Toelichting bij COM(2019)461 - Maatregelen voor de uitvoering en de financiering van de algemene begroting van de Unie in 2020 in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Het Verenigd Koninkrijk heeft besloten de Europese Unie te verlaten en daartoe een beroep gedaan op de procedure van artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). Na een verzoek daartoe van het Verenigd Koninkrijk heeft de Europese Raad (art. 50) op 11 april 2019 besloten 1 tot verdere verlenging 2 van de in artikel 50, lid 3, VEU bedoelde termijn tot en met 31 oktober 2019. Tenzij het Verenigd Koninkrijk het terugtrekkingsakkoord uiterlijk op 31 oktober 2019 ratificeert of om een derde verlenging verzoekt en de Europese Raad (art. 50) daarmee unaniem instemt, eindigt de in artikel 50, lid 3, VEU, bedoelde termijn dan. Het Verenigd Koninkrijk wordt dan met ingang van 1 november 2019 een derde land zonder akkoord dat een ordelijke terugtrekking waarborgt. De Commissie blijft van mening dat een ordelijke terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie op basis van het terugtrekkingsakkoord de beste uitkomst is.

In de mededeling van 12 juni 2019 over de “Stand van zaken met betrekking tot de voorbereidingen voor noodmaatregelen voor de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie” 3 wordt erop gewezen dat, mede gelet op de aanpak die de Europese Raad (art. 50) gedurende het hele proces heeft voorgestaan, alle betrokken partijen zich moeten blijven voorbereiden op alle mogelijke uitkomsten, inclusief een terugtrekking zonder akkoord. In de mededeling wordt tot slot opgemerkt dat de Commissie de politieke ontwikkelingen zal blijven volgen en zal nagaan of een verlenging/verruiming van de genomen maatregelen nodig is. Dit voorstel betreft een verlenging tot 2020 van het noodkader voor de begroting van de Unie dat is vastgesteld in Verordening (EU, Euratom) 2019/1197 van de Raad van 9 juli 2019 houdende maatregelen voor de uitvoering en de financiering van de algemene begroting van de Unie in 2019 in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie 4 . Het voorstel stelt regels vast voor de relatie tussen de Unie enerzijds en het Verenigd Koninkrijk en Britse begunstigden anderzijds met betrekking tot de financiering en de uitvoering van de begroting in 2020.

Sinds het Verenigd Koninkrijk kennis heeft gegeven van zijn voornemen zich terug te trekken, heeft de Europese Unie steeds benadrukt dat de Unie en het Verenigd Koninkrijk de verplichtingen moeten nakomen die voortvloeien uit de gehele periode tijdens welke het Verenigd Koninkrijk lid was van de Unie. Dit beginsel is in herinnering gebracht in de conclusies van de Europese Raad van 29 april 2017 en opgenomen in de inleiding van het terugtrekkingsakkoord 5 . De afwezigheid van een terugtrekkingsakkoord op de terugtrekkingsdatum laat dat leidende beginsel onverlet.

Bij een terugtrekking zonder akkoord zouden er geen onderling overeengekomen juridische regelingen zijn voor de relatie tussen de Unie en het VK inzake de begroting. Een dergelijk rechtsvacuüm zou leiden tot aanzienlijke onzekerheid en moeilijkheden op het vlak van de uitvoering van de begroting van de Unie voor 2019 en 2020, voor alle begunstigden in het VK en in sommige gevallen ook voor begunstigden in de andere lidstaten. In lijn met de algemene benadering van de Commissie bevat dit voorstel een noodmaatregel om het hoofd te bieden aan die situatie.

Na de terugtrekking zullen de Verdragen en het secundair recht niet meer van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk. Het Verenigd Koninkrijk en in het Verenigd Koninkrijk gevestigde entiteiten zullen niet langer in aanmerking komen voor financiering uit programma’s van de Unie, tenzij in de rechtshandelingen betreffende EU-uitgavenprogramma’s bepalingen zijn opgenomen die de deelname van derde landen regelen.

Dit voorstel strekt ertoe het in Verordening (EU, Euratom) 2019/1197 vastgestelde noodkader tot 2020 te verlengen en daardoor op het tijdstip van de terugtrekking en tot eind 2020 de meest significante verstoringen te voorkomen of minstens de gevolgen te minimaliseren voor begunstigden van EU-uitgavenprogramma’s en andere acties, in de hoop dat dit een financiële regeling tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk zal vergemakkelijken.

Het voorgestelde noodkader maakt het mogelijk voor het Verenigd Koninkrijk en entiteiten van het Verenigd Koninkrijk om in heel het jaar 2020 uit hoofde van juridische verbintenissen die vóór de terugtrekkingsdatum of tussen de terugtrekkingsdatum en eind 2019 overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2019/1197 zijn aangegaan financiering van de Unie te blijven ontvangen. Voorwaarde is dat het Verenigd Koninkrijk zich er schriftelijk toe verbindt bij te dragen aan de financiering van de begroting voor 2020 volgens de bepalingen van dit voorstel. Daarenboven moet het Verenigd Koninkrijk zich er schriftelijk toe verbinden de controles en audits te aanvaarden die betrekking hebben op de gehele periode waarin de programma’s of acties worden uitgevoerd. Onder die voorwaarden zullen de financiële belangen van de Unie beschermd zijn.

Het Verenigd Koninkrijk en entiteiten van het Verenigd Koninkrijk, en entiteiten uit de andere lidstaten waarvan de subsidiabiliteit wordt beïnvloed door de terugtrekking van het VK, zouden financiering van de Unie blijven ontvangen onder de voorwaarden van dit voorstel. Dit zou de meest significante verstoringen van de terugtrekking voor bestaande overeenkomsten en besluiten verminderen. De maatregel zou een ordelijke begrotingsuitvoering mogelijk maken van met het Verenigd Koninkrijk en entiteiten van het Verenigd Koninkrijk aangegane juridische verbintenissen die zijn ondertekend of goedgekeurd vóór de terugtrekkingsdatum of tussen de terugtrekkingsdatum en eind 2019, overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2019/1197.

Aangezien het Verenigd Koninkrijk zijn aandeel in de begroting voor 2020 zou financieren en gelet op de doelstelling om het meerjarig financieel kader 2014-2020, vastgesteld terwijl het Verenigd Koninkrijk lid was van de Unie, volledig uit te voeren, zouden het Verenigd Koninkrijk en entiteiten van het Verenigd Koninkrijk bovendien in 2020 subsidiabel zijn waar het gaat om de voorwaarden van oproepen, aanbestedingen, wedstrijden of eender welke andere procedure die tot financiering uit de Uniebegroting kan leiden. Dit zou niet gelden wanneer er met de veiligheid verband houdende beperkingen zijn of voor acties waarbij de Europese Investeringsbank of het Europees Investeringsfonds betrokken zijn. Die financiering door de Unie zou worden beperkt tot in 2020 gedane subsidiabele uitgaven, behalve voor overheidsopdrachten die vóór eind 2020 zijn ondertekend met toepassing van titel VII van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (“het Financieel Reglement”), en die verder worden uitgevoerd overeenkomstig de erin vervatte voorwaarden, en behalve voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het Verenigd Koninkrijk voor het aanvraagjaar 2020, die zullen worden uitgesloten van de subsidiabiliteit.

Het voorgestelde noodkader zou ook de financiering mogelijk maken van acties waarbij lidstaten en entiteiten van de lidstaten begunstigde zijn en de subsidiabiliteit afhankelijk is van het lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk of voortvloeit uit Verordening (EU, Euratom) 2019/1197, mits deze specifieke acties worden uitgevoerd in het kader van juridische verbintenissen die zijn ondertekend of goedgekeurd vóór de terugtrekkingsdatum of in 2019 overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2019/1197.

Deze subsidiabiliteit van het Verenigd Koninkrijk en entiteiten van het Verenigd Koninkrijk zou pas ingaan nadat de voorwaarden van dit voorstel zijn vervuld, onder andere nadat het Verenigd Koninkrijk zijn eerste betaling aan de Uniebegroting voor 2020 heeft verricht. Het noodkader dat voorziet in de subsidiabiliteit van het Verenigd Koninkrijk en entiteiten van het Verenigd Koninkrijk zou ophouden van toepassing te zijn indien het Verenigd Koninkrijk de betalingen stopzet of er tijdens de uitvoering van controles en audits aanzienlijke tekortkomingen worden vastgesteld.

De bijdrage van het Verenigd Koninkrijk is gebaseerd op de ontwerpbegroting voor 2020 die op 5 juli 2019 voor 28 lidstaten is voorgesteld 6 , en zou worden aangepast om rekening te houden met het niveau van de betalingskredieten in het kader van de vastgestelde begroting. Het is redelijk om er, wat de bijdragen betreft, voor te zorgen dat geen enkele lidstaat zich na vaststelling van deze verordening in een minder gunstige positie bevindt dan de positie die is voorgesteld in de begroting voor 2020. Om ervoor te zorgen dat deze verordening voor alle lidstaten gunstig is, zou derhalve een specifiek bedrag in mindering worden gebracht voordat die bijdrage in de EU-begroting wordt opgenomen. Dat specifieke bedrag zou de lidstaten ten goede moeten komen die anders benadeeld zouden zijn na vaststelling van deze verordening, zoals nader omschreven in speciale praktische regelingen waarin de verdeling van de verschuldigde betalingen is beschreven en waarin de Commissie wordt belast met het uitkeren van het specifieke bedrag.

Het voorstel loopt niet vooruit op de onderhandelingen over een akkoord met het Verenigd Koninkrijk over een financiële regeling voor het geheel van de wederzijdse verplichtingen. Als er geen akkoord wordt bereikt in 2019 of 2020, zal de situatie begin 2021 gelijk zijn aan die welke op de terugtrekkingsdatum geldt voor de door de Unie en het Verenigd Koninkrijk aangegane wederzijdse verbintenissen. De Unie en het Verenigd Koninkrijk zouden in elk geval de respectieve verplichtingen moeten nakomen die voortvloeien uit de gehele periode tijdens welke het Verenigd Koninkrijk lid was van de Unie.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit voorstel is gericht op het minimaliseren van de negatieve gevolgen van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk voor de Uniebegroting en voor de uitvoering van het beleid van de Unie.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Dit voorstel maakt deel uit van het paraatheids- en noodplan van de Unie om de meest significante verstoringen van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie zonder terugtrekkingsakkoord te beperken, en is volledig in overeenstemming met het mandaat van de Raad voor de onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk over de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Krachtens artikel 352 VWEU en artikel 203 van het Euratom-Verdrag kan de Unie passende bepalingen vaststellen indien een optreden van de Unie in het kader van de beleidsgebieden van de Verdragen nodig blijkt om een van de doelstellingen van de Verdragen te verwezenlijken zonder dat deze Verdragen in de daartoe vereiste bevoegdheden voorzien. De voorgestelde verordening vormt een overgangsmaatregel voor na de terugtrekking van een lidstaat met betrekking tot de financiering van acties uit de Uniebegroting en de uitvoering ervan in een situatie waarin met die staat geen akkoord is bereikt. Een dergelijke maatregel is nodig om de Uniebegroting voor 2020, die op 5 juli 2019 voor 28 lidstaten is voorgesteld, uit te voeren, de betalingen van de zich terugtrekkende lidstaat te ontvangen, alsook om een oplossing te bieden voor de lopende acties die uit de Uniebegroting gefinancierd worden ten gunste van het Verenigd Koninkrijk en begunstigden van het Verenigd Koninkrijk en voor nieuwe acties gerechtvaardigd door de bijdrage van het Verenigd Koninkrijk aan de begroting 2020. De Verdragen voorzien niet in de vereiste bevoegdheden voor de Unie om dergelijke overgangsmaatregelen vast te stellen en derhalve zijn artikel 352 VWEU en artikel 203 van het Euratom-Verdrag de juiste rechtsgrondslag.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Met de op 5 juli 2019 voor 28 lidstaten voorgestelde EU-begroting voor 2020 zullen de acties en uitgavenprogramma’s van het meerjarig financieel kader 2014-2020 worden gefinancierd zoals deze door de wetgever van de Unie zijn vastgesteld. De doelstellingen van het voorgestelde optreden kunnen derhalve alleen worden verwezenlijkt door een maatregel op het niveau van de Unie.

Evenredigheid

Het voorstel gaat niet verder dan wat nodig is om de doelstellingen van de maatregel te verwezenlijken, aangezien het beperkt is tot het vaststellen van de subsidiabiliteitsvoorwaarden voor het Verenigd Koninkrijk en entiteiten van het Verenigd Koninkrijk. Het is in de tijd beperkt.

Keuze van het instrument

Aangezien een bindende handeling vereist is die rechtstreeks van toepassing zou zijn, is een voorstel voor een verordening de enige passende vorm.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Raadpleging van belanghebbenden

Het was niet mogelijk een raadpleging van belanghebbenden te houden wegens het spoedeisende karakter van het voorstel, dat tijdig door de Raad moet kunnen worden aangenomen na goedkeuring van het Europees Parlement om de periode van onzekerheid voor de begunstigden en voor de financiering van de begroting voor 2020 tot een minimum te beperken.

Effectbeoordeling

Overeenkomstig de richtsnoeren voor betere regelgeving is gezien de aard van de voorgestelde maatregel geen effectbeoordeling verricht. Het beoogde noodkader zou een vlotte uitvoering van de begroting 2020 en een eventueel toekomstig akkoord met het Verenigd Koninkrijk over de respectieve verplichtingen die voortvloeien uit de gehele periode tijdens welke het Verenigd Koninkrijk lid was van de Unie vergemakkelijken.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

In geval van een terugtrekking zonder akkoord zou dit voorstel de subsidiabiliteit van het Verenigd Koninkrijk en begunstigden in het Verenigd Koninkrijk vrijwaren zolang het Verenigd Koninkrijk blijft bijdragen aan de begroting voor 2020. Dit voorstel zou er ook voor zorgen dat de bijdragen van het Verenigd Koninkrijk als vastgesteld in de op 5 juli 2019 voor 28 lidstaten voorgestelde ontwerpbegroting voor 2020 worden ontvangen, nadat deze bijdragen zijn aangepast om rekening te houden met het niveau van de betalingskredieten in het kader van de goedgekeurde begroting.

De aanvaarding door het Verenigd Koninkrijk van de voorwaarden voor het noodkader voor 2019 en de schriftelijke toezegging van het Verenigd Koninkrijk om de nodige controles en audits te aanvaarden, zouden voorwaarden zijn voor de toepassing van dit noodkader voor 2020.