Toelichting bij COM(2019)341 - EU-standpunt in het EPO-comité, mbt de vaststelling Protocol 1 betreffende definitie van "producten van oorsprong" & methoden van administratieve samenwerking

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in het EPO-comité dat is opgericht bij de Tijdelijke Economische Partnerschapsovereenkomst tussen Ghana, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, met betrekking tot de voorgenomen vaststelling van Protocol 1 bij de overeenkomst betreffende de definitie van het begrip 'producten van oorsprong' en methoden van administratieve samenwerking.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De Tijdelijke Economische Partnerschapsovereenkomst tussen Ghana, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds.

De Tijdelijke Economische Partnerschapsovereenkomst tussen Ghana, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds (hierna 'de overeenkomst' genoemd) is op 28 juli 2016 1 door de Europese Unie (hierna 'de EU' genoemd) ondertekend en wordt sinds 15 december 2016 voorlopig toegepast.

De overeenkomst heeft tot doel a) Ghana in staat te stellen profijt te trekken van de betere markttoegang die de EU biedt; b) de duurzame economische ontwikkeling in Ghana en de geleidelijke integratie van het land in de wereldeconomie te bevorderen; c) een vrijhandelszone tussen de Europese Unie en Ghana tot stand te brengen die berust op gemeenschappelijke belangen, en deze doelstelling te vervullen door de geleidelijke liberalisering van de handel op een wijze die in overeenstemming is met de toepasselijke regels van de Wereldhandelsorganisatie en het beginsel van asymmetrie, met inachtneming van, wat het niveau van en het tijdschema voor verbintenissen betreft, de specifieke behoeften en de capaciteitsbeperkingen van Ghana; d) passende regelingen voor de beslechting van geschillen vast te stellen; en e) passende institutionele regelingen vast te stellen.

2.2.Het EPO-comité

Het EPO-comité is een orgaan dat overeenkomstig artikel 73 van de overeenkomst is ingesteld. Het is samengesteld uit vertegenwoordigers van de EU en van Ghana (de partijen) en wordt gezamenlijk voorgezeten door een vertegenwoordiger van elk van beide partijen. Het EPO-comité stelt zijn reglement van orde vast.

Het EPO-comité behandelt alle aangelegenheden die voor de tenuitvoerlegging van de overeenkomst noodzakelijk zijn, met inbegrip van ontwikkelingssamenwerking. Bij de uitoefening van zijn taken kan het EPO-comité a) alle speciale, voor de tenuitvoerlegging van de overeenkomst noodzakelijke comités en organen oprichten en daar toezicht op houden; b) op elk door de partijen overeengekomen tijdstip bijeenkomen; c) alle onder deze overeenkomst vallende onderwerpen behandelen en passende maatregelen nemen ter uitvoering van zijn taken; d) besluiten nemen of aanbevelingen doen in gevallen waarin hierin door de overeenkomst wordt voorzien; en e) wijzigingen van deze overeenkomst goedkeuren.

Het EPO-comité kan de overeenkomst en de tenuitvoerlegging, de werking en de resultaten ervan zo nodig herzien en de partijen passende voorstellen tot wijziging doen.

2.3.De beoogde handeling van het comité

Het EPO-comité zal op zijn volgende vergadering in 2019 een besluit nemen over de vaststelling van Protocol 1 bij de overeenkomst betreffende de definitie van het begrip 'producten van oorsprong' en methoden van administratieve samenwerking, zoals de partijen in maart 2019 op technisch niveau overeengekomen zijn (hierna 'de beoogde handeling' genoemd).

De beoogde handeling strekt ertoe een wederkerige gemeenschappelijke regeling voor de oorsprongsregels vast te stellen.

De overeenkomst is zonder een wederkerige gemeenschappelijke regeling voor de oorsprongsregels in werking getreden. Artikel 14 van de overeenkomst verlangt van de partijen dat zij een dergelijke regeling vaststellen die 'is gebaseerd op de in de Overeenkomst van Cotonou vastgelegde oorsprongsregels en beoogt deze regels in het licht van de ontwikkelingsdoelstellingen van Ghana beter op dat land af te stemmen'. De nieuwe regeling zal bij besluit van het EPO-comité in de overeenkomst worden opgenomen. Zolang er geen dergelijke regeling is, zijn de bepalingen betreffende de oorsprongsregels in bijlage II bij Verordening (EU) 2016/1076 2 (hierna 'de markttoegangsverordening' genoemd) van toepassing op de uitvoer van Ghana naar de Europese Unie.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

In maart 2019 hebben de partijen op technisch niveau overeenstemming bereikt over de tekst van een Protocol 1 bij de overeenkomst betreffende de definitie van het begrip 'producten van oorsprong' en methoden van administratieve samenwerking. Het overeengekomen Protocol 1 bouwt voort op het gesloten (maar nog niet in werking getreden) Protocol 1 bij de economische partnerschapsovereenkomst tussen de West-Afrikaanse Staten, de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten (Ecowas) en de West-Afrikaanse Economische en Monetaire Unie (Waemu), enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds 3 , die is gebaseerd op de Overeenkomst van Cotonou. Het overeengekomen Protocol 1 bevat een aantal wijzigingen die rekening houden met de jongste ontwikkelingen in de oorsprongsregels, waaronder de wijzigingen die zijn opgenomen in de meest recente oorsprongsprotocollen bij EPO's met landen die lid zijn van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS).

Hierin zijn met name de volgende inhoudelijke wijzigingen aangebracht:

·Artikel 15 'Rechtstreeks vervoer' wordt vervangen door een vereiste van 'Niet-wijziging': marktdeelnemers krijgen zo meer flexibiliteit met betrekking tot het bewijs dat aan de douaneautoriteiten van het land van invoer moet worden geleverd wanneer de overslag of de opslag van oorsprongsgoederen in een douane-entrepot plaatsvindt in een derde land;

·Er wordt meer flexibiliteit gecreëerd om aan de vereisten van bewijzen van oorsprong te voldoen: geregistreerde exporteurs krijgen met name de mogelijkheid om oorsprongsverklaringen op handelsdocumenten af te geven ("eigen verklaring") (artikel 17 en 'nieuw' artikel 21). Voor de tenuitvoerlegging van de zelfcertificering krijgt Ghana een overgangsperiode van drie jaar;

·Achterhaalde bepalingen zijn geschrapt:

·artikel 3, lid 2, onder d), en artikel 3, lid 3, betreffende bemanningsvereisten voor de definitie van 'hun schepen' en 'hun fabrieksschepen';

·artikel 7, lid 4, de artikelen 21 en 40, artikel 41, lid 5, en bijlage IX bij het Procotol;

·Er wordt regionale oorsprongscumulatie toegestaan met andere West-Afrikaanse landen die in aanmerking komen voor rechten- en contingentvrije toegang tot de EU;

·Voor ingeblikte tonijn en tonijnfilets ("loins") wordt er voor één jaar een afwijking toegestaan (artikel 41, lid 9);

·Bijlage II wordt bijgewerkt: GS-post 293980 alkaloïden van niet-plantaardige oorsprong wordt in de bijlage opgenomen; de regels voor GS 2402 sigaren van tabak en ex 2403 rooktabak worden versoepeld; de omschrijving van GS ex 3002 wordt geactualiseerd.

Het voorgestelde Protocol 1 inzake oorsprongsregels voorziet in verdere vereenvoudiging en grotere flexibiliteit van bepaalde oorsprongsregels en bevordert duurzame economische ontwikkeling in Ghana en regionale integratie dankzij gunstige cumulatieregels.

Door de beoogde handeling kunnen de huidige oorsprongsregels voor de uitvoer uit Ghana naar de Europese Unie, zoals omschreven in de markttoegangsverordening, door een gunstiger en wederkerige regeling worden vervangen.

Het voorgestelde besluit voldoet aan de verplichtingen van de EU uit hoofde van de bepalingen van de overeenkomst.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

1.

4.1.1.Beginselen


Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van 'de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst'.

Het begrip 'handelingen met rechtsgevolgen' omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die een "beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt" 4 .

2.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


De door het comité vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig artikel 14 van de overeenkomst uit hoofde van het volkenrecht bindend zijn.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

3.

4.2.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

4.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval


De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op het gemeenschappelijk handelsbeleid.

De materiële rechtsgrondslag voor de voorgestelde besluiten is derhalve artikel 207 VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit dient artikel 207 VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU te zijn.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien de handeling van het EPO-comité leidt tot de vaststelling van Protocol 1 betreffende de definitie van het begrip 'producten van oorsprong' en methoden van administratieve samenwerking bij de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen Ghana, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, is het passend deze handeling na de vaststelling ervan bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.