Toelichting bij COM(2019)580 - Amendment Reg 1306/2013 as regards financial discipline as from financial year 2021 and Reg 1307/2013 as regards flexibility between pillars in respect of calendar year 2020

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Dit voorstel heeft tot doel om, via de aanpassing van twee wetgevingshandelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), te zorgen voor zekerheid en continuïteit bij de toekenning van steun aan de Europese landbouwers in 2020 en te waarborgen dat de begrotingsmaxima voor het ELGF in acht worden genomen.

In verband met de financiering van het GLB zijn bepaalde wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1306/2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (horizontale verordening) nodig om ervoor te zorgen dat het mechanisme voor financiële discipline, dat zorgt voor inachtneming van het in de verordening inzake het meerjarig financieel kader vastgestelde maximum, ook kan worden toegepast voor de begrotingsjaren na 2020.

Wat de rechtstreekse betalingen betreft, is Verordening (EU) nr. 1307/2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (verordening rechtstreekse betalingen) bij Verordening (EU) 2019/288 gewijzigd om de flexibiliteit tussen de pijlers voor de kalenderjaren 2015-2019 te verlengen tot het kalenderjaar 2020/begrotingsjaar 2021. In die verordening zijn de bedragen die kunnen worden overgedragen van het budget voor plattelandsontwikkeling naar dat voor rechtstreekse betalingen, vastgesteld in de vorm van een percentage van het bedrag dat op grond van wetgeving van de Unie die wordt vastgesteld na de vaststelling door de Raad van de desbetreffende verordening krachtens artikel 312, lid 2, VWEU, wordt toegewezen voor steun voor het begrotingsjaar 2021 die uit het Elfpo wordt gefinancierd. Op het moment dat de lidstaten kennis moeten geven van hun besluit tot overdracht, zal de desbetreffende wetgeving van de Unie mogelijk nog niet van kracht zijn. Om flexibiliteit van plattelandsontwikkeling naar rechtstreekse betalingen mogelijk te maken, moet het maximaal overdraagbare bedrag worden vastgesteld op basis van een vast bedrag in plaats van een percentage. Als gevolg daarvan, en omdat het bedrag dat beschikbaar is als rechtstreekse betalingen, een impact heeft op de in augustus 2019 door de lidstaten meegedeelde keuzes voor de vrijwillige gekoppelde steun, moeten de lidstaten ook hun besluit van augustus inzake vrijwillige gekoppelde steun kunnen herzien.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

De voorgestelde wijzigingen zijn in overeenstemming met de verordening inzake rechtstreekse betalingen en met de verordening inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het voorstel is derhalve in overeenstemming met de bestaande beleidsbepalingen van het GLB.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Niet van toepassing.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 43, lid 2, VWEU.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Volgens het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is landbouw een gedeelde bevoegdheid van de Unie en de lidstaten. De Unie oefent haar bevoegdheid uit door diverse wetgevingshandelingen aan te nemen ter bepaling en uitvoering van een EU-GLB overeenkomstig de artikelen 38 tot en met 44 VWEU. Verordening (EU) nr. 1307/2013 voorziet in een systeem voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers. Volgens artikel 39 VWEU heeft het GLB onder meer ten doel de landbouwers een redelijke levensstandaard te verzekeren. Het voorgestelde initiatief komt daaraan tegemoet. Het voorstel heeft als toegevoegde waarde dat de Europese landbouwers in 2020 zekerheid en stabiliteit van de directe inkomenssteun worden geboden.

De inachtneming van het nettomaximum voor het ELGF wordt op EU-niveau gewaarborgd door waar nodig het mechanisme van financiële discipline toe te passen. Deze doelstellingen kunnen alleen worden verwezenlijkt als de medewetgevers van de EU de Verordeningen (EU) nr. 1306/2013 en (EU) nr. 1307/2013 wijzigen.

Evenredigheid

Het voorstel bevat geen nieuwe beleidsontwikkelingen vergeleken met de te wijzigen wetgevingshandelingen. Het voorstel wijzigt de bestaande verordeningen alleen voor zover noodzakelijk om de hierboven geschetste doelstellingen te bereiken.

Keuze van het instrument

Aangezien de oorspronkelijke wetgevingshandelingen verordeningen van het Europees Parlement en de Raad zijn, moeten de wijzigingen ook bij een verordening van het Europees Parlement en de Raad worden aangebracht, volgens de gewone wetgevingsprocedure.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Het voorstel wijkt af van de gangbare praktijk zoals uiteengezet in de richtsnoeren inzake betere regelgeving en in de toolbox. Een afwijking van de gangbare praktijk is noodzakelijk om de volgende redenen:

- het voorstel is zeer technisch wat de werkingssfeer betreft;

- het initiatief heeft betrekking op financiële kwesties in verband met het einde van de huidige programmeringsperiode;

- het voorstel houdt geen nieuwe politieke toezeggingen in.

Een effectbeoordeling, openbare raadpleging en routekaart zijn dan ook niet geschikt voor dit voorstel. Bovendien is de goedkeuring door de medewetgevers dringend, aangezien de wetgeving in december 2019 van kracht moet zijn.

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Niet van toepassing.

Raadpleging van belanghebbenden

Niet van toepassing.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Niet van toepassing.

Effectbeoordeling

Niet van toepassing.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Niet van toepassing.

Grondrechten

Het voorstel eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Door de wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1306/2013 kan in de begrotingsjaren 2021 en volgende een aanpassingscoëfficiënt in het kader van de financiële discipline worden vastgesteld indien de uitgavenramingen voor de maatregelen die in het kader van het nettomaximum voor het ELGF worden gefinancierd, voor een bepaald begrotingsjaar erop wijzen dat de toepasselijke jaarlijkse maxima zouden worden overschreden. Daardoor worden de ELGF-uitgaven mogelijk verlaagd tot het maximumniveau dat voor het fonds is overeengekomen in het meerjarig financieel kader.

De wijziging van de bepaling inzake flexibiliteit voor het kalenderjaar 2020 (begrotingsjaar 2021) is een technische aanpassing met het oog op de toepasbaarheid van de bepaling en heeft geen andere financiële gevolgen dan die welke zijn voorzien voor de bestaande bepaling. De mogelijkheid om de vrijwillige gekoppelde steun te herzien kan ertoe leiden dat bepaalde lidstaten financiële herschikkingen tussen maatregelen doorvoeren, maar die blijven binnen de nationale maxima en vereisen als dusdanig geen aanvullende financiering.

De ruimere financiële gevolgen van de overgangsbepalingen zijn uiteengezet in het financieel memorandum bij dit voorstel.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Niet van toepassing.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Niet van toepassing.

Toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

·Bijwerking van de grondslag voor het bepalen van de coëfficiënt van de financiële discipline

De ELGF-uitgaven in een bepaald begrotingsjaar mogen niet hoger liggen dan het maximum dat is vastgesteld in de door de Raad krachtens artikel 312, lid 2, VWEU vastgestelde verordening inzake het meerjarig financieel kader. Daartoe voorziet artikel 26 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 in de vaststelling van een aanpassingscoëfficiënt in het kader van de financiële discipline. Momenteel verwijzen de desbetreffende bepalingen echter naar Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013, waarin alleen maxima voor de periode 2014-2020 zijn vastgesteld. Om te waarborgen dat het maximum voor de financiering van marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen ook na 2020 in acht wordt genomen, moet in de juridische verwijzing in de artikelen 16 en 26 ook de verordening worden opgenomen die de Raad krachtens artikel 312, lid 2, VWEU moet aannemen voor het begrotingsjaar 2021 en volgende.

·Wijziging van het uitgangspunt voor de kennisgeving van de overdracht van plattelandsontwikkeling naar rechtstreekse betalingen

De lidstaten moeten uiterlijk op 31 december 2019 meedelen welk percentage van hun budget voor rechtstreekse betalingen zij voor het kalenderjaar 2020 (begrotingsjaar 2021) willen overdragen naar het budget voor plattelandsontwikkeling. Kort daarna moeten zij meedelen welk percentage van hun budget voor plattelandsontwikkeling zij voor het kalenderjaar 2020 willen overdragen naar het budget voor rechtstreekse betalingen. De beschikbare middelen voor rechtstreekse betalingen in het kalenderjaar 2020 zijn reeds vastgesteld in Verordening (EU) nr. 1307/2013. De overeenkomstige beschikbare middelen voor plattelandsontwikkeling voor het begrotingsjaar 2021 zullen eind 2019 mogelijk nog niet zijn vastgesteld.

De lidstaten zouden derhalve geen uitgangspunt hebben voor de kennisgeving van het percentage van de overdracht van plattelandsontwikkeling naar rechtstreekse betalingen, en artikel 2, punt 3, onder b), van Verordening (EU) 2019/288 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1307/2013 zou komen te vervallen. Om ervoor te zorgen dat de lidstaten onverminderd middelen kunnen overdragen tussen de twee pijlers, waartoe de medewetgevers reeds hebben besloten bij Verordening (EU) 2019/288, wordt voorgesteld het percentage voor de overdracht te vervangen door absolute maximumbedragen op basis van de huidige maximumpercentages van artikel 14, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 en het in het voorstel van de Commissie COM(2018) 392 voorgestelde budget voor plattelandsontwikkeling.

·Mogelijkheid om de besluiten betreffende de vrijwillige gekoppelde steun te herzien

De lidstaten konden uiterlijk op 1 augustus 2019 overgaan tot herziening van het percentage van hun nationale maximum voor rechtstreekse betalingen dat zij willen toewijzen aan vrijwillige gekoppelde steun, alsmede van hun gedetailleerde steunbesluiten (d.w.z. een lijst van steunmaatregelen en de overeenkomstige middelen, doelen enz.). Deze herziening zal, in voorkomend geval, van toepassing zijn vanaf het aanvraagjaar 2020.

De lidstaten zullen echter slechts uiterlijk op 31 december 2019 of kort daarna kennis moeten geven van hun overdrachten tussen de pijlers, die gevolgen zullen hebben voor de nationale maxima voor rechtstreekse betalingen voor het kalenderjaar 2020. De lidstaten die flexibiliteit tussen de pijlers toepassen, kenden op 1 augustus 2019 (de uiterste datum voor de herziening van de vrijwillige gekoppelde steun) hun definitieve nationale maximum voor rechtstreekse betalingen voor het betrokken kalenderjaar dus nog niet. Dit kan leiden tot inconsistenties binnen het besluit inzake vrijwillige gekoppelde steun en kan ook een overschrijding van het begrotingsmaximum veroorzaken. De lidstaten moeten dus de mogelijkheid krijgen om hun besluit inzake vrijwillige gekoppelde steun te herzien en mee te delen op het moment dat zij een besluit nemen over de flexibiliteit tussen de pijlers, d.w.z. eind 2019 of kort daarna. Deze tweede herziening van de vrijwillige gekoppelde steun voor het kalenderjaar 2020 moet echter worden beperkt tot wat nodig is voor de aanpassing aan het besluit over de flexibiliteit tussen de pijlers.