Toelichting bij COM(2019)309 - Wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/805/EU waarbij Polen wordt gemachtigd af te wijken van artikel 26, lid 1, onder a), en artikel 168 van de btw-richtlijn

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Overeenkomstig artikel 395, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde 1 (hierna 'de btw-richtlijn' genoemd) kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen.

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 14 januari 2019, heeft Polen gevraagd om de derogatie van artikel 26, lid 1, onder a), en artikel 168 van de btw-richtlijn te mogen verlengen en zo a) het recht op aftrek van voorbelasting ter zake van uitgaven voor bepaalde motorvoertuigen tot 50 % te mogen blijven beperken en b) het gebruik van onder de derogatie vallende motorvoertuigen door belastingplichtigen voor privédoeleinden of andere dan bedrijfsdoeleinden van btw te mogen blijven vrijstellen. Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van de btw-richtlijn heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 15 april 2019 van het verzoek van Polen in kennis gesteld. Bij brief van 16 april 2019 heeft de Commissie Polen meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Krachtens artikel 168 van de btw-richtlijn mag een belastingplichtige de btw op goederen of diensten die hij voor zijn belaste handelingen aanschaft, in mindering brengen in de lidstaat waar deze handelingen plaatsvinden. Overeenkomstig artikel 26, lid 1, onder a), van deze richtlijn wordt het gebruik van een tot het bedrijf behorend goed voor privédoeleinden gelijkgesteld met een dienst verricht onder bezwarende titel wanneer voor dit goed recht op aftrek van de btw is ontstaan.

Bij personenauto's die tot een bedrijf behoren, stuit de toepassing van bovenstaande bepalingen op een aantal praktische hinderpalen, met name omdat het lastig is om een onderscheid te maken tussen het privé- en het zakelijk gebruik van een motorvoertuig. Wanneer ook de ritten van dergelijke voertuigen geregistreerd worden, vormt het bijhouden en controleren daarvan een extra last, zowel voor de bedrijven als de belastingdienst. Deze hinderpalen kunnen het risico van btw-fraude of pogingen tot fraude vergroten.

Momenteel mag Polen in afwijking van artikel 168 van de btw-richtlijn het recht op aftrek van de btw ter zake van de aankoop, intracommunautaire verwerving, invoer, huur of leasing van motorvoertuigen alsook van de btw ter zake van met die voertuigen samenhangende uitgaven, tot 50 % beperken wanneer het voertuig niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt. De derogatie is niet van toepassing op motorvoertuigen met een toegestaan maximumgewicht van meer dan 3,5 ton en motorvoertuigen met meer dan negen zitplaatsen, met inbegrip van de bestuurdersplaats. Zij is ook niet van toepassing op uitgaven die integraal betrekking hebben op het bedrijf van een belastingplichtige.

Voorts mag Polen in afwijking van artikel 26, lid 1, onder a), van de btw-richtlijn het gebruik van onder bovenstaande derogatie vallende voertuigen voor de privédoeleinden van de belastingplichtige of van zijn personeel van de btw vrijstellen. Elk gebruik dat niet voor bedrijfsdoeleinden is bestemd, wordt aangemerkt als gebruik voor privédoeleinden.

De machtiging voor de bovengenoemde derogatiemaatregelen werd voor het eerst 2 door de Raad verleend bij Uitvoeringsbesluit 2013/805/EU 3 van 17 december 2013 voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016. Polen heeft de toegestane maatregelen vervolgens in de nationale btw-wetgeving opgenomen met ingang van 1 april 2014 4 .

In 2016 heeft Polen om een verlenging verzocht van de periode waarin de maatregelen in kwestie konden worden toegepast. De Raad heeft die verlenging toegestaan tot en met 31 december 2019 bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/1837 5 van 11 oktober 2016.

Onderhavig verzoek van Polen om een nieuwe verlenging van de derogatie tot en met 31 december 2022 is gebaseerd op dezelfde argumenten als die in de vorige verzoeken. Bij het verzoek gaat overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Besluit 2013/805/EU een verslag met daarin ook een evaluatie van het percentage van de aftrekbeperking.

Polen is van mening dat het huidige percentage van 50 % nog steeds gerechtvaardigd is en verder moet worden toegepast, omdat het de belastinginning heeft helpen vereenvoudigen en belastingontduiking heeft voorkomen. Volgens de door Polen verstrekte gegevens maken kleine ondernemingen met een bescheiden omzet (micro-ondernemingen) en een handvol werknemers het leeuwendeel uit van de Poolse economie. Het gaat hierbij om eenmanszaken dan wel familiebedrijven. In 2014-2017 vertegenwoordigden zij nagenoeg 96 % van alle ondernemingen in het land. Volgens Polen is het lastig om bij zulke micro-ondernemingen een grens te trekken tussen het privé- en het zakelijk gebruik van de voertuigen die zij bezitten. Dat is ook het geval bij grote ondernemingen, die hun voertuigen vaak als een extralegaal voordeel ter beschikking stellen van hun werknemers, die deze dan exclusief mogen gebruiken. De invoering van een rittenregistratie om een onderscheid te maken tussen het privé- en het zakelijk gebruik van de voertuigen in kwestie zou hoge kosten met zich meebrengen die niet in verhouding staan tot de potentiële voordelen van zo'n registratie, met name voor eenmanszaken en micro-ondernemingen. Er zouden ook juridische geschillen kunnen ontstaan tussen de belastingautoriteiten en belastingplichtigen, met extra kosten tot gevolg.

Polen betoogt dat de op 50 % vastgestelde aftrekbeperking een juiste weerspiegeling vormt van het werkelijke zakelijke gebruik van deze voertuigen. Een hoger of een lager percentage zou immers leiden tot een veel te grote kloof tussen het vastgestelde percentage en het werkelijke gebruik van voertuigen voor bedrijfsdoeleinden en voor privédoeleinden. Dit percentage is vergelijkbaar met dat in andere lidstaten.

Belastingplichtigen blijken grotendeels positief te staan tegenover de voorwaarden voor de aftrek en het vastgestelde percentage. De bij Besluit 2013/805/EU vastgestelde maatregelen worden beschouwd als een aanvaardbaar compromis tussen de vastgestelde regels en het dure, tijdrovende en grotendeels ondoeltreffende systeem van rittenregistratie om aan te tonen dat een bepaald voertuig ook werkelijk voor bedrijfsdoeleinden is gebruikt.

De derogatiemaatregelen zullen naar verwachting geen noemenswaardige invloed hebben op de totale belastingopbrengst in Polen in het stadium van het eindverbruik. Zij zullen naar verwachting ook geen negatieve gevolgen hebben voor de eigen middelen van de Unie uit de btw.

Gelet op het bovenstaande en op het feit dat het EU-rechtskader en de feitelijke omstandigheden ongewijzigd zijn gebleven, lijkt de gevraagde verlenging van de derogatiemaatregelen tot en met 31 december 2022 gerechtvaardigd. Daarom wordt voorgesteld het verzoek in te willigen. Als Polen om een verdere verlenging na 2022 zou willen verzoeken, moet het uiterlijk 1 april 2022 een verzoek daartoe indienen, samen met een verslag met daarin ook een evaluatie van de toegepaste aftrekbeperking.

Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

Aan andere lidstaten zijn soortgelijke derogaties met betrekking tot het recht op aftrek verleend.

Krachtens artikel 176 van de btw-richtlijn zal de Raad bepalen voor welke uitgaven geen recht op aftrek van de btw bestaat. In afwachting daarvan mogen de lidstaten de uitsluitingen die op 1 januari 1979 krachtens nationale wetgeving van toepassing waren, handhaven. Er bestaat derhalve een reeks standstillbepalingen die het recht op aftrek beperken ter zake van motorvoertuigen die tot een bedrijf behoren.

Er zijn in het verleden zonder succes initiatieven 6 genomen om regels vast te stellen voor de uitgavencategorieën die aan een beperking van het recht op aftrek kunnen worden onderworpen. Zolang die regels niet op EU-niveau geharmoniseerd zijn, worden derogaties zoals in onderhavig geval passend geacht.

De voorgestelde maatregelen zijn daarom in overeenstemming met de bepalingen van de btw-richtlijn.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 395 van de btw-richtlijn is de enige mogelijke rechtsgrondslag.

Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheden)

Gelet op de bepaling van de btw-richtlijn die de grondslag voor het voorstel vormt, valt dit onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheid

Dit besluit betreft een machtiging die wordt verleend aan een lidstaat op diens eigen verzoek, en houdt geen enkele verplichting in.

Gezien de beperkte werkingssfeer van de derogatie staat de bijzondere maatregel in verhouding tot het beoogde doel, namelijk de btw-inning vereenvoudigen en bepaalde vormen van belastingontduiking of -ontwijking voorkomen. Aangezien bedrijven een te laag privégebruik kunnen opgeven en de belastingautoriteiten de administratie van de gereden kilometers maar moeilijk kunnen controleren, zou de beperking tot 50 % de inning van de btw vereenvoudigen en voorkomen dat belasting wordt ontdoken, onder andere door een onjuiste administratie.

Keuze van het instrument

Het voorgestelde instrument is een uitvoeringsbesluit van de Raad.

Overeenkomstig artikel 395 van de btw-richtlijn kan slechts van de normale btw-regels worden afgeweken indien de Raad een lidstaat daartoe op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen machtigt. Een uitvoeringsbesluit van de Raad is het aangewezen instrument, omdat het tot een individuele lidstaat kan worden gericht.

3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Raadplegingen van belanghebbenden

Er zijn geen belanghebbenden geraadpleegd. Dit voorstel is gebaseerd op een verzoek van Polen en heeft uitsluitend betrekking op deze lidstaat.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling

Het voorstel strekt ertoe de belastinginning te vereenvoudigen en btw-ontduiking tegen te gaan. Het kan aldus een positief effect sorteren op de bedrijven en de belastingdiensten. De derogatiemaatregelen worden door Polen als de aangewezen oplossing beschouwd en zijn te vergelijken met andere derogaties die vroeger en nu aan andere lidstaten zijn verleend.

Grondrechten

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel zal geen negatieve gevolgen voor de EU-begroting hebben.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Het voorstel bevat een vervalbepaling, die op 31 december 2022 is vastgesteld.

Indien Polen een verlenging van de derogatiemaatregelen na 2022 alsnog noodzakelijk acht, moet het de Commissie uiterlijk 1 april 2022 een verslag voorleggen met daarin ook een evaluatie van het toegepaste percentage samen met het verzoek om verlenging.