Toelichting bij COM(2019)620 - Wijziging van Besluit nr. 573/2014/EU betreffende nauwere samenwerking tussen openbare diensten voor arbeidsvoorziening (ODA’s)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Openbare diensten voor arbeidsvoorziening (ODA’s) spelen de belangrijkste rol in de uitvoering van het werkgelegenheidsbeleid voor een vlottere integratie van werkzoekenden op de arbeidsmarkt. Hoewel hun structuur van land tot land verschilt, verstrekken alle ODA’s informatie en diensten voor arbeidsbemiddeling en actieve ondersteuning op lokaal, nationaal en Europees niveau. Zo helpen zij vraag en aanbod op de arbeidsmarkt op elkaar af te stemmen. ODA’s zijn ook de belangrijkste uitvoerders van het activeringsbeleid in de lidstaten en spelen een grote rol bij het faciliteren van integratie en succesvolle overgangen op de arbeidsmarkt. De kwaliteit van hun diensten heeft directe gevolgen voor de impact van het werkgelegenheidsbeleid in de maatschappij. Openbare diensten voor arbeidsvoorziening zijn dan ook belangrijke actoren bij de bestrijding van werkloosheid in Europa en bij het waarborgen van de succesvolle uitvoering van beleidsinitiatieven van de EU op dat gebied.

De samenwerking tussen de ODA’s op Europees niveau ging van start in 1997, toen de Commissie een informele adviesgroep van hoofden van de ODA’s (het Europees netwerk van hoofden van de ODA’s (HoPES)) heeft opgericht. Het doel was samenwerking, uitwisseling en wederzijds leren tussen de aangesloten organisaties te bevorderen en feedback te krijgen over beleidsinitiatieven op het gebied van werkgelegenheid.

Daarop voortbouwend heeft de Commissie in 2013 voorgesteld deze samenwerking te formaliseren om innovatie, benchmarking en wederzijds leren op Europees niveau te ondersteunen. In 2014 werd bij Besluit nr. 573/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende nauwere samenwerking tussen openbare diensten voor arbeidsvoorziening (ODA's) het Europees netwerk van openbare diensten voor arbeidsvoorziening (“het netwerk”) opgericht voor de periode tot en met 31 december 2020.

Het doel van dit voorstel is de capaciteit, de effectiviteit en de doeltreffendheid van de ODA’s te blijven versterken door een platform te bieden om hun prestaties op Europees niveau te vergelijken, goede praktijken in kaart te brengen en een systeem van wederzijds leren te ontwikkelen. Het moet bovendien de ODA's meer mogelijkheden bieden om bij te dragen aan de ontwikkeling van innovatief, empirisch onderbouwd beleid.

Het netwerk moet ervoor zorgen dat het een aanvulling vormt en geen doublure of vervanging wordt van de acties die zijn ondernomen als onderdeel van de Europese werkgelegenheidsstrategie in de zin van titel IX van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en met name die van het Comité voor de werkgelegenheid (EMCO) en zijn instrumenten zoals het gezamenlijk evaluatiekader en het wederzijds leerprogramma. Bovendien moet de Commissie, om synergieën te bevorderen, erop blijven toezien dat het secretariaat van het netwerk nauw samenwerkt met het secretariaat van het EMCO.

Er is een evaluatie uitgevoerd om licht te werpen op de stand van de uitvoering van het vorige besluit en op de daarmee verband houdende uitdagingen en mogelijkheden voor de voortzetting van het netwerk na 31 december 2020. Uit de evaluatie blijkt dat het besluit met succes is uitgevoerd. Met name het benchlearninginitiatief 1 is een geslaagd voorbeeld van een gedeeld instrument van de EU ter bevordering van vergelijkbaarheid, leren en maturiteit bij de ODA’s in de EU. Voorts luidt de conclusie dat het netwerk de doelstellingen van het besluit op doeltreffende wijze heeft verwezenlijkt.


Het doel van het voorstel tot wijziging van Besluit nr. 573/2014/EU is daarom voort te bouwen op de positieve verwezenlijkingen van het netwerk die in de resultaten van die evaluatie 2 zijn aangetoond. Tegelijkertijd wil het voorstel tegemoetkomen aan de bij de belanghebbenden levende behoefte aan en de krachtige steun voor de voortzetting van deze waardevolle samenwerking na 2020. Het doel is de looptijd van het netwerk tot en met 31 december 2027 te verlengen.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het netwerk wordt opgericht om de samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen en hun acties op het gebied van werkgelegenheid te ondersteunen, met artikel 149 VWEU als rechtsgrondslag. Het netwerk maakt deel uit van het beleidskader voor werkgelegenheid van de EU dat wordt ontwikkeld om te kunnen reageren op nieuwe prioriteiten en veranderingen op de arbeidsmarkt. Overeenkomstig artikel 148, lid 4, van het Verdrag heeft de Raad bij Besluit 2010/707/EU-richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten vastgesteld die zijn geactualiseerd (Besluit (EU) 2018/1215 van de Raad van 16 juli 2018) en zijn gehandhaafd voor het jaar 2019.

Samen met de richtsnoeren voor het economisch beleid sturen de werkgelegenheidsrichtsnoeren de lidstaten bij het vaststellen van hun nationale hervormingsprogramma’s en het doorvoeren van hervormingen. In richtsnoer 7 wordt benadrukt dat “de lidstaten moeten streven naar doeltreffendere en efficiëntere openbare diensten voor arbeidsvoorziening die werkzoekenden ondersteunen met tijdige bijstand op maat, de vraag op de arbeidsmarkt ondersteunen en resultaatgericht beheer uitvoeren”. De geïntegreerde richtsnoeren vormen de basis voor landspecifieke aanbevelingen die de Raad in het kader van het Europees Semester aan de lidstaten richt. De afgelopen jaren werden daarin specifieke aanbevelingen opgenomen voor de werking en de capaciteit van ODA’s en over de doeltreffendheid van het arbeidsmarktbeleid in de lidstaten. Dit omvat de behoefte aan meer gepersonaliseerde diensten op maat voor werklozen, een uitgebreider systeem voor het meten van prestaties, een betere afstemming en betere prioritering, en betere coördinatie tussen centrale en regionale overheden.

Actieve ondersteuning bij het vinden van werk is ook een van de prioriteiten van de Europese pijler van sociale rechten 3 (beginsel 4). De prioriteit in verband met gerichte steun voor degenen die hulp nodig hebben om toegang tot de arbeidsmarkt te krijgen, bijvoorbeeld via de ODA’s, wordt versterkt. Een voorbeeld hiervan is de grotere nadruk op de rol van de ODA’s bij het bereiken van de niet-actieve bevolking.

Een van de doelstellingen van het netwerk is bij te dragen tot de uitvoering van de beleidsinitiatieven van de EU op het gebied van de werkgelegenheid, zoals de aanbeveling van de Raad van 22 april 2013 tot invoering van een jongerengarantie en de aanbeveling van de Raad van 15 februari 2016 betreffende de integratie van langdurig werklozen op de arbeidsmarkt, waarin de ODA’s een sleutelrol spelen. Voorts moet het netwerk de uitvoering ondersteunen van EU-initiatieven die gericht zijn op een betere afstemming van vaardigheden, waardig en duurzaam werk, meer vrijwillige arbeidsmobiliteit en het vergemakkelijken van de overgang van onderwijs en opleiding naar werk.

De activiteiten van het netwerk vallen onder de taakgebieden van de ODA’s, vullen initiatieven van andere belanghebbenden aan en dragen bij aan de algemene inspanningen op dit beleidsgebied. Uit de evaluatie van het netwerk komt die complementariteit naar voren, evenals het feit dat de initiatieven van het netwerk andere initiatieven niet hebben vervangen.

Eures 4 , de Europese vacaturesite, en het netwerk hebben bepaalde elkaar aanvullende doelstellingen in verband met het verbeteren van de werking van de arbeidsmarkt. Het netwerk streeft naar samenwerking tussen de ODA’s om de prestaties van de ODA’s te verbeteren en draagt bij tot de uitvoering van beleidsinitiatieven op het gebied van werkgelegenheid, terwijl Eures gericht is op het bundelen van vacatures en sollicitaties en het aanbieden van mobiliteitsdiensten om het vrije verkeer van werknemers en de verdere integratie van de arbeidsmarkten te vergemakkelijken.

Ten slotte zal de Europese Arbeidsautoriteit (ELA), het nieuwe EU-orgaan ter ondersteuning van de lidstaten bij de handhaving van de regels op het gebied van arbeidsmobiliteit 5 , de toegang van personen en werkgevers tot informatie over hun rechten en plichten en tot diensten op dat gebied, onder meer via één digitale toegangspoort, vergemakkelijken. De ELA zal ook bemiddelen bij grensoverschrijdende geschillen tussen nationale autoriteiten. Het netwerk en de ELA hebben dus verschillende doelstellingen die elkaar aanvullen om de werking van de Europese arbeidsmarkt te verbeteren.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De Europa 2020-strategie is de EU-agenda voor groei en banen voor het huidige decennium. Uit de evaluatie van Besluit nr. 573/2014/EU is over het algemeen gebleken dat het besluit en het EU-beleidskader in hoge mate samenhangen. Synergieën kunnen worden verbeterd, bijvoorbeeld via samenwerking met andere belanghebbenden op de arbeidsmarkt, waaronder andere diensten voor arbeidsvoorziening, en, in voorkomend geval, EU-agentschappen op het gebied van werkgelegenheid, sociaal beleid en onderwijs en opleiding, sociale partners, organisaties die werklozen en kwetsbare groepen vertegenwoordigen, op werkgelegenheidsgebied actieve niet-gouvernementele organisaties, regionale en lokale instanties. Geen van de belanghebbenden heeft echter dubbel werk opgemerkt.

De EU speelt een belangrijke rol bij het vormgeven en uitvoeren van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties en de bijbehorende duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) 6 . Het netwerk draagt bij tot de bevordering van duurzame en inclusieve economische groei, volledige en productieve werkgelegenheid en waardig werk voor iedereen (SDG 8) 7 .

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van het voorstel blijft dezelfde als voor Besluit nr. 573/2014/EU.

Het recht om te handelen vloeit voort uit artikel 149 VWEU, waarin staat dat “[h]et Europees Parlement en de Raad […] stimuleringsmaatregelen [kunnen] aannemen die erop gericht zijn de samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen en hun werkgelegenheidsbeleid te ondersteunen door middel van initiatieven ter ontwikkeling van de uitwisseling van informatie en optimale praktijken, verstrekking van vergelijkende analyses en advies, alsmede bevordering van innoverende benaderingswijzen en evaluatie van ervaringen, in het bijzonder door gebruik te maken van proefprojecten.”.


Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het voorstel is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel, aangezien het tot doel heeft de lidstaten te ondersteunen bij de modernisering van hun ODA’s om de algemene werkgelegenheidsdoelstellingen van de EU te bereiken.

Momenteel is er geen informatie over de manier waarop de samenwerking tussen de ODA’s kan worden georganiseerd in het geval dat Besluit nr. 573/2014/EU niet zou worden verlengd. Hoewel sommige aspecten van de samenwerking waarschijnlijk zonder netwerk zouden verdergaan, zijn de formele rol die door het besluit wordt ondersteund en de technische en financiële steun van de Commissie voor de belanghebbenden van cruciaal belang. De samenwerking tussen de ODA’s zou dus waarschijnlijk minder doeltreffend en systematisch zijn als het besluit niet wordt verlengd.

Evenredigheid

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, aangezien het wordt voorgesteld in de vorm van een stimuleringsmaatregel voor de ODA’s en de duur ervan beperkt is tot en met 2027.

Hoewel de lidstaten verantwoordelijk blijven voor het organiseren, bemensen en exploiteren van ODA’s, wordt met dit voorstel de looptijd van het netwerk verlengd dat een platform biedt voor het vergelijken van prestaties op Europees niveau, het identificeren van goede praktijken en het stimuleren van wederzijds leren ter versterking van de capaciteit en de doeltreffendheid van de diensten. De ervaring heeft geleerd dat de ODA’s uit zichzelf niet voldoende inspanningen leveren voor wederzijds leren en benchmarking-activiteiten en het daardoor moeilijk maken om slechte prestaties van de ODA’s op nationaal niveau en de daaruit voortvloeiende potentiële structurele problemen op de arbeidsmarkt vroegtijdig op te sporen.

Keuze van het instrument

Het gekozen instrument is een besluit zoals het oorspronkelijke instrument dat wordt gewijzigd.
Besluit nr. 573/2014/EU betreffende nauwere samenwerking tussen ODA’s is een stimuleringsmaatregel in de zin van artikel 149. Gezien de aard van deze stimuleringsmaatregel blijft de keuze voor een besluit als rechtsinstrument de meest geschikte.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

De uitvoering van Besluit nr. 573/2014/EU werd geëvalueerd 8 om de stand van zaken en de mate van uitvoering te beoordelen en duidelijkheid en informatie te verschaffen over mogelijke toekomstige samenwerking tussen de Europese ODA’s na 2020. Deze evaluatie was niet verplicht uit hoofde van Besluit nr. 573/2014/EU, maar is ondernomen om te zorgen voor goed bestuur in overeenstemming met het beginsel “eerst evalueren” 9 , om rekening te houden met de uit het eerdere optreden van de EU getrokken lessen. In de evaluatie is nagegaan of het netwerk aan zijn wettelijke verplichtingen heeft voldaan en zijn doelstellingen heeft bereikt. De evaluatie bestrijkt de vijf criteria van de “betere regelgeving”, namelijk relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie, samenhang en EU-meerwaarde.

Het besluit blijft uiterst relevant voor de ODA’s. De doelstellingen en initiatieven van het netwerk, zoals uiteengezet in de artikelen 3 en 4 van het besluit, omvatten de belangrijkste taakgebieden van de ODA’s en bieden een robuust kader voor het beleid en de concrete activiteiten van het netwerk. Door een breed kader voor de activiteiten van het netwerk te bieden, maken de doelstellingen het mogelijk flexibel actieprioriteiten te stellen afhankelijk van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt.

Uit de evaluatie blijkt dat het netwerk zijn doelstellingen en initiatieven op doeltreffende wijze heeft verwezenlijkt. Het netwerk heeft aangetoond dat het een doeltreffend middel is om de nationale ODA’s te ondersteunen bij de individuele uitdagingen waarmee zij worden geconfronteerd en om de Europese samenwerking te bevorderen. In het bijzonder het benchlearninginitiatief (waarbij benchmarking en wederzijds leren worden gecombineerd) dient als een geslaagd voorbeeld van een gedeeld instrument van de EU ter bevordering van vergelijkbaarheid, leren en maturiteit bij de ODA’s. Zij hebben gebruikgemaakt van de resultaten van de benchlearningbeoordelingen en hebben daardoor als organisaties aan maturiteit gewonnen. De doeltreffendheid kan vooral worden toegeschreven aan het benchlearninginitiatief, alsook aan kennisdeling via evenementen rond wederzijds leren, verslagen en beste praktijken van de ODA’s.

Sommige activiteiten van het netwerk zijn moeilijk te meten en vier jaar is een korte periode om meerwaarde (zoals veranderingen in de organisatiecultuur) te realiseren en zichtbaar te maken. Uit de bereidheid van de ODA’s om deel te nemen aan evenementen rond benchlearning en wederzijds leren en uit de positieve feedback van de ODA’s blijkt dat de resultaten van het netwerk zeer efficiënt zijn en door alle leden van het netwerk worden gewaardeerd. In het algemeen hebben minder geavanceerde ODA’s meer voordeel gehaald uit hun deelname aan het netwerk in termen van vooruitgang in hun prestaties, maar ook de geavanceerde ODA’s hebben vooruitgang geboekt. Als potentieel om de efficiëntie verder te verbeteren, komen uit de evaluatie enkele gebieden naar voren, zoals aandacht voor kleinere en meer gerichte leerevenementen en het potentieel voor verder gebruik van digitale oplossingen.

1.

De evaluatie toont een hoge mate van samenhang aan tussen

Besluit nr. 573/2014/EU en het EU-beleidskader. Het netwerk heeft het meest bijgedragen aan de beleidsinitiatieven van de EU met betrekking tot de uitvoering van de jongerengarantie en de integratie van langdurig werklozen op de arbeidsmarkt. Het netwerk heeft blijk gegeven van flexibiliteit om zich te richten op nieuwe onderwerpen, zoals de integratie van migranten en vluchtelingen, het voorkomen van werkloosheid en de aanpak van vaardigheidstekorten. Deze resultaten hebben ook duidelijk bijgedragen aan een betere analyse van de economische/werkgelegenheidsprestaties van de lidstaten in het kader van het Europees Semester.

Daarnaast ondersteunt het netwerk nationale ODA’s bij de uitvoering van de aan de lidstaten gerichte landspecifieke aanbevelingen over actief arbeidsmarktbeleid (AAMB) en ODA-kwesties in het kader van het Europees Semester. Als belangrijke actoren bij de uitvoering van het Europees Sociaal Fonds spelen de ODA’s ook een actieve rol in de ontwikkeling van een alomvattend beleidskader voor AAMB in hun respectieve lidstaten en dragen zo bij tot de effectieve en efficiënte besteding van EU-middelen.

Een toegevoegde waarde van het ODA-netwerk is dat het een gestructureerd kader biedt voor de beoordeling van de prestaties en de capaciteit van de ODA’s en voor het vergemakkelijken van vergelijkingen, intercollegiaal leren en verbeteringen. Uit de evaluatie blijken meerdere andere resultaten van het besluit, die niet werden bereikt voor het netwerk in 2014 werd opgericht en die niet zouden zijn bereikt door vrijwillige samenwerking tussen nationale ODA’s. Enkele belangrijke verwezenlijkingen zijn meer eigen verantwoordelijkheid, het aanbieden van individueel leren en collectief wederzijds leren voor ODA’s, het zorgen voor een collectieve stem en een formeel platform voor beleidsvorming op EU-niveau en bijdragen aan de EU 2020-doelstellingen. Uit de evaluatie blijkt ook dat financiële, organisatorische en deskundige ondersteuning op EU-niveau essentieel is om de permanente deelname van alle ODA’s te waarborgen.


Raadpleging van belanghebbenden

Om ervoor te zorgen dat de standpunten van geïnteresseerde belanghebbenden goed tot uiting komen in de evaluatie, werd een breed scala aan belanghebbenden bij de raadpleging betrokken. Beoogde belanghebbenden waren onder meer vertegenwoordigers van de 32 ODA’s die betrokken zijn bij het netwerk 10 , relevante organisaties en organen op EU-niveau (bv. het EMCO, particuliere diensten voor arbeidsvoorziening en uitzendbureaus op EU-niveau en het Europese beleidsnetwerk inzake levenslange begeleiding), relevante internationale organisaties (bv. de IAO, de OESO, de Wereldbank en WAPES) alsook het ODA-secretariaat, contractanten, vroegere leden van het ODA-netwerk en personen die voor 2014 betrokken waren bij de samenwerking tussen ODA’s. Er werd met de Adviseurs voor Europese Zaken van de ODA’s een workshop over de evaluatie georganiseerd. Daarnaast stond een openbare raadpleging op het internet open voor alle belanghebbende partijen en het publiek.

De bevindingen zijn consistent voor de verschillende soorten belanghebbenden. Er bestaan enkele verschillen met betrekking tot de beoordeling van de doeltreffendheid van de verschillende netwerkactiviteiten of de mate waarin deze aan de verwezenlijking van elke doelstelling bijdragen. De meeste belanghebbenden meldden bijvoorbeeld dat er enige samenwerking is tussen het netwerk en andere relevante belanghebbenden op de arbeidsmarkt (zoals bepaald in artikel 5 van Besluit nr. 573/2014/EU), maar dat er in de toekomst ruimte is voor verbetering door sterkere relaties met partners op nationaal en EU-niveau te ontwikkelen. De feedback van de belanghebbenden levert een belangrijke bijdrage voor de toekomstige prioriteiten van het netwerk in overeenstemming met Besluit nr. 573/2014/EU.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Om het verzamelen van gegevens, standpunten en meningen van de belanghebbenden en het analytische gedeelte van de evaluatie te ondersteunen, is een extern onderzoek aan een contractant uitbesteed 11 .

Effectbeoordeling

De verlenging van Besluit nr. 573/2014/EU houdt in dat het bestaande kader en de bestaande initiatieven worden voortgezet. Dit voorstel is beperkt tot de verlenging van de looptijd van het netwerk in artikel 1 en enkele technische aanpassingen. Het voorstel gaat vergezeld van de bovengenoemde evaluatie. Dit routinematige voorstel is een niet-belangrijk initiatief in het kader van de “betere regelgeving”.

2.

Er werd geen afzonderlijke effectbeoordeling uitgevoerd omdat:


–uit de evaluatie blijkt dat het ODA-besluit goed werkt en er geen wezenlijke wijzigingen van het bestaande beleid worden voorgesteld;

–de bevindingen van de evaluatie de verlenging van het ODA-besluit ondersteunen;

–de evaluatie (in combinatie met de oproep van de nationale ODA’s en het bestuur van het netwerk) al voldoende bewijs levert voor het feit dat het niet verlengen negatieve gevolgen zou hebben;

–het voorgestelde initiatief logisch voortvloeit uit en in overeenstemming is met de bevindingen van de evaluatie.

Grondrechten

Besluit nr. 573/2014/EU eerbiedigt de grondrechten en neemt de in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie erkende beginselen in acht. In het bijzonder beoogt het besluit te bewerkstelligen dat het recht op toegang tot gratis arbeidsbemiddeling volledig gerespecteerd wordt en de toepassing te bevorderen van artikel 29 van het Handvest. Dit voorstel brengt geen wijzigingen met zich mee.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel vereist geen extra middelen noch personele middelen uit de EU-begroting.

De financiële steun voor het Uniebrede netwerk van openbare diensten voor arbeidsvoorziening is reeds opgenomen in het voorstel voor de ESF+-verordening voor 2021-2027 in het kader van het EaSI-onderdeel van de voorgestelde begroting 12 . De overeenkomstige uitgaven zijn uitsluitend een verlenging van de steun aan het netwerk die reeds in het kader van de huidige programmeringsperiode 2014-2020 was toegekend.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De jaarverslagen van het netwerk worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad en worden bekendgemaakt.

Een evaluatie van de toepassing van het voorstel wordt tegen september 2026 ingediend bij het Europees Parlement, de Raad, het Europees en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s.