Toelichting bij COM(2019)308 - Gedelegeerde handelingen van de Commissie onder Verordening 577/98 betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in de EG

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

2.

Brussel, 1.7.2019


COM(2019) 308 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de uitoefening van de bevoegdheid tot het vaststellen van gedelegeerde handelingen die aan de Commissie is verleend bij Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in de Gemeenschap


3.

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD


over de uitoefening van de bevoegdheid tot het vaststellen van gedelegeerde handelingen die aan de Commissie is verleend bij Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in de Gemeenschap

Inhoudsopgave

1.

Achtergrond



Bij Verordening (EU) nr. 545/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in de Gemeenschap ( 1 ), is Verordening (EG) nr. 577/98 ( 2 ) gewijzigd om deze aan te passen aan het door het Verdrag van Lissabon geïntroduceerde onderscheid tussen gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, en is een bepaling inzake de financiering van speciale modules vastgesteld.


De artikelen 4, lid 2, en 7 bis van gewijzigde Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad geven de Commissie de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 7 quater gedelegeerde handelingen vast te stellen:


·betreffende de door de ontwikkeling van technieken en concepten noodzakelijke aanpassing van de lijst van enquêtevariabelen en genoemd in de lijst van 14 groepen enquêtekenmerken — artikel 4, lid 2;


·inzake de instelling van een programma van speciale modules dat drie jaar beslaat — artikel 7 bis.


Rechtsgrond



Krachtens artikel 7 quater van Verordening (EG) nr. 577/98 wordt de bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 18 juni 2014. Deze bevoegdheid wordt stilzwijgend met termijnen van vijf jaar verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.


De Commissie moet uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag over de bevoegdheidsdelegatie opstellen.


Met dit verslag wordt aan die verplichting voldaan.

4.

3.Uitoefening door de Commissie van gedelegeerde bevoegdheden uit hoofde van Verordening (EG) nr. 577/98


De Commissie heeft de volgende twee gedelegeerde handelingen vastgesteld: Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1397/2014 van de Commissie ( 3 ) en Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1851 van de Commissie ( 4 ).

·Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1397/2014 van de Commissie

In artikel 7 bis, lid 4, van Verordening (EG) nr. 577/98, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 545/2014, wordt de Commissie gemachtigd een programma van speciale modules vast te stellen dat drie jaar beslaat. In het programma wordt voor elke speciale module het onderwerp en de referentieperiode vastgesteld en worden de submodules vermeld die er deel van uitmaken, waarbij voor elke submodule een beschrijving wordt gegeven van het specifieke gebied waarop deze betrekking heeft.


Bij Verordening (EU) nr. 318/2013 van de Commissie ( 5 ) is het programma van speciale modules bij de steekproefenquête voor 2016-2018 vastgesteld. Hierin worden het onderwerp en de referentieperiode voor elke van de drie speciale modules vastgesteld.


Bij de aanpassing van de bevoegdheden van de Commissie uit hoofde van Verordening (EG) nr. 577/98 aan het nieuwe institutionele kader, heeft de wetgever onder meer bepaald dat er aanvullende informatie moet worden opgenomen in het programma van speciale modules. Als een gevolg hiervan moest de Commissie aanvullende informatie opnemen in haar programma van speciale modules. Daarom is het programma van speciale modules voor de jaren 2016-2018 gewijzigd.


Verordening (EU) nr. 318/2013 wordt gewijzigd bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1397/2014 van de Commissie, waarin de aanvullende informatie wordt verstrekt die in het programma van speciale modules moet worden opgenomen, met name de lijst van submodules en een beschrijving van deze modules.

De drie speciale modules zijn:

a)Jongeren op de arbeidsmarkt (referentieperiode: 2016);

b)Zelfstandige arbeid (referentieperiode: 2017);

c)Combinatie van werk en gezin (referentieperiode: 2018).

De Commissie heeft de nodige raadplegingen uitgevoerd in het kader van de voorbereiding van deze gedelegeerde verordening. Nationale deskundigen zijn uitgenodigd om deel te nemen aan de vergadering van juni 2014 van de werkgroep arbeidsmarktstatistieken, waarvan de conclusies onder de aanwezigen zijn verspreid.


De Commissie heeft zowel het Europees Parlement als de Raad van de resultaten van de raadplegingen op de hoogte gesteld.

De Commissie heeft de gedelegeerde verordening op 22 oktober 2014 vastgesteld en het Europees Parlement en de Raad daarvan in kennis gesteld. Noch het Europees Parlement, noch de Raad heeft binnen de toegestane termijn van twee maanden bezwaar tegen de gedelegeerde verordening ingediend. Na het verstrijken van de termijn van twee maanden is de gedelegeerde verordening op 30 december 2014 in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt. Zij is op 19 januari 2015 in werking getreden.


·Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1851 van de Commissie

De tweede gedelegeerde verordening van de Commissie is vastgesteld om de onderdelen van het nieuwe programma van speciale modules voor 2019, 2020 en 2021 te specificeren.


De onderwerpen beantwoorden aan de behoefte aan een uitgebreide verzameling van vergelijkbare gegevens over werkorganisatie en werktijdregelingen, alsmede aan gedetailleerdere gegevens over arbeidsparticipatie, om de vooruitgang te volgen die wordt geboekt bij de verwezenlijking van de gemeenschappelijke doelstellingen van de Europa 2020-strategie. In het programma worden voor elke speciale module het onderwerp en de referentieperiode vastgesteld en worden de submodules vermeld die er deel van uitmaken, waarbij voor elke submodule een beschrijving wordt gegeven van het specifieke gebied waarop deze betrekking heeft.

De drie speciale modules zijn:

a)Werkorganisatie en werktijdregelingen (Referentieperiode: 2019);

b)Arbeidsongevallen en andere werkgerelateerde gezondheidsproblemen (Referentieperiode: 2020);

c)Arbeidssituatie van migranten en hun directe nakomelingen (Referentieperiode: 2021).

De Commissie heeft de nodige raadplegingen uitgevoerd in het kader van de voorbereiding van deze gedelegeerde verordening. Zij heeft nationale deskundigen geraadpleegd, die werden uitgenodigd voor vergaderingen over het ontwerp van de gedelegeerde handeling. De raadpleging vond plaats tijdens de vergaderingen van de werkgroep arbeidsmarktstatistieken van 24-25 juni 2014, 10-11 december 2014 en 7-8 december 2015.


Bovendien zijn de Europese directeuren sociale statistiek geraadpleegd tijdens hun vergadering van 23-24 februari 2016.


Ten slotte zijn bovendien de directeuren-generaal van de nationale bureaus voor de statistiek van de lidstaten geraadpleegd tijdens een speciale vergadering over dit onderwerp op 18 mei 2016.


De Commissie heeft zowel het Europees Parlement als de Raad van de resultaten van de raadplegingen op de hoogte gesteld.


De Commissie heeft de gedelegeerde verordening op 14 juni 2016 vastgesteld en het Europees Parlement en de Raad daarvan in kennis gesteld. Noch het Europees Parlement, noch de Raad heeft binnen de toegestane termijn van twee maanden bezwaar tegen de gedelegeerde verordening ingediend. Na het verstrijken van de termijn van twee maanden is de gedelegeerde verordening op 20 oktober 2016 in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt. Zij is op 9 november 2016 in werking getreden.


5.

Conclusie


De Commissie heeft de aan haar gedelegeerde bevoegdheden correct uitgeoefend en verzoekt het Europees Parlement en de Raad kennis te nemen van dit verslag.


De Commissie is van mening dat zij deze bevoegdheden moet behouden om eventueel in de toekomst gedelegeerde handelingen voor aanvullende speciale modules te kunnen vaststellen overeenkomstig artikel 4, lid 2, en artikel 7 bis van Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad.

(1)

Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in de Gemeenschap (PB L 77 van 14.3.1998, blz.

3).

(2)

PB L 163 van 29.5.2014, blz. 10.

(3)

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1397/2014 van de Commissie van 22 oktober 2014 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 318/2013 tot vaststelling van het programma van speciale modules voor de jaren 2016-2018 bij de steekproefenquête naar de arbeidskrachten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad (PB L 370 van 30.12.2014, blz. 42).

(4)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1851 van de Commissie van 14 juni 2016 tot vaststelling van het programma van speciale modules voor de jaren 2019, 2020 en 2021 bij de steekproefenquête naar de arbeidskrachten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad (PB L 284 van 20.10.2016, blz. 1).

(5)

Verordening (EU) nr. 318/2013 van de Commissie van 8 april 2013 tot vaststelling van het programma van speciale modules voor de jaren 2016-2018 voor de steekproefenquête naar de arbeidskrachten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad (PB L 99 van 9.4.2013, blz. 11).