Toelichting bij COM(2019)364 - Standpunt Associatieraad EU-Marokko vaststelling aanbeveling mbt de verlenging actieplan EU-Marokko waarmee uitvoering wordt gegeven aan de geavanceerde status (2013-2018)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Doel van het voorstel

Dit voorstel heeft betrekking op het besluit betreffende het door de Unie in te nemen standpunt in de Associatieraad die is ingesteld bij de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds (hierna “de overeenkomst” of “de Euro-mediterrane overeenkomst” genoemd), met het oog op de voorgenomen vaststelling van de aanbeveling tot verlenging met twee jaar (2019 en 2020) van het actieplan EU-Marokko waarbij uitvoering wordt gegeven aan de geavanceerde status (2013-2018).

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De Euro-mediterrane overeenkomst

De Euro-mediterrane overeenkomst heeft tot doel:

·een passend kader tot stand te brengen voor de politieke dialoog tussen de partijen met het oog op het versterken van hun betrekkingen op alle terreinen die zij in het kader van een dergelijke dialoog van belang achten;

·de voorwaarden vast te leggen voor de geleidelijke liberalisering van het goederen-, diensten- en kapitaalverkeer;

·de integratie van de Maghreb te stimuleren door bevordering van het handelsverkeer en samenwerking tussen Marokko en de landen in de regio;

·het handelsverkeer en evenwichtige sociale en economische betrekkingen tussen de partijen te bevorderen, met name door middel van dialoog en samenwerking, teneinde de ontwikkeling en de welvaart van Marokko en de Marokkaanse bevolking te bevorderen;

·de samenwerking op economisch, sociaal, cultureel, financieel gebied en op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en innovatie te bevorderen.

De overeenkomst is op 1 maart 2000 in werking getreden.

2.2. De Associatieraad

De Associatieraad die is ingesteld bij de Euro-mediterrane overeenkomst, bestaat uit enerzijds leden van de Raad van de Europese Unie en leden van de Commissie en anderzijds leden van de regering van het Koninkrijk Marokko. Voor de verwezenlijking van de in de overeenkomst vastgestelde doelstellingen is de Associatieraad bevoegd tot het nemen van besluiten en kan hij ook alle nuttige aanbevelingen doen. De besluiten en aanbevelingen van de Associatieraad worden vastgesteld in onderlinge overeenstemming tussen de partijen.

2.3.Beoogde handeling van de Associatieraad

De Associatieraad dient bij briefwisseling een aanbeveling te doen betreffende de verlenging van het actieplan EU-Marokko waarbij uitvoering wordt gegeven aan de geavanceerde status (2013-2018) (hierna “de beoogde handeling” genoemd).

De beoogde handeling heeft tot doel de looptijd van het actieplan EU-Marokko waarbij uitvoering wordt gegeven aan de geavanceerde status (2013-2018), met twee jaar (2019 en 2020) te verlengen. Met deze verlenging kan de continuïteit van de uitvoering van de geavanceerde status van Marokko worden gegarandeerd.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Het namens de Unie in te nemen standpunt in de Associatieraad die is ingesteld bij de Euro-mediterrane overeenkomst, inzake de vaststelling van een aanbeveling voor de verlenging met twee jaar (2019 en 2020) van het actieplan EU-Marokko waarbij uitvoering wordt gegeven aan de geavanceerde status (2013-2018), is gebaseerd op de aan dit besluit gehechte tekst.

De beide partijen hebben herhaaldelijk de kwaliteit en de dynamiek van de betrekkingen tussen de Europese Unie en Marokko bevestigd en willen zich ook ten volle inzetten voor de continue ontwikkeling van deze betrekkingen op alle terreinen van wederzijds belang.

In de huidige politieke context zal de verlenging van het actieplan 2013-2018 de basis vormen voor de samenwerking tussen de EU en Marokko voor de jaren 2019 en 2020 en voor de onderhandelingen over de richtsnoeren en de nieuwe thematische prioriteiten van de betrekkingen tussen de EU en Marokko voor de komende jaren.

De verlenging van het actieplan is dus in het belang van de Europese Unie.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 1 .

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

De Associatieraad is een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, namelijk de Euro-mediterrane overeenkomst.

De door de Associatieraad vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen.

De beoogde handeling heeft rechtsgevolgen aangezien de looptijd van het actieplan EU-Marokko waarbij uitvoering wordt gegeven aan de geavanceerde status (2013-2018), met twee jaar, dus tot eind 2020, wordt verlengd.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU, te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, dient het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU, te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag te worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de associatie met een derde land.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 217, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 217, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien de handeling van de Associatieraad de looptijd van het actieplan zal wijzigen, dient zij na de vaststelling ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie te worden bekendgemaakt.