extra personeel voor de opvang- en identificatiediensten uitgevoerd. Het project had betrekking op de aanwezigheid van agenten van de Griekse nationale (Helleense) politie in de vijf hotspots om de veiligheid van migranten en personeel te vergroten.In 2018 voerde Italië projecten uit (EU-bijdrage van 62,9 miljoen euro) met betrekking tot hotspots en andere ontschepingsplaatsen. Deze projecten omvatten de aanschaf van uitrusting voor grenscontroles, tolkdiensten en interculturele-bemiddelingsdiensten alsmede de verbetering en het beheer van middelen voor grensbewaking. Daarnaast werd in 2018 in het kader van noodhulp nog eens 4,41 miljoen euro aan Italië toegekend.
Grootschalige IT-systemen: De afgelopen jaren heeft de EU grootschalige gecentraliseerde IT-informatiesystemen ontwikkeld voor het verzamelen, verwerken en delen van informatie die relevant is voor veiligheids- en migratiebeheer en voor het beheer van de buitengrenzen. Deze systemen zijn van vitaal belang voor samenwerking op het gebied van veiligheid en voor het beheer van de buitengrenzen en migratie in de EU.

·Het Schengeninformatiesysteem is een grootschalig informatiesysteem voor de hele EU dat informatie over bepaalde categorieën gezochte of vermiste personen of voorwerpen opslaat, signaleert en verstrekt. In 2018 werd het systeem 6 miljard keer geraadpleegd, tegenover 5 miljard keer in 2017. Dit verkleint de kans dat mensen die een gevaar voor de veiligheid vormen, met inbegrip van terugkerende EU-onderdanen, ongemerkt de grenzen overschrijden.

·Het geautomatiseerde vingerafdrukidentificatiesysteem helpt bij het identificeren van criminelen en terroristen die het Schengengebied binnenkomen en zich onder een valse identiteit verplaatsen.

·In 2018 ( 210 ) werden twee verordeningen vastgesteld voor een Europees reisinformatie- en -autorisatiesysteem (Etias), dat uit het Fonds voor interne veiligheid werd gefinancierd. Het systeem zal informatie verzamelen over alle personen die visumvrij naar Europa reizen. Het zal ervoor zorgen dat eventuele problemen op het gebied van veiligheid en irreguliere migratie worden geïdentificeerd voordat de betrokken persoon naar het Schengengebied reist. Dit zal bijdragen tot een efficiënter beheer van de buitengrenzen van de EU en zal de interne veiligheid van de EU verhogen en het beheer van irreguliere migratie verbeteren en vergemakkelijken.

·De ontwikkeling van het inreis-uitreissysteem is eind 2018 van start gegaan en wordt uit het Fonds voor interne veiligheid gefinancierd. Het systeem zal het beheer van de buitengrenzen van de EU moderniseren door het handmatig afstempelen van paspoorten te vervangen door het elektronisch registreren van de identiteitsgegevens van onderdanen van een derde land (ook het tijdstip en de datum en plaats van hun in- en uitreis worden geregistreerd).

Beoordeling en evaluatie

De tussentijdse evaluatie ( 211 ) heeft bevestigd dat het Fonds voor interne veiligheid goed heeft gereageerd op de veranderende behoeften die zich als gevolg van de migratie- en veiligheidscrisis aandienden en dat het fonds het mogelijk heeft gemaakt middelen te verschuiven naar de lidstaten die met deze crisis werden geconfronteerd.

Uit de bevindingen van de evaluatie is gebleken hoe belangrijk het Fonds voor interne veiligheid – Grenzen en visa is voor een doeltreffend geïntegreerd grensbeheer via een uitgebreidere uitwisseling van informatie en samenwerking, onder meer met het Europees Grens- en kustwachtagentschap. Dit heeft geholpen bij de ontwikkeling van IT-systemen voor grensbewaking en grensbeheer. In de evaluatie is erop gewezen dat het Fonds voor interne veiligheid – Politie essentieel was om de lidstaten beter in staat te stellen het hoofd te bieden aan veiligheidsrisico's met een transnationale dimensie, zoals terrorisme, georganiseerde misdaad en corruptie. Het fonds heeft de samenwerking op het gebied van rechtshandhaving op Europees niveau bevorderd via de uitwisseling van informatie, de verspreiding van beste praktijken, de oprichting van transnationale netwerken en projecten en de deelname van lidstaten aan gemeenschappelijke onderzoeksteams.

De belangrijkste lessen die uit de evaluatie kunnen worden getrokken, hebben betrekking op de noodzaak om de duurzaamheid van het fonds te vergroten, aangezien de continuïteit van de acties voor een groot deel afhankelijk is van de EU-financiering. Er moeten verdere maatregelen worden genomen om de administratieve lasten te verlichten en het evaluatie- en monitoringkader kan worden verbeterd door een betere omschrijving van indicatoren, die vanaf het begin moeten worden toegepast. De tijdschema's voor de rapportage moeten worden gesynchroniseerd met die van de lidstaten. De meeste lidstaten wijzen op de noodzaak van aanvullende richtsnoeren van de Commissie met betrekking tot de uitvoering van het fonds. Voor het Fonds voor interne veiligheid – Grenzen en visa viel een grotere EU-meerwaarde te verwachten op het gebied van consulaire samenwerking en samenwerking met derde landen. Wat het Fonds voor interne veiligheid – Politie betreft, moet nog steeds vooruitgang worden geboekt bij de verbetering van het vermogen van de lidstaten om kritieke infrastructuur te beschermen, opleidings- en uitwisselingsprogramma's te ontwikkelen en maatregelen te nemen in samenwerking met niet-EU-landen en internationale organisaties. De lidstaten worden aangemoedigd om de flexibiliteit bij de opzet van de nationale programma's en toewijzing van middelen te verhogen ( 212 ).

De Commissie heeft ten volle rekening gehouden met de bevindingen van de evaluatie in het voorstel voor een versterkt Fonds voor interne veiligheid ( 213 ). Het voorstel bevat met name een nieuwe reeks doelstellingen die de lidstaten op een flexibelere en effectievere manier zullen ondersteunen bij de realisatie van prioritaire veiligheidsdoelstellingen: de strijd tegen terrorisme en radicalisering; zware en georganiseerde criminaliteit; cybercriminaliteit; en de bescherming van slachtoffers van misdrijven. Het voorstel vergroot de flexibiliteit van het fonds door een aanzienlijk deel van de middelen te reserveren voor onvoorziene veiligheidsproblemen, waardoor snel kan worden gereageerd op noodsituaties en de middelen kunnen worden gekanaliseerd naar de lidstaten die ze het meest nodig hebben. Veiligheid is een mondiale kwestie die afhangt van onze acties buiten de EU-grenzen en is een transversale kwestie die een gecoördineerde reactie van de EU vereist. Daarom zal het verbeterde fonds maatregelen in derde landen blijven ondersteunen, waarbij ervoor wordt gezorgd dat het fonds volledig complementair is met de interne veiligheidsprioriteiten van de EU en algemene doelstellingen in die landen. Het fonds zal ook doeltreffender samenwerken met andere EU-fondsen, waaronder de cohesiebeleidsfondsen en Horizon Europa, alsook het Fonds voor geïntegreerd grensbeheer en het Fonds voor asiel, migratie en integratie om het antwoord van de EU op veiligheidsproblemen op alle fronten te optimaliseren.

Om een beter en meer geïntegreerd beheer van de buitengrenzen van de EU te waarborgen, wordt het huidige instrument Grenzen en visa overgeheveld van het Fonds voor interne veiligheid naar het nieuwe Fonds voor geïntegreerd grensbeheer ( 214 ). Het Fonds voor geïntegreerd grensbeheer zal bijdragen tot de verdere ontwikkeling van het gemeenschappelijk visumbeleid en zorgen voor een Europees geïntegreerd grensbeheer aan de buitengrenzen van de EU met het oog op een efficiënt beheer van overschrijdingen van de buitengrenzen van de EU. De sleutel voor de verdeling van financiële middelen zal flexibiliteit zijn. Het zal het mogelijk maken de juiste wijze van uitvoering te bepalen alsmede de thema's waarvoor financiële middelen moeten worden toegewezen, met behoud van een kritieke massa van voorafgaande financiering voor structurele en grote meerjarige investeringen in overeenstemming met de behoeften van de lidstaten. Bij de toewijzing zal ook ten volle rekening worden gehouden met de noodzaak voor de lidstaten om investeringen te concentreren op de belangrijkste prioriteiten van de EU overeenkomstig het acquis van de EU.

Gezondheidsprogramma

Het gezondheidsprogramma heeft tot doel het beleid van de lidstaten ter verbetering van de volksgezondheid en ter vermindering van ongelijkheden op gezondheidsgebied aan te vullen, te ondersteunen en er een meerwaarde aan toe te voegen, innovatie op gezondheidsgebied aan te moedigen en de gezondheidsstelsels duurzamer te maken.

In 2018 werd in totaal 60,7 miljoen euro toegewezen om de EU in staat te stellen gezondheidsactiviteiten van de lidstaten te blijven ondersteunen. De beschikbare begroting voor de periode 2014-2020 bedraagt 449,4 miljoen euro ( 215 ). Daarvan werd in 2018 uitgegeven: 6,9 miljoen euro voor ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen; 7,4 miljoen euro voor doeltreffende, toegankelijke en robuuste gezondheidszorgstelsels ( 216 ); 22 miljoen euro voor een betere toegang tot medische expertise en informatie over specifieke aandoeningen.

In 2018 werden zes gezamenlijke acties met de lidstaten ondertekend, die betrekking hadden op: a) ongelijkheden op gezondheidsgebied, b) het innovatieve partnerschap inzake kankerbestrijding, c) vaccinatie, d) paraatheid en actie op punten van binnenkomst (lucht-, zee- en landgrensovergangen), e) actie ter ondersteuning van het e-gezondheidsnetwerk, en f) gezondheidsinformatie voor een duurzaam EU-gezondheidsinformatiesysteem ter ondersteuning van kennis in de landen, gezondheidsonderzoek en beleidsvorming.  ( 217 )

Bij het gemeenschappelijk optreden inzake vaccinatie (2018-2021) zijn 20 landen, het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding, de Wereldgezondheidsorganisatie, het bedrijfsleven en belanghebbenden betrokken. Het gemeenschappelijk optreden wordt gecoördineerd door het Franse nationale instituut voor gezondheid en medisch onderzoek. Door het delen van instrumenten voor een krachtigere nationale reactie op uitdagingen inzake vaccinatie is het gemeenschappelijk optreden gericht op het stimuleren van duurzame Europese samenwerking op het gebied van ziekten die door vaccinatie kunnen worden voorkomen. ( 218 )

De gezondheid beschermen en levens redden EU-samenwerking tegen door vaccinatie te voorkomen ziekten
Wereldwijd en jaar na jaar voorkomen vaccinsziekten{miljoen gevallen van
MAZELEN
miljoen gevallen van
NEONATALE
TETANUS
miljoen gevallen van
KINKHOEST

Bron: Europese Commissie.

Bij de uitvoering van het gezondheidsprogramma in 2019 wordt rekening gehouden met zowel de aanbevelingen uit de ex-postevaluatie van het tweede gezondheidsprogramma 2008-2013 als de aanbevelingen van de tussentijdse evaluatie van het derde gezondheidsprogramma, namelijk: verbetering van het toezicht op het programma en een proactievere verspreiding van de resultaten, alsmede bevordering van de samenwerking tussen de diensten van de Commissie.

Voor de begrotingsperiode 2021-2027 heeft de Commissie voorgesteld om het gezondheidsprogramma te integreren in een gestroomlijnd alomvattend Europees Sociaal Fonds+-programma ( 219 ). Het programma zal gericht zijn op de robuustheid en doeltreffendheid van gezondheidszorgstelsels en volksgezondheidsbeleid, op ongelijkheden tussen lidstaten wat betreft de toegang tot openbare gezondheidszorg en de kwaliteit van gezondheidszorg, alsook op de bescherming tegen ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen.

Levensmiddelen en diervoeders

Doelstellingen van het programma

Het programma Levensmiddelen en diervoeders heeft tot doel bij te dragen tot een hoog niveau van gezondheid van mens, dier en plant in de hele voedselketen en op aanverwante gebieden door ziekten en plagen te voorkomen en uit te roeien en door een hoog niveau van bescherming van de consument en het milieu te waarborgen, en tegelijkertijd het concurrentievermogen van de levensmiddelen- en diervoederindustrie in de EU te versterken en het scheppen van werkgelegenheid te bevorderen.

Uitvoering en recentste verwezenlijkingen ( 220 )

In 2018 werd in totaal 282,2 miljoen euro ( 221 ) toegewezen om de EU in staat te stellen haar werkzaamheden op het gebied van voedsel- en voederveiligheid voort te zetten. De beschikbare begroting voor de periode 2014-2020 bedraagt 1 892 miljoen euro ( 222 ). Dit dekte subsidies voor de lidstaten voor de uitroeiing van dierziekten (137,6 miljoen euro), voor veterinaire noodfondsen (48,4 miljoen euro), voor de bescherming van de gezondheid van planten (15,6 miljoen euro( 223 )) en voor andere steunmaatregelen (74,6 miljoen euro) ( 224 ).

Het programma heeft 139 nationale veterinaire programma's voor de bestrijding en uitroeiing van dierziekten medegefinancierd, met inbegrip van dierziekten die zich naar mensen kunnen verspreiden. Zo bijvoorbeeld verspreidt de Afrikaanse varkenspest (een verwoestende ziekte voor varkens en wilde zwijnen) zich sinds 2014 van derde landen in Oost-Europa naar aangrenzende EU-lidstaten. De virusziekte wordt verspreid door wilde zwijnen, besmette varkens of besmet materiaal zoals voertuigen en laarzen. In 2018 beschikten negen lidstaten over door de EU goedgekeurde nationale programma's voor de bestrijding en uitroeiing van Afrikaanse varkenspest. Aan deze programma's is in totaal 13,7 miljoen euro besteed. Er werden noodmaatregelen medegefinancierd voor een bedrag van 36,1 miljoen euro . Daarnaast werden twee buurlanden buiten de EU (Moldavië en Oekraïne) financieel ondersteund. Het aantal lidstaten die infecties ontdekten, steeg in 2018 van zes tot tien.

Het programma heeft 24 nationale programma's voor onderzoek op het gebied van de gezondheid van planten medegefinancierd. Deze zorgen ervoor dat uitbraken van plagen bij planten in een vroeg stadium worden opgespoord en bestreden. Het programma financiert bijvoorbeeld maatregelen tegen de plantenbacterie Xylella fastidiosa die olijfbomen en steenvruchten infecteert ( 225 ). Sinds 2017 draagt de EU financieel bij aan de schadeloosstelling van de eigenaars voor de waarde van de vernietigde planten.

Het programma ondersteunt de handhaving van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving van de EU via twee acties: voedselinspecteurs worden opgeleid via het programma 'Betere opleiding voor veiliger voedsel' (160 klassikale cursussen met meer dan 500 deelnemers en ongeveer 6 500 deelnemers in e-cursussen) en nationale handhavingslaboratoria worden ondersteund door 46 Europese referentielaboratoria (16,9 miljoen euro). Deze referentielaboratoria verlenen technische ondersteuning en gecoördineerde bijstand aan de lidstaten van de EU bij de uitvoering van officiële controles van levensmiddelen en diervoeders ("controles"). Beide acties dragen bij tot een uniforme handhaving en uiteindelijk tot een gelijk speelveld in de eengemaakte markt.

Beoordeling en evaluatie

De tussentijdse evaluatie van het programma is gebruikt bij de ontwikkeling van het onderdeel Levensmiddelen en diervoeders in het voorstel voor een programma voor de eengemaakte markt ( 226 ). De in het kader van het voorgestelde programma gesteunde acties met betrekking tot de voedselketen, zoals veterinaire en fytosanitaire maatregelen ter bevordering van een hoog niveau van diergezondheid, dierenwelzijn en plantgezondheid en ter voorkoming van crises op het gebied van dier- en plantgezondheid, zijn grotendeels een voortzetting van het bestaande programma.

Een tekortkoming in het programma Levensmiddelen en diervoeders die in de tussentijdse evaluatie ( 227 ) werd vastgesteld en in een aanbeveling van de Rekenkamer werd opgenomen, was een gebrek aan indicatoren die een kosteneffectiviteitsanalyse mogelijk maken.

In 2018 heeft de Commissie gewerkt aan de ontwikkeling en toepassing van een uitgebreide reeks kosteneffectiviteitsindicatoren voor de belangrijkste uitgaventerreinen van het programma Levensmiddelen en diervoeders. Deze indicatoren zullen worden toegepast bij de ex-postevaluatie van het programma. Zij zullen ook de basis vormen voor het monitoringkader van het onderdeel Levensmiddelen en diervoeders van het programma voor de eengemaakte markt in het kader van het toekomstige meerjarig financieel kader.

Consumentenprogramma

Het consumentenprogramma ( 228 ) ondersteunt het consumentenbeleid van de EU door het publiek te helpen zijn consumentenrechten ten volle te genieten en actief deel te nemen aan de eengemaakte markt. Op die manier ondersteunt dit programma de groei, de innovatie en de verwezenlijking van de doelstellingen van Europa 2020.

Screening van telecommunicatie- en andere digitale-dienstenwebsites

In het kader van het Consumer Cooperation Network hebben de autoriteiten van 21 EU-lidstaten plus Noorwegen en IJsland 207 websites van exploitanten die diensten aanbieden zoals toegang tot vaste en mobiele telefonie, internet en audio- en videostreaming, gescreend.

De screening bracht onregelmatigheden aan het licht en twee derde van de websites werd aangemerkt voor verder onderzoek. Het grootste probleem was het ontbreken van duidelijke informatie over de behandeling van klachten. De autoriteiten hebben de betrokken websites gevraagd hun praktijken in overeenstemming te brengen met de EU-consumentenwetgeving. Gedetailleerde resultaten van de screening zijn online te vinden.

https://ec.europa.eu/info/sites/info/files/results_of_2017_-_telecommunication_sweep_0.pdf )

In het voorlopige resultaat van de tussentijdse evaluatie ( 229 ) wordt geconcludeerd dat het consumentenprogramma een cruciale rol speelt bij de ondersteuning van het consumentenbeleid van de EU en concrete voordelen oplevert voor Europese consumenten en andere belanghebbenden. Over het algemeen hebben de in het kader van het consumentenprogramma 2014-2020 gefinancierde activiteiten de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen van het programma op het gebied van veiligheid, consumentenvoorlichting, consumenteneducatie, rechten, rechtsmiddelen en handhaving vooruitgeholpen en bieden zij EU-meerwaarde. Uit de evaluatie is echter ook gebleken dat het programma voor verbetering vatbaar is, met name in termen van vereenvoudiging en administratieve lasten (die volgens de belanghebbenden hoog zijn). Ook het gebruik van de gegevens waarop de besluitvorming van het programma is gebaseerd, kan worden verbeterd. De conclusie van de evaluatie is dat het vermogen van het programma om te reageren op nieuwe uitdagingen in verband met marktontwikkelingen, digitalisering en nieuwe beleidsbehoeften moet worden versterkt.

De resultaten van de evaluatie zijn verwerkt in het nieuwe voorstel voor een nieuw programma voor de eengemaakte markt in het kader van het toekomstige meerjarig financieel kader, dat een onderdeel Consumenten omvat, met name om consumenten weerbaarder te maken en te beschermen. Het nieuwe programma zal de handhaving van consumentenrechten waarborgen, een hoog niveau van consumentenbescherming en productveiligheid waarborgen en consumenten bijstaan wanneer zij met problemen worden geconfronteerd, bijvoorbeeld bij het online winkelen. Het zal ook de toegang van consumenten tot rechtsmiddelen vergemakkelijken, zoals voorgesteld in de 'new deal' voor de consument ( 230 ). Door activiteiten op het gebied van consumentenbeleid te ondersteunen, zal het toekomstige programma voor de eengemaakte markt ook wederzijdse voordelen met het Fonds voor justitie, rechten en waarden ontwikkelen om ervoor te zorgen dat de consumentenwetgeving wordt nageleefd.

Creatief Europa

Doelstellingen van het programma

Creatief Europa is het kaderprogramma van de Europese Commissie ter ondersteuning van de Europese culturele en audiovisuele sector. Het programma is verdeeld in twee subprogramma's, Cultuur en MEDIA, en een sectoroverschrijdend onderdeel. Doel is de culturele en taalkundige verscheidenheid te bevorderen en het concurrentievermogen van deze sectoren te vergroten. Dit wordt gedaan door de capaciteit op te bouwen om op transnationaal niveau te opereren via steun aan onafhankelijke productie- en distributiebedrijven in de audiovisuele sector en aan een breed scala van bedrijven in de culturele sector.

Uitvoering en recentste verwezenlijkingen

MEDIA ondersteunt het versterkte regelgevingskader dat de verspreiding van werken over de grenzen heen mogelijk maakt. Nieuwe regels zullen bijdragen tot een bredere verspreiding van audiovisuele werken in de EU: de herziene richtlijn audiovisuele mediadiensten versterkt de verplichtingen van aanbieders van on-demanddiensten om Europese werken te promoten; de verordening betreffende grensoverschrijdende portabiliteit van online-inhouddiensten stelt Europeanen in staat om online-inhouddiensten te gebruiken wanneer zij in de EU reizen; de richtlijn betreffende online-uitzending en doorgifte van radio- en tv-programma's; de nieuwe richtlijn betreffende het auteursrecht in de digitale eengemaakte markt heeft tot doel de grensoverschrijdende en onlinetoegang tot auteursrechtelijk beschermde inhoud te bevorderen, met name door de verlening van licenties voor audiovisuele en niet-commerciële werken te vergemakkelijken. MEDIA begeleidt dit zich verder ontwikkelende regelgevingskader door de samenwerking in de hele waardeketen te bevorderen om projecten met een hoog verspreidingspotentieel te ondersteunen.

Een belangrijke bijdrage aan de culturele samenwerking op EU-niveau en een belangrijke realisatie in 2018 was de goedkeuring van een nieuwe Europese agenda voor cultuur ( 231 ). De nieuwe agenda moet een antwoord bieden op de sociale en economische uitdagingen waarvoor de EU zich geplaatst ziet, door cultuur te gebruiken om een rechtvaardigere, meer inclusieve unie op te bouwen die innovatie, creativiteit en duurzame banen en groei ondersteunt. De nieuwe agenda bevat meer dan 25 acties in vijf dimensies (sociaal, economisch, extern, cultureel erfgoed, Digital4Culture). In de agenda wordt voorgesteld om de lidstaten meer te betrekken bij beleidssamenwerking en de uitvoering van beleidsresultaten door middel van gezamenlijke projecten, onder meer met internationale culturele organisaties en nationale culturele instellingen in derde landen.

In 2018 werden in totaal 5 290 aanvragen ingediend in het kader van het programma Creatief Europa (748 in het kader van het subprogramma Cultuur en 4 542 in het kader van het subprogramma MEDIA), waarvan 2 429 voor financiering werden geselecteerd (234 voor Cultuur en 2 195 voor MEDIA).

In 2018 heeft MEDIA via verschillende kanalen verhalen gedeeld waarmee het 122 miljoen mensen heeft bereikt via de bioscoop (55 miljoen), de tv (57 miljoen), festivals en evenementen (8,5 miljoen) en video-on-demand (VOD) (1,82 miljoen).

MEDIA levert een essentiële bijdrage aan het beschikbaar stellen van Europese films buiten de binnenlandse markten ervan. MEDIA heeft in 2018 de internationale bioscooprelease van 563 films ondersteund. Er is gerichte steun verleend aan 19 afzonderlijke films die via een consortium van distributeurs in gemiddeld 25 landen werden verspreid, teneinde de grensoverschrijdende toegang te bevorderen.

De steun in het kader van het subprogramma Cultuur heeft in 2018 geleid tot 132 Europese samenwerkingsprojecten, waarvan er 29 verband hielden met een speciale cultureel-erfgoedoproep als bijdrage aan het Europees Jaar van het Cultureel Erfgoed. Deze projecten benadrukken de culturele diversiteit van Europa en brengen economische voordelen met zich mee voor kleine en middelgrote ondernemingen alsmede micro-ondernemingen die actief zijn in culturele sectoren zoals de muziek-, uitgeverij- en designsector.

Een in april 2018 goedgekeurde wijziging van het werkprogramma maakte het mogelijk om meer kleine samenwerkingsprojecten te financieren, de deelname aan de wedstrijd voor de Prijzen van de Europese Unie voor Cultureel Erfgoed en Literatuur te verruimen, de actie voor capaciteitsopbouw voor toekomstige culturele hoofdsteden van Europa op te voeren, drie subsidies toe te kennen aan de Internationale Raad voor Monumenten en Landschappen van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (Unesco) en aan de Raad van Europa voor de uitvoering van specifieke doelstellingen van het Europees Jaar van het Cultureel Erfgoed, en een nieuw experimenteel mobiliteitsplan voor kunstenaars en creatieve personen te starten.

In het kader van het sectoroverschrijdende onderdeel is de garantiefaciliteit voor de culturele en creatieve sector een innovatief marktgestuurd instrument dat het financieringstekort voor kleine en middelgrote ondernemingen in deze sector aanpakt. Aan het eind van het derde kwartaal van 2018 waren in het kader van de faciliteit 11 garantieovereenkomsten ondertekend met 10 financiële intermediairs uit België, Frankrijk, Italië, Polen, Portugal, Roemenië, Spanje en Tsjechië. In totaal zijn in het kader van de faciliteit meer dan 630 leningen verstrekt aan eindbegunstigden, waarvan 60 % actief was in de audiovisuele sector en 40 % in andere culturele sectoren.

Daarnaast maakten extra kredieten aan de begroting 2018 de financiering mogelijk van een sectoroverschrijdend project – in het kader van het Europees Jaar van het Cultureel Erfgoed – ter bevordering van het filmerfgoed door de digitalisering van klassieke films en de organisatie van vertoningen op plaatsen die de rijkdom van de Europese architectuur weerspiegelen.

Het beleidsproject 'culturele en creatieve ruimten en steden' startte in november 2018 en loopt tot maart 2021. Het project beoogt steun te verlenen aan culturele en creatieve ruimten en aan andere actoren, met name op het lokale niveau. De bredere context van creatieve centra, culturele centra en de lokale context zullen ook worden bekeken om beter gebruik te maken van openbare ruimten voor sociale regeneratie via cultuur en om stedelijke ontwikkeling, sociale inclusie, banencreatie, ontwikkeling van vaardigheden en innovatiebeleid beter op elkaar af te stemmen: hierbij wordt een ruimte voor beleidsexperimenten en voor de ondersteuning van nieuwe benaderingen gecreëerd om ideeën over cultuur en de creatieve economie in de context van de deeleconomie te testen. Steden en regionale overheden zullen actief worden betrokken bij het project en de organisatie van een reeks stedelijke laboratoria.

Door de deelname van derde landen aan Creatief Europa heeft de Commissie de culturele samenwerking van de EU versterkt, met name met landen van de Westelijke Balkan alsmede de zuidelijke en oostelijke nabuurschapslanden. Dit heeft bijgedragen tot de bevordering van culturele diversiteit en de ondersteuning van de culturele en creatieve sector. Er zijn twee overeenkomsten ondertekend voor de deelname van Armenië en Kosovo ( 232 ) aan Creatief Europa, waardoor het aantal derde landen die aan het programma deelnemen op 13 is gebracht. De deelname van alle landen van de Westelijke Balkan (Albanië, Noord-Macedonië, Kosovo, Montenegro, Servië, Bosnië en Herzegovina) aan Creatief Europa maakt het mogelijk de EU-strategie voor de Westelijke Balkan te versterken.

Beoordeling en evaluatie

Volgens de tussentijdse evaluatie ( 233 ) heeft het programma Creatief Europa over het geheel genomen goed gepresteerd, met een grote vraag en deelname van belanghebbenden. Het programma Creatief Europa blijft zeer relevant en pakt de huidige uitdagingen in de sector aan, zoals de versnippering van markten en de toenemende digitalisering daarvan. Door de verspreiding van uiteenlopende inhoud te ondersteunen, heeft het programma ook bijgedragen tot de verspreiding en verdediging van Europese waarden. Creatief Europa werd ook relevant geacht voor de veranderende prioriteiten van de sectoren, voor de door de lidstaten gevolgde strategieën en voor de beleidsprioriteiten van de EU. Ondanks positieve realisaties moet het programma echter meer doen om de culturele en creatieve sector te ondersteunen bij het volledig benutten van de kansen die de digitale omwenteling biedt, rekening houdend met nieuwe publieks- en consumptiepatronen en de wijze waarop culturele en creatieve werken in de digitale economie worden gemaakt, geproduceerd, toegankelijk gemaakt en te gelde gemaakt.

Voor het volgende meerjarig financieel kader heeft de Commissie voorgesteld om de financiering voor Creatief Europa te verhogen ( 234 ). Het nieuwe programma bouwt voort op de verwezenlijkingen van het huidige programma en versterkt de respons om de transformatie van de culturele en creatieve sectoren aan te pakken. Het is de bedoeling dat het nieuwe programma Creatief Europa zich concentreert op de kracht van netwerken en samenwerking om deze sectoren te helpen opschalen. Het zal de begunstigden mogelijkheden bieden om technologisch en artistiek innovatieve Europese grensoverschrijdende initiatieven te ontwikkelen die erop gericht zijn Europese werken uit te wisselen, te cocreëren, te coproduceren, te verspreiden, te promoten en toegankelijk te maken voor een breed en divers publiek. Verwacht wordt dat het de innovatie zal intensiveren, onder meer door sectoroverschrijdende samenwerking, om zo goed mogelijk gebruik te maken van digitale technologie voor creatie en publieksontwikkeling. Het nieuwe programma zou ook de nieuwsmediasector ondersteunen ter bevordering van pluralistische en diverse media, waarbij kwaliteitsjournalistiek wordt versterkt en mediageletterdheid wordt bevorderd. De uitvoering van het programma zal ook worden gestroomlijnd om de kosteneffectiviteit te verhogen en de administratieve lasten te verminderen.

Programma Rechten, gelijkheid en burgerschap

Het programma Rechten, gelijkheid en burgerschap ( 235 ) heeft tot doel bij te dragen tot de verdere ontwikkeling van een EU waar gelijkheid en de rechten van personen, zoals die zijn vastgelegd in de EU-verdragen, het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en de internationale mensenrechtenverdragen, worden bevorderd en doeltreffend worden uitgevoerd. Het programma wordt uitgevoerd in direct beheer. Met een begroting van 62 miljoen euro in 2018 financierde het programma acties van overheidsinstanties, universiteiten, niet-gouvernementele organisaties en andere organisaties die het grondrechtenbeleid van de Commissie ondersteunen.

In 2018 financierde het programma acties ter bestrijding van discriminatie en ter bevordering van gelijkheid, zoals het EU-platform van diversiteitshandvesten en zijn in 2018 opgerichte forum 'Diversiteit in divers Europa' ( 236 ). Om de gelijkheid tussen mannen en vrouwen te bevorderen, werd op de Europese dag voor gelijke beloning in het kader van het programma een campagne over het dichten van de loonkloof tussen mannen en vrouwen gefinancierd. Het programma heeft ook de politieke discussie over de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt en over de toekomstige prioriteiten voor de acties op het gebied van gendergelijkheid bevorderd door de Europese Conferentie "Gender Equality & YOU" (oktober 2018, Wenen) te financieren. Wat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens betreft, heeft het programma ertoe bijgedragen dat kleine en middelgrote ondernemingen, overheidsinstanties en de burgers zich meer bewust zijn geworden van de nieuwe regels inzake gegevensbescherming ( 237 ) dankzij een toolkit met richtsnoeren die in alle EU-talen beschikbaar is op de website van de Commissie, naast brochures en informatiebladen. Het programma is ook de belangrijkste financiële pijler van het beleid van de Commissie inzake personen met een handicap en ondersteunt de uitvoering van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap en de Europese strategie inzake handicaps.

Het programma heeft ook belangrijke projecten op het gebied van de preventie en bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat en andere vormen van onverdraagzaamheid ondersteund door te focussen op specifieke vormen van onverdraagzaamheid zoals antisemitisme, moslimhaat, afrofobie, haat tegen zwarten, homofobie en transfobie.

www.facingfacts.eu/">Facing Facts!  

"Facing Facts!" is een initiatief van het maatschappelijk middenveld dat tot doel heeft de erkenning en registratie van (en de reacties op) haatmisdrijven en haatuitingen op nationaal en internationaal niveau te verbeteren door middel van samenwerking tussen het maatschappelijk middenveld en overheidsinstanties. Het project ontwikkelde een reeks onlinecursussen die handelen over het identificeren, monitoren en bestrijden van haatmisdrijven en haatuitingen en die gericht zijn op individuele activisten, maatschappelijke organisaties, wetshandhavingsvertegenwoordigers en vertegenwoordigers van de overheid.

De conclusie van de tussentijdse evaluatie ( 238 ) luidde dat het programma over het geheel genomen geleid heeft tot een betere kennis van EU-recht en -beleid en van de rechten, waarden en beginselen die ten grondslag liggen aan de algemene doelstelling om de gelijkheid te bevorderen en de rechten van personen te versterken. Uit de evaluatie is naar voren gekomen dat de prestaties van het programma over het geheel genomen beter zijn dan die van zijn voorloper wat betreft de focus van de activiteiten en de efficiëntie ervan. Uit de evaluatie is echter ook gebleken dat er behoefte is aan verbetering, zoals meer aandacht voor nieuwe problemen (bijv. onlinegewelduitingen), de herziening van de monitoringindicatoren, het bereiken van een meer geografisch evenwicht tussen de begunstigden en de vermindering van de administratieve lasten (die volgens de belanghebbenden van het programma nog steeds hoog zijn).

In het kader van het meerjarig financieel kader voor de periode na 2020 heeft de Commissie een nieuw Fonds voor justitie, rechten en waarden ( 239 ) voorgesteld. Dit fonds omvat twee financieringsprogramma's: het programma Rechten en waarden ( 240 ) en het programma Justitie ( 241 ). Met dit voorstel wil de Commissie de waarden, rechten en rechtvaardigheid waarvoor de EU staat in het dagelijks leven van de burger beschermen. Het programma zal in de eerste plaats gericht zijn op mensen en entiteiten die onze gemeenschappelijke waarden, rechten en rijke diversiteit levendig en dynamisch helpen maken, met als uiteindelijk doel onze op rechten gebaseerde, egalitaire, inclusieve en democratische samenleving te koesteren en in stand te houden. Overlapping van activiteiten in het kader van dit grootschalige fonds zal worden vermeden en de middelen kunnen worden verdeeld tussen het programma Rechten en waarden en het programma Justitie om wederzijdse voordelen te ontwikkelen en tegelijkertijd rekening te houden met specifieke beleidsaspecten. De uitvoering zal ook worden gestroomlijnd om de kosteneffectiviteit te verhogen en de administratieve lasten te verminderen.

Programma Justitie

Het programma Justitie ( 242 ) draagt bij tot de verdere ontwikkeling van een Europese rechtsruimte die op wederzijdse erkenning en wederzijds vertrouwen is gebaseerd. Het programma bevordert zowel de gelijkheid van mannen en vrouwen als de rechten van het kind, onder meer door middel van een kindvriendelijke justitie bij de uitvoering van al zijn acties. De programma-activiteiten zijn in overeenstemming met het verbod op discriminatie op basis van een van de in artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie genoemde gronden ( 243 ).

De resultaten van het programma Justitie in 2018 ( 244 ) hangen nauw samen met de activiteiten van de Commissie op het gebied van de voorbereiding, ondersteuning en waarborging van de correcte toepassing van een groot aantal EU-rechtsinstrumenten op civiel- en strafrechtelijk gebied, de verbetering van de capaciteit in de lidstaten inzake handhaving en rechtsmiddelen en de waarborging van een passende grensoverschrijdende en Europese samenwerking. Zo zijn bijvoorbeeld financiële middelen gebruikt ter ondersteuning van de toepassing van het Europees aanhoudingsbevel, dat met meer dan 10 000 zaken per jaar het meest succesvolle EU-instrument in strafzaken is. Het programma financiert ook het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken, dat tot doel heeft de samenwerking tussen nationale justitiële autoriteiten te versterken. Door de praktische toepassing en uitvoering van EU-instrumenten inzake civiel recht te verbeteren, helpt het netwerk om bruggen te slaan en wederzijds vertrouwen op te bouwen tussen de lidstaten. In het kader van het programma Justitie is steun verleend aan onderzoeken naar de conformiteit van in de EU-lidstaten omgezette EU-wetgeving. Het programma heeft ook steun verleend aan justitiële opleidingen en netwerken ( 245 ).

Europees e-justitieportaal

Het programma Justitie financiert het Europees e-justitieportaal ( 246 ). Dit portaal is een gezamenlijk initiatief van de Commissie en de Raad van de EU en biedt meertalige informatie en elektronische diensten, zoals onderlinge koppelingen van nationale registers. In de loop der tijd is het portaal geëvolueerd om meer en bredere inhoud aan te bieden voor burgers, bedrijven, juristen en de rechterlijke macht. Het portaal is uitgebreid met een grootschalige zoekmachine voor Europese en nationale jurisprudentie en maakt nu decentrale opzoekingen in bedrijfs- en handelsregisters van de lidstaten mogelijk. Er is vooruitgang geboekt met de volledige vernieuwing van de 'look and feel' van het portaal. In 2018 steeg het aantal bezoeken door gebruikers tot bijna 3 miljoen, wat zes keer meer is dan in het referentiejaar 2012.

Uit de tussentijdse evaluatie van de uitvoering van het programma Justitie 2014-2020 die in 2018 ( 247 ) werd afgerond, is gebleken dat het programma solide is en heeft bijgedragen tot de totstandbrenging van een Europese rechtsruimte die gebaseerd is op wederzijdse erkenning en wederzijds vertrouwen, met name door het bevorderen van justitiële samenwerking in burgerlijke en strafzaken. De financieringsmethoden werden geschikt bevonden voor de doelstellingen van het programma en de behoeften van de doelgroepen. Het programma heeft een hoge Europese meerwaarde opgeleverd. De evaluatie heeft ook een aantal tekortkomingen aan het licht gebracht die voornamelijk verband houden met de beperkte omvang van de doelgroep, de onevenwichtige geografische spreiding van de begunstigden en de monitoringindicatoren. De belanghebbenden zijn van mening dat de administratieve lasten hoog zijn. Uit de evaluatie is gebleken dat de wederzijdse voordelen en de samenwerking met andere EU-initiatieven moeten worden versterkt.

Voor de periode 2021-2027 heeft de Commissie een nieuw programma Justitie ( 248 ) voorgesteld, dat deel zal uitmaken van een nieuw Fonds voor justitie, rechten en waarden, samen met het programma Rechten en waarden. Bij het bepalen van deze structuur is rekening gehouden met de bevindingen van de tussentijdse evaluatie, bijvoorbeeld door de versnippering en beperkte middelen van huidige EU-financieringsprogramma's voor waarden, rechten, burgerschap en justitie aan te pakken, die het vermogen van de EU beperken om te reageren op bestaande en nieuwe uitdagingen bij het in stand houden van open, democratische en inclusieve samenlevingen in Europa.

Programma Europa voor de burger

Het programma Europa voor de burger ( 249 ) heeft tot doel bij te dragen tot een beter begrip van de EU en haar geschiedenis en diversiteit bij het publiek, het Europees burgerschap te bevorderen en de voorwaarden voor democratische en burgerparticipatie op EU-niveau te verbeteren. Het programma speelt een belangrijke rol bij het bevorderen van burgerparticipatie en de democratische betrokkenheid van burgers.

Het programma wordt uitgevoerd ( 250 ) via actie- en exploitatiesubsidies aan Europese maatschappelijke organisaties en denktanks die actief zijn op de thematische gebieden waarop het programma en lokale autoriteiten zich richten. Het programma wordt voornamelijk uitgevoerd door het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur (EACEA).

De financiering in het kader van het programma Europa voor de burger – 185,5 miljoen euro voor de periode 2014-2020 ( 251 ) – draagt bij tot de uitvoering van drie onderdelen. In 2018 werden 417 van de 1 796 ontvangen aanvragen geselecteerd en waren naar verwachting ongeveer 1 200 000 deelnemers betrokken bij de activiteiten van het programma. Het programma werd in totaal in 34 in aanmerking komende deelnemende landen uitgevoerd.

Onderdeel 1. Democratische betrokkenheid en burgerparticipatie, ondersteunt activiteiten die de burger meer inzicht geven in het beleidsvormingsproces van de EU en die mogelijkheden voor maatschappelijke en interculturele betrokkenheid en vrijwilligerswerk op EU-niveau bevorderen. In 2018 werden 255 jumelageprojecten, 35 netwerken van steden en 31 projecten van het maatschappelijk middenveld geselecteerd voor steun en werden 24 maatschappelijke organisaties en denktanks gefinancierd met exploitatiesubsidies.

Onderdeel 2. Europees gedenken, ondersteunt activiteiten die de discussie ("reflectie") over Europese culturele diversiteit en over gemeenschappelijke waarden stimuleren. Het steunt ook activiteiten om na te denken over de oorzaken van totalitaire regimes in de moderne geschiedenis van Europa en om de slachtoffers van hun misdaden te herdenken. In totaal werden 37 herdenkingsprojecten geselecteerd voor steun en werden zes herdenkingsorganisaties gefinancierd met exploitatiesubsidies.


Onderdeel 3. Horizontale actie: valorisatie, heeft tot doel meer lering te trekken uit ervaringen, de overdraagbaarheid van resultaten te bevorderen en als gevolg daarvan de duurzame effecten van de ondersteunde activiteiten te vergroten.

Informatie versus manipulatie: hoe kan ik het opnemen tegen propaganda?

Dit project werd gecoördineerd door het Poolse Muzeum Historii Żydów Polskich POLIN ( 252 ) en was gericht op middelbare scholieren uit Hongarije, Polen en Tsjechië met als doel hen hun kennis te laten verbeteren en zowel kritisch analytisch te worden over moderne media als verantwoordelijke burgers in een democratische samenleving. De mechanismen van overtuigende taal en propaganda werden onderzocht op basis van specifieke historische gebeurtenissen van 1956 in Hongarije en 1968 in het voormalige Tsjechoslowakije en Polen. De studenten leerden hoe ze hun eigen mediaprojecten konden uitvoeren, namen deel aan workshops over tentoonstellingsontwerp, voerden debatten, verzamelden en documenteerden mondelinge geschiedenis, voerden sociaal onderzoek uit en maakten en bewerkten videobeelden. In een slotgala in het POLIN-museum presenteerden zij 10 creatieve schoolprojecten.

Dit project werd gecoördineerd door het Poolse Muzeum Historii Żydów Polskich POLIN ( 253 ) en was gericht op middelbare scholieren uit Hongarije, Polen en Tsjechië met als doel hen hun kennis te laten verbeteren en zowel kritisch analytisch te worden over moderne media als verantwoordelijke burgers in een democratische samenleving. De mechanismen van overtuigende taal en propaganda werden onderzocht op basis van specifieke historische gebeurtenissen van 1956 in Hongarije en 1968 in het voormalige Tsjechoslowakije en Polen. De studenten leerden hoe ze hun eigen mediaprojecten konden uitvoeren, namen deel aan workshops over tentoonstellingsontwerp, voerden debatten, verzamelden en documenteerden mondelinge geschiedenis, voerden sociaal onderzoek uit en maakten en bewerkten videobeelden. In een slotgala in het POLIN-museum presenteerden zij 10 creatieve schoolprojecten.

De tussentijdse evaluatie ( 254 ) bevestigde het nut van het programma voor de bevordering van de burgerparticipatie, de versterking van het saamhorigheidsgevoel en de ondersteuning van wederzijds begrip. De structuur van het programma, met drie onderdelen en een transversale maatregel met betrekking tot de analyse, de verspreiding en het gebruik van projectresultaten, werkte efficiënt. De exploitatie- en actiesubsidies hebben bijgedragen tot het bereiken van de gewenste resultaten. Europa voor de burger heeft zijn toegevoegde waarde op EU-niveau aangetoond door zijn effect op de deelnemers en door zijn rol als aanvulling op andere financieringsprogramma's en beleidsinitiatieven van de EU op het gebied van onderwijs, cultuur en EU-burgerschap. Uit de evaluatie is gebleken dat de zichtbaarheid, de wederzijdse voordelen en de samenwerking met andere bestaande EU-programma's alsmede de herziening van de monitoringindicatoren voor verbetering vatbaar zijn.

In het kader van het meerjarig financieel kader 2021-2027 heeft de Commissie een voorstel voor een verordening tot vaststelling van het programma Rechten en waarden (2021-2027) ( 255 ) ingediend waarin de activiteiten van het programma Europa voor de burger en het programma Rechten, gelijkheid en burgerschap in een nieuw gemeenschappelijk kader worden samengebracht. Deze programma's zijn kleine instrumenten die geen kritieke massa kunnen bereiken en waarvan de doeltreffendheid wordt beperkt door hun relatief kleine begrotingen. Daarom leidt het samenbrengen ervan tot vereenvoudiging, wederzijdse voordelen, samenwerking, versterking en hulp om ze doeltreffender te maken. Steun voor het Europees burgerinitiatief wordt ook verzekerd via het toekomstige programma Rechten en waarden. Het programma Rechten en waarden beoogt de bescherming en bevordering van rechten en waarden zoals die in de EU-verdragen zijn vastgelegd en de ondersteuning van open, democratische en inclusieve samenlevingen.

Uniemechanisme voor civiele bescherming

Het doel van het Uniemechanisme voor civiele bescherming is het ondersteunen, coördineren en aanvullen van de acties van de lidstaten op het gebied van de coördinatie van rampenbeheer teneinde de systemen voor de preventie van, de voorbereiding op en de respons op natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen te verbeteren. Door middel van een alomvattende aanpak die rampenpreventie, -paraatheid en -respons omvat, is het programma erop gericht het verlies aan mensenlevens te beperken en de door rampen veroorzaakte materiële en milieuschade tot een minimum te beperken.

De lidstaten brengen middelen en deskundigen samen in een vrijwillige pool en houden deze paraat voor EU-missies op het gebied van civiele bescherming. De betrokken teams moeten aan minimale kwaliteitscriteria voldoen en een certificeringsproces ondergaan om de kwaliteit en interoperabiliteit te waarborgen. Getrainde en gecertificeerde responscapaciteiten en deskundigen garanderen een effectieve respons op rampen. De vrijwillige pool maakt ook een snellere uitrol mogelijk.

In 2018 werd het Uniemechanisme voor civiele bescherming geactiveerd naar aanleiding van negen noodsituaties op het grondgebied van de Europese Unie ( 256 ). Bosbranden in Zuid-Europa (maar ook in 2018 in Noord-Europa) hebben geleid tot een aanzienlijke vernieling van eigendommen en bestaansmiddelen met alle gevolgen van dien voor de economie, waaronder schade aan netwerkinfrastructuur, aan bedrijven en in de land- en bosbouw. Het Uniemechanisme voor civiele bescherming werd vijf keer geactiveerd om te reageren op bosbranden in Griekenland, Letland, Portugal en Zweden ( 257 ).


Foto's: © Europese Unie 2018/Pavel Koubek    

Zweden: bestrijding van bosbranden.

Bron: Directoraat-generaal Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Hulp, Jaarlijks activiteitenverslag 2018, blz. 30.

De conclusie van de evaluatie ( 258 ) van het Uniemechanisme voor civiele bescherming luidde dat de toevoeging van nieuwe capaciteiten via de vrijwillige pool de algemene paraatheid bij rampen op EU-niveau heeft verbeterd en het mogelijk heeft gemaakt onmiddellijk inzetbare middelen voor rampenrespons aan te wenden en noodhulpteams, deskundigen en uitrusting uit de deelnemende landen samen te brengen.

In 2018 bereikten het Europees Parlement en de Raad overeenstemming over een voorstel ( 259 ) om het mechanisme verder te versterken. Het nieuwe rechtskader ( 260 ) zal de responscapaciteit bij rampen op EU-niveau versterken, met name door een extra reserve aan rescEU-capaciteit op te bouwen om op rampen te kunnen reageren. Deze capaciteit zou blusvliegtuigen omvatten, alsook andere middelen om te reageren op situaties waarin de totale capaciteit van de EU ontoereikend is om een doeltreffende reactie te garanderen (bijv. voor medische noodsituaties of chemische, biologische, radiologische en nucleaire incidenten).

Europa als wereldspeler (begrotingsonderdeel 4)

Begrotingsonderdeel 4 van het financieel kader bestrijkt een breed spectrum van externe acties, zoals ontwikkelingssamenwerking, pretoetredingssteun en humanitaire hulp.


Diagram: Belangrijkste programma's die in 2018 zijn gefinancierd onder begrotingsonderdeel 4, Europa als wereldspeler. Alle bedragen in miljoen euro. De categorie "Andere programma's" omvat onder meer Macrofinanciële bijstand (MFB), Garantiefonds voor extern optreden, Uniemechanisme voor civiele bescherming, EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp (EUAV), Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO), Partnerschapsinstrument (PI), Instrument voor samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid (INSC), Gedecentraliseerde agentschappen, Andere acties en programma's, Proefprojecten en voorbereidende acties, Acties die worden gefinancierd op grond van de prerogatieven en specifieke bevoegdheden van de Commissie.

Bron: Europese Commissie.

10,4 miljard euro aan in de begroting opgenomen vastleggingskredieten (6 % van de totale EU-begroting 2018) is toegewezen aan programma's die verband houden met Europa als wereldspeler. De ontwikkelingshulp van de EU wordt versterkt door het Europees Ontwikkelingsfonds, dat niet uit de EU-begroting maar door directe bijdragen van de EU-lidstaten wordt gefinancierd.

De Europese Unie en haar lidstaten bleven de grootste verstrekker van officiële ontwikkelingshulp ter wereld: 74,4 miljard euro in 2018.


Figuur: Bijdrage aan de officiële ontwikkelingshulp

Bron: Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). De bedragen omvatten de door de lidstaten buiten de EU-begroting om verleende hulp.

Instrument voor pretoetredingssteun

Doelstellingen van het programma

Het instrument voor pretoetredingssteun ( 261 ) ondersteunt kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten bij de bepaling en uitvoering van de politieke, institutionele, juridische, administratieve, sociale en economische hervormingen die nodig zijn om te voldoen aan de waarden van de EU en om zich geleidelijk aan te passen aan de regels, normen, beleidslijnen en praktijken van de EU met het oog op het EU-lidmaatschap. Het instrument draagt bij tot de stabiliteit, veiligheid en welvaart in de begunstigde landen ( 262 ). Het biedt de burgers van de begunstigde landen betere kansen en maakt het mogelijk normen te ontwikkelen die gelijk zijn aan die in de EU. Op vijf beleidsterreinen wordt financiële steun verleend: a) hervormingen ter voorbereiding op het EU-lidmaatschap en de daarmee samenhangende institutionele en capaciteitsopbouw, b) sociaal-economische en regionale ontwikkeling, c) werkgelegenheid, sociaal beleid, onderwijs, bevordering van gendergelijkheid en ontwikkeling van het menselijk potentieel, d) landbouw en plattelandsontwikkeling en e) regionale en territoriale samenwerking.

Steun voor politieke hervormingen.Steun voor economische, sociale en territoriale ontwikkeling met het oog op slimme, duurzame en inclusieve groei.
Versterking van het vermogen van begunstigde landen om te voldoen aan de verplichtingen van het EU-lidmaatschap door ondersteuning van de geleidelijke aanpassing aan en goedkeuring, uitvoering en handhaving van het acquis van de EU.Versterking van de regionale integratie en territoriale samenwerking met de begunstigde landen, de lidstaten en, waar passend, derde landen.

Uitvoering en recentste verwezenlijkingen

De agenda van 2018 stond in het teken van de goedkeuring op 6 februari 2018 van een strategie voor 'Een geloofwaardig vooruitzicht op toetreding en een grotere EU-betrokkenheid bij de Westelijke Balkan' ( 263 ) die tot doel heeft een nieuwe hervormingsdynamiek op de Westelijke Balkan op gang te brengen en de voorbereidingen voor een succesvolle toetreding tot de EU beter te ondersteunen. In de strategie werd een alomvattend actieplan met 57 acties voorgesteld op basis van zes vlaggenschipinitiatieven ter ondersteuning van het overgangsproces van de landen van de westelijke Balkan: rechtsstaat, veiligheid en migratie, sociaal-economische ontwikkeling, connectiviteit, digitale agenda en verzoening en goede betrekkingen met de buurlanden.

In de loop van 2018 werd in alle vlaggenschipinitiatieven van de strategie vooruitgang geboekt. De acties die de Commissie, EU-agentschappen en EU-lidstaten hebben ondernomen om de strategie te verwezenlijken, omvatten onder meer: versterkte politieke dialoog (vergaderingen en bezoeken op hoog niveau), nauwere samenwerking tussen de partners van de Westelijke Balkan en verschillende EU-agentschappen, afstemming en versterking van financieringsinstrumenten van de EU (bijv. het investeringskader voor de Westelijke Balkan en zijn Garantiefonds), openstelling van en bevordering van de toegang tot EU-programma's (Creatief Europa, Connecting Europe Facility of het programma Europa voor de burger), versterkte capaciteitsopbouw en heroriëntatie van de financiële betrokkenheid in het kader van het instrument voor pretoetredingssteun.

Een belangrijke factor in de bovengenoemde context is het verbeteren van de connectiviteit binnen de Westelijke Balkan en tussen de Westelijke Balkan en de EU. Er is verdere vooruitgang geboekt op het gebied van de agenda voor connectiviteit ( 264 ): in het kader van het instrument voor pretoetredingssteun is voor de periode 2015-2020 een bedrag van 1 miljard euro gereserveerd voor investeringen in connectiviteit en voor technische bijstand. Na de Westelijke Balkan-toppen (Wenen 2015, Parijs 2016, Triëst 2017 en Sofia/Londen 2018) verstrekte het instrument 700 miljoen euro voor connectiviteitsprojecten in de vervoers- en/of energiesector, wat in totaal meer dan 2,4 miljard euro aan investeringen heeft gemobiliseerd. Bijzondere nadruk werd gelegd op de voorbereiding en financiering van concrete projecten voor investeringen in regionale infrastructuur, op de invoering van technische normen en op de uitvoering van begeleidende hervormingsmaatregelen. Bijvoorbeeld het op één lijn brengen en vereenvoudigen van grensovergangsprocedures, spoorweghervormingen, informatiesystemen, verkeersveiligheidsprogramma's en onderhoudsprogramma's. Verwachte resultaten zijn onder meer de bouw of modernisering van: 450 km elektriciteitsleidingen en bijbehorende onderstations, 108 km gasleidingen, 320 km spoorlijnen en stations, 141 km snelwegen, twee grensbruggen en twee havens.

Wat migratie betreft, is het aantal irreguliere migranten in de landen van de Westelijke Balkan aanzienlijk gedaald. De smokkelactiviteiten zijn echter blijven toenemen en er zijn nieuwe subroutes ontstaan. De EU is financiële steun blijven verlenen aan de landen langs de westelijke Balkanroute die onder migratiedruk staan. In het kader van het instrument voor pretoetredingssteun zijn middelen toegewezen voor de ondersteuning van (met name) Bosnië en Herzegovina, Noord-Macedonië en Servië, en voor het beheer van de migratiestroom. Naarmate de aard van de crisis veranderde, is de steun meer gericht op een structurele aanpak om de omstandigheden in de opvangcentra te verbeteren. Tegelijkertijd worden de bestrijding van smokkel en de verbetering van de grenscontroles op regionaal niveau ondersteund.

Hieronder volgen enkele voorbeelden van concrete resultaten die in 2018 in het kader van het instrument voor pretoetredingssteun werden geboekt.

De Svilaj-brug die Bosnië en Herzegovina met Kroatië verbindt

De bouwwerkzaamheden voor de aansluiting van de benedenstroomse brug over de Sava in Corridor Vc bij Svilaj werden eind februari 2019 met succes afgerond. De nieuwe grensbrug maakt deel uit van het eerste connectiviteitsproject dat in 2015 in het kader van de agenda voor connectiviteit werd goedgekeurd en via het investeringskader voor de Westelijke Balkan wordt gefinancierd. De EU heeft via het instrument voor pretoetredingssteun 25,1 miljoen euro aan subsidies verstrekt voor de totale investering van 109,5 miljoen euro.


Ondersteuning van de hervormingen in de justitiële sector

In Albanië heeft de Commissie het Internationaal Monitoringbureau ingeschakeld om toezicht te houden op de herbeoordeling van rechters en aanklagers ("justitiële toetsing"). De belangrijkste monitoringactiviteiten worden uitgevoerd door een team van internationale waarnemers (zeven uit de lidstaten van de EU en één uit de Verenigde Staten), die betrokken zijn bij alle fasen van de werkzaamheden van de binnenlandse instellingen die belast zijn met de justitiële toetsing. De justitiële toetsing heeft concrete resultaten opgeleverd. Er zijn meer dan 200 onderzoeksdossiers behandeld en ongeveer 100 besluiten genomen. Gemiddeld wordt voor elke in functie bevestigde magistraat één magistraat ontslagen. Het Internationaal Monitoringbureau heeft een cruciale externe en onafhankelijke monitoring van het proces van justitiële toetsing gegarandeerd, wat de algemene geloofwaardigheid van deze inspanning ten goede komt.


Regionaal huisvestingsprogramma

In 2018 droeg de EU 40 miljoen euro extra bij aan het regionale huisvestingsprogramma( 265 ).  Dit brengt de totale steun op 287 miljoen euro, waarvan de EU de grootste donor is met 234 miljoen euro of meer dan 80  % van alle bijdragen.

Eind 2018 had het regionale huisvestingsprogramma 12 000 mensen in nood voorzien van kwalitatief hoogwaardige en duurzame woningen (bijna 4 000 wooneenheden). Het programma heeft ook extra hulp geboden om het leven van deze geherhuisveste mensen te verbeteren, onder meer door ervoor te zorgen dat zij toegang hebben tot diensten (gezondheidszorg, onderwijs, enz.) en dat zij hun rechten (pensioenen, toelagen, papieren, enz.) kunnen genieten. Daarnaast heeft het programma meer dan 30 000 banen ondersteund en 1 000 contracten ondertekend met lokale bedrijven. Het heeft ook de vaardigheden van werknemers verbeterd en heeft met lokale bedrijven en lokale overheden samengewerkt om betere diensten te leveren.

Beoordeling en evaluatie

In 2018 heeft de Europese Commissie twee thematische evaluaties afgerond die betrekking hadden op de uitbreiding van de EU met nieuwe lidstaten ("uitbreiding") en op de nabuurschapsregio.

De evaluatie van de EU-steun voor de hervorming van de veiligheidssector in uitbreidings- en nabuurschapslanden (met betrekking tot de periode 2010-2016) werd uitgevoerd om de democratische verantwoordingsplicht en transparantie te helpen versterken en om het beleid en de praktijk te verbeteren via empirisch onderbouwd leren. In de evaluatie werd bevestigd dat de EU positieve effecten heeft bereikt door het bevorderen van de waarden en belangen van de EU in de uitbreidings- en nabuurschapsregio's. Uit de evaluatie zijn beleidsaanbevelingen naar voren gekomen die erop gericht zijn de rol van de EU als strategische speler te versterken, de nationale eigen verantwoordelijkheid te versterken, de doeltreffendheid van financieringsprocedures te verbeteren en betere resultaten te bereiken.

Bij de evaluatie van EU-steun voor sociale bescherming in het externe optreden (met betrekking tot de periode 2007-2013) is beoordeeld in welke mate deze steun heeft bijgedragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van EU-samenwerking op het gebied van sociale bescherming. De conclusie van de evaluatie luidde dat de EU een brede strategische aanpak met meer aandacht voor duurzaamheid moet bevorderen, moet overwegen haar steun voor sociale bescherming op te voeren en de ontwikkeling van passende monitoring- en evaluatiesystemen moet ondersteunen.

De politieke prioriteiten van de Europese Commissie worden nog steeds ondersteund via de interventies in 2019 in het kader van het instrument voor pretoetredingssteun II, met name de fundamentele aspecten van de uitbreiding zoals de rechtsstaat en democratisch bestuur, economische groei en werkgelegenheid, alsook andere belangrijke prioriteiten zoals veiligheid en de agenda voor connectiviteit. De prioriteiten die voortkomen uit de toespraak over de staat van de Unie en de prioriteiten die in de strategie voor de Westelijke Balkan ( 266 ) van februari 2018 zijn vastgesteld, zullen worden weerspiegeld in de programma's voor 2019 en 2020. Na de goedkeuring van de strategie voor de Westelijke Balkan, van de verklaring van Sofia ( 267 ) en van het uitbreidingspakket zal meer aandacht worden besteed aan de regionale dimensie van concurrentievermogen, onderzoek en innovatie en aan de maatregelen die de landen moeten nemen om de regionale economische ruimte tot stand te brengen. Steun voor onderwijs en werkgelegenheid blijft ook een prioriteit, met acties ter ondersteuning van de hervorming van de beroepsopleidingsstelsels, alsmede diensten voor arbeidsvoorziening en sociale diensten die gericht zijn op jongeren, vrouwen en kwetsbare groepen (met inbegrip van de Roma).

De continuïteit moet worden gewaarborgd in het kader van het meerjarig financieel kader 2021-2027. Het sterke, op prestaties gebaseerde element wordt gehandhaafd en vereenvoudigd om de monitoring en rapportage te vergemakkelijken en een echte stimulans voor de begunstigden te bieden.

Europees nabuurschapsinstrument

Doelstellingen van het programma

De totstandbrenging van een ruimte van gedeelde welvaart en goed nabuurschap tussen de EU en de partnerlanden door de ontwikkeling van bijzondere betrekkingen die berusten op samenwerking, vrede en veiligheid, een wederzijdse verantwoordingsplicht en gedeelde inzet voor universele waarden als democratie, de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten overeenkomstig het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU).

Het Europees nabuurschapsinstrument ( 268 ) is het belangrijkste financiële instrument voor de uitvoering van het Europees nabuurschapsbeleid ( 269 ), dat politieke en economische hervormingen ondersteunt om een ruimte van stabiliteit, veiligheid en welvaart tot stand te brengen in de directe omgeving van de EU. Het instrument ondersteunt belangrijke prioriteiten in de bilaterale betrekkingen tussen de EU en haar buurlanden ( 270 ): democratie en rechtsstaat, duurzame economische ontwikkeling, veiligheid en migratie en mobiliteit.

Bevordering van de mensenrechten en fundamentele vrijheden, de rechtsstaat, de beginselen van gelijkheid en de bestrijding van discriminatie in al haar vormen.Geleidelijke integratie in de interne markt van de EU en versterkte sectorale en sectoroverschrijdende samenwerking.
Totstandbrenging van de voorwaarden voor een betere organisatie van legale migratie en bevordering van een goed beheerde mobiliteit van mensen.Ondersteuning van slimme, duurzame en inclusieve ontwikkeling in alle aspecten.
Bevordering van vertrouwenwekkende maatregelen, goede nabuurschapsbetrekkingen en andere maatregelen die bijdragen tot de veiligheid in al haar vormen en tot het voorkomen en oplossen van conflicten.Versterking van de samenwerking tussen subregio's en regio's en op het niveau van het hele Europese nabuurschapsgebied en van grensoverschrijdende samenwerking.

Uitvoering en recentste verwezenlijkingen

In 2018 werd 2,38 miljard euro vastgelegd voor bilaterale, regionale en grensoverschrijdende samenwerkingsprogramma's (inclusief projecten via de EU-trustfondsen: Regionaal Trustfonds van de Europese Unie in respons op de Syrische crisis, Noodtrustfonds van de Europese Unie voor stabiliteit en de aanpak van de diepere oorzaken van onregelmatige migratie en ontheemding in Afrika en de investeringsfaciliteit voor het nabuurschapsbeleid), waarmee wordt gereageerd op de uitdagingen die in het kader van het nabuurschapsbeleid zijn vastgesteld.

In overeenstemming met het herziene Europees nabuurschapsbeleid ( 271 ) blijft stabilisatie de belangrijkste politieke doelstelling in de landen van het Zuidelijk Nabuurschap. Deze doelstelling komt dichterbij door ondersteuning van economische groei, goed bestuur, de rechtsstaat, de naleving van de mensenrechten, de verbetering van de veiligheid en de samenwerking met partnerlanden op het gebied van migratie en mobiliteit.

Het instrument is een flexibel en responsief instrument gebleken om politieke prioriteiten aan te pakken en te reageren op langdurige crises (vluchtelingencrisis, crises in Syrië en Oekraïne).

Het Europees nabuurschapsinstrument is cruciaal geweest in de respons van de EU op crises in de landen van het Zuidelijk Nabuurschap.

Via het Europees nabuurschapsinstrument heeft de EU gereageerd op de Syrische crisis door de bredere behoeften van de Syrische bevolking in Syrië en in zijn buurlanden Irak, Jordanië en Libanon te ondersteunen. Een deel van die financiering is bestemd voor de uitvoering van het Regionaal Trustfonds van de Europese Unie in respons op de Syrische crisis. Per 30 september 2018 werden meer dan 1,9 miljoen personen ondersteund via de verschillende projecten. Deze gegevens zijn gebaseerd op de eerste 40 projecten van het EU-trustfonds, wat neerkomt op een financiering van 800 miljoen euro. Het EU-trustfonds is voornamelijk actief in Irak, Jordanië, Libanon en Turkije en richt zich op de gebieden onderwijs, levensonderhoud, gezondheid en water, sanitaire voorzieningen en hygiëne.

De acties die verband houden met onderwijs en bescherming vorderen goed. Meer dan 200 000 kinderen en jongeren hebben nu toegang tot basis- en hoger onderwijs, psychosociale ondersteuning en bescherming tegen gendergerelateerd geweld. De totale resultaten tot nu toe voor de onderwijssector zijn 180 356 personen met toegang tot basisonderwijs; 12 646 opgeleide leraren; 177 onderwijsfaciliteiten gebouwd of gerenoveerd; en 6 501 jongeren met toegang tot hoger en voortgezet onderwijs.

Het Europees nabuurschapsinstrument financiert Regionale Trustfondsen van de EU samen met andere instrumenten, zoals het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking. Bijvoorbeeld het Regionaal Trustfonds van de Europese Unie in respons op de Syrische crisis, dat een beter levensonderhoud voor vluchtelingen en gastgemeenschappen bevordert door het verhogen van de inzetbaarheid, het vergroten van de financiële capaciteit en het verbeteren van de productieve capaciteit van de doelgroepen. De resultaten op het gebied van levensonderhoud zijn tot nu toe ten goede gekomen aan 75 317 personen en 738 organisaties, namelijk micro-, kleine en middelgrote ondernemingen in de regio.

Dit EU-trustfonds gaf 856 889 personen toegang tot gezondheidszorg, bood 3 838 gezondheidswerkers een opleiding en leverde apparatuur aan, of zorgde voor de renovatie van, 66 centra voor eerstelijnsgezondheidszorg en ziekenhuizen in de regio. Op het gebied van water, sanitaire voorzieningen en hygiëne kwam het EU-trustfonds ten goede aan 59 944 mensen. In totaal zijn 37 (van de 128 geplande) water- en afvalwaterinstallaties voltooid.

Als specifiek instrument om de migratiecrisis in de buurlanden van de EU aan te pakken, is de reikwijdte van het Noodtrustfonds van de Europese Unie voor stabiliteit en de aanpak van de diepere oorzaken van onregelmatige migratie en ontheemding in Afrika ( 272 )) aanzienlijk blijven toenemen met de goedkeuring in 2018 van 10 nieuwe programma's – goed voor een bedrag van 285 miljoen euro – voor meer dan vijf landen, waaronder bijdragen aan twee regio-overschrijdende programma's en de uitbreiding van lopende acties. In Libië heeft de EU haar steun voor lokaal bestuur en gemeenten in 2018 opgevoerd, waardoor de totale EU-bijdrage aan Libische gemeenten in 2018 op meer dan 100 miljoen euro werd gebracht; deze steun was gericht op 49 gemeenten (d.w.z. 42 % van alle Libische gemeenten). De activiteiten zijn verspreid over het hele land, zijn gericht op verschillende regio's en concentreren zich op de capaciteitsopbouw van gemeentelijke autoriteiten en de versterking van de betrekkingen tussen gemeentelijke actoren: zowel overheids- als niet-overheidsactoren.

De Europese Rekenkamer heeft het EU-trustfonds voor Afrika gecontroleerd en heeft in haar speciaal verslag ( 273 ) geconcludeerd dat het Noodtrustfonds van de Europese Unie voor stabiliteit en de aanpak van de diepere oorzaken van onregelmatige migratie en ontheemding in Afrika een flexibel instrument is, maar dat de opzet ervan gerichter moet zijn. De Rekenkamer heeft vastgesteld dat dit trustfonds sneller was in het opstarten van projecten dan traditionele instrumenten en dat het er over het geheel genomen in geslaagd is de uitvoering van projecten te versnellen. De Rekenkamer heeft vastgesteld dat de kwaliteit van de doelstellingen van het EU-trustfonds voor Afrika, de selectieprocedure voor projecten, de snelheid van uitvoering en de monitoring van het trustfonds voor verbetering vatbaar zijn.

De EU blijft een belangrijke partner voor de landen van het Oostelijk Partnerschap. De top van het Oostelijk Partnerschap in Brussel luidde het begin in van een nieuwe benadering van dit nauwe partnerschap door de goedkeuring van de '20 resultaten tegen 2020' ( 274 ), waarin gezamenlijk overeengekomen doelstellingen voor lopende hervormingen in de partnerlanden zijn vastgesteld op vier prioritaire gebieden: een sterkere economie, een betere governance, een grotere connectiviteit en een sterkere samenleving.

Het Europees nabuurschapsinstrument heeft de volgende concrete resultaten bereikt.

·Sinds de start van het Oostelijk Partnerschap in 2009 heeft de EU meer dan 70 000 ondernemingen gesteund, voor 2 miljard euro aan leningen gedekt en meer dan 28 000 banen gecreëerd.

·Erasmus+ heeft sinds 2009 meer dan 30 000 studenten en academische medewerkers uit landen van het Oostelijk Partnerschap in staat gesteld om in EU-landen te studeren of les te geven. In september 2018 opende de eerste Europese school buiten de grenzen van de EU haar deuren en verwelkomde ze haar eerste 30 studenten. De voorbereidingen voor het tweede jaar lopen.

·"EU4Business" – een overkoepelend initiatief dat alle EU-steun voor kleine en middelgrote ondernemingen in de regio van het Oostelijk Partnerschap omvat – verbetert zowel de toegang tot financiering als het ondernemingsklimaat voor kleine en middelgrote ondernemingen in de regio. Met een actieve portefeuille van meer dan 260 miljoen euro aan EU-steun (als aanvulling op andere vormen van steun) heeft EU4Business meer dan 57 000 kleine en middelgrote ondernemingen ondersteund (nog eens 50 000 bedrijven zullen in de komende jaren verdere steun ontvangen).

·In 2016 werd besloten om de trans-Europese vervoersnetwerken tegen 2030 door te trekken naar het Oostelijk Nabuurschap als concrete stap naar betere verbindingen en een gestroomlijnde aanpak van investeringen in infrastructuur. Dit besluit vormt een aanvulling op hervormingen in de sector die het vervoer veiliger en milieuvriendelijker maken.

·Meer dan 300 gemeenten in de landen van het Oostelijk Partnerschap, die samen 20 miljoen inwoners tellen, hebben het Burgemeestersconvenant ondertekend. Dit zal de CO2-uitstoot tegen 2020 met bijna 20 miljoen ton verminderen, wat neerkomt op het planten van bijna 500 miljoen bomen.

Beoordeling en evaluatie

Volgens de tussentijdse evaluatie ( 275 ) is het Europees nabuurschapsinstrument over het algemeen relevant en geschikt voor zijn doel. Het heeft de EU in staat gesteld het herziene nabuurschapsbeleid uit te voeren. Het instrument heeft ook bewezen dat het flexibel kan reageren op de vele crises en nieuwe uitdagingen in het nabuurschap, met name in Oekraïne en Tunesië.

In 2018 heeft de Commissie een effectbeoordeling ( 276 ) uitgevoerd die betrekking had op de gehele rubriek van extern optreden 'Europa als wereldspeler' in het kader van het meerjarig financieel kader 2014-2020. De conclusie van de effectbeoordeling luidde met name dat het voor de meeste externe instrumenten (behalve die met een zeer specifiek karakter) interessant zou zijn om ze te integreren in één instrument, waaronder het Europees nabuurschapsinstrument. Een breed instrument zou een bredere geografische en thematische aanpak mogelijk maken, die de uitvoering van verschillende beleidsmaatregelen op transregionale, multisectorale en mondiale manier vergemakkelijkt. De EU zou een consistente respons en wederzijds voordeel kunnen bevorderen, zonder thematische en geografische benaderingen.

In dat verband heeft de Commissie op 14 juni 2018 een voorstel tot tot vaststelling van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking aangenomen ( 277 ). In het nieuwe instrument wordt voorgesteld om de belangrijkste specifieke kenmerken van het speciale partnerschap met de partners van het ENB-programma te behouden en tegelijkertijd te zorgen voor meer samenhang, wederzijds voordeel ("synergieën"), flexibiliteit en vereenvoudiging. Het instrument bevat een hoofdstuk dat aan de nabuurschapsregio is gewijd en dat specifieke bepalingen bevat die van toepassing zijn op de landen van het Oostelijk en Zuidelijk Nabuurschap. Deze specifieke kenmerken en kernbeginselen worden gehandhaafd en versterkt, met name de op prestaties gebaseerde aanpak ("meer voor meer") en de differentiatieaanpak, waardoor stimulansen worden geboden voor gezamenlijk overeengekomen politieke en economische hervormingen. Voorgesteld wordt ook de grensoverschrijdende samenwerking tussen lidstaten van de EU en partnerlanden in zowel het Oostelijk als Zuidelijk Nabuurschap voort te zetten, gezien de zeer positieve resultaten die tot nu toe zijn bereikt.

Financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking

Doelstellingen van het programma

Het voornaamste doel van het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking ( 278 ) is de vermindering en, op lange termijn, uitbanning van armoede. Het instrument draagt bij tot de verwezenlijking van een reeks doelstellingen van het externe optreden van de EU, met name: het bevorderen van duurzame economische, sociale en ecologische ontwikkeling, de democratie, de rechtsstaat, goed bestuur en de eerbiediging van de mensenrechten; het bewaren van de vrede en het voorkomen van conflicten; het verbeteren van de kwaliteit van het milieu en het bevorderen van een duurzaam beheer van de mondiale natuurlijke hulpbronnen; het verlenen van hulp aan bevolkingsgroepen, landen en regio's die te kampen hebben met natuurrampen of door de mens veroorzaakte rampen; en het bevorderen van een internationaal bestel dat gebaseerd is op intensievere multilaterale samenwerking, en van goed mondiaal bestuur. Via het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking wil de EU er ook voor zorgen dat zowel de positieve als negatieve effecten van migratie op ontwikkeling tot uiting komen in nationale en regionale ontwikkelingsstrategieën. In het kader van dit instrument wordt ook hulp verleend aan landen die het migratiebeheer willen versterken met het oog op het bereiken van ontwikkelingsresultaten.

Het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking is er voor alle ontwikkelingslanden, behalve voor de landen die in aanmerking komen voor financiering in het kader van het instrument voor pretoetredingssteun. Het bestaat uit drie componenten:  i de geografische programma's;  i de thematische programma's ter financiering van (2.1) mondiale collectieve goederen en steun (2.2) maatschappelijke organisaties en lokale overheden;  i het pan-Afrikaanse programma, waarmee de uitvoering van de gemeenschappelijke strategie Afrika-EU wordt gefinancierd.

Overkoepelend doel: de vermindering en, op lange termijn, uitbanning van armoede

Bevorderen van duurzame economische, sociale en ecologische ontwikkeling.Consolideren en ondersteunen van de democratie, de rechtsstaat, goed bestuur, de mensenrechten en de relevante beginselen van het internationale recht.

Uitvoering en recentste verwezenlijkingen

In 2018 werd 2,981 miljard euro toegewezen aan het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking. De voor de periode 2014-2020 toegewezen middelen bedragen 19,661 miljard euro ( 279 ). Het programma wordt uitgevoerd via direct (voornamelijk subsidies) en indirect beheer in samenwerking met internationale organisaties, instanties van de lidstaten en begunstigde landen.

De bilaterale hulp van de EU in het kader van het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking is in toenemende mate gericht op de landen die deze hulp het meest nodig hebben. Soortgelijke prioriteiten worden op nationaal niveau gesteld door de hulp te concentreren op een beperkt aantal sectoren in elk partnerland.

Uitdagingen die van invloed zijn op de prestaties van programma's voor ontwikkelingssamenwerking ( 280 )

In de loop van het moeilijke jaar 2018 hebben verschillende crises de reeds kwetsbare en onstabiele contexten waarmee veel van de partnerlanden worden geconfronteerd nog verergerd. Een groot aantal partnerlanden is nog steeds kwetsbaar, onder meer als gevolg van politieke problemen, conflicten, corruptie en zwakke regeringen. Crisissituaties, politieke volatiliteit en economische instabiliteit brengen de uitvoering van programma's in gevaar (met name op 'gevoelige' gebieden zoals mensenrechten, democratie, migratie en veiligheid), waardoor weerbaarheidsmaatregelen nog noodzakelijker worden. De steeds kleiner wordende ruimte voor het maatschappelijk middenveld, de rechtsstaat, de democratie en de mensenrechten ondermijnt de resultaten en verzwakt onze partners. Transnationale kwesties, waaronder terrorisme en irreguliere migratie, bleven zich ontwikkelen en werden steeds belangrijker. Crises en/of incidenten op het gebied van politiek en veiligheid hadden in 2018 gevolgen voor de werkzaamheden van EU-delegaties in verschillende landen. Al deze onderliggende bedreigingen en veeleisende omstandigheden vormden grote uitdagingen voor partnerlanden, voor de door de Commissie beheerde samenwerkingsprogramma's en voor de werkzaamheden van de EU-delegaties.

EU-delegaties staan voor bijzondere uitdagingen bij het aanwerven van ervaren en gekwalificeerd personeel, wat ertoe leidt dat vacatures maandenlang openstaan en moeilijk te beheren zijn, vooral gezien de reeds zware werklast. Deze moeilijkheden bij het aanwerven van personeel zijn nog groter in landen die het zwaar te verduren hebben of waar onveiligheid heerst.

Veel van de regio's zijn ook gevoelig voor rampen die verband houden met de klimaatverandering en zijn bijzonder kwetsbaar voor natuurrampen en de negatieve gevolgen van de klimaatverandering.

EU-trustfonds voor Colombia

In Colombia is steun voor vredesopbouw al twintig jaar een centraal element in de betrekkingen tussen de EU en Colombia en alle partijen erkennen de EU als een belangrijke ondersteunende actor in het Colombiaanse vredesakkoord. De steun wordt hoofdzakelijk verstrekt via het EU-trustfonds voor Colombia, dat in 2018 contracten heeft gesloten voor 18 projecten die samen 59,5 miljoen euro steun ontvingen. Alle projecten zijn gericht op plattelandsontwikkeling in de armste en meest door conflicten getroffen regio's, door het herintegreren van voormalige strijders; het stimuleren van de economische activiteit en productiviteit; en het herstellen van het sociale weefsel.

EU-trustfonds voor Afrika

Het EU-trustfonds voor Afrika heeft tot doel migratie en gedwongen ontheemding aan te pakken en de sociaal-economische ontwikkeling te stimuleren door bij te dragen tot onder meer het creëren van nieuwe, fatsoenlijke banen in veel Afrikaanse partnerlanden. Op 31 december 2018 waren in het kader van het trustfonds 187 projecten in de Sahel en de regio rond het Tsjaadmeer, de Hoorn van Afrika en Noord-Afrika goedgekeurd ter waarde van 3 589,9 miljoen euro. Het programma is gericht op de ondersteuning van een groot aantal productieve en fatsoenlijke banen, onder meer door middel van beroepsonderwijs en -opleidingen, en op de uitbreiding van de sociale bescherming door het invoeren van nationaal vastgestelde socialebeschermingsstelsels en -niveaus.

Bêkou-trustfonds voor de Centraal-Afrikaanse Republiek

Het Bêkou-trustfonds voor de Centraal-Afrikaanse Republiek draait om humanitaire hulp en ontwikkeling en speelt een unieke rol bij het bevorderen van stabilisatie en vrede door het scheppen van werkgelegenheid; het verstrekken van basisdiensten; het bevorderen van de sociale dialoog; en het weerbaarder maken van gemeenschappen. Met meer dan 694 000 intern ontheemden en 543 000 vluchtelingen in de buurlanden is de veilige terugkeer van burgers en hun re-integratie in de gemeenschappen een hoeksteen van de vredesopbouw in de Centraal-Afrikaanse Republiek.

Instrumentarium voor beroepsonderwijs en -opleiding

Een van de belangrijke verwezenlijkingen in 2018, met name wat de inzetbaarheid van jongeren betreft, is de lancering van het instrumentarium voor beroepsonderwijs en -opleiding. Deze faciliteit levert adviesdiensten om de banden tussen het stelsel van beroepsonderwijs- en -opleiding en het bedrijfsleven in de partnerlanden te versterken en zo bij te dragen tot de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen 4 (kwaliteitsonderwijs) en 8 (fatsoenlijk werk en economische groei). Dit is een voorbeeld van de meer omvattende aanpak van werkgelegenheid, zoals bepleit in de mededeling ( 281 ) over een nieuwe Afrikaans-Europese alliantie voor duurzame investeringen en banen die in september 2018 door voorzitter Juncker werd aangekondigd.

Het Wereldwijd bondgenootschap tegen klimaatverandering + ( 282 )

Het Wereldwijd bondgenootschap tegen klimaatverandering + ( 283 ) is een vlaggenschipinitiatief van de EU dat bijdraagt tot de verwezenlijking van duurzame-ontwikkelingsdoelstelling 13 (klimaatactie). Het wordt gebruikt om de partnerlanden die het meest kwetsbaar zijn voor de klimaatverandering (voornamelijk kleine eilandstaten in ontwikkeling en minst ontwikkelde landen) te helpen zich weerbaarder te maken tegen de gevolgen van de klimaatverandering.

T


Diagram: Het Wereldwijd bondgenootschap tegen klimaatverandering + — geografische spreiding van projecten sinds de start van het programma ( 284 ).

Bron: Jaarlijks activiteitenverslag 2018, directoraat-generaal Internationale Samenwerking en Ontwikkeling, blz. 16.

De nieuwe projecten die in 2018 werden goedgekeurd, omvatten 10 landenacties en een meerlandenprogramma (de Local Climate Adaptive Living Facility), om de toegang van lokale overheden tot klimaatfinanciering te verbeteren.

Switch to Green ( 285 )

De Commissie is steun blijven verlenen aan 'Switch to Green', het vlaggenschipinitiatief van de EU inzake groene economie, waarvoor de EU de afgelopen tien jaar ongeveer 300 miljoen euro heeft uitgetrokken. De recente evaluatie ( 286 ) van de EU-samenwerking op het gebied van groene economie resulteerde in positieve conclusies over 'Switch to Green', waarbij met name werd gewezen op 'het grote effect ervan in termen van de invoering van duurzame consumptie- en productiepraktijken en de toename van investeringen door micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, die met name bijdragen tot het scheppen van groene banen' ( 287 ).

Afrikaanse landen hebben een reëel economisch belang bij investeringen in zonne-energie. Meer zonne-energie in de energiemix zal de overheidsfinanciën bevrijden van de structurele tekorten van de openbare elektriciteitsbedrijven. Er zijn succesvolle eerste stappen gezet op het gebied van hernieuwbare energie, met name in West-Afrika. Aan het net gekoppelde zonne-energie-installaties en windturbines die momenteel worden voorbereid, worden gebouwd of in bedrijf zijn, zullen meer dan 600 megawatt genereren.

In 2018 werd de 33 megawattpiek van de door de EU medegefinancierde zonne-energiecentrale in Zagtouli (Burkina Faso) volledig operationeel.

De EU medefinanciert momenteel vijf andere zonnecentrales in West-Afrika: Gorou Banda en Agadez (Niger), Defissol (Benin), Odienné (Ivoorkust) en Bauchi (Nigeria). In totaal dragen de EU-middelen bij aan een extra zonne-energieproductie van 206 megawattpiek in West-Afrika.

Beoordeling en evaluatie

Bij de tussentijdse evaluatie ( 288 ) van het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking werd geoordeeld dat het instrument nog steeds algemeen relevant en geschikt is voor zijn doel. Het is in grote lijnen in overeenstemming met het nieuwe beleid (bijv. de nieuwe Europese consensus inzake ontwikkeling en de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling), hoewel de uitvoering van bepaalde prioriteiten in de huidige vorm moeilijk kan zijn. In de evaluatie werd er ook op gewezen dat het er weliswaar naar uitziet dat het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking en andere financieringsinstrumenten voor het externe optreden in overeenstemming zijn met het beleid inzake het externe optreden van de Unie, maar dat een meer strategische aanpak nodig is.

Met dit aandachtspunt werd in 2018 rekening gehouden toen de Commissie een effectbeoordeling uitvoerde met betrekking tot de rubriek van extern optreden 'Europa als wereldspeler' in het kader van het meerjarig financieel kader 2014-2020. Er werd geoordeeld dat de samenvoeging van een aantal instrumenten in één breed instrument de mogelijkheid zou bieden om hun beheer- en monitoringsystemen te rationaliseren en zo de administratieve lasten voor alle belanghebbenden te verlichten. Met een vereenvoudigd toezichtsysteem zouden de betrokken instellingen een beter en vollediger beeld krijgen van de externe uitgaven van de EU. In het kader van het meerjarig financieel kader 2021-2027 wordt het Europees Ontwikkelingsfonds geïntegreerd in een nieuw instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking ( 289 ) dat beantwoordt aan de doelstellingen van het externe optreden van de EU.

Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO)

Het algemene doel van het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling ( 290 ) is bij te dragen tot de doelstellingen van de VN-Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, met name de uitbanning van armoede, en tot de verbintenissen in het kader van het onlangs herziene Europees nabuurschapsbeleid. Door investeringen in Afrika en de nabuurschap te ondersteunen, wil het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling ook specifieke sociaal-economische oorzaken van migratie, met inbegrip van irreguliere migratie, aanpakken en bijdragen tot de duurzame re-integratie van migranten die naar hun land van herkomst terugkeren en tot de versterking van doorreis- en gastgemeenschappen.

De garantie van de Europese Unie voor het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling zal investeringen dekken die door in aanmerking komende tegenpartijen moeten worden uitgevoerd in doelgebieden, de zogenaamde investeringsvensters. Een eerste reeks investeringsvensters omvat: duurzame energie en connectiviteit; financiering van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen; duurzame landbouw, plattelandsontwikkeling en agro-industrie; duurzame steden en digitalisering voor het milieu.

Eind 2018 ( 291 ) werd de eerste garantie ondertekend met de Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO), de Nederlandse ontwikkelingsbank, voor de Nasira( 292 )-risicodelingsfaciliteit ( 293 ). Deze garantie zal met 75 miljoen euro aan EU-middelen tot 1 miljard euro aan investeringen mobiliseren voor ondernemers in Afrika bezuiden de Sahara en de nabuurschap. Verwacht wordt dat dit tot 800 000 banen zal creëren of ondersteunen en ten goede zal komen aan degenen die moeite hebben om toegang te krijgen tot betaalbare leningen, zoals intern ontheemden, vluchtelingen, vrouwen en jongeren.

De garantie van de Europese Unie voor het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling draagt bij tot het verhogen van investeringen in partnerlanden die deze nodig hebben, ook in hoogrisicogebieden en -sectoren. De garantie heeft een veelbelovende start gekend ( 294 ). In dat verband zal het voorstel voor een instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking voor het meerjarig financieel kader na 2020 het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling+ omvatten.  Verwacht wordt dat de integratie van het fonds in het brede instrument het rechtskader zal vereenvoudigen en de efficiëntie van processen en operaties zal verhogen. Het zou de zichtbaarheid van de huidige versnipperde instrumenten verbeteren en een betere communicatie over het effect en de resultaten vergemakkelijken. Er zou een sterkere beleidsafstemming en complementariteit van acties zijn ( 295 ).

EU-programma voor humanitaire hulp

Doelstellingen van het programma

Het programma voor humanitaire hulp is erop gericht hulp en bescherming te bieden aan bevolkingsgroepen die getroffen zijn door natuurrampen of door de mens veroorzaakte rampen. Aangezien de EU en haar lidstaten samen de grootste donor van humanitaire hulp ter wereld zijn, spelen zij een centrale rol bij het aanpakken van humanitaire uitdagingen. Het programma voor humanitaire hulp biedt hulp aan de meest kwetsbare bevolkingsgroepen in landen die in crisis verkeren, met inbegrip van 'vergeten crises' (crises die weinig aandacht krijgen in de media en waarover dus weinig wordt bericht).

Uitvoering en recentste verwezenlijkingen

In 2018 ( 296 ) verstrekte de Europese Commissie in meer dan 90 landen voor meer dan 1,4 miljard euro( 297 ) hulp aan de meest kwetsbare personen, waarmee meer dan 144 miljoen begunstigden werden bereikt ( 298 ).

In 2018 ging meer dan de helft van de begroting voor humanitaire hulp naar de meest kwetsbare landen en werd nog eens 33,9 % uitgetrokken voor 'vergeten crises'. Van de contracten werd 62 % in zeer korte tijd (11 dagen) uitgegeven. Daarnaast heeft de EU zich ertoe verbonden de capaciteit en weerbaarheid van kwetsbare gemeenschappen te versterken en heeft zij een actieplan voor weerbaarheid gelanceerd waarvoor 80 % van de acties op schema ligt ( 299 ).

Als voorbeeld van de reactie van de EU op grote crises blijft de EU levensreddende hulp en steun verlenen aan miljoenen mensen in Syrië. De hulp wordt geleverd vanuit alle humanitaire hubs, ook over grenzen en conflictlijnen heen. De hulp draagt bij tot de levensnoodzakelijke voorziening van voedsel, medicijnen, water en onderdak voor miljoenen Syriërs die rechtstreeks werden getroffen en/of in eigen land ontheemd raakten door het conflict. In buurland Libanon heeft de EU-financiering bijgedragen aan financiële bijstand voor de meest kwetsbare vluchtelingen, levensreddende (secundaire) gezondheidszorg, niet-formeel onderwijs en onderdak (met inbegrip van water, hygiëne en sanitaire voorzieningen) om de levensomstandigheden van de kwetsbare gezinnen die het zwaarst door de ontheemding zijn getroffen te verbeteren. In Turkije en Jordanië steunt de EU de meest kwetsbare vluchtelingen, onder meer door middel van financiële bijstand aangezien dit als de meest kostenefficiënte en waardige methode wordt beschouwd ( 300 ).

De crisis in Jemen ( 301 )

Gedurende het grootste deel van 2018 bleef de situatie in Jemen gekenmerkt door aanhoudende conflicten die de burgerbevolking rechtstreeks troffen en waarbij het internationaal humanitair recht op flagrante wijze werd geschonden. De crisis in Jemen is de grootste humanitaire crisis ter wereld. Eind 2018 hadden volgens de VN 22,2 miljoen mensen behoefte aan humanitaire hulp en/of bescherming.

In 2018 heeft de EU aanzienlijke inspanningen geleverd om haar reactie op de crisis in Jemen op te schalen, met een totale toewijzing van 127,5 miljoen euro. Met deze middelen steunt de EU levensreddende interventies voor door conflicten getroffen bevolkingsgroepen en voor mensen die worden geconfronteerd met voedselonzekerheid, een voedingscrisis of een gezondheidscrisis. Bescherming, logistiek, onderwijs in noodsituaties en pleitbezorging worden geïntegreerd in of ondersteund door op zichzelf staande projecten. Deze hulp is meer dan 14 miljoen kwetsbare personen ten goede gekomen.

Beoordeling en evaluatie

Uit de uitgebreide evaluatie van de humanitaire hulp van de EU in de periode 2012-2016 ( 302 ) is gebleken dat de hulp van de EU een positieve bijdrage heeft geleverd aan het redden van levens, het verminderen van de morbiditeit en het lijden en het verbeteren van de levenskwaliteit van door rampen getroffen bevolkingsgroepen. Door de omvang van de financiering in het kader van humanitaire-hulpacties kon de EU reële resultaten op het terrein boeken en voorzien in de behoeften van een aanzienlijk aantal begunstigden in de hele wereld. In regio's waar de EU slechts beperkte middelen heeft toegewezen in vergelijking met haar totale financiële toewijzing, is uit de evaluatie gebleken dat zij ook een positief effect kon hebben door projecten met een groot hefboomeffect of potentieel multiplicatoreffect te selecteren.

Uit de evaluatie is echter ook gebleken dat er ruimte is voor de Commissie om meer en strategischer samen te werken met belangrijke partners, de procedures te vereenvoudigen en een meer samenhangende en consistente aanpak van humanitaire hulp mogelijk te maken, met name wanneer dit gepaard gaat met een overgang naar meerjarenprogrammering en -financiering. Tegelijkertijd zal de Commissie haar diverse groep kaderpartners nodig blijven hebben, ook die welke relatief klein of middelgroot zijn, gezien hun specifieke geografische aanwezigheid en/of sectorale of thematische expertise ( 303 ). Het EU-programma voor humanitaire hulp zal in het kader van het volgende meerjarenkaderprogramma 2021-2027 noodhulp en levensreddende hulp blijven verlenen aan personen die door een natuurramp of een door de mens veroorzaakte ramp zijn getroffen.

EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp

Het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp brengt vrijwilligers en organisaties uit verschillende landen samen om praktische steun te bieden aan humanitaire-hulpprojecten en om bij te dragen tot de versterking van de lokale capaciteit en weerbaarheid van door rampen getroffen gemeenschappen.

Humanitaire rampen hebben de druk op humanitaire organisaties drastisch verhoogd en er zijn meer gekwalificeerde mensen nodig. Het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp biedt Europese burgers de kans om hun solidariteit te tonen door mee te werken aan humanitaire projecten over de hele wereld, terwijl het organisaties helpt om in hun specifieke personeelsbehoeften te voorzien.

Per december 2018 financierde het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp 728 uitzendende en ontvangende organisaties ( 304 ). Deze steun omvatte de versterking van hun capaciteit, technische bijstand en het beheer van de inzet van vrijwilligers in door rampen getroffen gemeenschappen.

Om de uitvoering van dit programma te ondersteunen, is een platform ontwikkeld (het platform voor EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp ( 305 )) om ruimte te bieden voor de publicatie van vacatures voor vrijwilligerswerk, een discussieforum (voor vrijwilligers, vrijwilligersorganisaties en lokale gastorganisaties) en de publicatie van verhalen uit het veld. Dit platform ondersteunt partnerschappen en samenwerking tussen projecten, 'huisvest' de online vrijwilligersactiviteiten en stelt organisaties in staat om de kennisoverdracht aan, de ontwikkeling en mentoring van en het opstellen van attesten en certificaten voor EU-vrijwilligers voor humanitaire hulp te beheren ( 306 ).

Onder het volgende meerjarig financieel kader (2021-2027) zal het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp naar verwachting worden geïntegreerd in het Europees Solidariteitskorps ( 307 ), met als doel de betrokkenheid van jongeren bij solidariteitsactiviteiten in Europa en daarbuiten te faciliteren in het kader van één enkel EU-instrument. Hierbij zal worden gestreefd naar wederzijds voordeel en naar stroomlijning met andere EU-regelingen voor vrijwilligerswerk, met name het Europees Solidariteitskorps. De Commissie zal ernaar streven meer duidelijkheid te verschaffen aan EU-burgers ( 308 ) die op zoek zijn naar mogelijkheden voor vrijwilligerswerk binnen en buiten de EU.

Europees instrument voor democratie en mensenrechten

Doelstellingen van het programma

Het Europees instrument voor democratie en mensenrechten ( 309 ) verleent steun aan de ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat en van de naleving van alle mensenrechten en fundamentele vrijheden. Het programma helpt het maatschappelijk middenveld om uit te groeien tot een effectieve kracht voor politieke hervorming en verdediging van de mensenrechten. Voortbouwend op zijn belangrijkste kracht – het vermogen om snel te handelen – kan het Europees instrument voor democratie en mensenrechten zich concentreren op gevoelige politieke kwesties en innovatieve benaderingen en kan het rechtstreeks samenwerken met lokale maatschappelijke organisaties die hun onafhankelijkheid van de overheid moeten behouden. Dit maakt een grote mate van flexibiliteit mogelijk en vergroot het vermogen om in te spelen op veranderende omstandigheden.

Het programma beoogt de bescherming, bevordering, uitvoering en monitoring van mensenrechten en fundamentele vrijheden te verbeteren, voornamelijk door steun te verlenen aan relevante maatschappelijke organisaties, mensenrechtenverdedigers en slachtoffers van repressie en misbruik. Tegelijkertijd werkt het Europees instrument voor democratie en mensenrechten aan de consolidatie van de democratie in derde landen door de participatieve en representatieve democratie, de algemene democratische cyclus en de rechtsstaat te versterken en door de betrouwbaarheid van verkiezingsprocessen te verhogen. Het Europees instrument voor democratie en mensenrechten beschouwt de agenda's voor mensenrechten en democratie als onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Het Europees instrument voor democratie en mensenrechten is bedoeld als een niche-instrument dat met name gericht is op het aanpakken van de moeilijkste mensenrechtensituaties en het beschermen van mensenrechtenactivisten en voorvechters van de democratie die risico lopen, het ondersteunen van een aantal van de geselecteerde belangrijkste mensenrechtenactivisten en -processen, en het optreden op gebieden waar de EU een bijzonder belang heeft en meerwaarde biedt (bijvoorbeeld de strijd tegen de doodstraf en de bevordering van correcte verkiezingsprocessen).

Uitvoering en recentste verwezenlijkingen

In 2018 werd in totaal 188 miljoen euro toegewezen voor de bevordering van de democratie en de mensenrechten, uit een totaalbedrag van 1 333 miljoen euro voor de programmeringsperiode 2014-2020 ( 310 ).

Steun voor mensenrechtenverdedigers die risico lopen

ProtectDefenders.eu is het eerste uitgebreide EU-mechanisme voor mensenrechtenverdedigers en is ingesteld om verdedigers die een groot risico lopen en die worden geconfronteerd met de moeilijkste situaties wereldwijd, te beschermen. Dit mechanisme werd in 2015 ingesteld en werd in 2018 uitgebreid met een ongekend budget van 19,95 miljoen euro over een periode van 4 jaar. Het bracht een consortium samen van 12 onafhankelijke maatschappelijke organisaties die gespecialiseerd zijn in de bescherming van mensenrechten en democratie en die wereldwijd actief zijn; het biedt noodhulp, materiële bijstand, tijdelijke herplaatsing, tijdelijk onderdak, opleidingssteun en capaciteitsopbouw voor mensenrechtenverdedigers.


Ondersteuning van de democratie

Het programma 'Supporting Democracy' (4,6 miljoen euro) onder de koepel van het 'Democracy Initiative' (initiatief voor democratie) is gericht op ondersteuning van de EU-delegaties op het gebied van de deelname van het maatschappelijk middenveld aan democratische processen.

Enkele van de tot nu toe bereikte verwezenlijkingen zijn: het in 2016 opgerichte Citizen Observers Forum dat 250 binnenlandse waarnemersorganisaties uit de hele wereld samenbrengt en aldus uitwisselingen tussen collega's vergemakkelijkt en de verklaring van algemene beginselen voor verkiezingswaarnemers bevordert, de opleiding van binnenlandse waarnemers in Afghanistan, de Democratische Republiek Congo, Libanon, Madagaskar en de Maldiven, en de lancering van de jaarlijkse wereldwijde campagne 'EU4Democracy' ter bevordering van de EU-steun voor de democratie in partnerlanden.


Ondersteuning van welbepaalde belangrijke spelers en processen

"Global Campus voor mensenrechten en democratie" (bijdrage van ongeveer 5 miljoen euro per jaar) is een uniek wereldwijd netwerk van meer dan 100 universiteiten die mensenrechten en democratie onderwijzen en bevorderen. De Global Campus, die sinds de oprichting ervan door de EU wordt gesteund, reikt jaarlijks aan meer dan 150 studenten een masterdiploma in mensenrechten en democratie uit, bestrijkt zeven regio's in de wereld ( 311 )  en is een baken van uitmuntendheid op het gebied van mensenrechten- en democratieonderwijs.  

De voortzetting van de steun aan de wereldwijde alliantie van nationale mensenrechteninstellingen en haar vier regionale netwerken (Afrika, Europa, Azië en Latijns-Amerika) van nationale mensenrechteninstellingen (EU-bijdrage van 3,75 miljoen euro voor de periode 2019-2021) is strategisch en opportuun: het advies en de steun die deze netwerken op kerngebieden van het mandaat aan individuele nationale mensenrechteninstellingen verlenen, maken een strategischer, relevanter en effectiever engagement van nationale mensenrechteninstellingen op mondiaal, regionaal en nationaal niveau mogelijk. Het driejarige gerichte programma zal worden beheerd door het Deense instituut voor mensenrechten, zoals gemandateerd door de wereldwijde alliantie van nationale mensenrechteninstellingen. Het programma zal voortbouwen op de resultaten van het vorige programma, dat liep van 2015-2018 en voorzag in broodnodige mogelijkheden voor opleiding en capaciteitsopbouw, uitwisselings- en communicatieplatforms, institutionele ontwikkeling en snelle ondersteuning van nationale mensenrechteninstellingen in nood.

Beoordeling en evaluatie

Volgens de tussentijdse evaluatie ( 312 ) heeft het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (voor 2014-2017) zijn doelstellingen met succes verwezenlijkt en is het een faciliterend, flexibel en responsief instrument. De belangrijkste toegevoegde waarden van dit instrument zijn het onafhankelijke optreden en de wereldwijde dekking, waardoor snel kan worden ingegrepen in de moeilijkste situaties en waardoor synergieën en complementariteit kunnen worden gecreëerd waar andere instrumenten en donoren niet kunnen of willen optreden. Het instrument is erin geslaagd de uitdagingen op het gebied van mensenrechten en democratie aan te pakken, zelfs in de moeilijkste omstandigheden – wat bevestigt dat het Europees instrument voor democratie en mensenrechten meer dan ooit relevant blijft voor de politieke prioriteiten van de EU.

Het instrument wordt ook beoordeeld als over het algemeen efficiënt dankzij de relatief lage administratieve uitgaven en zijn essentiële, ingebouwde flexibele instrumenten (bijv. directe steun aan mensenrechtenverdedigers, directe kleine subsidies, samenwerking met informele partners).

Hoewel het over beperkte middelen beschikt in vergelijking met andere financieringsinstrumenten voor het externe optreden, behoort het tot de kern van de waarden van de EU. Nu de democratie en de mensenrechten meer onder druk komen te staan, kunnen extra middelen nodig zijn.

In het volgende meerjarig financieel kader wordt het Europees instrument voor democratie en mensenrechten geïntegreerd in het nieuwe voorgestelde instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking ( 313 ). Als onderdeel van het brede instrument hebben acties op het gebied van democratie en mensenrechten mogelijk meer toegang tot niet-toegewezen middelen. Op die manier zouden de grenzen met andere instrumenten worden gereduceerd en zouden meer geïntegreerde programmeringsbenaderingen en samenhang met landenacties mogelijk zijn.

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid

Doelstellingen

De operaties van de Europese Unie in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid dragen bij tot de handhaving van de vrede, de preventie van conflicten en de verhoging van de internationale veiligheid.

Er zijn vier soorten acties in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid.

·Het uitvoeren van civiele missies om de stabiliteit te bevorderen en de weerbaarheid te vergroten door de rechtsstaat op strategisch en operationeel niveau in kwetsbare omgevingen te versterken.

·De werkzaamheden van de speciale vertegenwoordigers van de Europese Unie die het beleid en de belangen van de EU in onrustige regio's en landen bevorderen en een actieve rol spelen bij inspanningen om de vrede te consolideren en om de stabiliteit en de rechtsstaat te bevorderen.

·Operationele acties ( 314 ) en ondersteuning van de Europese veiligheids- en defensieacademie ( 315 ).

·Projecten ter bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens (met inbegrip van de systemen voor de lancering ervan) en ter bestrijding van de illegale verspreiding van en handel in andere conventionele wapens, met name door ondersteuning van multilaterale activiteiten.

Wil het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid doeltreffend zijn, dan moet de EU klaarstaan om snel en flexibel te reageren op nieuwe bedreigingen van haar strategische belangen. Dit betekent dat de acties niet van tevoren kunnen worden geprogrammeerd: gezien hun aard worden de specifieke acties vaak op het laatste moment aangekondigd en hebben ze korte uitvoeringstermijnen die later wellicht moeten worden aangepast, verlengd of beëindigd, afhankelijk van de veranderende behoeften en prioriteiten op het terrein.

Uitvoering en recentste verwezenlijkingen

In 2018 bedroegen de totale vastleggingen voor acties in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid 369,9 miljoen euro. In de periode 2014-2018 waren er 13 verschillende civiele missies die in verschillende stadia actief waren en 11 actieve speciale vertegenwoordigers van de Europese Unie (de speciale vertegenwoordiger in Afghanistan voltooide zijn activiteiten in 2018) ( 316 ).

De adviesmissie van de EU in Irak, die in oktober 2017 werd opgezet, is de recentst opgezette civiele missie. De adviesmissie van de EU: i) verstrekt de Iraakse autoriteiten advies en expertise op strategisch niveau over de civiele aspecten van het Iraakse nationale-veiligheidsprogramma en daarmee samenhangende plannen; ii) beoordeelt mogelijkheden voor verdere betrokkenheid van de EU en iii) staat de EU-delegatie bij bij de coördinatie van de steun van de EU en de lidstaten. Als onderdeel van de steun van de missie aan de Iraakse strategie ter bestrijding van de georganiseerde misdaad omvat haar mandaat ook bepaalde aspecten die verband houden met de bescherming van het cultureel erfgoed. Het mandaat van de missie werd in oktober 2018 met 18 maanden verlengd ( 317 ).

Daarnaast steunt het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid ook projecten ter bevordering van ontwapening, non-proliferatie van massavernietigingswapens en wapenexportcontrole. In de periode 2014-2018 zijn 29 verschillende non-proliferatie- en ontwapeningsprojecten van start gegaan en zijn er nog eens 22 voltooid ( 318 ).

Beoordeling en evaluatie

Het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid blijft een van de belangrijkste instrumenten voor de uitvoering van de mondiale strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU in het volgende meerjarig financieel kader.

Voor de periode na 2020 heeft de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid met steun van de Commissie een voorstel voor de Europese vredesfaciliteit ingediend ( 319 ): een niet-budgettair (d.w.z. niet uit de EU-begroting gefinancierd) fonds (dat niet onder het meerjarig financieel kader valt) van 10,5 miljard euro over een periode van 7 jaar die samenvalt met het tijdsbestek van het volgende meerjarig financieel kader. Het initiatief is bedoeld om de EU beter in staat te stellen operationele acties in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid te financieren die gevolgen hebben op militair of defensiegebied en die derhalve niet uit de EU-begroting kunnen worden gefinancierd ( 320 ).

Voorgesteld wordt dat de Europese vredesfaciliteit:

·de gemeenschappelijke kosten van militaire operaties van de EU in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid financiert;

·bijdraagt aan de financiering van militaire vredesondersteunende operaties onder leiding van andere internationale spelers;

·deelneemt aan bredere acties om de strijdkrachten van de partnerlanden te ondersteunen met infrastructuur, materieel of militaire bijstand, alsmede aan andere operationele acties in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU met gevolgen op militair of defensiegebied, wanneer de Raad daartoe besluit.

Instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede

Doelstellingen van het programma

Het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede biedt snelle kortetermijnsteun in landen of regio's waar een crisis ontstaat of zich ontwikkelt. Het voorziet ook in steun op langere termijn voor activiteiten op het gebied van conflictpreventie, vredesopbouw en crisisparaatheid, alsook voor activiteiten in verband met mondiale en transregionale dreigingen en opkomende dreigingen.

Uitvoering en recentste verwezenlijkingen

In 2018 is de EU blijven reageren op crises in Europa, Afrika, het Midden-Oosten, Azië en het Amerikaanse continent via het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede ( 321 ). In totaal is 360 miljoen euro vastgelegd, waarvan 254,1 miljoen euro in het kader van de component crisisrespons op korte termijn en 33,7 miljoen euro in het kader van de component structurele vredesopbouw. Het bedrag van 254,1 miljoen euro was bestemd voor de respons op en preventie van crises in de hele wereld, waarbij rechtstreeks werd gereageerd op politieke prioriteiten van de EU. Dit bedrag had betrekking op verschillende thematische gebieden, waaronder stabilisatie en veiligheidshervorming, bemiddeling, dialoog en vertrouwensopbouw, verkiezingen en politieke overgang, alsmede terrorismebestrijding en het voorkomen van gewelddadig extremisme ( 322 ).

In 2018 lanceerde het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede zijn eerste door de EU gefinancierde project in het noordoosten van Syrië, meer bepaald in gebieden die door de wereldwijde coalitie op Da'esh (IS) waren veroverd. Het mijnactieproject (10 miljoen euro) heeft tot doel de veiligheidsomstandigheden te verbeteren en de toegang tot land en infrastructuur te vergemakkelijken, onder meer door terugkeerders, ontheemden en gastgemeenschappen via een opleiding bewust te maken van mijnrisico's. Het is de eerste niet-humanitaire interventie van de EU in het gebied sinds het begin van het conflict ( 323 ).

De Centraal-Afrikaanse Republiek blijft de EU veel zorgen baren. In 2018 werd in het kader van het instrument 40,5 miljoen euro extra uitgetrokken om het engagement van de EU in het land te ondersteunen. De financiering heeft een nieuwe en duurzame impuls gegeven aan het vredesproces, dat eind 2017 op de rand van de afgrond stond. Ook heeft de financiering de hoop aangewakkerd op een door onderhandelingen tot stand gebracht staakt-het-vuren en een alomvattend politiek akkoord, dat eind 2018 reden gaf tot voorzichtige hoop ( 324 ).

Daarnaast was 2018 het eerste jaar waarin acties gericht op capaciteitsopbouw voor veiligheid en ontwikkeling (CBSD) werden uitgevoerd, met name daar waar de werking van overheidsinstellingen ernstig werd bedreigd. In Mali, de Centraal-Afrikaanse Republiek, Somalië en Libanon werden acht dergelijke acties gestart ( 325 ).

Beoordeling en evaluatie

De conclusie van de evaluatie ( 326 ) luidde dat de doelstellingen van het instrument worden verwezenlijkt. Wat crisisresponsmaatregelen betreft, is uit de evaluatie gebleken dat deze component zijn verbintenissen is nagekomen, belangrijke resultaten heeft opgeleverd en responsief en flexibel is in het licht van de snel evoluerende vredes- en veiligheidscontext. Het instrument heeft de EU in staat gesteld belangrijke bijdragen te leveren aan de aanpak van bedreigingen voor de internationale vrede en veiligheid en voor de vrede en veiligheid in de EU door zowel bestaande als nieuwe mondiale bedreigingen aan te pakken. Het heeft mogelijkheden geboden voor een breder politiek uitwisselingsplatform voor belangrijke kwesties op het gebied van veiligheidsbeleid met begunstigde regeringen en institutionele partners.

In de evaluatie werd benadrukt dat het vermogen van de EU om snel op onvoorziene gebeurtenissen te reageren en om belangrijke veiligheidskwesties wereldwijd aan te pakken, verder moet worden versterkt in toekomstige instrumenten voor het externe optreden ( 327 ). Daarom stelt de Commissie voor om onder het volgende meerjarig financieel kader verschillende instrumenten voor het externe optreden samen te brengen teneinde een alomvattende aanpak te bieden in een geïntegreerd instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking ( 328 ) – een instrument dat onder meer de flexibiliteit biedt om in veranderende internationale situaties de middelen te richten op de gebieden waar zij het meest nodig zijn ( 329 ).

Partnerschapsinstrument

Het partnerschapsinstrument is het eerste instrument dat specifiek gericht is op de bevordering van de strategische belangen van de EU in de wereld door de strategieën voor het externe optreden van de EU alsmede de beleidslijnen en acties van de EU te consolideren. Het instrument heeft vier hoofddoelstellingen:

·beleidsondersteuning bieden en reageren op mondiale uitdagingen;

·de internationale dimensie van Europa 2020 projecteren;

·de markttoegang verbeteren en de handels-, investerings- en zakelijke kansen voor EU-bedrijven stimuleren;

·de publieke diplomatie en academische samenwerking bevorderen.

De EU heeft talrijke internationale overeenkomsten met partnerlanden over de hele wereld, waardoor zij invloed heeft op vele gebieden van de internationale betrekkingen. Door het gewicht van alle lidstaten die in het kader van gemeenschappelijke beleidslijnen en strategieën optreden te combineren, heeft de EU het kritieke gewicht om te reageren op mondiale uitdagingen ( 330 ).

De begroting die in 2018 voor acties in het kader van het partnerschapsinstrument werd toegewezen, bedroeg 126,9 miljoen euro ( 331 ). De gefinancierde activiteiten kunnen worden onderverdeeld in drie hoofdcategorieën:

·uitwisselingen, evenementen, kennisdeling;

·expertise, technische bijstand;

·promotie, outreach, betrokkenheid ( 332 ).

Uit de studie ter ondersteuning van de evaluatie ( 333 ) is gebleken dat het partnerschapsinstrument een vaak cruciale faciliterende rol heeft gespeeld door gebieden voor samenwerking en dialoog tussen de EU en derde landen te versterken en open te stellen. Uit de evaluatie van het instrument ( 334 ) is naar voren gekomen dat het instrument van invloed is op politieke en beleidsprocessen in partnerlanden in overeenstemming met de belangen van de EU en dat het heeft bijgedragen tot de ontwikkeling van wederzijds voordelige betrekkingen met deze landen ( 335 ).

Het partnerschapsinstrument zal in het volgende meerjarig financieel kader worden geïntegreerd in een nieuw instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking ( 336 ), waardoor een grotere samenhang en efficiëntie bij de ondersteuning van het externe beleid van de EU wordt gewaarborgd.

Samenwerking met Groenland

In 2014 ( 337 ) is de Commissie met de regering van Groenland een "programmeringsdocument voor de duurzame ontwikkeling van Groenland 2014-2020" overeengekomen.

Het doel van dit programma is bijdragen aan een hogere levensstandaard via beter onderwijs, ontwikkeling van vaardigheden en kennisoverdracht. Dit zal ervoor zorgen dat Groenland er economisch verder op vooruitgaat in de steeds meer geglobaliseerde wereldeconomie dankzij een kritieke massa van gekwalificeerde mensen en een concurrerende beroepsbevolking. Een hogere productiviteit van de bevolking in de beroepsgeschikte leeftijd zal de toenemende druk op de overheidsfinanciën als gevolg van het groeiende aandeel ouderen verminderen. Bovendien zullen hoogopgeleide en hooggeschoolde arbeidskrachten de economische afhankelijkheid van bepaalde sectoren verminderen en is de beschikbaarheid van dergelijke arbeidskrachten een voorwaarde voor ontwikkeling en inclusieve groei in opkomende sectoren.

De samenwerking van de EU met landen en gebieden overzee, met inbegrip van Groenland, zal in het volgende meerjarig financieel kader worden voortgezet ( 338 ) in synergie met de acties in het kader van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking.

Instrument voor financiële steun ter bevordering van de economische ontwikkeling van de Turks-Cypriotische gemeenschap

Dit instrument vergemakkelijkt de hereniging van Cyprus door a) de economische ontwikkeling van de Turks-Cypriotische gemeenschap te stimuleren, b) de economische integratie van het eiland te bevorderen, c) de contacten tussen de twee gemeenschappen en met de EU te verbeteren en d) het EU-wetgevingscorpus voor te bereiden na een alomvattende politieke regeling voor de kwestie-Cyprus.

De Commissie ondervond enige moeilijkheden bij de uitvoering ( 339 ) van dit programma. Voorbeelden hiervan zijn de internationaal niet-erkende status van de begunstigde (Turks-Cypriotische gemeenschap), de slechte opnamecapaciteit van middelen en geschillen met contractanten. Desondanks werden in 2018 grote infrastructuurwerken, die grotendeels in 2009 werden aanbesteed, voltooid. Er gaan nog investeringen in infrastructuur worden uitgevoerd, met een sterke focus op het milieu en op beide gemeenschappen. Er wordt verdere steun verleend voor de versterking van de particuliere sector en voor arbeidsmarktmaatregelen, met de nadruk op innovatie en het vergroten van de inzetbaarheid. Ook zijn er concrete maatregelen genomen om dierziekten uit te roeien en de voedselveiligheidsnormen te verbeteren.

Een evaluatie van het steunprogramma voor de periode 2013-2018 is momenteel aan de gang en moet eind 2019 zijn afgerond.

Het is de bedoeling dat het programma wordt voortgezet onder het volgende meerjarig financieel kader om de hereniging van Cyprus te vergemakkelijken door de economische ontwikkeling van de Turks-Cypriotische gemeenschap te stimuleren.

Instrument voor samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid

Het instrument voor samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid ( 340 ) draagt bij tot het bevorderen van de uitvoering van internationale verdragen en conventies en tot het invoeren van de strengste veiligheidsnormen die gelden voor werkzaamheden binnen de EU. Ook exporteert dit instrument het acquis communautaire ("acquis van de Unie") wereldwijd en bevordert het de samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid. Het instrument voor samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid is het enige specifieke instrument van de Europese Unie voor de aanpak van nucleaire-veiligheidskwesties in partnerlanden en vormt een aanvulling op andere financieringsinstrumenten voor het externe optreden, bijvoorbeeld in het kader van het nabuurschapsbeleid. Het heeft betrekking op samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheidscontrole, wat essentieel is voor het mondiale non-proliferatiebeleid.

Een van de belangrijkste verwezenlijkingen houdt verband met het veilige beheer van radioactief afval.  Een belangrijke mijlpaal om de site van Tsjernobyl veilig te maken en ervoor te zorgen dat hij stabiel blijft onder milieu-invloeden, werd op 29 november 2016 bereikt toen de nieuwe veilige insluiting over de in april 1986 vernietigde kernreactor werd geschoven. De nieuwe veilige insluiting is een gigantische boogvormige structuur die de beschadigde reactor 4 van Tsjernobyl bedekt om te voorkomen dat er nog radioactiviteit vrijkomt. De nieuwe veilige insluiting bevat ook de op afstand bediende apparatuur voor de uiteindelijke verwijdering van de beschadigde reactor en radioactief materiaal. Deze belangrijke mijlpaal in het project is bereikt dankzij de gezamenlijke inspanningen van de Europese Unie, Oekraïne, de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling en de internationale gemeenschap. De totale projectkosten bedragen ongeveer 1,5 miljard euro, waaraan de EU meer dan 430 miljoen euro heeft bijgedragen (in het kader van het programma voor technische bijstand ter bevordering van partnerschappen tussen de EU en het Gemenebest van Onafhankelijke Staten en Georgië (Tacis) ( 341 ) (210 miljoen euro) en programma's voor samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid (220 miljoen euro).

De Commissie heeft voorgesteld om binnen het meerjarig financieel kader 2021-2027 een Europees instrument voor nucleaire veiligheid vast te stellen ter aanvulling van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking op basis van het Euratom-Verdrag ( 342 ).

Faciliteit voor vluchtelingen in Turkije

Turkije vangt momenteel bijna 4 miljoen vluchtelingen op en de EU is vastbesloten om Turkije te helpen deze uitdaging het hoofd te bieden. De EU-faciliteit voor vluchtelingen in Turkije, die in totaal 6 miljard euro (3 miljard euro voor 2016-2017 en 3 miljard euro voor 2018-2019) beheert, voorziet in een gezamenlijk coördinatiemechanisme dat ervoor moet zorgen dat op een alomvattende en gecoördineerde wijze in de behoeften van vluchtelingen en gastgemeenschappen in Turkije wordt voorzien. De belangrijkste aandachtsgebieden zijn humanitaire hulp, onderwijs, gezondheidszorg, gemeentelijke infrastructuur en sociaal-economische steun. De faciliteit kanaliseert financieringsbijdragen uit de EU-begroting, voornamelijk het programma voor humanitaire hulp en het instrument voor pretoetredingssteun, alsmede bijdragen van de lidstaten.

De toewijzing van 3 miljard euro voor 2016-2017 is volledig aanbesteed, met 72 projecten die zijn uitgerold en tastbare resultaten hebben opgeleverd. Op onderwijsgebied is in samenwerking met het Turkse ministerie van Onderwijs een subsidie van 300 miljoen euro besteed. Deze subsidie heeft de integratie van Syrische kinderen in het Turkse onderwijsstelsel ondersteund door meer dan 600 000 kinderen toegang te geven tot onderwijs. Deze steun wordt ook in het kader van de tweede tranche voortgezet en er is met het ministerie van Onderwijs een nieuw project van 400 miljoen euro ondertekend.

De faciliteit heeft 300 miljoen euro aan hulp verleend om ervoor te zorgen dat vluchtelingen toegang hebben tot gezondheidszorg. Er zijn meer dan 4 miljoen consulten in de eerstelijnsgezondheidszorg gegeven en meer dan 500 000 Syrische vluchtelingenkinderen zijn ingeënt. Verder zijn er nu 143 gezondheidscentra voor migranten met meer dan 2 000 werknemers operationeel. De faciliteit zal bijstand blijven verlenen op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs, gemeentelijke infrastructuur en sociaal-economische steun, met bijzondere aandacht voor het creëren van bestaansmogelijkheden voor vluchtelingen in Turkije. 1,5 miljoen van de meest kwetsbare vluchtelingen krijgen maandelijks geld overgemaakt in het kader van het sociaal vangnet voor noodgevallen ( 343 ).

1,5 miljoen begunstigden van het sociale vangnet voor noodgevallen
om in de basisbehoeften te voorzien
4 500 Turkse taalleerkrachten die in 23 provincies werkzaam zijn, hebben meer dan 400 000 kinderen taallessen gegeven
470 000 schoolgaande kinderen en hun gezinnen hebben steun ontvangen in het kader van het programma waarbij ouders geld krijgen op voorwaarde dat hun kinderen naar school gaan (Conditional Cash Transfer for Education, CCTE)136 nieuwe scholen worden momenteel gebouwd om aan de onderwijsbehoeften te voldoen
Er zijn meer dan 1,2 miljoen consulten in verband met prenatale zorg gegevenMeer dan 60 000 studenten hebben inhaallessen of bijlessen gekregen
Meer dan 635 000 Syrische vluchtelingenkinderen hebben toegang tot onderwijsBijna 67 500 kinderen kregen vervoer van en naar school

De betrokkenheid van de EU bij Turkije heeft er ook toe bijgedragen dat er minder irreguliere en onveilige grensoverschrijdingen naar de EU plaatsvinden en dat er minder personen het leven laten op zee.

De Rekenkamer heeft in haar speciaal verslag over de Faciliteit voor vluchtelingen in Turkije ( 344 ) onderzocht of de faciliteit de vluchtelingen in Turkije daadwerkelijk heeft ondersteund, waarbij gefocust werd op het beheer van de eerste tranche van de faciliteit en de bereikte resultaten op het gebied van humanitaire hulp. De Rekenkamer is tot de bevinding gekomen dat deze faciliteit snel de nodige middelen heeft vrijgemaakt om vlug te kunnen reageren op de vluchtelingencrisis. Zij heeft haar doelstelling om deze reactie doeltreffend te coördineren echter niet volledig bereikt.

Garantiefonds

De verstrekte leningen die door het Garantiefonds worden gedekt, hebben betrekking op drie verschillende instrumenten: het mandaat voor externe leningen, waarvoor de Europese Investeringsbank een garantie uit de EU-begroting krijgt; Euratom-leningen aan derde landen; en macrofinanciële bijstand in de vorm van EU-leningen aan derde landen. Het fonds wordt gefinancierd uit de EU-begroting en moet op een bepaald percentage (het streefpercentage is momenteel 9%) van het uitstaande bedrag van de leningen en gegarandeerde leningen worden gehandhaafd.

Programma's voor macrofinanciële bijstand ( 345 )  ( 346 ) bieden financiële steun aan partnerlanden die in een betalingsbalanscrisis verkeren en onder een programma van het Internationaal Monetair Fonds vallen. Dit gebeurt voornamelijk in de vorm van leningen op middellange en lange termijn, soms in combinatie met subsidies. Het doel van de macrofinanciële bijstand is de externe financiële situatie weer houdbaar te maken en daarbij economische aanpassingen en structurele hervormingen aan te moedigen. De betalingen zijn afhankelijk van de vervulling van specifieke beleidsvoorwaarden (die in het memorandum van overeenstemming zijn opgenomen en met het begunstigde land zijn overeengekomen) en succesvolle beoordelingen.

In 2018 heeft de Commissie twee nieuwe wetgevingsvoorstellen voor macrofinanciële-bijstandsleningen ingediend, die in 2018 door het Parlement en de Raad zijn goedgekeurd. Het gaat om Georgië II (45 miljoen euro, inclusief 10 miljoen euro aan subsidies) en Oekraïne IV (1 miljard euro aan leningen). In beide gevallen vond de uitbetaling van de eerste tranche plaats in één enkele transactie in december 2018: Georgië II (15 miljoen euro) en Oekraïne IV (500 miljoen euro).

Het doel van het mandaat voor externe leningen van de Europese Investeringsbank is het ondersteunen van de ontwikkeling van de particuliere sector in bepaalde derde landen, de ontwikkeling van sociale en economische infrastructuur, de beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering en de versterking van de economische veerkracht op lange termijn met betrekking tot migratie. In 2018 heeft de Europese Investeringsbank projecten ondertekend voor een totaalbedrag van 4,5 miljard euro.

In de ex-postevaluatieverslagen over macrofinanciële bijstand ( 347 ) en de tussentijdse evaluatie van het mandaat van de Europese Investeringsbank voor externe leningen ( 348 ) werd geconcludeerd dat de financieringsinstrumenten voor het externe optreden over het geheel genomen geschikt waren voor hun doel en dat het met de verwezenlijking van doelstellingen de goede kant opgaat. Uit de verslagen blijkt dat er meer middelen nodig zijn voor financieringsinstrumenten voor het externe optreden, omdat ze tot hun financiële grenzen zijn opgerekt.

Naar aanleiding van deze tussentijdse evaluatie alsmede de sterke toename van het aantal mensen die illegaal naar Europa trachten te migreren, heeft de Commissie een plan voor externe investeringen voorgesteld om de diepere oorzaken van migratie uit de buurlanden van de Europese Unie aan te pakken, bestaande uit een Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling en kwantitatieve en kwalitatieve veranderingen in het mandaat voor externe leningen. Voor het volgende meerjarig financieel kader zal de Commissie daarop voortbouwen. Het nieuwe Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling+ moet een geïntegreerd financieel pakket vormen dat voorziet in financieringscapaciteit in de vorm van subsidies, begrotingsgaranties en financiële instrumenten wereldwijd. Het moet het plan voor externe investeringen ondersteunen en een combinatie bieden van blendingfinanciering en begrotingsgaranties die worden gedekt door de garantie voor extern optreden, inclusief die voor soevereine risico's in verband met leningen die eerder werden uitgevoerd in het kader van het mandaat van de Europese Investeringsbank voor externe leningen. Gezien haar rol op grond van de Verdragen en haar decennialange ervaring met de ondersteuning van EU-beleid moet de Europese Investeringsbank voor de Commissie een natuurlijke partner blijven voor de uitvoering van activiteiten in het kader van de garantie voor extern optreden.

Uniemechanisme voor civiele bescherming

Het doel van het Uniemechanisme voor civiele bescherming is het ondersteunen, coördineren en aanvullen van de acties van de lidstaten op het gebied van de coördinatie van rampenbeheer teneinde de systemen voor de preventie van, de voorbereiding op en de respons op natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen te verbeteren. Door middel van een alomvattende aanpak die rampenpreventie, -paraatheid en -respons omvat, is het programma erop gericht het verlies aan mensenlevens te beperken en de door rampen veroorzaakte materiële en milieuschade tot een minimum te beperken. De lidstaten brengen middelen en deskundigen samen in een vrijwillige pool en houden deze paraat voor EU-missies op het gebied van civiele bescherming.

Respons in het kader van het EU-mechanisme voor civiele bescherming in 2018

17 deelnemende landen hebben bijgedragen voor 20 noodsituaties

Middelen en expertiseMateriële bijstand
500+ brandweerlieden1 728 onderdakpakketten
30 deskundigen van het Uniemechanisme voor civiele beschermingTenten/onderdak voor 8 500 personen
9 verbindingsfunctionarissen van het Coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties (ERCC)2,2 miljoen waterzuiveringstabletten
11 blusvliegtuigen24 miljoen liter water gedropt
6 blushelikopters76 stroomgeneratoren
2 waterzuiveringsmodules2 miljoen liter gezuiverd water
2 isolatieshuttlebussen voor ebolapatiënten13 containers en modules

In 2018 waren er 11 verzoeken om bijstand van buiten de EU voor plotselinge en grootschalige noodsituaties. Het mechanisme vergemakkelijkte de bijstand aan, en de uitzending van deskundigen naar, Bangladesh, Colombia, de Democratische Republiek Congo, Guatemala, India, Nigeria, Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea ( 349 ).

Uniemechanisme voor civiele bescherming — verzoeken om bijstand in 2018.

Bangladesh  Paraatheid & preventie novemberIndonesië  Aardbeving             oktober
Bulgarije  Zeevervuiling        augustusLetland  Bosbranden             juli
Colombia  Milieuongeluk    april, meiNigeria  Overstromingen             september
Democratische Republiek Congo

Burgerlijke onrust         mei
Epidemie         mei, augustus
Papoea-Nieuw-Guinea
Aardbeving             februari
Frankrijk  Zeevervuiling        oktoberPortugal  Paraatheid & preventie        april Bosbranden            augustus
Griekenland  Bosbranden        juliRoemenië  Medisch             maart
Guatemala 
Vulkaan             juni
Zweden  Bosbranden            juni, juli
India  Overstromingen     september

Bronnen: ECHO, het geografisch informatiesysteem van de Commissie (GISCO).

Buiten de EU kan het Uniemechanisme voor civiele bescherming belangrijke leemten in de hulpverlening bij noodsituaties opvullen in gevallen waarin volledige verlening van humanitaire hulp niet mogelijk is en/of waarin specifieke technische expertise of middelen nodig zijn. Daarnaast kunnen de evaluaties die worden uitgevoerd door deskundigen op het gebied van civiele bescherming die worden ingezet in het kader van het Uniemechanisme voor civiele bescherming een nuttige bijdrage leveren aan bredere kaders voor hulpverlening bij rampen.

Het is belangrijk dat het Uniemechanisme voor civiele bescherming het juiste evenwicht vindt tussen het vormen van een kader voor wederzijdse bijstand tussen Europese landen in de nasleep van natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen en het evolueren naar een complexer instrument waarmee crises van uiteenlopende aard waar ook ter wereld kunnen worden aangepakt ( 350 ). Daartoe is het mechanisme versterkt ( 351 ) om te zorgen voor een betere coördinatie tussen het optreden van de EU en de acties van de Verenigde Naties.

Speciale instrumenten

De speciale instrumenten zijn bedoeld om het financiële kader flexibeler te maken. Het gaat onder meer om de reserve voor noodhulp, het flexibiliteitsinstrument, het Solidariteitsfonds van de Europese Unie en het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering.

Reserve voor noodhulp

In 2018 werd 372,2 miljoen euro van de reserve voor noodhulp uitgetrokken om op crisisbeheersing en bescherming gerichte humanitaire en civiele operaties in derde landen te financieren. De reserve werd bijvoorbeeld gebruikt ter financiering van de levering van medicijnen en levensmiddelen aan, alsmede de bescherming van, de Venezolaanse bevolking die door de crisis in Venezuela was getroffen. De reserve werd ook gebruikt om gezondheidszorg, voeding en voedselzekerheid, sanitaire voorzieningen en watervoorziening in Rohingya-vluchtelingenkampen in Bangladesh te financieren.

In het nieuwe meerjarig financieel kader zal de reserve voor noodhulp verder worden aangewend voor hulpverlening bij buitengewone situaties die niet kunnen worden aangepakt door de noodfinanciering in het kader van specifieke programma's wanneer zich een crisis voordoet. De reikwijdte van de reserve voor noodhulp zal worden uitgebreid zodat zij ook kan worden gebruikt voor noodsituaties in een van de lidstaten.

Flexibiliteitsinstrument

Het flexibiliteitsinstrument voorziet in financiering van duidelijk omschreven uitgaven die niet door de EU-begroting kunnen worden gedekt zonder het in het meerjarig financieel kader vastgestelde jaarlijkse maximumbedrag voor uitgaven te overschrijden. In 2018 werd in het kader van het flexibiliteitsinstrument 837,2 miljoen euro beschikbaar gesteld, voornamelijk voor de financiering van onmiddellijke begrotingsmaatregelen om de aanhoudende uitdagingen op het gebied van migratie, de instroom van vluchtelingen en veiligheidsdreigingen aan te pakken en om de verlenging van het steunprogramma voor structurele hervormingen te financieren.

Voor het volgende meerjarig financieel kader stelt de Commissie voor om de procedures voor het inzetten van deze instrumenten te stroomlijnen en de omvang van het flexibiliteitsinstrument te vergroten.

Solidariteitsfonds van de Europese Unie

Doelstellingen van het programma

Solidariteit is een van de kernwaarden van de EU en een leidend beginsel van het Europese integratieproces. Het Solidariteitsfonds van de Europese Unie werd in 2002 opgericht en is een van de meest concrete blijken van solidariteit met de lidstaten en met landen die onderhandelen over hun toetreding tot de EU. Het fonds kan bij grote nationale of regionale natuurrampen (aardbevingen, overstromingen, droogte, bosbranden, stormen, enz.) worden gebruikt om vanaf de eerste dag van de ramp noodmaatregelen te financieren, zoals het herstel van basisinfrastructuur, de verstrekking van tijdelijke huisvesting, de inzet van reddingsdiensten om de getroffen bevolking te helpen, de veiligstelling van infrastructurele preventievoorzieningen en de uitvoering van schoonmaakoperaties.

Uitvoering en recentste verwezenlijkingen

Sinds de oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie in 2002 is steun verleend bij meer dan 80 rampen, waaronder overstromingen, bosbranden, aardbevingen, stormen en droogte. Nood- en hersteloperaties in 24 landen hebben steun ontvangen uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie. Deze steun vertegenwoordigt meer dan 5 miljard euro.

In 2018 bleef het Solidariteitsfonds van de Europese Unie essentiële steun bieden die de financiële hulp aanvult maar ook een duidelijk en tastbaar teken is van de Europese solidariteit met getroffen bevolkingsgroepen.

46,5 miljoen euro Frankrijk49,2 miljoen euro Portugal3,2 miljoen euro
Spanje
3,8 miljoen euro
Griekenland
12,3 miljoen euro
Polen
Voor de regio's Saint-Martin en Guadeloupe, die getroffen werden door de orkanen Irma en MariaNa de bosbranden
in oktober 2017
Na de aardbeving in 2017Na de stormen en zware regenval in augustus 2017
16,9 miljoen euro Litouwen2,3 miljoen euro Bulgarije17,7 miljoen euro Letland
Na de
zware regenval en overstromingen in 2017
Na de stormen en overstromingen
in oktober 2017
Na de overstromingsramp
in 2017
Totaal 151,9 miljoen euro

In 2018 werd in totaal 152 miljoen euro ( 352 )  toegekend aan acht lidstaten om hen in staat te stellen nood- en hersteloperaties op het gebied van basisinfrastructuur, bijstand aan de bevolking, voorlopige huisvesting, bescherming van cultureel erfgoed en schoonmaakoperaties te financieren. De steun die in 2018 werd verleend, was hoofdzakelijk bestemd voor natuurrampen die zich in het voorgaande jaar hadden voorgedaan. Dat waren de orkanen Irma en Maria in de overzeese gebieden van Frankrijk, Saint-Martin en Guadaloupe, de aardbevingen in Lesbos en Kos in Griekenland, de overstromingen in Letland en Litouwen en de bosbranden in Portugal en Spanje.

In 2018 ontving de Commissie de volgende vier steunaanvragen: overstromingen in Burgas (Bulgarije) eind 2017; de aanhoudende droogte op Cyprus; overstromingen in het noordoosten van Roemenië in de zomermaanden en extreme weersomstandigheden in oktober/november in heel Italië. Bulgarije ontving in november 2018 een financiële bijdrage van 2,3 miljoen euro. De beoordeling van de drie andere zaken wordt in 2019 voortgezet.

Steun uit het Solidariteitsfonds helpt de weerbaarheid en paraatheid van de lidstaten en regio's te vergroten om de gevolgen van natuurrampen het hoofd te bieden.

Beoordeling en evaluatie

De Commissie heeft haar eerste evaluatie van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie ( 353 ) voor de periode 2002-2017 uitgevoerd en is tot de conclusie gekomen dat het fonds zijn opdracht doeltreffend vervult en dat zijn paraatheid om extra financiële middelen ter beschikking te stellen, wordt gewaardeerd. Het fonds bleek ook de verdere verwerving van kennis door nationale overheden over rampenrisicobeheer te bevorderen. Uit de evaluatie is gebleken dat de integratie van rampenrisicobeheer in de nationale systemen waarschijnlijk synergieën zal genereren voor een doeltreffendere uitvoering.

Uit de evaluatie is gebleken dat het Solidariteitsfonds een aanpasbaar en flexibel instrument is voor EU-interventies in rampsituaties. Op EU-niveau zorgt het mechanisme dat is ingesteld voor de beschikbaarheid van middelen op jaarbasis ervoor dat het fonds zelfs bij catastrofale gebeurtenissen bijstand kan verlenen, zoals blijkt uit de recordsubsidie van meer dan 1 miljard euro die is goedgekeurd naar aanleiding van de aardbevingen waardoor Italië in 2016 en 2017 werd getroffen. Op operationeel niveau wordt deze flexibiliteit gewaarborgd door de mogelijkheid voor begunstigde landen om de subsidie te gebruiken ter dekking van uitgaven die retrospectief zijn gedaan, d.w.z. voor projecten die reeds vóór de daadwerkelijke inzet van het Solidariteitsfonds op het terrein zijn gestart en uitgevoerd.

Anderzijds is een van de meest gehoorde punten van kritiek op het Solidariteitsfonds dat het lang duurt voordat subsidies ter beschikking worden gesteld, gemiddeld nog steeds ongeveer 1 jaar. In het huidige regelgevingskader is het Solidariteitsfonds geen instrument voor snelle interventies in rampsituaties. Er moet verder worden gesproken over oplossingen om het lange wachten op de beschikbaarstelling van middelen uit het fonds aan te pakken.

Het solidariteitsinstrument zal worden voortgezet, met enkele nieuwe kenmerken die een grotere flexibiliteit bij de uitvoering ervan mogelijk maken.

Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering

Doelstellingen van het programma

Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering verleent steun aan ontslagen werknemers en aan zelfstandigen die hun activiteiten hebben stopgezet als gevolg van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen die zijn toe te schrijven aan de globalisering of als gevolg van de aanhoudende wereldwijde financiële en economische crisis.

Uitvoering en recentste verwezenlijkingen ( 354 )

In 2014-2018 bood het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering steun aan 49 062 werknemers en personen die geen werk hebben en evenmin onderwijs of een opleiding volgen (NEET's) in 27 verschillende economische sectoren. Het percentage ontslagen werknemers die op de arbeidsmarkt zijn gere-integreerd, is gestegen in vergelijking met de vorige financieringsperiode 2007-2013 (van 49 % tot 56 %) ( 355 ). In 2018 ontvingen de lidstaten 27,7 miljoen euro voor de ondersteuning van ontslagen werknemers. In 2018 ( 356 ) werd onder meer steun verleend voor:

·550 voormalige werknemers in de uitgeverijsector in Griekenland;

·730 voormalige werknemers in de Portugese kledingsector;

·1 858 voormalige werknemers van Air France;

·2 285 voormalige werknemers van Caterpillar in België;

·646 voormalige werknemers van Goodyear in Duitsland;

·303 voormalige werknemers in de Spaanse kledingsector in Galicië;

·900 voormalige werknemers van Ericsson in Zweden.

Deze financiële steun werd gebruikt om deze werknemers te helpen bij het vinden van een nieuwe baan, om hen loopbaanadvies, onderwijs, opleidingen, mentoring en coaching te geven, of om ondernemerschap en de oprichting van een eigen zaak aan te moedigen.

Beoordeling en evaluatie ( 357 )

Uit de resultaten van de tussentijdse evaluatie van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering ( 358 ) in 2018 blijkt dat het fonds ontslagen werknemers een unieke combinatie van op maat gesneden maatregelen biedt die tot duurzamere resultaten leiden, het gevoel van eigenwaarde van de begunstigden vergroten (die uiteindelijk proactiever op zoek gaan naar werk) en hun inzetbaarheid verbeteren.

Uit de evaluatie is echter ook gebleken dat de criteria om in aanmerking te komen voor financiering uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering beperkt zijn tot ontslagen als gevolg van de globalisering of de financiële en economische crisis, en niet als gevolg van andere belangrijke economische ontwikkelingen. Werknemers die bijvoorbeeld als gevolg van automatisering of digitalisering worden ontslagen, kunnen geen steun krijgen uit het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering. Bovendien is het aanvragen van steun onnodig omslachtig (uitgebreide motivering vereist) en duurt de goedkeuringsprocedure lang. Ten slotte is uit de evaluatie naar voren gekomen dat de monitoring en rapportage moeten worden verbeterd om de doeltreffendheid van het fonds beter te kunnen analyseren.

Op basis van deze bevindingen heeft de Commissie op 30 mei 2018 een voorstel goedgekeurd voor een versterkt en doeltreffender Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering ( 359 ) vanaf 2021, waarbij het toepassingsgebied wordt uitgebreid tot grootschalige herstructureringen, zoals die welke het gevolg zijn van automatisering en digitalisering, en waarbij de drempel voor steunverlening wordt verlaagd en het begrotingsmechanisme wordt vereenvoudigd en versneld.

Deel 2 
Interne controle en financieel beheer

1. De EU-begroting wordt goed beheerd

De Europese Commissie hecht veel belang aan een correcte besteding van de EU-begroting. De goed opgezette controlesystemen verminderen het risico voor de wettigheid en regelmatigheid van financiële verrichtingen.

In deze context worden beheersmaatregelen genomen om eventuele fouten, onregelmatigheden of fraude te voorkomen, op te sporen en te verhelpen. Voor 2018 wordt het totale foutenpercentage voor het tweede jaar op rij op minder dan 2 % ( 360 ) geschat. Voor segmenten waar het risicobedrag bij betaling groter is dan 2 % zijn beheermaatregelen genomen.


rIsicobedrag bij betaling (%) risicobedrag bij afsluiting (%) totale materialiteit


Grafiek: Totaal risicobedrag bij betaling en bij afsluiting, in de loop van de tijd.

Bron: Jaarlijkse activiteitenverslagen van de Europese Commissie.

In 2018 hebben alle gedelegeerd ordonnateurs ( 361 ) redelijke zekerheid verschaft over hun verificatiesystemen ("controlesystemen") en financieel beheer. Waar nodig werd deze zekerheid voorzien van punten van voorbehoud – een hoeksteen in de verantwoordingsketen. De punten van voorbehoud zorgen voor transparantie over de uitdagingen en tekortkomingen die op specifieke gebieden aan het licht zijn gekomen, alsook over de maatregelen die nodig zijn om deze aan te pakken. In de jaarlijkse activiteitenverslagen voor 2018 blijven de financiële gevolgen van de punten van voorbehoud beperkt.

Het governance-, zekerheids- en verantwoordingsmodel van de Commissie werd verder versterkt in 2018 (zie de 'bouwstenen' in het schema op de volgende bladzijde). Daarnaast zijn de volgende zaken te melden:

·Het herziene Financieel Reglement is aangenomen, waardoor de bureaucratie voor begunstigden van EU-middelen is afgenomen en elke belangrijke fase in het financieringsproces is vereenvoudigd. Deze vereenvoudigingsmaatregelen zijn ingebed in de nieuwe uitgavenprogramma's die de Commissie voorstelt.

·Het herziene interne-controlekader van de Commissie is inmiddels volledig uitgevoerd.

·Buiten de Commissie zijn de behandeling van belangenconflicten en de financiële kaderregeling voor gedecentraliseerde agentschappen ( 362 ) versterkt en de Commissie heeft voorstellen gedaan om de EU-begroting te beschermen tegen fundamentele tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat in de lidstaten.

·Het financieel beheer is verder verbeterd, wat heeft geleid tot lagere foutenpercentages, tijdige betalingen, verdere efficiëntieverbeteringen en passende controlekosten in het licht van de beheersomgeving.

·De vaststelling van eventuele tekortkomingen leidt tot een stabiel niveau van financiële correcties en terugvorderingen.

·De interne controleur was in zijn algemeen oordeel van mening dat de Commissie in 2018 beschikte over governance-, risicobeheer- en interne-controleprocedures die over het geheel genomen toereikend zijn om redelijke zekerheid te verschaffen over de verwezenlijking van haar financiële doelstellingen, behalve op de gebieden waarop de directeuren-generaal een voorbehoud hebben gemaakt (zie punt 2.5).

De gestage verbetering van de financiële beheers- en controlesystemen is ook bevestigd door de Europese Rekenkamer. In 2018 gaf de Europese Rekenkamer voor het tweede jaar op rij een oordeel met beperking ("gunstig, maar ...") in plaats van een afkeurend ("negatief") oordeel af over de wettigheid en regelmatigheid van de betalingen uit de EU-begroting 2017. Daarnaast heeft de Europese Rekenkamer voor het elfde jaar op rij ook een positief (goedkeurend) oordeel over de jaarrekening van de EU afgegeven.

Op basis van de betrouwbaarheidsverklaringen en punten van voorbehoud in de jaarlijkse activiteitenverslagen ( 363 ) keurt het college dit jaarlijkse beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting 2018 goed en neemt het de algemene politieke verantwoordelijkheid voor het beheer van de EU-begroting op zich.

De Commissie heeft deze positieve resultaten bereikt dankzij haar zekerheidsmodel en een robuuste controleomgeving.

De Commissie heeft haar robuuste zekerheids- en verantwoordingsmodel versterkt

De Commissie beschikt over sterke regelingen om een goed financieel beheer te waarborgen. De belangrijkste bouwstenen in haar solide keten van zekerheidsopbouw en verantwoordingsplicht, worden ondersteund door duidelijke rollen en verantwoordelijkheden. Deze zijn weergegeven in het schema op de volgende pagina.

Het onderliggende zekerheids- en verantwoordingsmodel werd in 2018 versterkt door het toezicht op institutioneel niveau te versterken en tegelijkertijd de gedecentraliseerde verantwoordingsplicht van gedelegeerd ordonnateurs voor het goed financieel beheer van de aan hun diensten toegewezen middelen te handhaven. (Zie ook punt 2.9.1. over onze 'solide governanceregelingen'.)


Schema: De zekerheidsopbouw en verantwoordingsplicht van de Commissie: duidelijke rollen en verantwoordelijkheden.


Bron: Europese Commissie.

Het herziene interne-controlekader is uitgevoerd

Het interne-controlekader van de Commissie is gebaseerd op het kader van 2013 dat is voorgesteld door het Committee of Sponsoring Organisations of the Treadway Commission (COSO). Het voldoet aan de hoogste internationale normen.

Binnen dit institutionele kader en in overeenstemming met het gedecentraliseerde governancemodel van de Commissie voert elke dienst de organisatiestructuur en interne-controlesystemen in die het best geschikt zijn om de verwezenlijking van zijn operationele en beleidsdoelstellingen, waaronder een goed financieel beheer, te waarborgen.

2018 was het eerste jaar waarin het herziene interne-controlekader door alle diensten van de Commissie volledig werd uitgevoerd. Dankzij intensieve communicatie-inspanningen, workshops en de uitwisseling van goede praktijken is de interne-controlecultuur aanzienlijk verbeterd. Het interne-controlekader wordt in de hele Commissie steeds meer gezien als een krachtig beheersinstrument. In overeenstemming met dit hogere maturiteitsniveau controleren de diensten van de Commissie in toenemende mate de doeltreffendheid van hun interne-controlesystemen – een controle die verdergaat dan louter nalevingsoverwegingen. Er zullen verdere inspanningen worden geleverd om voort te bouwen op de geboekte vooruitgang.

In het algemeen hebben de diensten van de Commissie hun interne-controlesystemen als doeltreffend beoordeeld (zie onderstaand diagram). De belangrijkste sterke punten die zijn gemeld, hebben betrekking op de controleomgeving en de risicobeoordeling. Dit weerspiegelt de recente herziening van de governanceregelingen van de Commissie en de versterking van het institutionele toezicht op het risicobeheer in 2018.

Sommige diensten van de Commissie hebben ook aangegeven op welke gebieden hun controleactiviteiten kunnen worden verbeterd. Deze zijn in overeenstemming met de bevindingen en/of punten van voorbehoud van de betreffende audit. Er wordt actie ondernomen om de geconstateerde tekortkomingen aan te pakken, onder meer door de desbetreffende controlestrategieën aan te passen.


Diagram: Beoordeling van 2018 van de 17 beginselen van het interne-controlekader van de Commissie. In het diagram is te zien hoeveel diensten (X-as) van mening zijn dat het betreffende beginsel goed functioneert, of dat er enkele verbeteringen nodig zijn, of dat er grote verbeteringen nodig zijn.

Bron: Jaarlijkse activiteitenverslagen van de Europese Commissie.


Validering van lokale systemen

Aangezien de nauwkeurigheid van de lokale financiële systemen die het institutionele financiële en boekhoudsysteem van de Commissie voeden van essentieel belang is voor de algemene betrouwbaarheid van de jaarrekeningen, voert de rekenplichtige een afzonderlijke validering van deze lokale financiële systemen uit. Deze validering komt bovenop de door het management van de diensten van de Commissie uitgevoerde beoordelingen van hun eigen interne-controlesyste(e)m(en).

Op basis van de in 2018 verrichte werkzaamheden zijn geen tekortkomingen in het ontwerp of de implementatie van lokale systemen vastgesteld die erop wijzen dat deze niet aan de valideringscriteria voldoen. Bovendien is het niet waarschijnlijk dat de geconstateerde tekortkomingen een materieel effect zullen hebben op de jaarrekening.

De analyse heeft echter geleid tot een aantal aanbevelingen ter verbetering van de controleomgeving en de boekhoudkundige kwaliteit in de ordonnateursdiensten ( 364 ) – deze aanbevelingen moeten de risico's voor de nauwkeurigheid van de financiële en wettelijk voorgeschreven managementverslaggeving beperken ( 365 ).


2. De controlesystemen zijn kosteneffectief

De Commissie streeft ernaar dat haar beheers- en controlesystemen kosteneffectief zijn. Kosteneffectieve controles zijn controles die het juiste evenwicht vinden tussen enerzijds effectief zijn in het bereiken van de controledoelstellingen en anderzijds het realiseren van die doelstellingen op een efficiënte manier en tegen aanvaardbare kosten. Wij willen controles die solide genoeg zijn om ervoor te zorgen dat de systemen voor financieel beheer en financiële verrichtingen in overeenstemming zijn met de wettelijke en contractuele regels en dat ze de bestrijding van fraude ondersteunen. Deze controles mogen echter niet zo belastend zijn dat zij een snelle verwerking van de ondertekening van contracten en betalingen in de weg staan. Ook de bijbehorende kosten moeten op een aanvaardbaar niveau blijven.

In 2018 concluderen alle diensten van de Commissie dat hun controles over het geheel genomen kosteneffectief zijn op basis van de gecombineerde beoordeling van de doeltreffendheid, efficiëntie en zuinigheid van hun controles.

Dit betekent dat zij het juiste evenwicht hebben gevonden tussen de drie factoren.

Doeltreffendheid bij de bescherming van de EU-begroting: het risicobedrag bij afsluiting is 0,8 % (zie punt 2.1). Bovendien wordt de fraudebestrijdingsstrategie uitgevoerd (zie punt 4).

Efficiëntie: de gemiddelde betalingstermijn van de Commissie bedraagt slechts 18 dagen (ruim onder het wettelijke maximum van 30 dagen) en de inspanningen om meer synergieën en efficiëntie te bereiken worden voortgezet (zie punt 2.2).

Zuinigheid: over het geheel genomen zijn de door de Commissie geschatte controlekosten aanvaardbaar (zie punt  2.3).

Bron: Europese Commissie.

Wanneer in het kader van een controle tekortkomingen worden vastgesteld en/of wanneer tekortkomingen leiden tot punten van voorbehoud, worden de controlestrategieën dienovereenkomstig verbeterd. Er kunnen ook verbeteringen worden doorgevoerd naar aanleiding van interne reorganisaties of veranderingen in de controleomgeving.

Kosteneffectiviteit van controles houdt in dat er naar risico gedifferentieerde controlestrategieën moeten worden ontwikkeld. Dit impliceert grondigere en/of frequentere controles in risicovollere gebieden en minder intensieve, dure of belastende controles in gebieden met een laag risico. Er zijn ook andere manieren om de kosteneffectiviteit van controles te waarborgen, zoals: i) beperking van risico's via vereenvoudigde programma's ( 366 ) en/of processen; ii) het wederzijds vertrouwen op audits en controles door andere entiteiten ( 367 ); en/of iii) het realiseren van schaalvoordelen door middel van gedeelde controlefuncties. Met deze aspecten is ook ten volle rekening gehouden bij de voorbereiding van de voorstellen voor toekomstige uitgavenprogramma's (zie ook het punt over de voorbereiding van programma's voor de periode na 2020 aan het eind van punt 5).

2.1. De controlesystemen zijn doeltreffend: systeemgebreken en financiële fouten worden voorkomen, opgespoord en gecorrigeerd

Doeltreffende controles zorgen ervoor dat de interne-controledoelstellingen worden bereikt. Dit wordt gemeten in het licht van de voordelen van controles, waarvan sommige wel en andere niet kwantificeerbaar zijn. Het belangrijkste voordeel van goed opgezette controlesystemen is het verminderde risico voor de wettigheid en regelmatigheid van financiële verrichtingen – en het voorkomen, opsporen en vervolgen van fraude (zie punt 4).

Het risico voor de wettigheid en regelmatigheid van financiële transacties blijft kleiner dan 2 %

De meerjarige controlecyclus van de Commissie: een beheersinstrument om financiële fouten en de oorzaken ervan te voorkomen, op te sporen en te corrigeren

De uitgaven van de EU zijn onderworpen aan gangbare controles, maar de afzonderlijke uitgavenprogramma's kunnen zeer divers zijn. Daarom moeten controlestrategieën worden aangepast aan de verschillende beheersvormen, beleidsterreinen en/of specifieke financieringsprocedures ("modaliteiten") – en de daaraan verbonden risico's. Bij risicovollere gebieden zullen de controles grondiger en/of frequenter worden uitgevoerd, terwijl gebieden met een laag risico zouden moeten worden onderworpen aan minder intensieve, dure of belastende controles.

Elk jaar verschaft de Commissie zekerheid met betrekking tot haar relevante uitgaven, die 150,3 miljard euro bedroegen in 2018 (zie onderstaand diagram; zie bijlage 2 voor definities en details).


Diagram: De relevante uitgaven van de Europese Commissie in 2018 per beleidsterrein
("relevante uitgaven" omvat de betalingen die zijn verricht, verminderd met nieuwe voorfinancieringen die zijn uitbetaald (nog steeds eigendom van de Commissie) en vermeerderd met eerdere voorfinancieringen die zijn verrekend (eigendom overgedragen aan de begunstigden) in de loop van het begrotingsjaar.)

Bron: Jaarlijkse activiteitenverslagen van de Europese Commissie.

De Commissie is verantwoordelijk voor de correcte besteding van de EU-middelen (met inbegrip van het Europees Ontwikkelingsfonds en de EU-trustfondsen). Dit geldt ongeacht of de middelen door de diensten van de Commissie zelf worden besteed (direct beheer; ongeveer 21 % van de kosten in 2018), aan externe entiteiten worden toevertrouwd (indirect beheer; ongeveer 8 %) of door autoriteiten van de lidstaten worden uitgevoerd (gedeeld beheer; ongeveer 71 %).

Bijgevolg is de Commissie voor 79 % van de begroting afhankelijk van de betrouwbaarheid van de controle- en beheersinformatie die door de lidstaten en andere uitvoerende entiteiten op basis van hun eigen controlesystemen wordt verstrekt. Daarom gaat de Commissie, voordat zij hen aanvaardt als partners voor medebeheer van de EU-begroting, preventief na of zij voldoen aan alle voorwaarden voor financieel beheer (cf. de 'aanwijzingsprocedure' of 'accreditatieprocedure' voor autoriteiten van de lidstaten en de 'pijlerbeoordeling' voor uitvoerende entiteiten). Bovendien kan de Commissie ook op risicoanalyses gebaseerde audits uitvoeren om de betrouwbaarheid van de controlesystemen, controleresultaten en/of beheersverslagen van die entiteiten te verifiëren, maar zonder controlelagen te dupliceren.

De meeste diensten gebruiken slechts één beheersvorm. Het directe beheer wordt door alle 50 diensten gebruikt, het indirecte beheer door 22 en het gedeelde beheer door 7.

De Commissie analyseert de risico's voor de wettigheid en regelmatigheid van de financiële verrichtingen niet alleen met het oog op de verslaglegging, maar ook omdat het een belangrijk beheersinstrument is. Dit houdt in dat eventuele tekortkomingen op programmaniveau moeten worden opgespoord en gecorrigeerd, dat de onderliggende oorzaken van systeemfouten moeten worden vastgesteld, dat toekomstige fouten moeten worden voorkomen en dat bij de opstelling van de volgende programma's rekening moet worden gehouden met de geleerde lessen. Deze aanpak zorgt ervoor dat het financieel beheer van de Commissie in de loop der jaren voortdurend wordt verbeterd.


Schema: Meerjarige controlecyclus van de Europese Commissie

Bron: Europese Commissie.

Aangezien de uitgavenprogramma's van de EU als meerjarenprogramma's zijn opgezet, bestrijken de desbetreffende controlesystemen en beheerscycli ook meerdere jaren. Dit betekent dat fouten die in een bepaald jaar worden ontdekt, pas in een of meer latere jaren tot het einde van de looptijd van het programma worden gecorrigeerd. Bijgevolg wordt het risico (zowel in % als in bedrag) in twee belangrijke fasen van de looptijd geschat: bij betaling en bij afsluiting (zie bovenstaand schema). De Commissie is van mening dat de begroting doeltreffend wordt beschermd wanneer het risicobedrag bij afsluiting onder de materialiteitsdrempel( 368 )  van 2 % ligt.

·Het risicobedrag bij betaling kwantificeert de fouten die kunnen blijven bestaan nadat preventieve controles zijn uitgevoerd en betalingen zijn verricht ( 369 ). Deze fouten worden doorgaans door de diensten van de Commissie opgespoord door middel van onderzoeken of audits. Metingen in dit stadium stellen de ordonnateurs in staat de fouten te corrigeren en zo nodig aanvullende preventieve maatregelen te nemen (bijv. aanvullende richtsnoeren voor begunstigden) en de doeltreffendheid van hun controles (vooraf) te meten en deze zo nodig aan te passen.

Wanneer een fout wordt ontdekt, wordt deze gecorrigeerd, hetzij door terugvordering, hetzij door verrekening met toekomstige betalingen. Aangezien zowel de opsporing als de correctie niet altijd onmiddellijk plaatsvindt, worden correcties vaak niet in hetzelfde begrotingsjaar als de desbetreffende betaling uitgevoerd. De meerjarige controlesystemen zorgen er echter voor dat de nodige correcties worden uitgevoerd binnen de looptijd van het desbetreffende programma.

·Om het risicobedrag bij afsluiting te bepalen, worden de geschatte toekomstige correcties in mindering gebracht op het risicobedrag bij betaling. Dit zijn de correcties waarvan elke dienst schat dat ze zullen worden uitgevoerd als gevolg van controles (achteraf) in latere jaren. Deze conservatieve en toekomstgerichte schattingen zijn tot op zekere hoogte gebaseerd op de gemiddelde financiële correcties en terugvorderingen van de afgelopen jaren, waar nodig aangepast, met name om elementen te neutraliseren die niet langer geldig zijn voor de huidige programma's.

In punt 3 wordt een volledig beeld gegeven van alle maatregelen die in 2018 zijn toegepast om de EU-begroting te beschermen. Deze werkelijke maatregelen voor 2018 mogen niet worden verward met de hier beschreven schattingen van toekomstige correcties. In de eerste plaats is de reikwijdte van de werkelijke maatregelen breder, aangezien zij zowel preventieve als corrigerende maatregelen – en niet alleen correcties achteraf – omvatten. In de tweede plaats is er een tijdverschil, aangezien de werkelijke maatregelen betrekking hebben op uitgaven uit voorgaande jaren (waarin de fouten mogelijk groter waren) – in vergelijking met de geschatte toekomstige correcties die alleen betrekking hebben op uitgaven in 2018.

Hoewel deze aanpak in de hele Commissie consequent wordt toegepast, verstrekken afzonderlijke diensten ook aanvullende informatie over de bijzonderheden van hun gebied, indien relevant. Nadere methodologische toelichtingen worden gegeven in bijlage 2.

Deze concepten zijn ontwikkeld om in de beheerscontext van de Commissie te passen, maar komen grotendeels overeen met die welke de Europese Rekenkamer in haar controleaanpak hanteert (zie ook de vergelijking in de tabel op de volgende bladzijde).

·Het risicobedrag bij betaling ligt het dichtst bij het 'meest waarschijnlijke foutenpercentage' van de Europese Rekenkamer. De laatste jaren heeft de Rekenkamer erkend dat de cijfers van de Commissie in de meeste gevallen grotendeels in de lijn en/of binnen het bereik liggen van de eigen schattingen van de Rekenkamer ( 370 ).

·Als basis voor de berekening van het (de) risicobedrag(en) omvat 'relevante uitgaven' de betalingen die zijn verricht, verminderd met nieuwe voorfinancieringen die zijn uitbetaald (nog steeds eigendom van de Commissie) en vermeerderd met eerdere voorfinancieringen die zijn verrekend (eigendom overgedragen aan de begunstigden) in de loop van het begrotingsjaar. Dit is volledig in overeenstemming met de aanpak van de Europese Rekenkamer ( 371 ). 

·De 'materialiteitsdrempel', die in de meeste gevallen is vastgesteld op ( 372 ) 2 % van de betrokken uitgaven, is ook in overeenstemming met de methodologie van de Rekenkamer ( 373 ). 

Daarnaast berekent de Commissie de foutenpercentages per programma (of ander relevant segment) om een bottom-up betrouwbaarheidsverklaring te kunnen bieden en om problemen op specifieke gebieden te identificeren en aan te pakken). Dit betekent dat de informatie van de Commissie over foutenpercentages gedetailleerder is dan die van de Rekenkamer. Bovendien houdt de methodologie van de Commissie rekening met het meerjarige karakter van de uitgavenprogramma's, met name met het feit dat fouten die op het moment van betaling niet zijn vastgesteld, nog steeds in het (de) volgende jaar (jaren) kunnen worden opgespoord en gecorrigeerd.

Europese Commissie
beheersperspectief
Europese Rekenkamer
controleperspectief
Doel·jaarlijkse betrouwbaarheidsverklaring verstrekken

·tekortkomingen vaststellen en actie ondernemen
op meerjarenbasis
·een auditoordeel over de wettigheid en regelmatigheid van financiële verrichtingen voor een bepaald jaar verstrekken
Mate van granulariteit·de EU-begroting als geheel en individuele foutenpercentages voor elke dienst en elk beleidsterrein onder alle rubrieken van het MFK (1 tot en met 5), plus voor ontvangsten

·foutenpercentages berekend per beleidsterrein, programma en/of relevant (sub)segment
·EU-begroting als geheel en individuele foutenpercentages voor
rubrieken 1a, 1b, 2 en 5 van het MFK,
plus voor ontvangsten
·de uitgaven en ontvangsten van het jaar (of 2 jaar voor onderzoek) met een meerjarenperspectief·uitgaven en ontvangsten van
het jaar
Meerjarigheid·twee foutenpercentages ("risicobedrag bij betaling" en 'risicobedrag bij afsluiting'); met de meerjarigheid wordt prospectief rekening gehouden voor het risicobedrag bij afsluiting, via geschatte toekomstige correcties voor alle programma's·één foutenpercentage ("meest waarschijnlijke fout"): met de meerjarigheid wordt retroactief rekening gehouden, alleen via financiële correcties voor afgesloten programma's
Materialiteitsdrempel·2 %

·behalve voor ontvangsten (1 %) en voor Horizon 2020 (tussen 2 % en 5 %)
·2 %
Meer informatie·Bijlage 2 van dit verslag·Jaarverslag van de Europese Rekenkamer; Bijlage 1.1

Tabel: Door de Commissie gebruikte methodologie om het risicobedrag bij betaling en afsluiting te schatten in vergelijking met de methodologie van de Rekenkamer

Bron: Jaarlijkse activiteitenverslagen van de Europese Commissie en jaarverslag van de Europese Rekenkamer.


Uit de controleresultaten voor 2018 blijkt dat, met een geschat risicobedrag bij afsluiting van 0,8 % van de EU-uitgaven, de EU-begroting beschermd is

De grafieken op de volgende bladzijde geven de risicobedragen bij betaling en de afsluiting weer voor de periode 2016-2018, voor de gehele Commissie en per belangrijk beleidsterrein van de EU-begroting (in %). Bijlage 2 bevat nadere bijzonderheden en definities.


Grafiek: Risicobedragen bij betaling en bij afsluiting voor de periode 2016-2018, voor de gehele Commissie, in %.

Bron: Jaarlijkse activiteitenverslagen van de Europese Commissie


Grafieken: Risicobedragen bij betaling en bij afsluiting voor de periode 2016-2018, per beleidsterrein, in %.

Bron: Jaarlijkse activiteitenverslagen van de Europese Commissie


Het geschatte risicobedrag bij betaling (1,7 %) blijft stabiel onder het niveau van 2 %. De toekomstige correcties (0,9 %) zijn conservatief geschat. Het geschatte risicobedrag bij afsluiting (0,8 %) blijft zeer laag.

Voor landbouw zet het risicobedrag bij betaling zijn neerwaartse trend voort (lichte verdere daling), niet alleen als absoluut bedrag maar ook als percentage (2,1 %). Evenals in voorgaande jaren blijft het risico hoger (3,2 %) bij plattelandsontwikkeling (pijler II van het gemeenschappelijk landbouwbeleid) dan bij de marktinterventies van het garantiefonds (2,5 %) en rechtstreekse betalingen (1,8 %) (samen pijler I van het gemeenschappelijk landbouwbeleid). Als gevolg van de opzet van de programma's en controlesystemen zullen bijna alle fouten die van invloed zijn op betalingen en die aan het eind van het jaar nog niet zijn ontdekt, naar verwachting worden gedekt door latere financiële correcties. Dit verklaart het hoge niveau van geschatte toekomstige correcties (1,9 % voor 2018, 2,1 % in 2017). Met 0,2 % blijft het geschatte risicobedrag bij afsluiting (hier 'uiteindelijk risicobedrag' genoemd – bij gebreke van een formele afsluiting van de programma's van het garantiefonds) dus laag.

Wat cohesie, migratie en visserij betreft, is de uitvoering van de huidige programma's inmiddels volledig op kruissnelheid gekomen. Het risicobedrag bij betaling is gestegen van 1,1 % in 2017 tot 1,7 % in 2018, maar ook de geschatte toekomstige correcties zijn gestegen (tot 0,4 %). Het risicobedrag bij afsluiting wordt geschat op 1,3 %, wat grotendeels in overeenstemming is met 2017 (1,1 %).

Wat cohesie betreft, is een aantal operationele programma's in de lidstaten in 2018 overgegaan tot hun eerste betalingen. Dit heeft tussen 2017 en 2018 geleid tot een aanzienlijke toename van de betalingen met ongeveer 20 miljard euro. Voor een groter aantal programma's en een hoger uitgavenvolume konden de controleurs het volledige proces onderzoeken. Dit heeft ertoe geleid dat het aantal operationele programma's waarvoor een voorbehoud is gemaakt is gestegen ten opzichte van 2017 en dat ook het gewogen gemiddelde foutenpercentage hoger ligt. Met name voor het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, dat het grootste deel van de uitgaven op dit beleidsterrein voor zijn rekening neemt, is het risicobedrag bij betaling gestegen tot 2,0 %.

In 2018 hebben de auditautoriteiten van de lidstaten onregelmatigheden gemeld volgens een gemeenschappelijke typologie die is overeengekomen met en aanbevolen door de Commissie. Niet-subsidiabele uitgaven en onregelmatigheden bij overheidsopdrachten zijn de belangrijkste bronnen van onregelmatigheden die zij hebben vastgesteld. Dit komt ook overeen met de meest voorkomende soorten onregelmatigheden die de diensten van de Commissie bij hun controles hebben vastgesteld. Bovendien vormen ontbrekende documentatie of problemen in verband met het controlespoor een andere belangrijke bron van controlebevindingen.

Om de meest voorkomende fouten aan te pakken – naast, in alle gevallen, financiële correcties voor uitgaven in het verleden en corrigerende maatregelen met betrekking tot het systeem voor de toekomst – worden de auditautoriteiten door de diensten van de Commissie aangemoedigd om aan de beheers- en certificeringsautoriteiten verslag uit te brengen over de belangrijkste oorzaken van vastgestelde onregelmatigheden. Dit stelt deze programma-autoriteiten in staat hun interne controles aan te passen, hun checklists te verbeteren en hun personeel en begunstigden verder op te leiden. Er worden ook evenementen voor capaciteitsopbouw en gezamenlijke workshops georganiseerd met de programma-autoriteiten, met name met de auditautoriteiten (bijvoorbeeld om te bepalen welke minimumdocumentatie beschikbaar moet zijn om een toereikend controlespoor te waarborgen, een aanbeveling van de Rekenkamer in haar jaarverslag 2017).

Gezien het belang van overheidsopdrachten voor het cohesiebeleid, is het actieplan van de Commissie inzake overheidsopdrachten geactualiseerd om de procedures voor overheidsopdrachten ( 374 ) op dit beleidsterrein beter te doen naleven. Bijzondere nadruk wordt gelegd op acties die de lidstaten helpen bij de verdere professionalisering van aanbestedende diensten, overeenkomstig het door de Commissie in oktober 2017 goedgekeurde pakket inzake overheidsopdrachten. De Commissie stelt uitgebreide richtsnoeren, goede praktijken en toelichtingen online beschikbaar en in het kader van dit actieplan worden uitwisselingen tussen collega's bevorderd om aanbestedende diensten en programma-autoriteiten te helpen deze kwesties aan te pakken en fouten te beperken.

Alle fouten die de lidstaten, de Commissie of de Rekenkamer bij hun respectieve controles ontdekken, worden systematisch onderworpen aan financiële correcties. In het kader van het gedeeld beheer worden de programma's pas afgesloten nadat alle financiële correcties zijn uitgevoerd en, voor het cohesiebeleid, past de Commissie verdere financiële correcties toe wanneer het foutenpercentage (gerapporteerd of herberekend) in de jaarrekeningen van de programma's boven de 2 % blijft.

Wat externe betrekkingen betreft, blijkt uit jaarlijks uitgevoerde studies dat de foutenpercentages verder zijn gedaald, wat leidt tot een lager risicobedrag bij betaling (0,9 % voor 2018, in vergelijking met 1,2 % in 2017) (zie ook punt 5). De toegepaste controlestrategieën leiden tot systematische correcties achteraf, maar alleen die van de recentste jaren worden gebruikt als basis voor de geschatte toekomstige correcties.

Voor het brede beleidsterrein onderzoek, industrie, ruimtevaart, energie en vervoer ligt het gewogen gemiddelde risicobedrag bij betaling voor het eerst onder de 2 % (1,9 % voor 2018, tegenover 2,4 % in 2017).  Binnen dit beleidsterrein blijft het risicobedrag bij betaling voor de programma's voor onderzoek en concurrentievermogen boven de 2 %. Een hoger risico is inherent aan subsidies die gebaseerd zijn op de terugbetaling van gedeclareerde daadwerkelijk gemaakte subsidiabele kosten die in het kader van Horizon 2020 en de programma's voor het concurrentievermogen van kleine en middelgrote ondernemingen worden gebruikt. De complexiteit bij het bepalen van de exacte directe en indirecte kosten die aan projecten in rekening kunnen worden gebracht, leidt tot fouten in kostendeclaraties en de bijbehorende betalingen. Hoewel veel van deze fouten later door middel van controles achteraf worden opgespoord en gecorrigeerd (zie hieronder), zijn ze nog steeds van invloed op het risicobedrag bij betaling. Desalniettemin streven de onderzoeksdiensten er voortdurend naar om het foutenpercentage naar beneden te krijgen: bijvoorbeeld door verdere vereenvoudiging van de modelsubsidieovereenkomst, duidelijkere communicatie over subsidiabiliteitsregels (15 georganiseerde evenementen) en verdere uitbreiding van de financiering op basis van forfaitaire bedragen. Het voorstel van de Commissie voor het onderzoeksprogramma van de volgende generatie (Horizon Europa) omvat ook vereenvoudigde kostenopties. Intussen is de strategie voor controles achteraf voor het onderzoeksprogramma Horizon 2020, die door alle betrokken diensten wordt toegepast, goed ingeburgerd en heeft ze in de loop der jaren geleid tot aanzienlijke correcties achteraf – die als basis dienen voor de geschatte toekomstige correcties. 

Buiten de Horizon 2020-subsidies liggen de risicobedragen bij betaling en bij afsluiting voor de Connecting Europe Facility (vervoer, energie en telecommunicatie) – uitgevoerd door het Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken (INEA) – echter onder de 2 %. Het soort financiering en de daarmee verband houdende volledige controle van de uitvoerende entiteiten die actief zijn onder het subprogramma (de subprogramma's) ruimtevaart en het wereldwijde satellietnavigatiesysteem ( 375 ) – – zoals het Europees Ruimteagentschap (ESA) en het Europees GNSS-Agentschap (GSA) – brengen inherent lagere risicobedragen bij betaling en bij afsluiting met zich mee, hoewel deze voorzichtigheidshalve worden vastgesteld op 0,5 % tot 0,6 %.

Voor de andere interne beleidsterreinen blijven het risicobedrag bij betaling, de geschatte toekomstige correcties en het risicobedrag bij afsluiting stabiel en laag, namelijk respectievelijk 0,7 %, 0,1 % en 0,6 %. Sommige onderwijs- en cultuurprogramma's hebben een hoger risicoprofiel (ook meestal complexe terugbetalingsprogramma's; zie hierboven), wat tot punten van voorbehoud (zie punt 5) heeft geleid.

Tot slot beheren de diensten andere diensten en administratie voornamelijk uitgaven met een laag risico. Niettemin wordt een voorzichtige aanpak gevolgd en wordt een conservatief foutenpercentage van 0,5 % toegepast. Dit resulteert in een gewogen gemiddeld risicobedrag bij betaling van 0,2 %. Aangezien de meeste van deze diensten controlesystemen met overwegend controles vooraf hebben, wordt een voorzichtige schatting van 0,0 % toegepast wat betreft systematische toekomstige correcties achteraf. Bijgevolg is het risicobedrag bij afsluiting bijna gelijk aan het risicobedrag bij betaling en blijft het met 0,2 % zeer laag.

Aangezien het algemene risicobedrag bij afsluiting wordt geschat op minder dan 2 % van de totale relevante uitgaven, zorgen de meerjarige controlesystemen van de diensten van de Commissie in het algemeen voor een passend beheer van de risico's die verband houden met de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen en zorgen zij ervoor dat de financiële correcties en terugvorderingen die gedurende de gehele looptijd van de programma's worden verricht de EU-begroting als geheel beschermen.

2.2.    De controlesystemen zijn efficiënt: zij leiden tot minder omslachtige procedures en maken tijdige betalingen mogelijk

In 2018 heeft de Commissie zich verder ingespannen om synergieën en efficiëntieverbeteringen op het gebied van financieel beheer tot stand te brengen.

De herziening van het Financieel Reglement in 2018 heeft de bureaucratie verminderd ( 376 ). Deze herziening heeft geleid tot de introductie van concrete vereenvoudigingen voor begunstigden van EU-middelen in termen van toegang tot fondsen, gebruik van fondsen en controles. Zo is er bijvoorbeeld minder maar meer gerichte informatie nodig van de ontvangers; informatie zal slechts eenmaal worden gevraagd (bijv. bewijs van juridische status in het kader van elektronische subsidies/elektronische aanbestedingen); de Commissie kan zich baseren op bestaande beoordelingen (nationale autoriteiten/vertrouwde internationale organisaties) in plaats van twee keer hetzelfde te controleren (bijv. technische/financiële capaciteit); de betalingen kunnen gebaseerd zijn op de output of de bereikte resultaten in plaats van op de gemaakte kosten – vroeger moesten alle kosten met bewijsstukken worden gestaafd; plus de aanvaarding van de gebruikelijke boekhoudpraktijken van begunstigden zal vooraf worden gecontroleerd en kan niet worden betwist via controles achteraf. Concrete vereenvoudigingsmaatregelen op het gebied van gedeeld beheer omvatten eenvoudigere, geharmoniseerde en flexibelere financiële regels en wijzigingen voor zeven fondsen en de verlenging van bestaande aanwijzingen van uitvoerende instanties in de lidstaten. Wat fraude betreft, bieden de vereenvoudigingsmogelijkheden voor de toekomstige programma's de mogelijkheid om deze nog fraudebestendiger te maken.

Er is verdere vooruitgang geboekt op het gebied van een gemeenschappelijk centraal toegangspunt voor alle inschrijvers/aanvragers, dat in de tweede helft van 2018 in gebruik is genomen.

Voor het volgende meerjarig financieel kader heeft de Commissie prioriteit gegeven aan de verdere vereenvoudiging en harmonisatie van de volgende generatie uitgavenprogramma's. Zij heeft een consistentere, doelgerichtere en transparantere opzet van de EU-begroting voorgesteld, met een duidelijke structuur die beter is afgestemd op de politieke prioriteiten. De Commissie heeft bijvoorbeeld voorgesteld het aantal programma's met meer dan een derde te verminderen en financieringsbronnen te bundelen. De Commissie stelt ook meer consistente en interoperabele uitgavenprogramma's voor door de regels voor alle programma's te harmoniseren om het combineren van steun in het kader van verschillende programma's te vergemakkelijken en overlappingen te voorkomen. Bovendien maken de door de Commissie voorgestelde nieuwe uitgavenprogramma's het mogelijk de vereenvoudigingsstappen die in het nieuwe Financieel Reglement zijn voorzien toe te passen.

De diensten van de Commissie hebben gemeld dat zij 92 % van hun betalingen op tijd hebben verricht. In 2018 bedroeg de gemiddelde nettobetalingstermijn van de Commissie 18 dagen (ruim onder het wettelijke maximum van 30 dagen). Bovendien is het aantal betalingen die vertraging oplopen verder gedaald van 10,4 % in 2017 tot 7,6 % in 2018 (zie details in bijlage 6).

De voortdurende inspanningen van de Commissie om de controleomgeving te verbeteren en synergieën te benutten, dragen bij tot minder omslachtige procedures en efficiëntiere controles. Dit maakt onder meer tijdige betalingen aan begunstigden en andere ontvangers van EU-middelen mogelijk.

2.3.    De controlekosten zijn laag

De kosten van controles verschillen aanzienlijk per dienst. Dit kan door een aantal factoren worden verklaard: zie de voorbeelden in het kader hieronder.

Voorbeelden van kostenveroorzakers:

·de verschillende mate van complexiteit van de beheerde programma's;

·de te verwerken volumes en bedragen (d.w.z. de verwerking van een groot aantal verrichtingen met een lage waarde is arbeidsintensiever);

·de specifieke risicoprofielen van de beheerde programma's;

·mogelijke schaalnadelen voor bepaalde kleinere programma's of middelen die door kleinere uitvoerende entiteiten worden beheerd

Een eenvoudige vergelijking tussen de kwantificeerbare aspecten die door de diensten worden gerapporteerd, zou dan ook van beperkte waarde zijn. Bijvoorbeeld ondanks het feit dat bepaalde kleinere programma's en/of diensten ( 377 ) minder kunnen profiteren van schaalvoordelen, is het soms niet mogelijk de controles op aanbestedingen, ongeacht het bedrag, te beperken.

In de jaarlijkse activiteitenverslagen voor 2018 meldden de meeste diensten dat hun geschatte controlekosten over het algemeen stabiel waren in de tijd ( 378 ). Dit was voornamelijk toe te schrijven aan de ongewijzigde controleomgevingen en -strategieën voor de huidige programma's. De meeste diensten meldden dat de kosten aanvaardbaar waren gezien hun controleomgeving. De afdelingen die ogenschijnlijk hoge kosten voor (sommige delen van) hun relevante controlesystemen rapporteerden, hebben dit verklaard door in dergelijke gevallen te verwijzen naar specifieke kostenveroorzakers.

Daarnaast hebben de diensten die gedeeld en/of indirect beheer toepassen de kosten van controles in lidstaten en uitvoerende entiteiten ten behoeve van de transparantie gerapporteerd los van de eigen controlekosten van de Commissie.

3. Uit financiële correcties en terugvorderingen blijkt dat de meerjarige controlecyclus de EU-begroting beschermt

Het hoofddoel van financiële correcties en terugvorderingen is ervoor te zorgen dat alleen uitgaven die in overeenstemming zijn met het rechtskader uit de EU-begroting worden gefinancierd.

Bij de uitvoering van de EU-begroting is het bijzonder belangrijk om systeemgebreken die tot fouten, onregelmatigheden of fraude leiden te voorkomen of op te sporen en vervolgens te corrigeren. De Commissie en, voor programma's onder gedeeld beheer, de autoriteiten van de lidstaten nemen preventieve en corrigerende maatregelen (d.w.z. financiële correcties en terugvorderingen) zoals bepaald in EU-wetgeving om de EU-begroting te beschermen tegen illegale of onregelmatige uitgaven – zie ook punt 2 hierboven en bijlage 2.

3.1. Overzicht van controles vooraf en achteraf

3.1.1. Controles vooraf

Preventie is de eerste verdedigingslinie tegen fouten. De belangrijkste preventieve mechanismen van de Commissie omvatten het onderbreken en opschorten van betalingen ( 379 ) en het uitvoeren van controles vooraf die leiden tot de afwijzing van niet-subsidiabele bedragen voordat de Commissie uitgaven aanvaardt en betalingen verricht. De Commissie richt zich steeds meer op dergelijke preventieve maatregelen om de EU-begroting beter te beschermen. Deze maatregelen dienen ook als stimulans voor de lidstaten om het aantal onregelmatige betalingen terug te dringen. In 2018 is voor 449 miljoen euro aan preventieve maatregelen bevestigd en voor 551 miljoen euro aan preventieve maatregelen uitgevoerd. Het gaat onder meer om controles vooraf, zoals aftrekken vóór betaling/aanvaarding door de Commissie, aftrekken door lidstaten van nieuwe uitgaven die bij de Commissie zijn gedeclareerd (aftrekken 'aan de bron') en andere aanpassingen vooraf die, indien zij niet werden verricht, tot uitgaven zouden hebben geleid die niet in overeenstemming zijn met het rechtskader. 

Bevestigde preventieve maatregelen2018Uitgevoerde preventieve maatregelen2018
Landbouwbeleid:87Landbouwbeleid:87
Europees Landbouwgarantiefonds87Europees Landbouwgarantiefonds87
Plattelandsontwikkeling-Plattelandsontwikkeling-
Cohesiebeleid:-Cohesiebeleid:105
Europees Fonds voor regionale ontwikkeling-Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling105
Cohesiefonds-Cohesiefonds
Europees Sociaal Fonds-Europees Sociaal Fonds-
Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij / Europees Visserijfonds-Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij / Europees Visserijfonds-
Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw-Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw-
Intern beleid196Intern beleid195
Extern beleid162Extern beleid161
Administratie3Administratie3
Totaal449Totaal551

Tabellen: Overzicht van de preventieve maatregelen voor 2018 (in miljoen euro). Opgelet: doordat de cijfers zijn afgerond tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hierboven niet correct zijn opgeteld.

Bron: Europese Commissie.


3.1.2. Controles achteraf

Indien preventiemechanismen niet doeltreffend zijn, past de Commissie in het kader van haar toezichthoudende rol correctiemechanismen toe. De belangrijkste correctiemechanismen van de Commissie omvatten controles achteraf op bedragen die zij heeft aanvaard en betaald. Bij gedeeld beheer leiden deze tot financiële correcties en bij direct en indirect beheer resulteren ze in terugvorderingen bij de eindontvangers. In 2018 werd voor 1,2 miljard euro aan corrigerende maatregelen bevestigd en voor 2,6 miljard euro aan corrigerende maatregelen uitgevoerd. Deze omvatten de afgifte van invorderingsopdrachten, de uitvoering van de resultaten van de controles achteraf van kostendeclaraties en facturen, de toepassing van financiële correcties en de vervanging van uitgaven ("intrekkingen").

Bevestigde corrigerende maatregelen2018Uitgevoerde corrigerende maatregelen2018
Landbouwbeleid:730Landbouwbeleid:1 579
Europees Landbouwgarantiefonds358Europees Landbouwgarantiefonds876
Plattelandsontwikkeling372Plattelandsontwikkeling702
Cohesiebeleid:414Cohesiebeleid:965
Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling286Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling902
Cohesiefonds90Cohesiefonds48
Europees Sociaal Fonds34Europees Sociaal Fonds12
Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij / Europees Visserijfonds-Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij / Europees Visserijfonds (EVF)-
Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw3Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw3
Intern beleid53Intern beleid47
Extern beleid25Extern beleid18
Administratie0Administratie0
Totaal1 222Totaal2 609

Tabellen: Overzicht van de corrigerende maatregelen voor 2018 (in miljoen euro)

Opgelet: doordat de cijfers zijn afgerond tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hierboven niet correct zijn opgeteld.

Bron: Europese Commissie.

3.2. Preventie- en correctiemechanismen – van bevestiging tot uitvoering

De workflow van preventie- en correctiemechanismen die door de Commissie worden toegepast, omvat twee belangrijke stappen: de bevestigingsfase en de uitvoeringsfase. Zo wordt bijvoorbeeld een aftrek vóór de aanvaarding van uitgaven bevestigd zodra de betrokken diensten van de Commissie daartoe hebben besloten, terwijl een financiële correctie wordt bevestigd zodra ze door de lidstaat is aanvaard of bij een officieel besluit van de Commissie is vastgesteld.

Sommige preventie- en correctiemechanismen worden uitgevoerd in het jaar waarin ze zijn bevestigd, maar in de meeste gevallen heeft de begunstigde van het uitgavenprogramma op basis van EU-wetgeving tijd om opmerkingen te maken of aanvullend materiaal te verstrekken over voorgestelde correcties/aftrekken/afwijzingen. Zodra een dergelijk proces van hoor en wederhoor is afgerond, moet de Commissie het bedrag dat overeenkomt met de voorgestelde correctie terugvorderen en vindt de uitvoering dus één jaar of vaak meerdere jaren na bevestiging plaats.

Een financiële correctie wordt geacht te zijn uitgevoerd wanneer de correctie is toegepast en in de rekeningen van de Commissie is opgenomen, wat betekent dat de financiële verrichting in de volgende gevallen door de bevoegde ordonnateur is gevalideerd: aftrek van de financiële correctie van de bedragen die de lidstaat heeft gedeclareerd in een aanvraag voor een tussentijdse of eindbetaling, een invorderingsopdracht en/of de annulering ("vrijmaking") van het vastleggingskrediet dat overeenkomt (de vastleggingskredieten die overeenkomen) met het bedrag van de financiële correctie ( 380 ).

Voorbeeld: De workflow van correctiemechanismen.


3.3. In 2018 toegepaste preventieve en correctieve maatregelen

Onderstaande tabel geeft een volledig overzicht (inclusief eenmalige maatregelen) van alle preventieve en corrigerende maatregelen die in 2018 zijn toegepast om de EU-begroting te beschermen – 1,7 miljard euro bevestigd en 3,2 miljard euro uitgevoerd. Deze bedragen hebben betrekking op preventieve en corrigerende maatregelen die in 2018 zijn genomen, ongeacht het jaar waarin de oorspronkelijke uitgaven zijn gedaan. Meer details zijn te vinden in bijlage 4.

 FondsTotale betalingen uit de EU-begroting in 2018Totaalbedragen van in 2018 bevestigde maatregelen% van betalingen uit de EU-begrotingTotaalbedragen van in 2018 uitgevoerde maatregelen% van betalingen uit de EU-begroting
Landbouwbeleid:56 7778171,41 6662,9
Europees Landbouwgarantiefonds44 3104451,09642,2
Plattelandsontwikkeling12 4673723,07025,6
Cohesiebeleid:54 0404140,81 0702,0
Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling30 0702861,01 0073,3
Cohesiefonds9 252901,0480,5
Europees Sociaal Fonds13 932340,2120,1
Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij / Europees Visserijfonds78600,000,0
Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw03n.v.t.3n.v.t.
Intern beleid26 2132490,92430,9
Extern beleid9 5191882,01791,9
Administratie9 94430,030,0
Totaal156 493*1 6711,13 1612,0

Tabel: Overzicht van de financiële correcties en terugvorderingen voor 2018 ( 381 ) (in miljoenen euro).

Opgelet: doordat de cijfers zijn afgerond tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabel hierboven niet correct zijn opgeteld. * Exclusief 180 miljoen euro betaald in het kader van de rubriek 'Speciale documenten'.

Bron: Europese Commissie

3.3.1. Soorten mechanismen vooraf en achteraf in 2018 


Grafiek: Soorten financiële correcties en terugvorderingen die in 2018 zijn uitgevoerd (in miljoen euro)

Bron: Europese Commissie

Nettocorrecties die leiden tot een terugbetaling van eerder uit de EU-begroting betaalde bedragen zijn kenmerkend voor landbouw en plattelandsontwikkeling en voor direct en indirect beheer.  Voor landbouw heeft de Commissie in 2018 de netto financiële correcties op dezelfde wijze als in voorgaande jaren toegepast.

Voor het cohesiebeleid waren nettocorrecties vóór de programmeringsperiode 2007-2013 de uitzondering.  Zij werden alleen toegepast in gevallen waarin lidstaten niet in staat waren om onregelmatige uitgaven te vervangen door nieuwe uitgaven of, na de desbetreffende contradictoire procedure, niet instemden met de uitvoering van de door de Commissie voorgestelde financiële correcties. Krachtens het rechtskader voor 2014-2020 moet de Commissie netto financiële correcties toepassen – zelfs als de lidstaat met de voorgestelde correcties instemt – indien bij controles door de EU/Europese Rekenkamer een ernstige tekortkoming aan het licht komt die tot een materieel risiconiveau van de terugbetaalde uitgave leidt en die door de lidstaat onopgemerkt en ongecorrigeerd is gebleven en niet is gerapporteerd. In alle andere omstandigheden zal de Commissie financiële correcties op dezelfde wijze blijven toepassen als voorheen, wat betekent dat de lidstaat de middelen kan hergebruiken als hij de correcties aanvaardt en voldoende extra uitgaven heeft om de bedragen te vervangen die zijn ingetrokken omdat ze betrekking hadden op onregelmatige uitgaven.

De Commissie past een aantal beschikbare preventieve instrumenten toe, zoals de onderbreking, opschorting en verlaging van EU-financiering, om de EU-begroting beter te beschermen en de lidstaten aan te moedigen het aantal onregelmatige betalingen terug te dringen.


3.4. Meerjarig karakter van de uitgavenprogramma's van de EU


Grafiek: Bevestigde financiële correcties en terugvorderingen 2012-2018, cumulatief (in miljoen euro)

Bron: Europese Commissie

Cumulatieve cijfers verschaffen nuttigere informatie over het belang van correctiemechanismen die door de Commissie worden gebruikt, omdat daarin het meerjarige karakter van de meeste EU-uitgaven tot uiting komt en het effect van eenmalige gebeurtenissen wordt geneutraliseerd – zie bijlage 4.

Voor het Europees Landbouwgarantiefonds bedroeg het gemiddelde percentage financiële correcties door de Commissie in het kader van de conformiteitsgoedkeuring van de rekeningen voor de periode van 1999 tot eind 2018 1,7 % van de uitgaven (alle netto financiële correcties) – zie bijlage 4, punt  2.4.

Voor het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Cohesiefonds en het Europees Sociaal Fonds voor de periode 2007-2013 bedroeg eind 2018 het gecombineerde percentage financiële correcties, uitsluitend op basis van toezichtwerkzaamheden van de Commissie, 2,0 % van de verrichte toewijzingen – zie bijlage 4, punt 3.4.1.

In de periode 2012-2018 bedroeg het gemiddelde bedrag aan bevestigde financiële correcties en terugvorderingen 3,2 miljard euro of 2,3 % van het gemiddelde bedrag aan betalingen uit de EU-begroting, terwijl het gemiddelde bedrag dat in deze periode werd uitgevoerd 3,5 miljard euro of 2,4 % van de betalingen bedroeg.

4. De fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie is herzien

De fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie en de fraudebestrijdingsstrategieën van de diensten van de Commissie

In het kader van een goed financieel beheer van de EU-begroting is de Commissie – in eerste instantie onder gedeeld beheer samen met de lidstaten – verantwoordelijk voor de strijd tegen fraude ( 382 ). Bovendien heeft de Commissie zich specifiek tot doel gesteld fraude en onregelmatigheden te voorkomen, op te sporen, te corrigeren en op te volgen ( 383 ).

De fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie ( 384 ) is een essentieel instrument in dit verband en biedt een beleidskader voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vergoeden van fraude op het niveau van de Commissie en voor de goede werking van de diensten van de Commissie bij hun beheersverantwoordelijkheden voor de bescherming van de financiële belangen van de EU. De fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie werd voor het eerst vastgesteld in 2011 ( 385 ) en werd onlangs herzien ( 386 ) onder leiding van het Europees Bureau voor fraudebestrijding.

Een belangrijke verwezenlijking van de strategie van 2011 was dat elke dienst van de Commissie zijn eigen fraudebestrijdingsstrategie ontwikkelt, uitvoert en regelmatig actualiseert voor het beleidsterrein waarvoor hij verantwoordelijk is. Tot 2018 hebben zij deze taak vervuld zoals in onderstaande tabel weergegeven.

Jaar waarin fraudebestrijdings-strategieën op het niveau van de diensten van de Commissie werden geactualiseerd2018201720162015 of eerderTotaal
Aantal

diensten van de Commissie
131891050

Tabel: Door de diensten van de Commissie geactualiseerde fraudebestrijdingsstrategieën.

Bron: Jaarlijkse activiteitenverslagen van de Europese Commissie.

Bovendien is uit een evaluatie van de fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie voor 2011 gebleken dat de selectie- en onderzoeksprocedures van het Europees Bureau voor fraudebestrijding efficiënter zijn geworden en dat de uitwisseling van fraudegerelateerde informatie tussen de diensten van de Commissie en het Europees Bureau voor fraudebestrijding doeltreffender is geworden. Toch klonk de roep om verdere verbetering ( 387 ).

De herziening van de fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie bereidt de diensten van de Commissie voor op de uitdagingen van het meerjarig financieel kader 2021-2027. Bij deze herziening is rekening gehouden met: i) belangrijke ontwikkelingen in de fraudewetgeving van de EU (vaststelling van de 'richtlijn betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Unie' ( 388 ) en instelling van het Europees openbaar ministerie ( 389 )); ii) een speciaal verslag van de Europese Rekenkamer over de bestrijding van fraude in verband met EU-uitgaven ( 390 ); iii) een controle door de dienst Interne audit van de Commissie in verband met de bestrijding van fraude met ontvangsten ( 391 ); en iv) de op 21 november 2018 aangenomen mededeling over governance in de Europese Commissie ( 392 ).

De nieuwe strategie is gericht op meer samenhang en coördinatie in de strijd tegen fraude en is gebaseerd op kennisgedreven, datagestuurde fraudebestrijdingsmaatregelen. Alle diensten van de Commissie zullen bijdragen aan de uitvoering ervan, gecoördineerd door het Europees Bureau voor fraudebestrijding.

Tegelijkertijd zal het Europees Bureau voor fraudebestrijding zich verder ontwikkelen tot een kennis- en adviescentrum voor fraudebestrijding. Het zal zijn samenwerking met de diensten van de Commissie en de lidstaten intensiveren om relevante fraudegerelateerde gegevens vollediger en nauwkeuriger te identificeren, te verzamelen, te verbeteren en te analyseren.

Het Europees Bureau voor fraudebestrijding zal de meeste van deze maatregelen uitvoeren of coördineren om de opsporing, het begrip en de beoordeling van frauderisico's te verruimen en te verbeteren. Een uitgebreidere analyse van frauderisico's zal ten goede komen aan financiële actoren, auditors en onderzoekers en zal bijdragen tot een kosteneffectievere toepassing van fraudecontroles.

Nieuw Financieel Reglement

De goedkeuring van het voorstel van de Commissie om het Financieel Reglement en 15 sectorale rechtshandelingen te vereenvoudigen heeft de diensten een vereenvoudigde basis geboden voor de opstelling van financieringsprogramma's van de generatie na 2020. Het nieuwe Financieel Reglement is op 2 augustus 2018 in werking getreden. Andere secundaire besluiten moesten in lijn worden gebracht met het nieuwe Financieel Reglement, zoals de financiële kaderregeling voor EU-organen.

Er is een hoge prioriteit toegekend aan de uitvoering van de aangescherpte regels inzake belangenconflicten in het nieuwe Financieel Reglement op het gebied van gedeeld beheer, in nauwe samenwerking met diensten waar gedeeld beheer wordt toegepast. Er is een onderzoek naar nationale wetgeving op dit gebied gestart om bij te dragen aan het opstellen van richtsnoeren, bestemd voor de autoriteiten van de lidstaten, over de toepassing van de nieuwe regels. Er zijn onderhandelingen gestart over het voorstel voor de bescherming van de EU-begroting in geval van algemene tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat.

De Commissie heeft haar inspanningen ook toegespitst op een aanzienlijke vereenvoudiging van de voorstellen voor de financieringsprogramma's voor de periode na 2020 en op een grotere flexibiliteit en interoperabiliteit van deze programma's. Indien deze vereenvoudiging goed wordt uitgevoerd en gemonitord, biedt ze de mogelijkheid om uitgavenprogramma's nog fraudebestendiger te maken. De werkzaamheden in dit verband omvatten ook het fraudebestendig maken van toekomstige uitgavenprogramma's.

Systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting

Tegelijkertijd werden acties ter voorkoming van fraude ook voortgezet via het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting, dat het mogelijk maakt onbetrouwbare marktdeelnemers vroegtijdig op te sporen en uit te sluiten van EU-middelen.

De instantie die in het kader van het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting belast is met de beoordeling van gevallen van voorgenomen sancties tegen onbetrouwbare marktdeelnemers is volledig operationeel geworden. De aanbevelingen van deze instantie hebben, waar nodig, geleid tot besluiten door de ordonnateurs om marktdeelnemers uit te sluiten van EU-financiering. Dit was een belangrijke stap voorwaarts in de strijd tegen fraude.

Bij een interne controle werd de rol van de instantie sinds haar oprichting in 2016 positief beoordeeld. De begrotingsdienst geeft uitvoering aan de aanbeveling om de diensten van de Commissie en andere instellingen meer bewust te maken van de instantie, zodat alle mogelijke gevallen aan haar worden voorgelegd.

De inwerkingtreding van het Financieel Reglement van 2018 heeft het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting versterkt door integratie van de instantie voor financiële onregelmatigheden, wat een geharmoniseerde besluitvorming mogelijk maakt.

Sinds 2016 heeft de instantie die verbonden is aan het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting:

·27 aanbevelingen aangenomen (waaronder drie aanbevelingen waarin de instantie aanbeval om niet over te gaan tot uitsluiting omdat de marktdeelnemer corrigerende maatregelen had genomen);

·in 7 gevallen een formeel antwoord aan de bevoegde ordonnateur gericht (bijvoorbeeld in een zaak die niet ontvankelijk was wegens het niet vaststellen van feiten, een zaak van een ontbonden onderneming of een zaak waarvoor de instantie niet bevoegd was); en

·in 4 gevallen de ordonnateurs verzocht hun verzoek in te trekken (bijvoorbeeld bij gebreke van een rechtsgrondslag voor het opleggen van een administratieve sanctie).

Aangezien de eindverantwoordelijkheid bij de individuele ordonnateurs blijft berusten, is het belangrijk op te merken dat alle aanbevelingen van de instantie volledig zijn opgevolgd door de bevoegde verzoekende ordonnateurs.

Het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting heeft tot doel de financiële belangen van de EU beter te beschermen door ervoor te zorgen dat i) marktdeelnemers die risico's vormen voor de financiële belangen van de EU vroegtijdig worden opgespoord; ii) onbetrouwbare marktdeelnemers geen EU-middelen kunnen verkrijgen en/of een financiële sanctie opgelegd krijgen; en iii) informatie over de uitsluiting en/of de financiële sanctie in de ernstigste gevallen op de website van de Commissie wordt gepubliceerd om de afschrikkende werking te versterken.

Dit systeem, dat in 2016 is opgezet, betekent een aanzienlijke verbetering van de toepassing van regels inzake administratieve sancties met betrekking tot grondrechten, onafhankelijkheid en transparantie. Bij gebrek aan een definitief nationaal vonnis of, indien van toepassing, een definitief administratief besluit, kunnen instellingen, agentschappen, bureaus en organen van de EU pas besluiten om onbetrouwbare marktdeelnemers sancties op te leggen nadat zij een aanbeveling van de gecentraliseerde interinstitutionele instantie hebben ontvangen.

De instantie heeft geen onderzoeksbevoegdheden. In beginsel baseert zij haar beoordeling op feiten en bevindingen die zijn vastgesteld in het kader van controles of onderzoeken door de Europese Rekenkamer, het Europees Bureau voor fraudebestrijding of de dienst Interne audit, of een andere controle of audit die onder de verantwoordelijkheid van de bevoegde ordonnateur is uitgevoerd. De instantie bestaat uit een vaste onafhankelijke voorzitter op hoog niveau, twee permanente leden die de Commissie (als eigenaar van het systeem) vertegenwoordigen en één ad-hoclid dat de ordonnateur van de dienst die om de aanbeveling verzoekt, vertegenwoordigt. De instantie respecteert het recht op verdediging van de betrokken marktdeelnemer en past het beginsel toe dat een overheidsniveau geen maatregelen mag nemen die verder gaan dan nodig is om de aan dat niveau toegewezen taak uit te voeren ("evenredigheidsbeginsel").

In 2018 hebben verschillende ordonnateursdiensten 23 zaken ingediend (inclusief 16 die verband hielden met vroegtijdige opsporing), waarvan er 7 reeds naar de instantie zijn doorverwezen via haar permanente secretariaat . Wat uitsluiting betreft, heeft de instantie vier aanbevelingen gedaan, waaronder de publicatie van de uitsluiting in elk van deze vier gevallen. De aanbevolen uitsluitingen waren gebaseerd op fraude, ernstige beroepsfouten en aanzienlijke inbreuken op de belangrijkste verplichtingen bij de uitvoering van een contract. Wat betreft de drie andere zaken die aan de instantie zijn doorverwezen, heeft de instantie in één zaak geen aanbeveling gedaan maar heeft zij de bevoegde ordonnateur een formeel antwoord gestuurd (aangezien de situatie van uitsluiting niet wettelijk was vastgesteld); de twee andere zaken lopen nog.

De Commissie moet ook verslag uitbrengen over besluiten van ordonnateurs om i) marktdeelnemers niet uit te sluiten teneinde de continuïteit van de dienstverlening gedurende een beperkte periode te waarborgen in afwachting van de uitvoering van corrigerende maatregelen door de betrokken marktdeelnemers; en ii) geen informatie over administratieve sancties op de website van de Commissie te publiceren, hetzij om de vertrouwelijkheid van het onderzoek te beschermen, hetzij om het evenredigheidsbeginsel in acht te nemen wanneer het een natuurlijke persoon betreft. De ordonnateurs hebben dergelijke beslissingen niet genomen.

5. Het management biedt redelijke zekerheid en de financiële gevolgen van punten van voorbehoud zijn beperkt

In hun betrouwbaarheidsverklaringen over 2018 ( 393 ) verklaarden alle 50 gedelegeerd ordonnateurs redelijke zekerheid te hebben dat: i) de informatie in hun verslag een 'getrouw beeld' (d.w.z. betrouwbaar, volledig en correct) geeft van de stand van zaken in hun dienst; ii) de aan hun activiteiten toegewezen middelen voor het beoogde doel ervan en overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer zijn gebruikt; iii) de ingevoerde controleprocedures de nodige garanties bieden ten aanzien van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen.

In het kader van hun algemene proces van zekerheidsopbouw en vanuit hun beheersperspectief voeren de gedelegeerd ordonnateurs ook een meer gedetailleerde analyse uit voor elk programma of segment van hun portefeuille. Zij maken gebruik van alle beschikbare informatie, met name de resultaten van de controles vooraf en achteraf, om eventuele belangrijke kwantitatieve of kwalitatieve tekortkomingen op te sporen. Aan het eind van elk begrotingsjaar bepalen zij of de financiële en/of reputatiegevolgen van een dergelijke tekortkoming waarschijnlijk boven de materialiteitsdrempel liggen. Zo ja, dan nemen zij in hun betrouwbaarheidsverklaring een voorbehoud op voor het specifieke gebied binnen het betrokken programma ( 394 ).

Punten van voorbehoud zijn hoekstenen in de verantwoordingsketen. Zij zijn een indicator voor de transparantie van de Commissie met betrekking tot ondervonden uitdagingen of tekortkomingen en de mogelijke financiële gevolgen ervan. Dat zij kunnen leiden tot de opname van punten van voorbehoud in een betrouwbaarheidsverklaring in een jaarlijks activiteitenverslag is een element van goed financieel beheer. Zij zijn ook een instrument om resterende tekortkomingen aan te pakken. Hoewel de meeste punten van voorbehoud voortvloeien uit bevindingen met betrekking tot het beheer en de controle van betalingen in het verleden, hebben zij ook een positief preventief effect, waarbij actieplannen worden opgesteld om toekomstige risico's te beperken en controlesystemen te versterken.

Bovendien is het aantal punten van voorbehoud geen indicatie voor de kwaliteit van het financieel beheer. Dit heeft deels te maken met het feit dat er geen direct verband bestaat tussen het aantal punten van voorbehoud en de financiële gevolgen ervan, maar ook met het feit dat sommige tekortkomingen aanleiding geven tot meerdere punten van voorbehoud. Zo kunnen er bijvoorbeeld meerdere punten van voorbehoud ontstaan uit programmasegmenten die door meer dan één dienst worden uitgevoerd; of omdat het zwakke punt dat leidt tot een 'nieuw' voorbehoud voor de huidige programmeringsperiode een voortzetting is van een voorbehoud uit een eerdere programmeringsperiode (bijvoorbeeld het voorbehoud in 2018 voor het programma voor het concurrentievermogen van kleine en middelgrote ondernemingen, dat de opvolger is van het programma voor concurrentievermogen en innovatie). Deze rapportagemethode zorgt echter voor meer precisie en transparantie.

Voor het verslagjaar 2018 hebben 30 gedelegeerd ordonnateurs betrouwbaarheidsverklaringen zonder voorbehoud afgegeven, terwijl 20 gedelegeerd ordonnateurs betrouwbaarheidsverklaringen met punten van voorbehoud, in totaal 40, hebben afgegeven (zie onderstaand diagram). Deze punten van voorbehoud hebben betrekking op zowel ontvangsten als uitgaven. In alle gevallen hebben de betrokken gedelegeerd ordonnateurs actieplannen vastgesteld om de onderliggende tekortkomingen aan te pakken en de daaruit voortvloeiende risico's te beperken. De volledige lijst van punten van voorbehoud voor 2018 is opgenomen in bijlage 3.


Van de 40 punten van voorbehoud zijn er 38 terugkerende punten en 2 nieuwe (één van het Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen; en één van de dienst Binnenlandse Zaken). Er zijn vijf terugkerende punten van voorbehoud bijgewerkt, van gekwantificeerd naar niet-gekwantificeerd (of omgekeerd) of voor een wijziging van het toepassingsgebied (zie details in onderstaand kader). Voor alle punten van voorbehoud zijn de gevolgen voor de uitgaven in 2018 (her)berekend.


Diagram: Punten van voorbehoud per beleidsterrein

Bron: Jaarlijkse activiteitenverslagen van de Europese Commissie.

Tien punten van voorbehoud zijn geheel of gedeeltelijk niet-gekwantificeerd voor 2018. Het is niet mogelijk een voorbehoud te kwantificeren wanneer de financiële gevolgen nul zijn, wanneer het niet mogelijk is om de gevolgen nauwkeurig te beoordelen of wanneer de gevolgen zich beperken tot reputatieschade.

De helft van de punten van voorbehoud heeft betrekking op oude programma's voor de periode 2007-2013. Voor die programma's blijft er nog maar een zeer beperkt aantal verrichtingen over. Deze punten van voorbehoud worden gehandhaafd, ondanks het feit dat ze alle geringe financiële gevolgen hebben, aangezien de foutenpercentages in verband hiermee boven de materialiteitsdrempel van 2 % blijven. (Zie ook de overweging hieronder (blz. 173) over de mogelijke invoering van een de-minimisregel voor punten van voorbehoud, die van toepassing zou zijn op de meeste oude programma's.)


Nieuwe en bijgewerkte punten van voorbehoud in 2018

Er zijn twee nieuwe punten van voorbehoud gemaakt.

Het Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen heeft een extra voorbehoud gemaakt ten aanzien van hun subsidies in het kader van het programma voor het concurrentievermogen van kleine en middelgrote ondernemingen vanwege een restfoutenpercentage van meer dan 2 %. Dit programma is de opvolger van het programma voor concurrentievermogen en innovatie, waarvoor eveneens een voorbehoud was gemaakt. De resultaten van de eerste controles wijzen erop dat het programma mogelijk nog niet voldoende is vereenvoudigd (betalingsmodaliteiten op basis van de terugbetaling van subsidiabele kosten) om het foutenniveau te verlagen. Deze hypothese zal opnieuw worden onderzocht in 2019, wanneer de resultaten van een groter aantal controles beschikbaar zullen zijn.

De dienst Binnenlandse Zaken heeft een extra (reputatie)voorbehoud gemaakt met betrekking tot het Europees Grens- en kustwachtagentschap. De Europese Rekenkamer heeft een onregelmatige aanbestedingsprocedure (veerdiensten in Griekenland) gevonden waarvoor in 2018 betalingen zijn verricht, en het Europees Parlement heeft in het recentste kwijtingsverslag van het agentschap verscheidene tekortkomingen in de controle vermeld.

Vijf terugkerende punten van voorbehoud zijn bijgewerkt.

De regionale en werkgelegenheidsdiensten hebben hun gekwantificeerde punten van voorbehoud voor 2017 met betrekking tot de programma's voor de periode 2007-2013 gewijzigd in niet-gekwantificeerde punten van voorbehoud voor 2018. De reden hiervoor is dat er in 2018 geen nieuwe betalingen aan de betrokken operationele programma 's zijn verricht, hoewel de desbetreffende saldobetalingen voor de komende jaren nog hangende zijn.

De Ondersteuningsdienst voor structurele hervormingen heeft zijn niet-gekwantificeerde voorbehoud voor 2017 gewijzigd in een gekwantificeerd voorbehoud, aangezien het beperkte toepassingsgebied duidelijk is geworden. Het restfoutenpercentage voor subsidies voor direct beheer is geschat op meer dan 2 % op basis van de eerste resultaten van de controles achteraf, die nu aan de gang zijn. Dit voorbehoud is echter beperkt tot subsidies uit technische-ondersteuningsprogramma's die zijn overeengekomen met organisaties die niet vooraf aan een pijlerbeoordeling zijn onderworpen. Zij vertegenwoordigen slechts een minderheid van alle organisaties waarmee dergelijke subsidies zijn overeengekomen.

De begrotingsdienst heeft zijn gekwantificeerde voorbehoud voor 2017 ten aanzien van traditionele eigen middelen gewijzigd in een niet-kwantificeerd voorbehoud. Dit is te verklaren door de afwezigheid van nieuwe materiële blootstellingen uit het Verenigd Koninkrijk voor 2018 en door het feit dat het vooralsnog onmogelijk is om de omvang van potentiële onderwaarderingsfraude in andere lidstaten te kwantificeren. De terugvordering van de traditionele eigen middelen die tussen 2011 en 2017 verloren zijn gegaan, wordt voortgezet via inbreukprocedures.

Het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur heeft de reikwijdte van zijn (niet-gekwantificeerde) voorbehoud voor 2017 (in verband met tekortkomingen in de interne controle die door de dienst Interne audit zijn vastgesteld) gewijzigd om rekening te houden met de tot nu toe geboekte vooruitgang (geen van de hangende aanbevelingen wordt nu als kritiek beoordeeld). Het voorbehoud werd echter gehandhaafd voor 2018, aangezien de volledige follow-up van de controle in 2019 zal plaatsvinden.


In gevallen waarin het restfoutenpercentage boven de materialiteitsdrempel ligt, worden de financiële gevolgen van een voorbehoud bepaald door de uitgaven van het betrokken programma of segment te vermenigvuldigen met het restfoutenpercentage. Het totale bedrag voor 2018 (1 078 miljoen euro) en de ontwikkeling ten opzichte van de voorgaande jaren zijn in onderstaande tabel en grafiek weergegeven:

BeleidsterreinTotale betalingen in 2018Financiële gevolgen van de punten van voorbehoud
Landbouw56 830725
Cohesie, migratie en visserij56 802284
Externe betrekkingen13 28116
Onderzoek, industrie, ruimtevaart, energie en vervoer16 24242
Ander intern beleid6 7129
Andere diensten & administratie6 8810
Totaal156 7491 078
waarvan 'lopende' programma's1 037
waarvan 'oude' programma's41
BeleidsterreinTotale eigen middelen 2018Financiële gevolgen van de punten van voorbehoud
Eigen middelen142 3550

Grafiek en tafel: Financiële gevolgen ("blootstelling") van de gekwantificeerde punten van voorbehoud voor 2016, 2017 en 2018 (in miljoen euro)

Bron: Jaarlijkse activiteitenverslagen van de Europese Commissie.


De gestage resultaten in 2017 en 2018 zijn het gevolg van:

·Stabiliteit in landbouw: de financiële gevolgen van de punten van voorbehoud blijven vrij stabiel (lichte daling) in vergelijking met vorig jaar – voor marktmaatregelen, rechtstreekse betalingen en plattelandsontwikkeling.

·Een stijging in cohesie, migratie en visserij: de verdubbeling hier is toe te schrijven aan de uitvoering van de huidige programma's die inmiddels volledig op kruissnelheid zijn gekomen en aan de stijging van de relevante uitgaven met ongeveer 20 miljard euro ten opzichte van 2017. Er zijn ook meer gevallen ontdekt waarbij operationele programma's in meer lidstaten hoge foutenpercentages hadden.

·Een daling in de andere beleidsterreinen: daar zijn de financiële gevolgen min of meer gehalveerd. De reden hiervoor is dat de restfoutenpercentages verder zijn gedaald, dat er minder segmenten zijn dan voorheen ten aanzien waarvan punten van voorbehoud zijn gemaakt en/of dat de uitgaven in de betrokken segmenten kleiner zijn (bijvoorbeeld de directe subsidies van de ontwikkelingsdienst).

De financiële gevolgen van punten van voorbehoud met betrekking tot oude programma's blijven logischerwijs afnemen: van 129 miljoen euro in 2017 tot 41 miljoen euro in 2018. Zolang de desbetreffende restfoutenpercentages de materialiteitsdrempel van 2 % overschrijden, kunnen de punten van voorbehoud niet worden opgeheven – ook al zijn de financiële gevolgen ervan tot zeer lage niveaus gedaald.

Zoals in voorgaande jaren hebben de onderzoeksdiensten en uitvoerende agentschappen geen enkel voorbehoud gemaakt en hebben zij dus in hun betrouwbaarheidsverklaringen geen punten van voorbehoud opgenomen met betrekking tot het programma Horizon 2020. De reden hiervoor is dat zij een specifieke materialiteitsdrempel van 2 % tot 5 % toepassen op het programma om rekening te houden met de inherente risico's ervan en met de controlebeperkingen ( 395 ). Hun huidige restfoutenpercentage lijkt onder de 5 % en dicht bij de 2 % te liggen (zie ook punt 1).

Vooruitgang geboekt bij de zekerheidsopbouw in 2018

In 2018 hebben de diensten van de Commissie hun zekerheidsopbouw verder versterkt via hun jaarlijkse activiteitenverslagen. Bijvoorbeeld:

De cohesiediensten hebben de presentatie van hun foutenpercentages aanzienlijk herzien, vereenvoudigd en geharmoniseerd, zoals aanbevolen door en besproken met de Europese Rekenkamer en overeengekomen met de centrale financiële dienst van de Commissie. Voorts is een subtotaal voor economische, sociale en territoriale cohesie conform begrotingsonderdeel 1B toegevoegd aan de presentatie van de tabellen met het totale risicobedrag bij betaling/afsluiting (zie punt 1 en bijlage 2).

In het kader van gedeeld beheer brengen de controleautoriteiten van de lidstaten vanaf 2018 verslag uit over de belangrijkste soorten tekortkomingen die tot onregelmatigheden leiden, volgens een gemeenschappelijke typologie die door de Commissie en de lidstaten wordt gedeeld (zie details en acties in punt 2.1). Daarnaast brengen zij verslag uit over mogelijke belangenconflicten in het algemeen en de maatregelen die zijn genomen om dergelijke situaties te mitigeren teneinde de EU-begroting te beschermen.

De diensten externe betrekkingen voor ontwikkeling en nabuurschap hebben de gesegmenteerde zekerheidsopbouw voor hun portefeuilles verder verbeterd, waarbij zij hun voorbehoud beter hebben gericht op het relevante risicovollere segment (directe subsidies). Beide diensten hebben ook gereageerd op opmerkingen van de Europese Rekenkamer en hebben nadere bijzonderheden verstrekt om de transparantie van hun studies met betrekking tot restfoutenpercentages te verbeteren.

De onderzoeksdiensten blijven zich inzetten voor een verdere verlaging van het foutenpercentage:  bijvoorbeeld door verdere vereenvoudiging van de modelsubsidieovereenkomst, duidelijkere communicatie over subsidiabiliteitsregels (15 georganiseerde evenementen) en verdere uitbreiding van de financiering op basis van forfaitaire bedragen. Het voorstel van de Commissie voor het onderzoeksprogramma van de volgende generatie (Horizon Europa) omvat ook vereenvoudigde kostenopties (zie ook punt 2.1).

Sinds zijn oprichting in 2016 heeft de Ondersteuningsdienst voor structurele hervormingen aanzienlijke vooruitgang geboekt bij het opzetten van een volwassen systeem voor interne controle en beheer om een passend beheer van zijn groeiende begroting mogelijk te maken. De functie controle achteraf is in 2018 operationeel geworden. Dit heeft de dienst in staat gesteld zijn risicoblootstelling in subsidiebeheer te kwantificeren (zie hierboven).

Algemeen oordeel en toelichtende paragraaf van de dienst Interne audit

Bij zijn algemene oordelen over 2015, 2016 en 2017 herhaalde de dienst Interne audit zijn toelichtende paragraaf ( 396 ) dat diensten die voor de uitvoering van delen van hun beleid en/of begroting een beroep doen op uitvoerende entiteiten, hun strategieën en activiteiten op het gebied van monitoring en toezicht moeten versterken, zij het dat daarbij ook terdege rekening moet worden gehouden met de specifieke (d.w.z. soms beperkte) mandaten en rollen die in dit verband aan deze diensten zijn toegewezen. Dit is ook voor 2018 herhaald. Zie voor meer details punt 6 en/of bijlage 5.

Aangezien vier punten van voorbehoud betrekking hebben op kwesties bij agentschappen en andere uitvoerende entiteiten (het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur, het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken, het Europees Grens- en kustwachtagentschap en de Commissie van de Afrikaanse Unie), blijft dit een punt van bijzondere aandacht voor de Commissie. In 2018 hebben centrale diensten en afdelingen gezamenlijke werkgroepen opgericht om de rol van de diensten die toezicht houden op deze organen te verduidelijken en af te bakenen.

De agentschappen, de partnerdiensten en de centrale diensten ondernemen acties om de situatie te verbeteren. Dit omvat de verbetering van de governanceregelingen (er is een nieuwe financiële kaderregeling goedgekeurd) en de voorbereidingen voor een versterkt risicobeheer door de gedecentraliseerde agentschappen).

Mogelijke ontwikkelingen voor 2019

De Commissie zal overwegen om samen met de Europese Rekenkamer de invoering van een de-minimisregel voor punten van voorbehoud te onderzoeken. Indien overeengekomen, zouden punten van voorbehoud niet langer als zinvol worden beschouwd voor segmenten onder een bepaald aandeel van de portefeuille van een dienst (bijv. minder dan 5 %) en met financiële gevolgen onder een bepaalde drempel (bijv. minder dan 5 miljoen euro). Dit zou van toepassing zijn op veel van de oude programma's.

Vooruitblik na 2019 en/of 2020

Het herziene Financieel Reglement is in 2018 in werking getreden. Het biedt een vereenvoudigde basis voor financieringsprogramma's voor de periode na 2020 waarvoor de interinstitutionele onderhandelingen nog aan de gang zijn. Bijzondere aandacht wordt besteed aan het maximaliseren van vereenvoudigingen, synergieën en efficiëntieverbeteringen en aan naar risico gedifferentieerde en kosteneffectieve controlesystemen. Het doel is de verwezenlijking van zowel de beleids-/programmadoelstellingen als de interne-controledoelstellingen, d.w.z. snelle betalingen, weinig fouten en lage controlekosten. Voorbeelden die aan deze drie doelstellingen kunnen bijdragen, zijn het toegenomen gebruik van subsidies op basis van forfaitaire bedragen (waardoor bovendien de behoefte aan een gedetailleerde registratie wordt verminderd) en de mogelijkheid van financiering op basis van output of resultaten (waardoor het niet langer nodig is om de gewerkte uren te registreren aan de hand van een urenstaat).

6. Zekerheid verkregen op basis van de werkzaamheden van de dienst Interne audit

De diensten van de Commissie hebben zich voor het verkrijgen van zekerheid ook gebaseerd op het werk van de dienst Interne audit. Bijlage 5 bij dit jaarlijks beheers- en prestatieverslag bevat meer informatie over de door de dienst Interne Audit verstrekte zekerheid. Overeenkomstig artikel 118, lid 8, van het Financieel Reglement zal de Commissie een samenvattend verslag van de werkzaamheden van de interne controleur toezenden aan de kwijtingsautoriteit.

De dienst Interne audit heeft een strikt follow-upbeleid om de uitvoering van zijn aanbevelingen te beoordelen. Uit de werkzaamheden van de dienst Interne audit is gebleken dat 97 % van zijn in de periode 2014-2018 opgevolgde aanbevelingen effectief en tijdig door de gecontroleerden is uitgevoerd.

Om bij te dragen aan de prestatiegerichte cultuur van de Commissie en meer nadruk te leggen op kosteneffectiviteit, heeft de dienst Interne audit in 2018 doelmatigheidscontroles en controles met belangrijke doelmatigheidselementen (uitgebreide audits) uitgevoerd als onderdeel van zijn strategisch auditplan 2016-2018.

i) Wat horizontale processen betreft, heeft de dienst Interne audit aanbevelingen gedaan om de algemene prestaties van een aantal belangrijke processen op het gebied van governance, IT-beveiliging, personele middelen, synergieën en het gebruik van middelen te helpen verbeteren.

·De dienst Interne audit heeft met name de stand van zaken van de in 2016 gestarte evaluatie van de 'synergieën en efficiëntieverbeteringen' gecontroleerd en evenredige verbeteringen aanbevolen om ervoor te zorgen dat dit initiatief uiteindelijk succesvol is in het bereiken van de doelstellingen ervan. Naar aanleiding van de controle door de dienst Interne audit heeft de Commissie in april 2019 een nieuwe mededeling gepubliceerd over The synergies and efficiencies initiative:  stock-taking and way forward (Het initiatief voor synergieën en efficiëntieverbeteringen: stand van zaken en de weg vooruit).

·Wat governanceprocessen betreft, heeft de Commissie in november 2018 een reeks mededelingen en besluiten ("governancepakket") gepubliceerd om de kwesties aan te pakken die de dienst Interne audit in zijn auditverslag van januari 2018 heeft vastgesteld en om de corporate-governanceregelingen van de Commissie te actualiseren. In 2018 heeft de dienst Interne audit verdere aanbevelingen gedaan op het gebied van governance van het telecomprogramma voor de Connecting Europe Facility en IT-governance bij het directoraat-generaal Internationale samenwerking en ontwikkeling.

·Wat het beheer van personele middelen betreft, heeft de dienst Interne audit in zijn audits verschillende opmerkingen gericht aan het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek. Ook heeft de dienst Interne audit, in het licht van soortgelijke kwesties die de afgelopen jaren in andere diensten van de Commissie zijn vastgesteld, het directoraat-generaal Personele middelen en veiligheid een managementletter gestuurd waarin ter overweging een aantal kwesties aan de orde worden gesteld om de Commissie te helpen de uitdagingen waarmee het directoraat-generaal en de diensten worden geconfronteerd effectief aan te pakken.

·Adequate coördinatie van activiteiten en samenwerking met belanghebbenden zijn van essentieel belang om een samenhangend en doeltreffend optreden op de verschillende beleidsterreinen te waarborgen. De dienst Interne audit heeft specifieke aanbevelingen gedaan met betrekking tot de coördinatieactiviteiten tussen de Commissie (directoraat-generaal Internationale Samenwerking en Ontwikkeling, directoraat-generaal Nabuurschapsbeleid en Uitbreidingsonderhandelingen en de Dienst Instrumenten buitenlands beleid) en de Europese Dienst voor extern optreden en de samenwerking tussen Eurostat en EU-organen en internationale organisaties.

·In verschillende audits is geconcludeerd dat ook verdere vooruitgang kan worden geboekt bij het verbeteren van de algemene prestaties van andere horizontale processen, zoals weergegeven in bijlage 5.

·Verscheidene aspecten van betere regelgeving zijn gecontroleerd (zoals weergegeven in bijlage 5), maar er zijn op deze gebieden geen significante problemen vastgesteld.

ii) Doelmatigheid bij het beheer en de besteding van budgettaire operationele en administratieve kredieten.

·De dienst Interne audit heeft verscheidene audits uitgevoerd ter beoordeling van het programmabeheer en de betalingsprocessen in gedeeld beheer, maar heeft geen significante doelmatigheidstekortkomingen op deze gebieden vastgesteld.

·Op het gebied van direct beheerde middelen is het beheer van subsidies door uitvoerende agentschappen (Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur, Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen, Europese Onderzoeksraad, Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken, Uitvoerend Agentschap onderzoek) bij verschillende audits beoordeeld en zijn er geen significante doelmatigheidstekortkomingen vastgesteld, met uitzondering van het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur. Bij dit agentschap werden ernstige tekortkomingen vastgesteld die afbreuk doen aan de doeltreffendheid van het algemene interne-controlesysteem voor het projectbeheer van Erasmus+- en Creatief Europa-subsidies. De dienst Interne audit heeft opgemerkt dat het agentschap reeds een begin had gemaakt met de aanpak van deze kwesties (zie punt 5), overeenkomstig de aanbevelingen van de audit.

·Wat indirect beheerde middelen betreft, waren verschillende audits gericht op de toezichtregelingen in de diensten. Bij het directoraat-generaal Interne Markt, Industrie, Ondernemerschap en Midden- en Kleinbedrijf zijn er geen significante doelmatigheidstekortkomingen vastgesteld. De dienst Interne audit heeft echter wel tekortkomingen vastgesteld met betrekking tot specifieke aspecten van het beheer van financiële instrumenten in het directoraat-generaal Klimaatactie, het directoraat-generaal Milieu en het directoraat-generaal Nabuurschapsbeleid en Uitbreidingsonderhandelingen. De dienst Interne audit heeft ook aanbevelingen gedaan aan het directoraat-generaal Internationale Samenwerking en Ontwikkeling met betrekking tot het proces van zekerheidsopbouw op het hoofdkantoor, met name het proces van monitoring van de jaarlijkse beheersverklaringen die moeten worden ingediend door de internationale financiële instellingen en/of nationale agentschappen die projecten onder indirect beheer uitvoeren.

Naast zijn audits heeft de dienst Interne Audit in februari 2019 aan elk directoraat-generaal beperkte conclusies over de stand van zaken van de interne controle verstrekt. Deze conclusies hebben bijgedragen aan de jaarlijkse activiteitenverslagen van 2018 van de betrokken directoraten-generaal en hebben betrekking op alle onafgehandelde aanbevelingen van de dienst Interne audit met betrekking tot de beheers- en controlesystemen in de gecontroleerde processen binnen de directoraten-generaal in de afgelopen 3 jaar. Bijzondere aandacht werd gevestigd op de aan het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur gerichte beperkte conclusie met betrekking tot één cruciale en twee zeer belangrijke aanbevelingen die zijn gedaan in het kader van de audit van Erasmus+ en Creatief Europa – subsidiebeheer (fase 2 – van projectmonitoring tot betaling). Het agentschap heeft een voorbehoud gemaakt in overeenstemming met de beperkte conclusie van de dienst Interne audit (zie punt 5).

Ten slotte heeft de dienst Interne audit, zoals jaarlijks vereist op grond van zijn taakomschrijving, een algemeen oordeel uitgebracht over het financiële beheer van de Commissie. Dit oordeel is gebaseerd op de auditwerkzaamheden die de dienst Interne Audit de afgelopen 3 jaar (2016-2018) met betrekking tot het financieel beheer in de Commissie heeft verricht. In het oordeel wordt ook rekening gehouden met informatie uit andere bronnen, met name de verslagen van de Europese Rekenkamer.

Op basis van deze auditinformatie was de interne controleur van mening dat de Commissie in 2018 beschikte over governance-, risicobeheer- en interne-controleprocedures die over het geheel genomen toereikend zijn om redelijke zekerheid te verschaffen over de verwezenlijking van haar financiële doelstellingen. Het algemene oordeel bevat echter een voorbehoud in verband met de punten van voorbehoud die de gedelegeerd ordonnateurs hebben gemaakt in hun betrouwbaarheidsverklaringen die in hun respectieve jaarlijkse activiteitenverslagen zijn opgenomen.

Bij het opstellen van zijn algemene oordeel heeft de interne controleur ook rekening gehouden met het gecombineerde effect van alle geschatte risicobedragen bij betaling, aangezien deze hoger zijn dan de bedragen ten aanzien waarvan voorbehoud is gemaakt. De totale risicobedragen zijn de beste schatting door de gedelegeerd ordonnateurs, in hun jaarlijkse activiteitenverslagen over 2018, van de bedragen van de goedgekeurde uitgaven die op het moment van betaling in 2018 niet in overeenstemming waren met de toepasselijke contractuele en wettelijke bepalingen. Samen komen deze overeen met een totaalbedrag dat lager is dan de materialiteit van 2 % van alle relevante uitgaven ( 397 ) in de begroting van de Commissie, het Europees Ontwikkelingsfonds en de EU-trustfondsen in 2018. Deze risicobedragen bij betaling in 2018 omvatten nog geen financiële correcties en terugvorderingen in verband met tekortkomingen en fouten die de directoraten-generaal de komende jaren zullen opsporen en corrigeren dankzij de meerjarige correctiemechanismen die in de interne-controlesystemen van de Commissie zijn ingebouwd. Op grond van deze elementen is de dienst Interne audit van oordeel dat de EU-begroting in haar geheel en in de loop van de tijd naar behoren wordt beschermd. 

Zonder verdere punten van voorbehoud in zijn oordeel op te nemen, heeft de interne controleur een toelichtende paragraaf toegevoegd met betrekking tot de strategieën van toezicht op derden die beleid en programma's uitvoeren. Deze toelichtende paragraaf is in bijlage 5 bij dit verslag opgenomen.

7. Samenvatting van de conclusies over de werkzaamheden van het Comité follow-up audit

Het Comité follow-up audit heeft zijn werkzaamheden toegespitst op vier hoofddoelstellingen die in zijn werkprogramma's voor 2018 en 2019 zijn uiteengezet, namelijk: beoordelen van de auditplanning van de interne controleur; analyseren van de resultaten van het interne- en externe-auditwerk om potentieel significante risico's vast te stellen, ook op thematische wijze; monitoren van de follow-up van belangrijke restrisico's die bij auditwerkzaamheden aan het licht zijn gekomen; waarborgen van de onafhankelijkheid van de interne controleur en toezicht houden op de kwaliteit van het interne-auditwerk.

Het Comité follow-up audit is tevreden over de onafhankelijkheid en kwaliteit van het interne-auditwerk en over het feit dat de planning van de interne controleur het audituniversum adequaat bestrijkt en de belangrijkste risicogebieden blijft bestrijken. Na de herziening van zijn handvest in het najaar van 2018 heeft het Comité follow-up audit voor het eerst de risicobeoordeling van de interne controleur kunnen vergelijken met de kritieke risico's die het management heeft vastgesteld.

Het Comité follow-up audit was verheugd dat het algemene oordeel van de interne controleur voor 2018 positief is en dat het, wat punten van voorbehoud betreft, alleen de in de jaarlijkse activiteitenverslagen van de gedelegeerd ordonnateurs opgenomen punten van voorbehoud ten aanzien van het beheer bevat. Voor het vierde jaar op rij echter heeft de interne controleur een toelichtende paragraaf met betrekking tot outsourcing ("externalisering") opgenomen. Het Comité follow-up audit heeft zijn bezorgdheid over dergelijke risico's bij tal van gelegenheden benadrukt en nogmaals herhaald dat de inspanningen om deze risico's door middel van adequate controlestrategieën en -instrumenten te beperken met voorrang moeten worden voortgezet.

Het Comité follow-up audit heeft nota genomen van de algemene conclusies van de interne controleur over doelmatigheidscontroles, met name wat betreft governance, financiële instrumenten, personele middelen en risicobeheerprocessen, en heeft gewezen op het parallellisme met zijn eigen thematische prioriteiten en op het feit dat de meeste van de belangrijkste controlebevindingen die naar voren zijn gekomen, door het Comité zijn besproken.

Het Comité follow-up audit heeft vastgesteld dat alle auditaanbevelingen van de interne controleur in 2018 door het management zijn aanvaard en dat er bevredigende actieplannen worden uitgevoerd om de geïdentificeerde risico's aan te pakken.

Tijdens de verslagperiode heeft de interne controleur één kritieke aanbeveling gericht aan het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur. Dit is de tweede kritieke aanbeveling met betrekking tot het subsidiebeheersproces in het agentschap. De aanbeveling vloeit voort uit de tweede fase van een controle in drie fasen. Het Comité follow-up audit heeft met het agentschap en zijn bevoegde directoraten-generaal samengewerkt om ervoor te zorgen dat intensief en tijdig actie wordt ondernomen om de gedane aanbevelingen op te volgen. Alle aanbevelingen die voortvloeiden uit de controle in fase I zijn door de interne controleur beoordeeld als volledig uitgevoerd en zijn nu afgesloten. De vooruitgang die is geboekt bij het beperken van de risico's die ten grondslag liggen aan de in fase II gedane kritieke aanbeveling volstaat voor de interne controleur om de beoordeling van zijn aanbeveling te verlagen van 'kritiek'naar 'zeer belangrijk'.

Het Comité follow-up audit heeft nota genomen van de bevindingen van de interne controleur over de vooruitgang die is geboekt bij de uitvoering van het initiatief voor synergieën en efficiëntieverbeteringen en was ingenomen met het hernieuwde politieke engagement voor het initiatief, zoals blijkt uit de recente mededeling van de Commissie ( 398 ). Het Comité follow-up audit heeft benadrukt dat verdere inspanningen nodig zijn om ervoor te zorgen dat deze manier van werken volledig wordt ingebed in de cultuur van de instelling op alle niveaus.

Het Comité follow-up audit heeft de follow-up van de kwesties die in zijn vorige jaarverslagen aan de orde zijn gesteld voortgezet en heeft bijzondere aandacht besteed aan governance, risicobeheer, fraudebestrijding, IT-beveiliging, externalisering en doelmatigheid.

·Er is aanzienlijke vooruitgang geboekt bij de uitvoering van de aanbevelingen in het verslag van de interne controleur over de regelingen van de Commissie inzake governance en toezicht op het gebied van risicobeheer, financiële verslaglegging en de functie verificatie/audit achteraf, met name door de goedkeuring van het governancepakket in november 2018. Dit omvatte onder meer een herzien handvest van het Comité follow-up audit in overeenstemming waarmee het Comité follow-up audit zich nu buigt over geconsolideerde informatie over de door het management vastgestelde lijst van kritieke risico's naast de eigen risicobeoordeling van de interne controleur en in overeenstemming waarmee het Comité follow-up audit de follow-up van de controleaanbevelingen van de Europese Rekenkamer met betrekking tot de betrouwbaarheid van de geconsolideerde rekeningen van de Europese Unie onderzoekt. Hoewel het Comité follow-up audit reeds vele jaren volledig aan de vereisten van het nieuwe Financieel Reglement voldoet, heeft het dankzij deze verdere ontwikkelingen een verdere toegevoegde waarde kunnen bieden door de rol te consolideren die het tijdens zijn vorige mandaat heeft ontwikkeld als een volwassen en doeltreffende speler in de algemene governancestructuur van de Commissie.

·In het kader van een thematische bespreking van de interne- en externe-controlebevindingen op het gebied van fraudebestrijdingsstrategieën heeft het Comité follow-up audit gevolg gegeven aan de aanbevelingen van de controle om fraude op het gebied van de eigen middelen en op fiscaal gebied te bestrijden. Met de invoering van de versterkte fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie in april 2019 ( 399 ) worden alle aanbevelingen door het management als uitgevoerd beschouwd.

·Wat externalisering betreft, en naast de bovengenoemde ontwikkelingen bij het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur, zijn alle aanbevelingen uit de interne audit over de monitoring, door het directoraat-generaal Mobiliteit en Vervoer, van het beleid inzake de beveiliging van de luchtvaart en de zeevaart afgesloten.

·Wat informatiebeveiliging betreft, heeft de interne controleur onlangs de zeer belangrijke aanbeveling over de informatiebeveiliging van het emissiehandelssysteem, die lang geleden al had moeten worden uitgevoerd, beoordeeld als zijnde naar behoren uitgevoerd.

·Wat doelmatigheid betreft, moeten de drie zeer belangrijke interne-controleaanbevelingen aan de statistische dienst met betrekking tot het productieproces en de kwaliteit van andere statistieken dan die welke door deze dienst worden geproduceerd, nog worden uitgevoerd, waarvan er één bijna 6 maanden geleden al moest zijn uitgevoerd.

·Een van de twee zeer belangrijke interne-controleaanbevelingen gericht aan de paymasterdienst met betrekking tot de begroting van het Comité van toezicht van het Europees Bureau voor fraudebestrijding, werd na de follow-upwerkzaamheden van de interne controleur heropend, maar gezien de genomen mitigerende maatregelen werd de risicoclassificatie naar belangrijk verlaagd. Het Comité follow-up audit moedigde de paymasterdienst sterk aan om de nodige stappen te zetten teneinde deze aanbeveling, die meer dan 12 maanden geleden al moest zijn uitgevoerd, volledig uit te voeren.

De effectieve uitvoeringsgraad van de aanbevelingen van de interne controleur (97 % voor aanbevelingen die in de periode 2014-2018 zijn gedaan) is hoog. Het aantal zeer belangrijke controleaanbevelingen die meer dan 6 maanden geleden al moesten zijn uitgevoerd, is de afgelopen jaren aanzienlijk gedaald, van gemiddeld 28 in de periode van juni 2015 tot en met oktober 2016 tot gemiddeld 15 sinds januari 2017.


Grafiek: Aantal kritieke en zeer belangrijke aanbevelingen die meer dan 6 maanden geleden al moesten zijn uitgevoerd

Bron: Europese Commissie.

Tijdens de verslagperiode heeft het Comité follow-up audit de beschouwing van de controleverslagen en speciale verslagen van de Europese Rekenkamer verder geïntegreerd in zijn thematische besprekingen en heeft het zijn toezicht op de follow-up van de aanbevelingen van de Rekenkamer versterkt. Na de interventie van het Comité follow-up audit werden veel aanbevelingen die al moesten zijn uitgevoerd, gemeld als zijnde opgevolgd. In maart 2019 waren er nog maar 10 aanbevelingen van de Europese Rekenkamer uit de periode 2001-2015 die al moesten zijn uitgevoerd, waaronder 8 aanbevelingen uit 2015 – het jaar waarop de recentste follow-upevaluatie van de Europese Rekenkamer is gericht. Het Comité follow-up audit heeft er mede voor gezorgd dat de Commissie voorbereid was op deze evaluatie, onder meer door de aanbevelingen die lang geleden al hadden moeten worden uitgevoerd te bespreken met de desbetreffende gecontroleerden. Na de herziening van zijn handvest heeft het Comité follow-up audit ook voor het eerst met de rekenplichtige gesproken over de follow-up van de controlebevindingen van de Rekenkamer met betrekking tot de betrouwbaarheid van de EU-rekeningen.

Het Comité follow-up audit zal tot het einde van zijn mandaat aandacht blijven besteden aan deze en andere nieuwe kwesties. De afgelopen 5 jaar zijn de verantwoordelijkheden en de werklast van het Comité follow-up audit toegenomen. Dankzij betere werkmethoden, een betere samenstelling en meer aandacht voor thema's die voor de instelling als geheel van transversaal belang zijn, heeft het Comité follow-up audit in dezelfde periode de kwaliteit en de toegevoegde waarde van zijn toezicht en advies verhoogd en is het uitgegroeid tot een volwassen en doeltreffende speler in de governancestructuren van de Commissie.

8. Externe controle en kwijting: leren van het verleden om de toekomst te verbeteren

De Commissie is verantwoordelijk voor de uitvoering van de EU-begroting in samenwerking met de lidstaten overeenkomstig de beginselen van goed financieel beheer, d.w.z. dat de middelen doeltreffend, efficiënt en zuinig moeten worden besteed. Er bestaat een verantwoordingskader op basis van uitgebreide rapportage, externe controles en politieke controles om redelijke zekerheid te bieden dat EU-middelen goed en op de juiste wijze worden besteed.

De kwijtingsprocedure

De Europese Rekenkamer is de onafhankelijke externe controleur van de Europese Unie. Jaarlijks onderzoekt zij de betrouwbaarheid van rekeningen, of alle ontvangsten en uitgaven op wettige en regelmatige wijze zijn ontvangen respectievelijk gedaan en of er een goed financieel beheer is gevoerd. De publicatie van het jaarverslag van de Europese Rekenkamer is het startpunt voor de kwijtingsprocedure. De controleurs stellen ook speciale verslagen op over specifieke uitgaven of beleidsterreinen, of over begrotings- of beheerskwesties.

Het kwijtingsbesluit is ook gebaseerd op de geïntegreerde financiële en verantwoordingsverslagen van de Commissie, op hoorzittingen met de commissarissen en op de antwoorden op schriftelijke vragen aan de Commissie.

De jaarlijkse kwijtingsprocedure stelt het Europees Parlement en de Raad in staat de Commissie politiek verantwoordelijk te stellen voor de uitvoering van de EU-begroting. Het Europees Parlement besluit, na een aanbeveling van de Raad, om al dan niet zijn definitieve goedkeuring te verlenen – 'verlenen van kwijting' genoemd – aan de wijze waarop de Commissie de EU-begroting in een bepaald jaar heeft uitgevoerd.


Diagram: Verantwoordingscyclus voor de EU-begroting

Kwijting voor 2017

Het Europees Parlement heeft de Commissie op 26 maart 2019 met een duidelijke meerderheid van stemmen kwijting verleend voor het begrotingsjaar 2017, na onderzoek van de verslagen van de Europese Rekenkamer, het geïntegreerd pakket inzake financiële verslaglegging van de Commissie en de aanbeveling tot kwijting van de Raad. De Commissie begrotingscontrole van het Europees Parlement heeft ook een aantal commissarissen en directeuren-generaal uitgenodigd om tijdens de kwijtingsprocedure van gedachten te wisselen.

De kwijtingsresolutie van het Europees Parlement voor 2017 bevat veel voorbeelden van succesverhalen voor de EU-begroting. In de resolutie wordt de aandacht gevestigd op geweldige verbeteringen in het financieel beheer van de EU-begroting (een beter prestatiekader, lagere foutenpercentages en een betere absorptie van middelen). Daarnaast bevat de kwijtingsresolutie aanbevelingen voor de verbetering van de uitvoering van de begroting alsmede aanbevelingen in verband met specifieke beleidsterreinen en situaties (met name met betrekking tot specifieke gemelde belangenconflicten).

De Commissie brengt elk jaar verslag uit over haar follow-up van verzoeken van het Europees Parlement en de Raad aan de Commissie. Dit follow-upverslag maakt deel uit van de geïntegreerde financiële en verantwoordingsverslagen van de Commissie. Het follow-upverslag van de Commissie voor 2016 is gebruikt bij de kwijtingsprocedure voor 2017. Het follow-upverslag voor 2017 wordt in juni 2019 gepubliceerd.

Follow-up van audits van de Europese Rekenkamer

De Europese Rekenkamer heeft de afgelopen jaren ook het aantal en de reikwijdte van haar speciale verslagen uitgebreid. In 2018 publiceerde de Rekenkamer 32 speciale verslagen aan de Commissie, vergeleken met 23 in 2017, waardoor de Commissie geconfronteerd werd met een toenemend aantal aanbevelingen (de Commissie heeft 297 aanbevelingen geheel of gedeeltelijk aanvaard). De Commissie zal blijven zorgen voor een adequate follow-up van deze aanbevelingen en zal in haar IT-instrument 'RAD' ( 400 ) en in jaarlijkse activiteitenverslagen verslag uitbrengen over de genomen maatregelen. Bovendien brengt de Commissie regelmatig verslag uit over de uitvoering van aanbevelingen aan het Comité follow-up audit, dat in het kader van zijn mandaat bepaalde monitoringactiviteiten verricht.

De Europese Rekenkamer monitor ook de uitvoering van haar aanbevelingen door de Commissie en geeft feedback die de Commissie helpt om haar follow-upactiviteiten te verbeteren. In haar jaarverslag 2017 heeft de Europese Rekenkamer de kwaliteit van de follow-upmaatregelen van de Commissie beoordeeld op basis van een steekproef van 100 controleaanbevelingen uit 17 speciale verslagen die in 2014 werden gepubliceerd. De Europese Rekenkamer heeft vastgesteld dat de Commissie 58 % van de aanbevelingen volledig, 17 % in de meeste opzichten 19 % in sommige opzichten en 6 % niet heeft uitgevoerd (aanbevelingen die in het geheel niet zijn uitgevoerd, zijn door de Commissie niet aanvaard). Het resultaat van volledig uitgevoerde aanbevelingen komt in grote lijnen overeen met de cijfers van voorgaande jaren.

9. Organisatorisch beheer

9.1. Robuuste governanceregelingen

Het door de Europese Commissie gebruikte governancesysteem ( 401 ) is toegesneden op haar unieke structuur en rol. Dit systeem is opgezet als onderdeel van administratieve hervormingen in 2000 ( 402 ). Deze hervorming heeft het governancesysteem van de Commissie aanzienlijk versterkt en duidelijke lijnen voor de verantwoordingsplicht en verantwoordelijkheid vastgesteld. Deze governanceregelingen helpen het college de doelstellingen van de Commissie te verwezenlijken, de middelen efficiënt en effectief te gebruiken en de EU-begroting te beheren in overeenstemming met de beginselen van goed financieel beheer. In het kader van dit systeem delegeert het college de verantwoordelijkheid voor het dagelijkse operationele beheer aan de directeuren-generaal en diensthoofden, die de administratieve structuur van de Commissie leiden. Zij beheren en vormen hun diensten volgens de regels en normen die de Commissie heeft vastgesteld om hun verschillende doelstellingen te verwezenlijken, rekening houdend met de beschikbare middelen. Zij zijn verantwoordelijk voor de operationele uitvoering van de EU-begroting, onder toezicht van de bevoegde commissaris. De directeuren-generaal en diensthoofden worden in deze rol ondersteund door de voorzittersdiensten en centrale diensten van de Commissie en door de bestuursraad en andere gespecialiseerde corporate-governanceorganen.

Dit governancesysteem is zich verder blijven ontwikkelen: het heeft zich aangepast aan veranderende omstandigheden en houdt de Commissie in de voorhoede van goede administratieve praktijken. Dit bleek in 2018 toen de Commissie een 'governancepakket' ( 403 ) goedkeurde dat haar corporate-governanceregelingen aanzienlijk heeft gestroomlijnd en versterkt en als hefboom heeft gediend voor recente controlewerkzaamheden van de Europese Rekenkamer ( 404 ) en de dienst Interne audit van de Commissie ( 405 ).


Het nieuwe pakket verduidelijkt de institutionele rol — door het verstrekken van advies aan het college alsmede toezicht op en strategische aansturing van de diensten met betrekking tot alle institutionele-beheerskwesties.

Het pakket:

·heeft de rol van de bestuursraad geformaliseerd en verduidelijkt: bij een nieuw besluit van de Commissie ( 406 ) is de bestuursraad formeel ingesteld als het belangrijkste orgaan voor corporate governance. Handelend onder het gezag van de Voorzitter ondersteunt de bestuursraad de diensten door toezicht te houden op en strategische sturing te geven aan alle gebieden van institutioneel beheer.

·heeft de subgroepen die aan de bestuursraad rapporteren gestroomlijnd: een aantal gespecialiseerde subgroepen en raden zijn formeel onder het gezag van de bestuursraad gebracht. Zo heeft een nieuwe informatietechnologie- en cyberveiligheidsraad twee eerdere raden vervangen om ervoor te zorgen dat de informatietechnologie van de Commissie doeltreffend, veilig en efficiënt is. In dit verband zal hij ook toezien op de uitvoering van de nieuwe digitale strategie van de Europese Commissie ( 407 ).

heeft het institutionele toezicht op risicobeheer versterkt: het secretariaat-generaal en de begrotingsdienst hebben een collegiale toetsing georganiseerd om ervoor te zorgen dat kritieke risico's op coherente wijze worden geïdentificeerd en beoordeeld en dat de nodige stappen worden ondernomen om deze risico's te beheren. De bestuursraad herziet momenteel de lijst van kritieke risico's – zowel transversale als dienstspecieke risico's – van alle diensten. De resultaten worden aan het college meegedeeld en ter beschikking gesteld van de dienst Interne audit. 

heeft de rol van het Comité follow-up audit met betrekking tot risicobeheer en de geconsolideerde rekeningen van de EU verduidelijkt ( 408 ).


Naast de herziening van de corporate-governanceregelingen van de Commissie zijn de bestuursraad en zijn subgroepen ook in 2018 blijven zorgen voor coördinatie, advies en strategische oriëntatie op het gebied van institutioneel beheer. Dit omvatte onder meer de totstandbrenging van synergieën en efficiëntieverbeteringen binnen de Commissie op gebieden als IT, vertaling en logistiek; de ontwikkeling van een gegevensstrategie van de Commissie; de uitvoering van nieuwe regels inzake gegevensbescherming; de veiligheid van personeel, informatie en activa; de verdere modernisering van de IT-oplossingen van de Commissie; fraudebestrijding en risicobeheer.

9.2. Aangescherpte gedragscode voor commissarissen

Alle leden van de Europese Commissie moeten zich bij de uitoefening van hun functie houden aan de regels inzake ethiek en integriteit die in de verdragen en in de gedragscode voor commissarissen zijn vastgelegd.

Op 1 februari 2018 is een nieuwe gedragscode voor de leden van de Commissie in werking getreden. Ze plaatst de Commissie vanuit ethisch oogpunt in de voorhoede van organisaties uit de publieke sector. De gemoderniseerde regels stellen nieuwe normen in Europa. De nieuwe gedragscode zet het streven van voorzitter Juncker naar meer transparantie sinds het begin van zijn mandaat voort en verlengt de 'afkoelingsperiode' voor voormalige commissarissen van 18 maanden tot 2 jaar en voor de voorzitter van de Commissie tot 3 jaar. De modernisering gaat verder door duidelijkere regels en hogere ethische normen vast te stellen en door op een aantal gebieden meer transparantie in te voeren.

9.3. Gegevensbescherming

Op 11 december 2018 ( 409 ) is de nieuwe verordening inzake gegevensbescherming in werking getreden. In juli 2018 hebben de functionaris voor gegevensbescherming van de Commissie en de secretaris-generaal van de Commissie aan alle diensten van de Commissie een draaiboek voor de uitvoering voorgelegd. Op 7 november 2018 is een mededeling aan de Commissie "The Commission's data protection action plan" (Het actieplan van de Commissie inzake gegevensbescherming) voor de uitvoering van het nieuwe interne reglement goedgekeurd. In dit plan worden de belangrijkste actoren, de precieze taken en een termijn aangegeven waarbinnen de diensten van de Commissie de nieuwe regeling ten uitvoer moeten leggen. In de loop van het jaar is gestructureerd samengewerkt met de diensten van de Commissie, met maandelijkse vergaderingen van het Network of Data Protection Coordinators (netwerk van coördinatoren voor gegevensbescherming), dat door de functionaris voor gegevensbescherming wordt voorgezeten.

Bijna alle diensten hebben in hun jaarlijkse activiteitenverslagen een duidelijke uiteenzetting gegeven over de uitvoering van het nieuwe kader voor gegevensbescherming.

In juli 2018 heeft de Commissie een nieuwe functionaris voor gegevensbescherming benoemd.

In de tweede helft van 2018 werden nieuwe operationele procedures ( 410 ) en een nieuw IT-systeem (het Data Protection Management System) geïmplementeerd. Deze maatregelen hebben het mogelijk gemaakt dat de nieuwe verordening in 2018 zonder enige vertraging kan worden nageleefd. Informatie over de inwerkingtreding van Verordening (EU) 2018/1725 is, samen met nieuwe richtsnoeren, gepubliceerd op de interne webportalen van de Commissie en op de website van de functionaris voor gegevensbescherming van de Commissie.

De functionaris voor gegevensbescherming heeft de interne bewustmaking voortgezet via een breed scala aan activiteiten, zoals publicaties op het intranet van de Commissie en een eigen portaal, maar ook door middel van toespraken en vergaderingen met het hoger management, door samen te werken met de betrokken institutioneel-beheersentiteiten en door het beoordelen van opleidingsmateriaal voor klassikale cursussen over de nieuwe verordening. Het aantal opleidingen werd verhoogd om in te spelen op de grote vraag.

(1) ()     https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/PDF/?uri=CELEX:52018SC0171&from=EN  
(2) ()    Investeringen sinds de start van het Europees Fonds voor strategische investeringen in 2016. Per 31 december 2018 en 13 juni 2019 bedroeg het totaal van de investeringen in het kader van het fonds respectievelijk 370 miljard euro en 408 miljard euro.
(3) ()    De Europese Investeringsbank Groep bestaat uit de Europese Investeringsbank en het Europees Investeringsfonds.
(4) ()    In 2016 voorzag het oorspronkelijke plan in 315 miljard euro extra investeringen.
(5) ()    700 miljoen gebruikers medio mei 2018.
(6) ()    De startdatum is 1 april 2018. De looptijd is 36 maanden.
(7) ()    2014-2020.
(8) ()     https://ec.europa.eu/clima/policies/international/negotiations/paris_en
(9) ()    24 %, wat meer is dan de doelstelling van 20 % deelname van kleine en middelgrote ondernemingen aan Horizon 2020.
(10) ()     https://europa.eu/youth/discovereu_nl
(11) ()     https://europa.eu/youth/solidarity_nl
(12) ()    De jongerengarantie is een politiek engagement dat de lidstaten in april 2013 zijn aangegaan.
(13) ()    Interactieve gegevens zijn beschikbaar op https://cohesiondata.ec.europa.eu/stories/s/a8jn-38y8
(14) ()    De informatie heeft betrekking op de resultaten sinds 2016 tot en met december 2018.
(15) ()    Gegevensbron: Jaarlijkse uitvoeringsverslagen over 2018. Het cijfer voor 2018 omvat alle lidstaten behalve Griekenland, waarvoor de informatie voor 2018 nog niet beschikbaar was.
(16) ()     https://eeas.europa.eu/headquarters/headquarters-homepage_en/32286/Nuclear%20Agreement
(17) ()     https://au.int
(18) ()     europa.eu/rapid/press-release_IP-18-6653_en
(19) ()     https://ec.europa.eu/europeaid/policies/european-development-policy/european-consensus-development_en
(20) ()     https://au.int/en/agenda2063/overview
(21) ()    De Europese nabuurschap omvat de landen die het dichtst aan de EU grenzen in het oosten en het zuiden. In het zuiden: Algerije, Egypte, Israël, Jordanië, Libanon, Libië, Marokko, Palestina*, Syrië en Tunesië en in het oosten: Armenië, Azerbeidzjan, Wit-Rusland, Georgië, Moldavië en Oekraïne. (* Deze benaming mag niet worden uitgelegd als een erkenning van de staat Palestina en laat de afzonderlijke standpunten van de lidstaten ter zake onverlet.)
(22) ()    De jaarlijkse kwijtingsprocedure is de procedure waarbij het Europees Parlement en de Raad hun definitieve goedkeuring geven aan de uitvoering van de begroting voor een bepaald jaar en de Commissie politiek verantwoordelijk stellen voor de uitvoering van de EU-begroting. https://ec.europa.eu/info/about-european-commission/eu-budget/how-it-works/annual-lifecycle/assessment/parliaments-approval_en
(23) ()    Artikel 318 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
(24) ()    Artikel 247 van het Financieel Reglement.
(25) ()    Artikel 246 van het Financieel Reglement.
(26) ()    Artikel 247, lid 2, van het Financieel Reglement.
(27) ()    Artikel 118, lid 8, van het Financieel Reglement.
(28) ()    Artikel 261, lid 3, van het Financieel Reglement.
(29) ()    Toespraak van voorzitter Juncker tijdens de conferentie over een resultaatgerichte EU-begroting, europa.eu/rapid/press-release_SPEECH-15-5696_en
(30) ()     https://ec.europa.eu/commission/publications/factsheets-long-term-budget-proposals_nl
(31) ()     https://ec.europa.eu/eurostat/web/europe-2020-indicators
(32) ()    Een verbetering van de energie-efficiëntie met 20 % in 2020 betekent een primair energieverbruik in de EU van maximaal 1 483 miljoen ton olie-equivalent (Mtoe), in vergelijking met de basisprojectie van 1 854 Mtoe. Eind 2017 bedroeg het primaire energieverbruik in de EU 1 561 Mtoe, wat slechts 5,3 % meer is dan het streefdoel voor 2020.
(33) ()    Bij de berekening van het percentage van de uitgaven voor klimaatmainstreaming gebruikt de Commissie de goedgekeurde begroting 2018 van de Europese Commissie (157 miljard euro) als noemer.
(34) ()    "Statement of estimates of the European Commission for the financial year 2020" (Ramingen van de Europese Commissie voor het begrotingsjaar 2020), SEC(2019) 250, juni 2019.
(35) ()    Bij de berekening van het percentage van de uitgaven voor biodiversiteit gebruikt de Commissie de goedgekeurde begroting 2018 van de Europese Commissie (157 miljard euro) als noemer.
(36) ()    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's – Volgende stappen voor een duurzame Europese toekomst – Europese duurzaamheidsmaatregelen, COM(2016) 739 van 22.11.2016.
(37) ()    Zie Statement of estimates of the European Commission for the financial year 2018 (Ramingen van de Europese Commissie voor het begrotingsjaar 2018), blz. 7.
(38) ()    Programmes' Performance Overview, EU budget 2014-2020, Draft Budget 2020, COM(2019) 400 – juni 2019, https://ec.europa.eu/info/sites/info/files/about_the_european_commission/eu_budget/ppo_db2020.pdf
(39) ()    Vastleggingen uit 2018, met uitzondering van overdrachten en bestemmingsontvangsten, alsmede de bedragen voor het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering en het Solidariteitsfonds van de Europese Unie. Alle uitgevoerde vastleggingskredieten bedroegen 173 miljard euro (zie geconsolideerde jaarrekening).
(40) ()    Interim evaluation of Horizon 2020, SWD(2017) 221, 29.5.2017 — https://ec.europa.eu/info/research-and-innovation/strategy/support-policy-making/support-eu-research-and-innovation-policy-making/evaluation-impact-assessment-and-monitoring/horizon-2020_en
(41) ()    In-depth interim evaluation of Horizon 2020, SWD(2017) 220, 29.5.2017 — https://ec.europa.eu/transparency/regdoc/rep/10102/2017/EN/SWD-2017-220-F1-EN-MAIN-PART-1.PDF
(42) ()    Europese Rekenkamer, The majority of simplification measures brought into Horizon 2020 have made life easier for beneficiaries, but opportunities to improve still exist — Speciaal verslag nr. 28/2018 — ec.europa.eu/research/participants/data/ref/h2020
(43) ()    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van Horizon Europa – het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding, COM(2018) 435 final, 7.6.2018.
(44) ()    Investing in the European future we want — Report of the independent High-Level Group on maximising the impact of EU research and innovation programmes, Europese Onderzoeksraad, 2017 — https://erc.europa.eu/content/investing-european-future-we-want-report-independent-high-level-group-maximising-impact-eu
(45) ()    Verordening (Euratom) nr. 1314/2013 van de Raad van 16 december 2013 tot vaststelling van een programma voor onderzoek en opleiding van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (2014-2018) en Verordening (Euratom) 2018/1563 van de Raad van 15 oktober 2018 tot vaststelling van een programma voor onderzoek en opleiding van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (2019-2020).
(46) ()    Interim evaluation of indirect actions of the Euratom research and training programme 2014-2018  https://ec.europa.eu/research/evaluations/pdf/archive/other_reports_studies_and_documents/panel_report_on_indirect_actions_of_euratom_interim_evaluation_2014-2018.pdf  
(47) ()    Effectbeoordeling bij het document, SWD(2018) 307 final, 7.6.2018 — https://ec.europa.eu/info/publications/horizon-europe-impact-assessment-staff-working-document_en
(48) ()    ITER-overeenkomst. PB L 358 van 16.12.2006, blz. 62 tot en met 80, https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:22006A1216(03)  
(49) ()    Programmaverklaring ITER, blz. 1.
(50) ()    Programmaverklaring ITER, blz. 1 tot en met 2.
(51) ()    Directoraat-generaal Energie, Jaarlijks activiteitenverslag 2018, blz. 28.
(52) ()    Directoraat-generaal Energie, Jaarlijks activiteitenverslag 2018, blz. 28.
(53) ()    Voortgangsverslag overeenkomstig artikel 5 ter van de Beschikking van de Raad tot oprichting van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie en tot toekenning van gunsten daaraan, COM(2019) 147 final, 21.3.2019, blz. 20 tot en met 21.
(54) ()    Voorstel voor een Besluit van de Raad houdende wijziging van Beschikking 2007/198/Euratom tot oprichting van de Europese Gemeenschappelijke Onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie en tot toekenning van gunsten daaraan — Toelichting, COM(2018) 445 final, 7.6.2018, blz. 4.
(55) ()    Voortgangsverslag overeenkomstig artikel 5 ter van de Beschikking van de Raad tot oprichting van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie en tot toekenning van gunsten daaraan, COM(2019) 147 final, 21.3.2019, blz. 9.
(56) ()    De oorspronkelijke doelstelling voor 2015 was 315 miljard euro. Op 1 januari 2018 trad de verordening tot uitbreiding en versterking van het Europees Fonds voor strategische investeringen (Europees Fonds voor strategische investeringen 2.0) in werking. Met deze verordening werd de looptijd van het fonds verlengd tot eind 2020 en werd de investeringsdoelstelling opgetrokken tot 500 miljard euro. De verordening is er onder meer ook op gericht de transparantie van de investeringsbeslissingen te vergroten en meer technische ondersteuning te bieden.
(57) ()    Dit bedrag steeg tot 399 miljard euro op 15 mei 2019 en 408 miljard euro op 13 juni 2019.
(58) ()    Evaluatie van het Europees Fonds voor strategische investeringen, de Europese investeringsadvieshub en het Europees investeringsprojectenportaal, SWD(2018) 316 final van 6.6.2018, blz. 55.
(59) ()    Informatie per 13 juni 2019, bron: Europese Investeringsgroep – www.eib.org/efsi/">www.eib.org/efsi/
(60) ()    Europese Commissie, Plan-Juncker – Stand van zaken, 2019, blz. 5 — https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-political/files/brochure-investment-plan-17x17-mar19_nl.pdf
(61) ()    Europese Commissie, Plan-Juncker – Stand van zaken, 2019, blz. 12 — https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-political/files/brochure-investment-plan-17x17-mar19_nl.pdf
(62) ()    In het kader van haar Europa 2020-strategie heeft de EU in 2010 drie doelstellingen op het gebied van breedband vastgesteld: alle Europeanen tegen 2013 van basisbreedband (tot 30 Mbps) voorzien; alle Europeanen tegen 2020 van snelle breedband (meer dan 30 Mbps) voorzien; ervoor zorgen dat 50 % of meer van de Europese huishoudens tegen 2020 gebruikmaakt van ultrasnelle breedband (meer dan 100 Mbps). Ter ondersteuning van deze doelstellingen heeft de EU een reeks beleids- en regelgevingsmaatregelen uitgevoerd en heeft zij voor de periode 2014-2020 ongeveer 15 miljard euro ter beschikking van de lidstaten gesteld via diverse financieringsbronnen en soorten financiering, waaronder 5,6 miljard euro aan leningen van de Europese Investeringsbank. Een samenvatting van de investeringsrichtlijnen van het fonds is beschikbaar op de webpagina van de Europese Commissie over de digitale eengemaakte markt (DSM): https://ec.europa.eu/digital-single-market/en/news/connecting-europe-broadband-fund .
(63) ()    Europese Commissie, Plan-Juncker – Stand van zaken, 2019, blz. 9 — https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-political/files/brochure-investment-plan-17x17-mar19_nl.pdf
(64) ()    Programmaverklaring 2020 Connecting Europe Facility, blz. 163.
(65) ()    Programmaverklaring 2020 Connecting Europe Facility, blz. 163.
(66) ()    Directoraat-generaal Mobiliteit en Vervoer, Jaarlijks activiteitenverslag 2018, blz. 34.
(67) ()    Programmaverklaring 2020 Connecting Europe Facility, blz. 163.
(68) ()    Programmaverklaring 2018 Connecting Europe Facility, blz. 7.
(69) ()    Programmaverklaring 2018 Connecting Europe Facility, blz. 5.
(70) ()    Programmaverklaring 2018 Connecting Europe Facility, blz. 5.
(71) ()    Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de tussentijdse evaluatie van de Connecting Europe Facility (CEF), COM(2018) 66 final van 14.2.2018, blz. 9.
(72) ()    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de Connecting Europe Facility en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 1316/2013 en (EU) nr. 283/2014, COM(2018) 438 van 6.6.2018, blz. 8 tot en met 9.
(73) ()    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de Connecting Europe Facility en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 1316/2013 en (EU) nr. 283/2014, COM(2018) 438 van 6.6.2018, blz. 2.
(74) ()    Programmaverklaring voor het programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (Cosme), blz. 2.
(75) ()    Programmaverklaring voor het programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (Cosme), blz. 2.
(76) ()     www.eif.europa.eu/what_we_do/equity">www.eif.europa.eu/what_we_do/equity
(77) ()    Programmaverklaring voor het programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (Cosme), blz. 3.
(78) ()    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's – De toekomstige leiders van Europa: het starters- en opschalingsinitiatief, COM(2016) 733 final van 22.11.2016 – https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=COM%3A2016%3A733%3AFIN
(79) ()    Directoraat-generaal Interne Markt, Industrie, Ondernemerschap en Midden- en Kleinbedrijf, Jaarlijks activiteitenverslag 2018, blz. 16.
(80) ()    Directoraat-generaal Interne Markt, Industrie, Ondernemerschap en Midden- en Kleinbedrijf, Jaarlijks activiteitenverslag 2018, blz. 18.
(81) ()     www.clustercollaboration.eu/eu-initiative">https://www.clustercollaboration.eu/eu-initiative
(82) ()    Tussentijdse evaluatie van het Cosme-programma – Eindverslag. Externe ondersteunende studie voor de tussentijdse evaluatie van Cosme.
(83) ()    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het programma voor de eengemaakte markt, het concurrentievermogen van ondernemingen, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen, en Europese statistieken, en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 99/2013, (EU) nr. 1287/2013, (EU) nr. 254/2014, (EU) nr. 258/2014 en (EU) 2017/826, COM(2018) 441 van 7.6.2018.
(84) ()     https://europa.eu/youth/node/50165_nl
(85) ()     https://ec.europa.eu/neighbourhood-enlargement/neighbourhood/eastern-partnership_en
(86) ()     https://ec.europa.eu/education/education-in-the-eu/digital-education-action-plan_nl
(87) ()     https://ec.europa.eu/education/resources-and-tools/document-library/role-models-promoting-common-values_nl
(88) ()     https://ec.europa.eu/transparency/regdoc/rep/1/2018/EN/COM-2018-50-F1-EN-MAIN-PART-1.PDF
(89) ()    Europese Rekenkamer, Mobiliteit in het kader van Erasmus+: miljoenen deelnemers en Europese meerwaarde in veel opzichten, maar de prestatiemeting moet verder worden verbeterd – Speciaal verslag nr. 22/2018.
(90) ()    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van 'Erasmus': het programma van de Unie voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1288/2013, COM(2018) 367 final van 30.5.2018.
(91) ()    Verordening (EU) 2018/1475 van het Europees Parlement en de Raad van 2 oktober 2018 tot vaststelling van het rechtskader van het Europees Solidariteitskorps en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1288/2013, Verordening (EU) nr. 1293/2013 en Besluit nr. 1313/2013/EU (PB L 250 van 4.10.2018, blz. 1 tot en met 20).
(92) ()    Verordening (EU) 2018/1475 van het Europees Parlement en de Raad van 2 oktober 2018 tot vaststelling van het rechtskader van het Europees Solidariteitskorps en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1288/2013, Verordening (EU) nr. 1293/2013 en Besluit nr. 1313/2013/EU (PB L 250 van 4.10.2018, blz. 1 tot en met 20).
(93) ()     https://europa.eu/youth/solidarity_nl
(94) ()    SWD(2018) 317 final https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/PDF/?uri=CELEX:52018SC0317&from=EN
(95) ()    COM(2018) 440 final https://eur-lex.europa.eu/resource.html?uri=cellar:f3d4ea2b-6e31-11e8-9483-01aa75ed71a1.0002.03/DOC_1&format=PDF .
(96) ()    Programmaverklaring 2018.
(97) ()    Programmaverklaring 2018.
(98) ()    Verordening (EU) nr. 377/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 tot vaststelling van het Copernicus-programma en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 911/2010 Voor de EER relevante tekst
(99) ()    De Copernicus-diensten steunen op een combinatie van satellietgegevens en milieumetingen, verzameld door gegevensverstrekkers buiten Copernicus, door monitoringsystemen op de grond, op zee of in de lucht. Dit omvat bijvoorbeeld gegevens van sensoren op de oevers van rivieren, in hoge torens, in weerballonnen of aan boord van vliegtuigen alsmede sensoren die door schepen door de zee worden getrokken of op drijvers of boeien in de oceaan drijven. Deze niet-ruimtegegevens worden gezamenlijk 'in situ'-gegevens genoemd. (bron: https://insitu.copernicus.eu/about )
(100) ()    Verordening (EU) nr. 1285/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende de uitvoering en exploitatie van de Europese satellietnavigatiesystemen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 876/2002 van de Raad en Verordening (EG) nr. 683/2008 van het Europees Parlement en de Raad.
(101) ()    Directoraat-generaal Interne Markt, Industrie, Ondernemerschap en Midden- en Kleinbedrijf, Jaarlijks activiteitenverslag 2018 , blz. 23.
(102) ()    Programmaverklaring 2018 over Copernicus, blz. 2 tot en met 3.
(103) ()    Programmaverklaring 2018 over Galileo en de European Geostationary Navigation Overlay Service (Egnos), blz. 2.
(104) ()    Programmaverklaring 2018 over Galileo en de European Geostationary Navigation Overlay Service (Egnos), blz. 4.
(105) ()    SWD(2017) 347, eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52017SC0347
(106) ()    SWD(2017) 346, eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52017SC0346
(107) ()    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het ruimtevaartprogramma van de Unie en het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 912/2010, (EU) nr. 1285/2013 en (EU) nr. 377/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU, COM/2018/447.
(108) ()     https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=celex:52017SC0228
(109) ()     Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie .
(110) ()     Tussentijdse evaluatie van het Douane 2020-programma – Eindverslag   SWD(2019)14 .
(111) ()     ec.europa.eu/environment/enlarg/candidates
(112) ()     Tussentijdse evaluatie van het Fiscalis 2020-programma – Eindverslag , SWD(2019)15 .
(113) ()     https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=celex:32014R0250  
(114) ()    COM(2018) 3, https://ec.europa.eu/anti-fraud/sites/antifraud/files/commission_report_mid_term_evaluation_hercule_iii_en.pdf  
(115) ()    Europees Bureau voor fraudebestrijding, Jaarlijks activiteitenverslag 2018, blz. 24.
(116) ()    Voorstel voor een verordening tot vaststelling van het fraudebestrijdingsprogramma van de EU, COM(2018)386 , blz. 2.
(117) ()    Het verslag van de Commissie waarin de definitieve resultaten van de tussentijdse evaluatie worden meegedeeld, zal later dit jaar (derde kwartaal van 2019) beschikbaar zijn.
(118) ()    Verordening (EU) nr. 99/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende het Europees statistisch programma 2013-2017, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2017/1951 van 25 oktober 2017 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 99/2013 betreffende het Europees statistisch programma 2013-2017, door verlenging tot 2020.
(119) ()    Programmaverklaring 2018 bijstandprogramma's voor de ontmanteling van nucleaire installaties in Bulgarije en Slowakije, blz. 1.
(120) ()    Programmaverklaring 2018 bijstandprogramma's voor de ontmanteling van nucleaire installaties in Bulgarije en Slowakije, blz. 2.
(121) ()    Programmaverklaring 2018 bijstandprogramma's voor de ontmanteling van nucleaire installaties in Litouwen, blz. 1.
(122) ()    Evaluatie van het bijstandsprogramma voor de ontmanteling van nucleaire installaties, SWD(2018) 344 .
(123) ()    Programmaverklaring 2018 bijstandprogramma's voor de ontmanteling van nucleaire installaties in Bulgarije en Slowakije, blz. 1.
(124) ()    De prestatiegegevens voor begrotingsonderdeel 1B hebben voornamelijk betrekking op het jaar 2017, aangezien de informatie over 2018 pas in 2019, na de publicatie van dit verslag, door de lidstaten beschikbaar wordt gesteld.
(125) ()    Europese Commissie, Zevende verslag inzake economische, sociale en territoriale cohesie, blz. 176 en 177 https://ec.europa.eu/regional_policy/sources/docoffic/official/reports/cohesion7/7cr.pdf
(126) ()    Bulgarije, Cyprus, Estland, Hongarije, Kroatië, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije en Tsjechië.
(127) ()    Voor de programma's 2007-2013; maar voor de programma's 2014-2020 kunnen vergelijkbare niveaus worden verwacht.
(128) ()    Ex-postevaluatie 2007-2013
(129) ()     https://enrd.ec.europa.eu/action-plan-rural-broadband_en
(130) ()    Ex-postevaluatie van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds 2007-2013, SWD(2016) 318 final
https://ec.europa.eu/regional_policy/sources/docgener/evaluation/pdf/expost2013/wp1_swd_report_en.pdf
(131) ()    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds, COM(2018)372 final – https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-political/files/budget-may2018-erdf-cohesion-funds-regulation_en.pdf
(132) ()    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijke bepaling inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot vaststelling van financiële regels voor deze fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het instrument voor grensbeheer en visa, COM(2018)375 definitief – https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-political/files/budget-may2018-common-provisions_en.pdf  
(133) ()    New assessment of ESIF administrative costs and burden (Nieuwe beoordeling van de administratieve kosten en lasten van de ESIF), https://ec.europa.eu/regional_policy/en/information/publications/studies/2018/new-assessment-of-esif-administrative-costs-and-burden  
(134) ()    Europese Rekenkamer, Selectie en monitoring van EFRO- en ESF-projecten zijn in de periode 2014-2020 nog steeds hoofdzakelijk outputgericht — Speciaal verslag nr. 21/2018, www.eca.europa.eu/lists/ecadocuments/sr18_21">https://www.eca.europa.eu/lists/ecadocuments/sr18_21  
(135) ()    COM(2018)372 final https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=SWD%3A2018%3A283%3AFIN
(136) ()     https://cohesiondata.ec.europa.eu
(137) ()    Directoraat-generaal Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie, jaarlijks activiteitenverslag 2018, blz.48.
(138) ()    Ontwerp van gezamenlijk verslag van de Commissie en de Raad over de werkgelegenheid bij de mededeling van de Commissie over de jaarlijkse groeianalyse 2019, COM(2018) 761 final van 21.11.2018, blz. 85 en 86, 114.
(139) ()    Impact assessment accompanying the document — Proposal for a regulation of the European Parliament and the Council on the European Social Fund Plus (ESF+) — Proposal for a regulation of the European Parliament and the Council on the European Globalisation Adjustment Fund (EGF) (Effectbeoordeling bij het document – Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) – Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)), SWD(2018) 289 final van 30.5.2018, blz. 9.
(140) ()    Programmaverklaring 2018, blz. 3.
(141) ()    SWD(2018) 289 final van 30.5.2018, bijlage 3.
(142) ()    COM(2018) 761 final van 21.11.2018, blz. 86.
(143) ()    Programmaverklaring 2018, blz. 1.
(144) ()     https://publications.europa.eu/en/publication-detail/-/publication/0e03aa7b-025f-11e8-b8f5-01aa75ed71a1
(145) ()    Europese Rekenkamer, FEAD-Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen: Waardevolle steun, maar de bijdrage van het fonds aan terugdringing van armoede is nog niet vastgesteld – Speciaal verslag nr. 05/2019.
(146) ()    De prestatiegegevens voor begrotingsonderdeel 2 hebben voornamelijk betrekking op het jaar 2017 voor programma's onder gedeeld beheer, aangezien de informatie over 2018 pas in 2019, na de afronding van dit verslag, door de lidstaten beschikbaar wordt gesteld.
(147) ()    Directoraat-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling, Jaarlijks activiteitenverslag 2018.
(148) ()    Geschat op basis van het landbouwbedrijfsinkomen.
(149) ()    Zij het in mindere mate dan voor de grond.
(150) ()    Verordening (EU) 2017/2393 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2017 tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo), (EU) nr. 1306/2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, (EU) nr. 1307/2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, (EU) nr. 1308/2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en (EU) nr. 652/2014 tot vaststelling van bepalingen betreffende het beheer van de uitgaven in verband met de voedselketen, diergezondheid en dierenwelzijn, alsmede in verband met plantgezondheid en teeltmateriaal (PB L 350 van 29.12.2017, blz. 15 tot en met 49).
(151) ()    Programmaverklaring 2018.
(152) ()    Uitvoeringsverordening (EU) 2018/746 van de Commissie van 18 mei 2018 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 wat betreft de wijziging van de verzamelaanvragen en betalingsaanvragen en controles (PB L 125 van 22.5.2018, blz. 1 tot en met 7).
(153) ()    Programmaverklaring 2018.
(154) ()     Factsheet, Managing the EU dairy market 2014-2019 (Beheer van de EU-zuivelmarkt 2014-2019).
(155) ()    Bron: Monitoringverslagen van de lidstaten die uiterlijk op 31.1.2019 moesten worden ingediend.
(156) ()    Evaluatiewerkdocument van de diensten van de Commissie dat in 2019 moet zijn afgerond.
(157) ()    Europese Rekenkamer, De basisbetalingsregeling voor landbouwers – operationeel op de rails, maar beperkte impact op vereenvoudiging, doelgerichtheid en de convergentie van steunniveaus – Speciaal verslag nr. 10/2018.
(158) ()    Evaluatiewerkdocument van de diensten van de Commissie dat in 2019 moet zijn afgerond.
(159) ()     https://ec.europa.eu/agriculture/evaluation/market-and-income-reports/greening-of-direct-payments_nl  
(160) ()    Werkdocument van de diensten van de Commissie – Samenvatting van de evaluatie van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad betreffende de vergroening van rechtstreekse betalingen, SWD(2018) 479 final van 22.11.2018.
(161) ()    Programmaverklaring 2018.
(162) ()    Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's – Europese structuur- en investeringsfondsen 2014-2020 – Samenvattend verslag van 2018 over de jaarlijkse uitvoeringsverslagen van de programma's voor de periode 2014-2017, COM(2018) 816 final van 19.12.2018.
(163) ()    COM(2018) 816 final, blz. 7 Geactualiseerde cijfers (januari 2019).
(164) ()    Programmaverklaring 2018.
(165) ()    COM(2018) 816 final, blz. 6.
(166) ()    COM(2018) 816 final, blz. 11 en 12.
(167) ()     https://ec.europa.eu/eip/agriculture/en/publications/eip-agri-operational-groups-assessment-2018
(168) ()     https://ec.europa.eu/eip/agriculture/en/publications/eip-agri-operational-groups-assessment-2018
(169) ()     https://ec.europa.eu/agriculture/external-studies/2017-risk-management-eu-agriculture_nl
(170) ()    Speciaal verslag nr. 11/2018: Nieuwe opties voor de financiering van projecten voor plattelandsontwikkeling: eenvoudiger, maar niet resultaatgericht, Europese Rekenkamer.
(171) ()    Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad
(172) ()    Programmaverklaring van het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, blz. 2.
(173) ()    De recentste gegevens worden elk jaar op 31 mei door de lidstaten beschikbaar gesteld in hun jaarlijkse uitvoeringsverslagen. Ze komen overeen met de stand van uitvoering aan het eind van het voorgaande jaar. 
(174) ()     https://ec.europa.eu/fisheries/sites/fisheries/files/2019-fresh-fish-from-vienna_en.pdf
(175) ()    Onder maximale duurzame opbrengst wordt verstaan de hoogste theoretische evenwichtsopbrengst die gemiddeld continu uit een visbestand kan worden behaald onder de bestaande gemiddelde milieuomstandigheden, zonder significant effect op het reproductieproces (artikel 4 van GVB-verordening nr. 1380/2013).
(176) ()    Economisch jaarverslag 2018 over de EU-visserijvloot (STECF 18-07), https://ec.europa.eu/jrc/en/publication/eur-scientific-and-technical-research-reports/2018-annual-economic-report-eu-fishing-fleet-stecf-18-07
(177) ()    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad, COM/2018/390 final.
(178) ()    Regionale organisaties voor visserijbeheer zijn internationale organen die zijn opgericht om de instandhouding en duurzaamheid van grensoverschrijdende en over grote afstanden trekkende visbestanden te waarborgen. Zij zijn het belangrijkste vehikel voor multilaterale samenwerking en bieden een rechtskader waarin rekening kan worden gehouden met de specifieke eigenschappen en kenmerken van elke betrokken zone en soort. 
(179) ()    Directoraat-generaal Maritieme zaken en visserij, Jaarlijks activiteitenverslag 2018, blz. 26.
(180) ()    Directoraat-generaal Maritieme zaken en visserij, Jaarlijks activiteitenverslag 2018, blz. 28.
(181) ()    Programmaverklaring 2018, blz.2.
(182) ()    Europese Rekenkamer, Speciaal verslag nr. 11/2015, www.eca.europa.eu/lists/ecadocuments/sr15_11">https://www.eca.europa.eu/lists/ecadocuments/sr15_11  
(183) ()    Verordening (EU) nr. 1293/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake de vaststelling van een programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 614/2007.
(184) ()    Programmaverklaring 2018, blz. 2.
(185) ()     Europese Commissie (2017) Report on the midterm evaluation of the programme for environment and climate ; SWD(2017) 355 final ; Ecorys (2017) Support for an external and independent LIFE mid-term evaluation report.
(186) ()    COM(2018) 385 final https://eur-lex.europa.eu/resource.html?uri=cellar:ad186f8e-6587-11e8-ab9c-01aa75ed71a1.0001.02/DOC_1&format=PDF
(187) ()    Gegevensbron: Griekse politie
(188) ()    Sinds 21 maart 2016 zijn 1 806 migranten uit Griekenland naar Turkije teruggekeerd in het kader van de verklaring EU-Turkije en 601 in het kader van het bilaterale protocol tussen Griekenland en Turkije.
(189) ()    Gegevensbron: Griekse politie
(190) ()    Verordening (EU) nr. 516/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot oprichting van het Fonds voor asiel, migratie en integratie, tot wijziging van Beschikking 2008/381/EG van de Raad en tot intrekking van Beschikkingen nr. 573/2007/EG en nr. 575/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking 2007/435/EG van de Raad.
(191) ()    Verslag over het begrotings- en financieel beheer van de Europese Commissie voor het begrotingsjaar 2018, 29 maart 2019.
(192) ()     www.consilium.europa.eu/nl/press/press-releases">https://www.consilium.europa.eu/nl/press/press-releases
(193) ()     https://ec.europa.eu/home-affairs/content/resettlement_en
(194) ()    In de periode van 9 december 2017 tot en met 31 december 2018.
(195) ()     https://ec.europa.eu/home-affairs/content/relocation_en
(196) ()    Gegevensbron: Jaarlijkse uitvoeringsverslagen over 2018. Het cijfer voor 2018 omvat alle lidstaten behalve Griekenland. Griekenland heeft zijn verslag nog niet ingediend. Het cijfer voor 2017 omvat alle lidstaten.
(197) ()    Er werd een doelstelling van 340 698 vrijwillige terugkeerders tegen eind 2020 vastgesteld.
(198) ()    Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven.
(199) ()    Ex-postevaluatieverslagen voor de periode 2011-2013 over maatregelen die zijn medegefinancierd uit de vier fondsen van het kaderprogramma 'Solidariteit en beheer van de migratiestromen', COM(2018) 456.
(200) ()    Het Europees Vluchtelingenfonds, het Europees Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen, het Europees Terugkeerfonds. 
(201) ()    SWD(2018) 339, https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52018SC0339
(202) ()    Voorzitter Juncker in zijn toespraak over de staat van de Unie, september 2018.
(203) ()    Audit preview: EU Migration management: Hotspots and beyond, www.eca.europa.eu/Lists/ECADocuments">https://www.eca.europa.eu/Lists/ECADocuments  
(204) ()    Voorstel voor een verordening COM(2018) 471 van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Fonds voor asiel, migratie en integratie.
(205) ()    De tussentijdse evaluatie die voor het huidige fonds is uitgevoerd, heeft voor een aantal landen geleid tot de vaststelling van financieringstekorten, naar aanleiding waarvan een aanvullend bedrag van 175 miljoen euro beschikbaar wordt gesteld in 2019.
(206) ()    Verordening (EU) nr. 513/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, van het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheer en tot intrekking van Besluit nr. 2007/125/JBZ van de Raad (PB L 150 van 20 mei 2014). Verordening (EU) nr. 515/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, van het instrument voor financiële steun voor de buitengrenzen en visa en tot intrekking van Beschikking nr. 574/2007/EG (PB L 150 van 20 mei 2014).
(207) ()    Directoraat-generaal Migratie en Binnenlandse Zaken, Jaarlijks activiteitenverslag, 2018.
(208) ()     https://ec.europa.eu/home-affairs/what-we-do/policies/borders-and-visas/border-crossing/eurosur_en
(209) ()    De voorbeelden in dit kader zijn geselecteerd uit het jaarlijkse activiteitenverslag 2018 van het directoraat-generaal Migratie en Binnenlandse Zaken.
(210) ()    Verordening (EU) 2018/1240 van het Europees Parlement en de Raad van 12 september 2018 tot oprichting van een Europees reisinformatie- en -autorisatiesysteem (Etias) en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1077/2011, (EU) nr. 515/2014, (EU) 2016/399, (EU) 2016/1624 en (EU) 2017/2226 en 2018/1241, PB L 236; en Verordening (EU) 2018/1241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 september 2018 tot wijziging van Verordening (EU) 2016/794 met het oog op de oprichting van een Europees reisinformatie- en -autorisatiesysteem (Etias).
(211) ()    COM (2018) 464, https://ec.europa.eu/home-affairs/sites/homeaffairs/files/what-we-do/policies/european-agenda-migration/20180612_com-2018-464-report_en.pdf
(212) ()    Tijdens de dialoog met de lidstaten over de tussentijdse evaluatie herbeoordeelt de Commissie hun financieringsprioriteiten en de overeenkomstige toewijzingen. Een extra bedrag van 158,6 miljoen euro werd toegewezen aan de herziene nationale programma's in het kader van van het Fonds voor interne veiligheid – Grenzen en visa, programmaverklaring 2018.
(213) ()    COM(2018) 472, https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?qid=1540391576418&uri=CELEX%3A52018PC0472  
(214) ()    COM(2018) 473, https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?qid=1540390917212&uri=CELEX%3A52018PC0473
(215) ()    Programmaverklaring 2018.
(216) ()    Directoraat-generaal Gezondheid en Voedselveiligheid, Jaarlijks activiteitenverslag 2018.
(217) ()    Programmaverklaring 2018.
(218) ()    Directoraat-generaal Gezondheid en voedselveiligheid, Jaarlijks activiteitenverslag 2018.
(219) ()    COM(2018) 382 final.
(220) ()    Programmaverklaring 2018. Het bedrag van 282,2 miljoen euro omvat 4,5 miljoen euro voor het Europees Agentschap voor chemische stoffen.
(221) ()    Directoraat-generaal Gezondheid en voedselveiligheid, Jaarlijks activiteitenverslag 2018.
(222) ()    Programmaverklaring 2018.
(223) ()    Omvat onderzoeken en noodmaatregelen
(224) ()    Directoraat-generaal Gezondheid en voedselveiligheid, Jaarlijks activiteitenverslag 2018. Het bedrag van 74,6 miljoen euro omvat twee jaar financiering van EU-referentielaboratoria.
(225) ()     https://ec.europa.eu/food/plant/plant_health_biosecurity/legislation/ emergency_measures/xylella-fastidiosa_en
(226) ()    COM(2018) 441 ( https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A52018PC0441 ).
(227) ()     https://ec.europa.eu/transparency/regdoc/rep/1/2017/EN/COM-2017-546-F1-EN-MAIN-PART-1.PDF
(228) ()     https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:32014R0254
(229) ()    De tussentijdse evaluatie is afgerond, maar het verslag is nog niet goedgekeurd en gepubliceerd.
(230) ()     europa.eu/rapid/press-release_IP-18-3041_nl  
(231) ()     https://ec.europa.eu/culture/sites/culture/files/commission_communication_-_a_new_european_agenda_for_culture_2018.pdf
(232) ()     Deze benaming laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet en is in overeenstemming met Resolutie 1244/1999 van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.
(233) ()     SWD(2018) 159 final https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/PDF/?uri=SWD:2018:159:FIN (blz. 39).
(234) ()    COM(2018) 366 final https://eur-lex.europa.eu/resource.html?uri=cellar:509e1bcb-63f0-11e8-ab9c-01aa75ed71a1.0003.02/DOC_1&format=PDF
(235) ()     https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:32013R1381
(236) ()     https://ec.europa.eu/newsroom/just/item-detail.cfm?item_id=634080
(237) ()    De algemene verordening gegevensbescherming (AVG) is in mei 2018 in werking getreden.
(238) ()     Verslag COM/2018/508 over de tussentijdse evaluatie van de tenuitvoerlegging van het programma Rechten, gelijkheid en burgerschap 2014-2020
(239) ()    COM(2018) 383.
(240) ()    COM(2018) 383, https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=COM%3A2018%3A383%3AREV1  
(241) ()    COM(2018) 384.
(242) ()     https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A32013R1382  
(243) ()     https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A12012P%2FTXT
(244) ()    Programmaverklaring 2018.
(245) ()    Europees netwerk voor justitiële opleiding www.ejtn.eu/About-us/">www.ejtn.eu/About-us
(246) ()     https://e-justice.europa.eu/home.do?plang=nl&action=home  
(247) ()    Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de tussentijdse evaluatie van de tenuitvoerlegging van het programma Justitie 2014-2020, COM/2018/507.
(248) ()    COM(2018) 384, https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=COM%3A2018%3A384%3AFIN
(249) ()     https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=OJ%3AJOL_2014_115_R_0002
(250) ()    Programmaverklaring 2018 en directoraat-generaal Migratie en Binnenlandse Zaken, Jaarlijks activiteitenverslag 2018.
(251) ()    Bedragen volgens de wettelijke basis. Intussen zijn extra middelen toegewezen aan het programma Europa voor de burger.
(252) ()    Museum voor de Geschiedenis van de Poolse Joden www.polin.pl/en/about-museum">https://www.polin.pl/en/about-museum
(253) ()    Museum voor de Geschiedenis van de Poolse Joden www.polin.pl/en/about-museum">https://www.polin.pl/en/about-museum
(254) ()     https://ec.europa.eu/home-affairs/sites/homeaffairs/files/what-we-do/policies/citizenship-programme/docs/com-2018-170-f1-report-from-commission-en-v4-p1-967238.pdf
(255) ()    COM(2018) 383, https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=COM%3A2018%3A383%3AREV1
(256) ()    Programmaverklaring Uniemechanisme voor civiele bescherming, blz. 2.
(257) ()    Directoraat-generaal Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Hulp, Jaarlijks activiteitenverslag 2018, blz. 10.
(258) ()    Tussentijdse evaluatie van het Uniemechanisme voor civiele bescherming (2014-2016),  SWD(2017)287 .
(259) ()    Voorstel voor een besluit tot wijziging van Besluit nr. 1313/2013/EU betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming, COM(2017)772.
(260) ()    Besluit (EU) 2019/420 tot wijziging van Besluit nr. 1313/2013/EU betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming.
(261) ()    Verordening (EU) nr. 231/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een instrument voor pretoetredingssteun (IPA II) https://ec.europa.eu/neighbourhood-enlargement/sites/near/files/pdf/financial_assistance/ipa/2014/231-2014_ipa-2-reg.pdf
(262) ()    De huidige begunstigden zijn: Albanië , Bosnië en HerzegovinaNoord-Macedonië , Kosovo *, Montenegro , Servië en Turkije . (* Deze benaming laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet en is in overeenstemming met Resolutie 1244/1999 van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.)
(263) ()    COM(2018)65 final.
(264) ()    Zie Connectivity agenda co-financing of investment projects in the Western Balkans 2018  https://ec.europa.eu/neighbourhood-enlargement/sites/near/files/connectivity-agenda-2018-sofia-summit.pdf
(265) ()    Het regionale huisvestingsprogramma is een gezamenlijk initiatief van Bosnië en Herzegovina, Kroatië, Montenegro en Servië. regionalhousingprogramme.org/
(266) ()     https://ec.europa.eu/commission/news/strategy-western-balkans-2018-feb-06_en  
(267) ()     www.consilium.europa.eu/media/34776">https://www.consilium.europa.eu/media/34776  
(268) ()    Verordening (EU) nr. 232 /2014 van 11 maart 2014 tot vaststelling van een Europees nabuurschapsinstrument.
(269) ()    Via haar Europees nabuurschapsbeleid, dat in november 2015 werd herzien, werkt de EU samen met haar zuidelijke en oostelijke buurlanden aan de bevordering van stabiliteit, veiligheid en welvaart, in overeenstemming met de integrale strategie voor het buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie.
(270) ()    De partnerlanden zijn: Algerije, Armenië, Azerbeidzjan, Wit-Rusland, Egypte, Georgië, Israël, Jordanië, Libanon, Libië, Moldavië, Marokko, Syrië, Palestina**, Tunesië en Oekraïne. (** Deze benaming mag niet worden uitgelegd als een erkenning van de staat Palestina en laat de afzonderlijke standpunten van de lidstaten ter zake onverlet.)
(271) ()    Herziening van het Europees nabuurschapsbeleid (JOIN(2015) 50 final van 18.11.2015).
(272) ()     https://ec.europa.eu/trustfundforafrica/region/north-africa_en
(273) ()    Europese Rekenkamer, Noodtrustfonds van de Europese Unie voor Afrika: flexibel, maar een gebrek aan gerichtheid, Speciaal verslag 32/2018.
(274) ()     https://ec.europa.eu/neighbourhood-enlargement/news_corner/news/eu-identifies-20-key-deliverables-2020-eastern-partnership_en  
(275) ()    SWD(2017) 602 https://ec.europa.eu/europeaid/sites/devco/files/swd-mid-term-review-eni_en_0.pdf blz. 32. 
(276) ()    SWD(2018) 337 ec.europa.eu/transparency/regdoc/rep/10102/2018  
(277) ()    COM(2018) 460 https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-political/files/budget-may2018-neighbourhood-development-international-regulation_en.pdf  
(278) ()    Verordening (EU) nr. 233/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking voor de periode 2014-2020
(279) ()    Programmaverklaring 2018, blz. 21.
(280) ()    Directoraat-generaal Internationale Samenwerking en Ontwikkeling, Jaarlijks activiteitenverslag 2018, blz. 47.
(281) ()    COM (2018) 643 final, ec.europa.eu/transparency/regdoc/rep/1/2018/FR  
(282) ()    Directoraat-generaal Internationale Samenwerking en Ontwikkeling, Jaarlijks activiteitenverslag 2018, blz. 16.
(283) ()     www.gcca.eu/">www.gcca.eu
(284) ()    Wereldwijd bondgenootschap tegen klimaatverandering + Uit het diagram blijkt dat de EU-steun grotendeels gericht is op de minst ontwikkelde landen (MOL's) en kleine eilandstaten in ontwikkeling. In overeenstemming met het beginsel van de Agenda 2030 om niemand achter te laten, worden kleine eilandstaten in ontwikkeling die tevens tot de minst ontwikkelde landen behoren in een specifieke categorie ondergebracht omdat zij nog kwetsbaarder zijn voor de gevolgen van de klimaatverandering .
(285) ()    Directoraat-generaal Internationale Samenwerking en Ontwikkeling, Jaarlijks activiteitenverslag 2018, blz. 17.
(286) ()     https://europa.eu/capacity4dev/public-environment-climate/documents/scp-evaluation-full-package-publications
(287) ()    Directoraat-generaal Internationale Samenwerking en Ontwikkeling, Jaarlijks activiteitenverslag 2018, blz. 17
(288) ()    SWD(2017) 600 final https://ec.europa.eu/europeaid/sites/devco/files/swd-mid-term-review-dci_en_0.pdf  
(289) ()    COM(2018) 460.
(290) ()    Verordening (EU) 2017/1601 van het Europees Parlement en de Raad van 26 september 2017 tot instelling van het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO), de EFDO-garantie en het EFDO-garantiefonds.
(291) ()    Directoraat-generaal Internationale Samenwerking en Ontwikkeling, Jaarlijks activiteitenverslag 2018, blz. 32.
(292) ()    Meer informatie over Nasira is te vinden op: www.nasira.info/">www.nasira.info
(293) ()    Nasira zal de hoge risico's, zowel vermeende als reële, aanpakken die verbonden zijn aan het verstrekken van leningen aan onderbediende ondernemers in de buurlanden van de EU en in Afrika bezuiden de Sahara, van wie velen gedwongen zijn hun huizen te ontvluchten. Het zal hen toegang geven tot investeringsleningen door lokale financiële instellingen, zoals banken en microfinancieringsinstellingen, portefeuillegaranties te bieden die leningen aan ondernemers bevatten. https://ec.europa.eu/europeaid/sites/devco/files/181213-eip-28-guarantees-brochure-final.pdf  
(294) ()    Verwijzing naar het huidige Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO) in het MFK-voorstel COM(2018) 460 final https://eur-lex.europa.eu/resource.html?uri=cellar:d2c24540-6fb9-11e8-9483-01aa75ed71a1.0002.02/DOC_1&format=PDF , blz. 7
(295) ()    Zie SWD(2018) 337 final https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/PDF/?uri=CELEX:52018SC0337&from=EN blz. 24.
(296) ()    Programmaverklaring directoraat-generaal Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Hulp (ECHO), blz. 2.
(297) ()    In 2018 verstrekte de EU-begroting 1,4 miljard euro aan humanitaire hulp (exclusief het Europees Ontwikkelingsfonds en externe bestemmingsontvangsten). Rekening houdend met de externe bestemmingsontvangsten van de lidstaten die zijn vastgelegd voor de Faciliteit voor vluchtelingen in Turkije, acties in Centraal- en West-Afrika, de kredieten van het Europees Ontwikkelingsfonds (45,6 miljoen euro) en noodhulp in de EU (199 miljoen euro), beheerde de EU in 2018 een totaalbedrag van 1,6 miljard euro voor humanitaire hulp.
(298) ()    Deze statistische gegevens zijn gebaseerd op de samenvoeging van het geschatte aantal 'begunstigden van acties' zoals opgegeven door de partners die de door ECHO gefinancierde humanitaire projecten uitvoeren. Eén individuele begunstigde die humanitaire hulp nodig heeft, kan steun krijgen in het kader van meer dan één humanitaire actie en meer dan één project.
(299) ()    Programmaverklaring directoraat-generaal Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Hulp (ECHO), blz. 2.
(300) ()    Programmaverklaring directoraat-generaal Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Hulp (ECHO), blz. 2.
(301) ()    Directoraat-generaal Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Hulp, Jaarlijks activiteitenverslag 2018, blz. 19.
(302) ()    Uitgebreide evaluatie van de humanitaire hulp van de EU in de periode 2012-2016, SWD(2019) 3 , blz. 74.
(303) ()    Uitgebreide evaluatie van de humanitaire hulp van de EU in de periode 2012-2016, SWD(2019) 3 , blz. 80.
(304) ()    Directoraat-generaal Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Hulp, Jaarlijks activiteitenverslag 2018, blz. 37.
(305) ()     https://webgate.ec.europa.eu/echo/eu-aid-volunteers_en  
(306) ()    Directoraat-generaal Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Hulp, Jaarlijks activiteitenverslag 2018, blz. 37.
(307) ()    COM(2018) 440.
(308) ()    Deelnemers aan het EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp moeten burgers van een EU-lidstaat of langdurig ingezetenen van de EU zijn https://ec.europa.eu/echo/what/humanitarian-aid/eu-aid-volunteers_en
(309) ()    Verordening (EU) nr. 235/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een financieringsinstrument voor democratie en mensenrechten in de wereld.
(310) ()    Programmaverklaring 2018, blz. 6.
(311) ()     www.eiuc.org/">https://www.eiuc.org
(312) ()    SWD(2017) 604 final, https://ec.europa.eu/europeaid/sites/devco/files/swd-mid-term-review-eidhr_en_0.pdf
(313) ()    COM(2018) 460.
(314) ()    Zoals opgenomen in het Verdrag betreffende de Europese Unie (artikel 28), https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A12016M028
(315) ()     https://eeas.europa.eu/headquarters/headquarters-homepage/4369/european-security-and-defence-college-esdc_en
(316) ()    Programmaverklaring gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, blz. 2.
(317) ()    Programmaverklaring gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, blz. 4.
(318) ()    Programmaverklaring gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, blz. 2.
(319) ()    Voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, met steun van de Commissie, aan de Raad voor een besluit van de Raad tot oprichting van een Europese vredesfaciliteit .
(320) ()     https://eeas.europa.eu/headquarters/headquarters-homepage/46331/new-european-peace-facility-worth-%E2%82%AC105-billion-bolster-international-security_en
(321) ()    Programmaverklaring instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede, blz. 2.
(322) ()    Dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid, Jaarlijks activiteitenverslag. 2018, blz. 25.
(323) ()    Programmaverklaring instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede, blz. 3.
(324) ()    Programmaverklaring instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede, blz. 3.
(325) ()    Programmaverklaring instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede, blz. 2.
(326) ()    Tussentijdse evaluatie van het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede, SWD(2017)607 .
(327) ()    Tussentijdse evaluatie van het instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede, SWD(2017)607 , blz. 22.
(328) ()    Voorstel voor een verordening tot vaststelling van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking, COM(2018) 460.
(329) ()    Voorstel voor een verordening tot vaststelling van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking, COM(2018) 460 , blz. 2.
(330) ()    Programmaverklaring partnerschapsinstrument, blz. 1.
(331) ()    Programmaverklaring partnerschapsinstrument, blz. 2.
(332) ()    Programmaverklaring partnerschapsinstrument, blz. 2.
(333) ()     Externe evaluatie van het partnerschapsinstrument (2014-medio-2017) , blz. 48.
(334) ()    Tussentijdse evaluatie van het partnerschapsinstrument, SWD(2017)608
(335) ()    Dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid, Jaarlijks activiteitenverslag 2018, blz. 46.
(336) ()    Voorstel voor een verordening tot vaststelling van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking, COM(2018) 460 .
(337) ()    Ondertekend op 28 oktober 2014 ingevolge Besluit 2014/137/EU van de Raad van 14 maart 2014 inzake de betrekkingen tussen de Europese Unie, enerzijds, en Groenland en het Koninkrijk Denemarken, anderzijds.
(338) ()    COM(2018) 461.
(339) ()    Programmaverklaring over financiële steun aan de Turks-Cypriotische gemeenschap, blz. 2.
(340) ()    Verordening (Euratom) nr. 237/2014 van de Raad van 13 december 2013 tot vaststelling van een instrument voor samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid.
(341) ()     europa.eu/rapid/press-release_MEMO-92-54_en
(342) ()    COM(2018) 462.
(343) ()     https://ec.europa.eu/neighbourhood-enlargement/sites/near/files/frit_factsheet.pdf
(344) ()    "De faciliteit voor vluchtelingen in Turkije: de ondersteuning is nuttig, maar er zijn verbeteringen nodig om de kosteneffectiviteit te vergroten", Speciaal verslag nr. 27/2018; www.eca.europa.eu/Lists/ECADocuments/SR18_27">https://www.eca.europa.eu/Lists/ECADocuments/SR18_27
(345) ()    Meer informatie over macrofinanciële bijstand is te vinden op https://ec.europa.eu/info/business-economy-euro/economic-and-fiscal-policy-coordination/international-economic-relations/macro-financial-assistance-mfa-non-eu-partner-countries_en#documents
(346) ()    Elk programma voor macrofinanciële bijstand is gebaseerd op een ad-hocwetgevingsbesluit (gewoonlijk een gezamenlijk besluit van het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure). De subsidies worden gefinancierd uit de EU-begroting.
(347) ()    Alle ex-postevaluaties zijn beschikbaar op de website van het directoraat-generaal Economische en Financiële zaken: https://ec.europa.eu/info/evaluation-reports-economic-and-financial-affairs-policies-and-spending-activities_en
(348) ()    Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de tussentijdse evaluatie van de toepassing van Besluit nr. 466/2014/EU met betrekking tot de EU-garantie voor verliezen van de Europese Investeringsbank op financieringsverrichtingen van projecten buiten de Unie, COM(2016) 584 final van 14 september 2016.
(349) ()    Directoraat-generaal Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Hulp , Jaarlijks activiteitenverslag 2018, blz. 30.
(350) ()    Tussentijdse evaluatie van het Uniemechanisme voor civiele bescherming (2014-2016), SWD(2017) 0287, blz. 19.
(351) ()     Besluit (EU) 2019/420 tot wijziging van Besluit nr. 1313/2013/EU betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming, art. 16, lid 2.
(352) ()    Verslag over het begrotings- en financieel beheer van de Europese Commissie voor het begrotingsjaar 2018, afdeling III van het begrotingsverslag overeenkomstig artikel 249 van het Financieel Reglement, 29 maart 2019.
(353) ()    SWD (2019) 186 final van 15 mei 2019
(354) ()    Directoraat-generaal Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie , Jaarlijks activiteitenverslag 2018, blz. 10. Zie COM(2018) 297 final, blz. 2 tot en met 4, voor meer informatie.
(355) ()    De re-integratiepercentages zijn zeer specifiek voor elk dossier; zij zijn bijvoorbeeld afhankelijk van de specifieke economische situatie in het betrokken gebied.
(356) ()    In sommige gevallen werd de steun in 2017 aangevraagd.
(357) ()    Directoraat-generaal Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie, Jaarlijks activiteitenverslag 2018.
(358) ()    Verslag van de Commissie over de tussentijdse evaluatie van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) (COM(2018) 297 final van 16.5.2018) en het begeleidende 'Commission staff working document on the mid-term evaluation of the European Globalisation Adjustment Fund (EGF)' (werkdocument van de diensten van de Commissie over de tussentijdse evaluatie van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)) (SWD(2018) 192 final van 16.5.2018), in het Engels.
(359) ()    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG), COM(2018) 380 final.
(360) ()    De 'materialiteitsdrempel' is in de meeste gevallen vastgesteld op 2 % van de relevante uitgaven, wat in overeenstemming is met de methode van de Europese Rekenkamer.
(361) ()    De artikelen 73 en 74 van Verordening 2018/1046 van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB-L 193 van 30.7.2018); hierna 'het Financieel Reglement'.
(362) ()    Financiële kaderregeling voor de bij het VWEU en het Euratom-Verdrag opgerichte organen goedgekeurd op 18 december 2018.
(363) ()    Artikel 74, lid 9, van het Financieel Reglement.
(364) ()    Voornamelijk de uitvoerende agentschappen en de diensten paymaster, personeelszaken, uitbreiding en justitie. 
(365) ()    Hoofdzakelijk diverse problemen met de boekhoudkundige controleomgeving, de invordering van schuldvorderingen en de informatieverschaffing ter ondersteuning van de berekening van de verplichting uit hoofde van personeelsbeloningen. 
(366) ()    Bijvoorbeeld vereenvoudigde kostenopties, wat betekent dat gebruik wordt gemaakt van vaste bedragen, vaste tarieven en schalen van eenheidskosten om de aan begunstigden te betalen of terug te betalen bedragen te bepalen.
(367) ()    De Commissie kan (geheel of gedeeltelijk) vertrouwen op beoordelingen, controles of audits van andere entiteiten, voor zover deze zijn uitgevoerd in overeenstemming met voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan die van de Commissie en voor zover zij gelijkwaardige zekerheid bieden (artikelen 126 en 127 van het Financieel Reglement).
(368) ()    Met materialiteit wordt de omvang van een fout uitgedrukt. Informatie is materieel als redelijkerwijs mag worden verwacht dat het weglaten, onjuist vermelden of verdoezelen ervan van invloed kan zijn op de beslissingen die gebruikers (bijvoorbeeld de kwijtingsautoriteit) op basis van die informatie nemen. De vaststelling van specifieke materialiteitscriteria houdt in dat de gedelegeerd ordonnateur moet beoordelen of aan de criteria is voldaan. Voor de meeste activiteiten is deze benchmark voor het restfoutenpercentage vastgesteld op 2 %.
(369) ()    Of gelijkwaardig, bijvoorbeeld nadat de uitgaven zijn aanvaard (geregistreerd in het boekhoudsysteem van de Commissie) of nadat de voorfinanciering is verrekend.
(370) ()    Europese Rekenkamer, Jaarverslag 2017, punten 1.32, 1.34 en 1.36.
(371) ()    Europese Rekenkamer, Jaarverslag 2017, methodologische bijlage 1.1, punt 15.
(372) ()    De enige uitzonderingen zijn: a) 1 % voor ontvangsten (door de begrotingsdienst; strikter gezien de zeer grote bedragen); en b) het bereik van 2-5 % voor het programma Horizon 2020 (door de diensten onderzoek en gezin; zie details in punt  5).
(373) ()    Europese Rekenkamer, Jaarverslag 2017, methodologische bijlage 1.1, punt 23.
(374) ()    Aan fouten die verband houden met de procedure voor overheidsopdrachten kan de Europese Rekenkamer een foutenpercentage tot 100 % toewijzen, ook al zijn de werkelijke financiële gevolgen ervan (veel) kleiner. Maar zelfs indien een selectie-/gunningsbesluit voor een opdracht mogelijk niet in overeenstemming was met de voorschriften en een andere contractant had kunnen worden geselecteerd, betekent dat niet noodzakelijk dat alle daarmee verband houdende betalingen voor de volledige waarde van het contract 100 % foutief zouden zijn. Als de te leveren prestatie goed wordt uitgevoerd, gaat het geld van de belastingbetaler niet verloren.
(375) ()    Zoals Galileo, EGNOS en Copernicus voor satellietnavigatie of aardobservatie.
(376) ()    Voorts heeft het nieuwe Financieel Reglement ook de weg geëffend voor een actualisering van de financiële kaderregeling voor EU-organen, voor een aanscherping van de regels inzake de behandeling van belangenconflicten in de lidstaten en uitvoerende entiteiten, en voor een versterking van het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting van fraude (zie voor nadere bijzonderheden punt 4).
(377) ()    Het financiële belang van de 50 diensten van de Commissie varieert aanzienlijk. Het beheer van middelen is in hoge mate geconcentreerd bij enkele diensten met hoge uitgaven (zo is de landbouwdienst goed voor 37 % van het totale bedrag aan betalingen, zijn zes diensten goed voor 80 % en zijn 16 van de 50 diensten goed voor 95 %).
(378) ()    De waargenomen verschillen ten opzichte van 2017 zijn voornamelijk te verklaren door de nieuwe richtsnoeren met betrekking tot de schatting, beoordeling en rapportage van de kosteneffectiviteit van audits ("controles"), die de schatting van de controlekosten harmoniseren.
(379) ()    Deze zijn niet in de onderstaande tabellen vermeld, maar in een afzonderlijk deel in bijlage 4.
(380) ()    Bij cohesie is dit niet altijd een 'nettoterugbetaling' aan de EU-begroting omdat de lidstaten de mogelijkheid hebben om de niet-subsidiabele uitgaven te vervangen door nieuwe subsidiabele uitgaven.
(381) ()    Inclusief financiële correcties aan de bron en correcties van financiële goedkeuring in landbouw.
(382) ()    Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), artikel 325.
(383) ()    Artikel 36, lid 2, onder d), van het Financieel Reglement.
(384) ()    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en de Rekenkamer over de fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie, COM(2011) 376 definitief van 24.6.2011.
(385) ()    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en de Rekenkamer van 24 september 2011 over de fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie, COM(2011) 376 definitief.
(386) ()    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en de Rekenkamer van 29 april 2019 over de fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie: krachtiger optreden om de EU-begroting te beschermen, COM(2019) 196.
(387) ()    SWD (2019) 500, punt 5.2.3.
(388) ()    Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29 tot en met 41).
(389) ()    Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie ("EOM") (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1 tot en met 71).
(390) ()    Europese Rekenkamer, Bestrijding van fraude in verband met EU-uitgaven: maatregelen zijn nodig — www.eca.europa.eu/nl/Pages/DocItem.aspx?did=48858">Speciaal verslag nr. 01/2019 .
(391) ()    Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad – Jaarverslag aan de kwijtingsautoriteit over de in 2016 uitgevoerde interne controles (artikel 99, lid 5, van het Financieel Reglement), COM(2017) 497 final van 15.9.2017, blz. 11.
(392) ()    Mededeling aan de Commissie over governance in de Europese Commissie, COM(2018) 7703 final van 21.11.2018; Besluit van de Commissie betreffende de bestuursraad, COM(2018) 7706 final van 21.11.2018.
(393) ()     https://ec.europa.eu/info/publications/annual-activity-reports_nl  
(394) ()    Zie bijlage 3 voor details.
(395) ()    In het financieel memorandum bij het voorstel van de Commissie voor de Horizon 2020-verordening staat: "Met betrekking tot de onderzoekskosten in het kader van Horizon 2020, is de Commissie dan ook van mening dat een foutenrisico op jaarbasis tussen de 2 en 5% een realistische doelstelling is, gelet op de kosten van controles, de voorgestelde vereenvoudigingsmaatregelen om de complexiteit van de regels te verminderen en het inherente risico dat verbonden is aan de terugbetalingskosten van het onderzoekproject. Het uiteindelijk beoogde resterende foutenpercentage bij de sluiting van de programma's, nadat rekening is gehouden met het financiële effect van alle audits en corrigerende en herstelmaatregelen, is te komen tot een niveau dat zo dicht mogelijk bij 2% blijft.".
(396) ()    Een in de accountantsverklaring opgenomen paragraaf die vereist is, of naar goeddunken van de accountant is opgenomen, en die betrekking heeft op een aangelegenheid die op passende wijze in de jaarrekening wordt gepresenteerd of openbaar gemaakt en die naar het professionele oordeel van de accountant dermate belangrijk is dat zij van fundamenteel belang is voor het begrip van de jaarrekening door de gebruikers ervan. (definitie van het American Institute of Certified Public Accountants (AICPA)).
(397) ()    Onder 'relevante uitgaven' wordt verstaan het totaalbedrag van de in 2018 verrichte betalingen minus het totaalbedrag van nieuwe voorfinancieringen die in 2018 zijn betaald plus het totaalbedrag van oude voorfinancieringen die in 2018 zijn verrekend zoals door de diensten van de Commissie in hun jaarlijkse activiteitenverslagen over 2018 gerapporteerd.
(398) ()    The synergies and efficiencies initiative: stock-taking and way forward (Het initiatief voor synergieën en efficiëntieverbeteringen: stand van zaken en de weg vooruit). C(2019)2329 final van 26 maart 2019.
(399) ()    Fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie: krachtiger optreden om de EU-begroting te beschermen. COM(2019)196 final van 29 april 2019.
(400) ()    RAD: recommendations, actions, discharge (aanbevelingen, acties, kwijting).
(401) ()    Mededeling aan de Commissie over governance in de Europese Commissie, C(2018) 7703 van 21.11.2018.
(402) ()    Resolutie van het Europees Parlement over het Witboek van de Commissie over de hervorming van de Commissie (aspecten betreffende de Begrotingscommissie), COM(2000) 200 van 5.4.2000.
(403) ()     https://ec.europa.eu/info/publications/governance-in-the-commission_nl
(404) ()    Europese Rekenkamer, Governance bij de Europese Commissie — goede praktijken? — Speciaal verslag nr. 27/2016.
(405) ()    Zie onder meer punt 4.1.1.1. Governanceprocessen in het verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad – Jaarverslag aan de kwijtingsautoriteit over de in 2017 uitgevoerde interne controles, COM(2018) 661) van 21.9.2018.
(406) ()    Besluit van de Commissie betreffende de bestuursraad, C(2018) 7706 van 21.11.2018.
(407) ()    Mededeling aan de Commissie — Digitale strategie van de Europese Commissie — A digitally transformed, user-focused and data-driven Commission (Een digitaal getransformeerde, gebruikersgerichte en gegevensgestuurde Commissie), C(2018) 7118 final van 21.11.2018.
(408) ()    Mededeling aan de Commissie — Update of the charter of the Audit Progress Committee of the European Commission (Bijwerking van het handvest van het Comité follow-up audit van de Europese Commissie), C(2018) 7707 final van 21.11.2018.
(409) ()    Verordening (EU) 2018/1725 (tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001).
(410) ()    Herziene workflow voor het opstellen en valideren van gegevens (documentatie van de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig artikel 31 van Verordening (EU) 2018/1725).