Toelichting bij COM(2020)80 - Kader voor de totstandbrenging van klimaatneutraliteit en tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1999 (Europese klimaatwet)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL


Motivering en doel van het voorstel

In de mededeling over de Europese Green Deal 1 werd een nieuwe groeistrategie voor de EU gelanceerd, die de EU moet omvormen tot een eerlijke en welvarende samenleving, met een verbeterde levenskwaliteit voor de huidige en toekomstige generaties en een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie, waar vanaf 2050 netto geen broeikasgassen meer worden uitgestoten en economische groei is losgekoppeld van het gebruik van hulpbronnen. De Europese Green Deal bevestigt de ambitie van de Commissie om Europa tegen 2050 het eerste klimaatneutrale continent te maken.

De strijd tegen de klimaatverandering is een dringende uitdaging. De atmosfeer wordt steeds warmer, en de burgers ondervinden daar nu al de gevolgen van. De Europese burgers zien de klimaatverandering als een ernstig probleem en willen dat er op dit vlak meer gedaan wordt 2 . De klimaatverandering heeft niet alleen een grote impact op onze gezondheids‑ en voedselsystemen, maar ook steeds ernstigere gevolgen voor de ecosystemen en de biodiversiteit op onze planeet. In het speciaal verslag van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) over de gevolgen van de opwarming van de aarde met 1,5 °C ten opzichte van de pre-industriële niveaus en de daarmee verband houdende mondiale broeikasgasemissietrajecten, wordt bevestigd dat de gevolgen van de klimaatverandering snel toenemen als de gemiddelde temperatuur wereldwijd stijgt, en wordt erop gewezen dat de gevolgen van de klimaatverandering al bij een stijging van 2 °C dramatisch zullen zijn. In het verslag wordt geschat dat wij, om een traject te kunnen volgen dat de temperatuurstijging tot 1,5 °C beperkt, wereldwijd rond 2050 CO2-neutraliteit moeten bereiken, en later deze eeuw ook neutraliteit van andere broeikasgassen. Deze dringende uitdaging noopt de EU haar inspanningen op te drijven en wereldwijd leiderschap te tonen, met als doel uiterlijk in 2050 klimaatneutraal te zijn, daarbij alle economische sectoren te bestrijken, en tegen 2050 niet alleen alle resterende CO2 te compenseren, maar ook alle andere resterende broeikasgasemissies, zoals uiteengezet in de mededeling “Een schone planeet voor iedereen – Een Europese strategische langetermijnvisie voor een bloeiende, moderne, concurrerende en klimaatneutrale economie” 3 , en zoals bevestigd in de mededeling over de Europese Green Deal.

Zowel het Europees Parlement als de Europese Raad onderschrijven klimaatneutraliteit als langetermijndoelstelling voor de EU.

Het Europees Parlement heeft in zijn resolutie van 14 maart 2019 over klimaatverandering 4 zijn goedkeuring gehecht aan de doelstelling om in de EU tegen 2050 voor broeikasgasneutraliteit te zorgen. In zijn resoluties van 28 november 2019 heeft het Parlement benadrukt dat de Unie, als wereldleider en samen met andere grote wereldeconomieën, moet streven naar het zo vroeg mogelijk en uiterlijk in 2050 bereiken van broeikasgasneutraliteit 5 , en heeft het een noodsituatie op het gebied van klimaat en milieu afgekondigd 6 . Het Europees Parlement heeft er bij de Commissie ook op aangedrongen de gevolgen van alle relevante wetgevings- en begrotingsvoorstellen voor het klimaat en het milieu volledig te beoordelen, en ervoor te zorgen dat alle voorstellen in overeenstemming zijn met de doelstelling om de opwarming van de aarde tot minder dan 1,5 °C te beperken, en dat geen enkel voorstel bijdraagt tot het verlies aan biodiversiteit. Daarnaast heeft het Parlement de Commissie ook verzocht om grondige hervormingen van de beleidsinstrumenten op het gebied van landbouw, handel, vervoer, energie en infrastructuur. In zijn resolutie van 15 januari 2020 over de Europese Green Deal heeft het Europees Parlement gepleit voor de noodzakelijke transitie naar een klimaatneutrale samenleving tegen uiterlijk 2050, en heeft het gevraagd hiervan een Europees succesverhaal te maken 7 .

De Europese Raad heeft “aan een klimaatneutraal, groen, rechtvaardig en sociaal Europa bouwen” als een van de vier hoofdprioriteiten opgenomen in zijn strategische agenda voor 2019‑2024 8 . In zijn conclusies van 12 december 2019 heeft de Europese Raad, in het licht van de meest recente wetenschappelijke gegevens en de noodzaak om de wereldwijde klimaatactie op te voeren, zijn goedkeuring gehecht aan de doelstelling om tegen 2050 een klimaatneutrale EU tot stand te brengen, in overeenstemming met de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs 9 . De Europese Raad heeft erkend dat er een stimulerend kader moet komen en dat voor de transitie aanzienlijke particuliere en overheidsinvesteringen nodig zullen zijn. Bovendien heeft de Europese Raad geconcludeerd dat alle relevante EU-wetgeving en -beleidsonderdelen moeten stroken met en bijdragen tot de totstandbrenging van klimaatneutraliteit, en dat een gelijk speelveld verzekerd moet zijn. Ook heeft de Raad de Commissie verzocht om na te gaan of een aanpassing van de bestaande regels vereist is.

De EU heeft een alomvattend beleidskader voor broeikasgasemissiereducties opgezet. Zij is al begonnen met het moderniseren en transformeren van de economie om klimaatneutraliteit te bereiken. In de periode 1990-2018 is de uitstoot van broeikasgassen met 23 % afgenomen 10 , terwijl de economie met 61 % is gegroeid. Aanvullende maatregelen zullen echter nodig zijn, en elke sector zal moeten bijdragen, aangezien het huidige beleid naar verwachting de emissie van broeikasgassen tegen 2050 slechts met 60 % zal verminderen. Er moet dus nog veel gedaan worden om klimaatneutraliteit te bereiken.

Met dit voorstel wordt beoogd het kader voor de totstandbrenging van klimaatneutraliteit in de EU vast te stellen. Het voorstel heeft tot doel richting te geven door een traject naar klimaatneutraliteit af te bakenen, en bedrijven, werknemers, investeerders en consumenten meer zekerheid en vertrouwen te geven met betrekking tot de inspanningen van de EU, alsook transparantie en verantwoordingsplicht te waarborgen, en daarmee de welvaart en de werkgelegenheid te ondersteunen. Daartoe wordt er in het voorstel naar gestreefd de doelstelling van klimaatneutraliteit in de EU tegen 2050 in wetgeving vast te leggen, in lijn met de wetenschappelijke bevindingen van de IPCC en het Intergouvernementeel Platform voor wetenschap en beleid inzake biodiversiteit en ecosysteemdiensten (IPBES), en bij te dragen aan de uitvoering van de Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering, met inbegrip van de langetermijndoelstelling om de wereldwijde temperatuurstijging ruim onder 2 °C boven het pre-industriële niveau te houden en ernaar te streven de opwarming tot 1,5 °C te beperken. Het voorstel heeft eveneens tot doel bij te dragen aan de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen. Het omvat ook de voorwaarden voor de afbakening van een traject om tegen 2050 klimaatneutraliteit in de Unie tot stand te brengen, en voorziet in een regelmatige beoordeling van de vooruitgang met betrekking tot die totstandbrenging en van het ambitieniveau van het vastgestelde traject, alsook in mechanismen bij onvoldoende vooruitgang of strijdigheden met de doelstelling van klimaatneutraliteit in de EU tegen 2050.

De klimaatverandering heeft, ondanks de inspanningen om de emissie van broeikasgassen terug te dringen, nu al gevolgen voor het milieu, de burgers en de economie van de EU, en dit zal ook in de toekomst het geval zijn. Het is van essentieel belang dat verder en ambitieuzer wordt opgetreden in verband met de aanpassing aan de klimaatverandering, onder meer door de inspanningen op het gebied van klimaatbestendigheid, de opbouw van veerkracht, preventie en paraatheid te versterken, en dat daarbij aandacht besteed wordt aan de waarborging van een rechtvaardige transitie.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Met het voorstel wordt beoogd het bestaande beleidskader aan te vullen door de koers op lange termijn te bepalen en de doelstelling inzake klimaatneutraliteit tegen 2050 in het EU-recht vast te leggen, de inspanningen op het gebied van aanpassing aan de klimaatverandering te versterken, een proces vast te stellen om tot in 2050 een traject af te bakenen, bij te werken, en regelmatige beoordelingen te verzekeren, en een proces in geval van onvoldoende vooruitgang of inconsistenties vast te stellen. In het voorstel krijgt de Commissie de taak de bestaande beleidsinstrumenten en wetgeving van de Unie te herzien op hun samenhang met de doelstelling inzake klimaatneutraliteit en met het vastgestelde traject. De samenhang met Verordening (EU) 2018/1999 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie is gewaarborgd door dienovereenkomstige wijzigingen van die verordening op te nemen. Verschillende andere Europese initiatieven op het gebied van de Europese Green Deal, zoals het Europees investeringsplan voor een duurzaam Europa 11 en het voorstel voor een verordening tot oprichting van het Fonds voor een rechtvaardige transitie 12 , zijn reeds aangenomen. Momenteel wordt gewerkt aan een aantal andere initiatieven die zullen bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening. Daaronder vallen de nieuwe, ambitieuzere EU‑strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering, de lancering van het Europees klimaatpact, een industriestrategie van de EU om de dubbele uitdaging van de groene en digitale transformatie aan te pakken, een nieuw actieplan voor de circulaire economie, en een strategie inzake duurzame financiering, onder meer om duurzaamheid nog meer te verankeren in het kader voor corporate governance.

De Commissie moet de bestaande beleidsinstrumenten beoordelen en verhogingen van het broeikasgasemissiereductiedoel voor 2030 voorstellen zodat dit in overeenstemming is met de doelstelling van klimaatneutraliteit tegen 2050. Tegen september 2020 zal de Commissie een plan met bijbehorende effectbeoordeling presenteren om de emissiereductiedoelen van de EU voor 2030 op verantwoorde wijze te verhogen zodat emissies tegen die tijd 50 tot 55 % minder zijn dan in 1990. De Commissie zal voorstellen deze verordening dienovereenkomstig te wijzigen, en zal tegen juni 2021 alle relevante gerelateerde beleidsinstrumenten beoordelen en, waar nodig, wijzigingen voorstellen.

Voor de periode 2030-2050 zou de Commissie de bevoegdheid krijgen om gedelegeerde handelingen vast te stellen, teneinde in aanvulling op deze verordening een traject af te bakenen op het niveau van de Unie dat de verwezenlijking van de doelstelling tegen 2050 mogelijk maakt.

De klimaatverandering is een uitdaging op wereldniveau en vereist bijgevolg wereldwijd actie. Hoewel de EU de klimaatverandering niet kan oplossen zonder dat anderen ook optreden – zij is verantwoordelijk voor minder dan 10 % van de wereldwijde broeikasgasemissies – neemt zij het voortouw in de wereldwijde transitie naar een broeikasgasneutrale economie. Het leiderschap van de EU is meer dan ooit nodig, aangezien wereldwijd onvoldoende vooruitgang wordt geboekt bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs. De EU stelt haar eigen ambitieuze doelstellingen vast, en gaat bijgevolg ook door met het leiden van internationale onderhandelingen om grote uitstoters tot meer ambitie aan te sporen, in de aanloop naar de Conferentie van de Verenigde Naties over klimaatverandering van 2020 in Glasgow. De EU zal zich blijven inzetten voor de bevordering en uitvoering van een ambitieus klimaatbeleid wereldwijd, onder meer aan de hand van een sterke klimaatdiplomatie, en zal intensief samenwerken met alle partners om de collectieve inspanningen op te voeren en daarbij een gelijk speelveld te waarborgen.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Alle maatregelen en beleidsinstrumenten van de EU moeten worden gebundeld om de EU te helpen een succesvolle en rechtvaardige transitie naar klimaatneutraliteit en een duurzame toekomst tot stand te brengen, zoals de Commissie heeft verklaard in haar mededeling over de Europese Green Deal. Dit initiatief raakt bijgevolg verschillende andere beleidsterreinen, onder meer het externe beleid van de Unie. De Commissie heeft aangekondigd haar richtsnoeren voor betere regelgeving en de ondersteunende instrumenten te verbeteren, in die zin dat deze een betere aanpak zullen omvatten van de uitdagingen op het gebied van duurzaamheid en innovatie, opdat de EU in al haar initiatieven de groene eed om geen schade te berokkenen gestand doet.

De aanbevelingen van de Commissie aan de lidstaten, zoals uiteengezet in het voorstel voor de verordening, sluiten aan op de aanbevelingen die in het kader van het Europees semester zijn uitgebracht. Het Europees semester betreft voornamelijk macro‑economische en structurele hervormingskwesties, en omvat dus ook klimaatgerelateerde kwesties, terwijl dit initiatief betrekking heeft op specifieke beleidsontwikkelingen die strijdig zijn met de doelstelling inzake klimaatneutraliteit of het traject naar klimaatneutraliteit.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De artikelen 191 tot en met 193 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) bevestigen en specificeren de bevoegdheden van de EU op het gebied van klimaatverandering. De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 192, lid 1, VWEU. Overeenkomstig artikel 191 en artikel 192, lid 1, VWEU moet de Europese Unie bijdragen tot het nastreven van onder meer de volgende doelstellingen: behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu, bevordering op internationaal niveau van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen, en met name de bestrijding van de klimaatverandering.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Klimaatverandering is per definitie een grensoverschrijdende uitdaging die niet enkel door middel van acties op nationaal of lokaal niveau kan worden opgelost. Een gecoördineerd optreden van de EU kan nationale en lokale maatregelen effectief aanvullen en versterken en klimaatactie bevorderen. De coördinatie van klimaatmaatregelen is noodzakelijk op Europees en, waar mogelijk, mondiaal niveau, en het optreden van de EU is gerechtvaardigd om redenen van subsidiariteit. Sinds 1992 werkt de EU aan de ontwikkeling van collectieve oplossingen en aan de bevordering van wereldwijde actie om klimaatverandering aan te pakken. Het optreden op EU-niveau moet met name gericht zijn op een kosteneffectieve verwezenlijking van de langetermijndoelstellingen inzake klimaat, met waarborging van een rechtvaardige transitie en inachtneming van milieu‑integriteit. Een robuuste governance van de doelstelling inzake klimaatneutraliteit in de EU tegen 2050 zal ertoe bijdragen dat de EU op koers blijft om de doelstelling te halen. Dankzij maatregelen voor aanpassing aan de klimaatverandering op EU-niveau kunnen beleidslijnen en maatregelen met betrekking tot de aanpassing aan de klimaatverandering worden geïntegreerd in sleutelsectoren, op bestuursniveau en in het EU‑beleid.

Evenredigheid

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, omdat het niet verder gaat dan wat nodig is om het kader voor de totstandbrenging van klimaatneutraliteit vast te stellen. Het heeft tot doel richting te geven door het traject van de EU naar klimaatneutraliteit af te bakenen, zekerheid te bieden over het engagement van de EU, en transparantie en verantwoordingsplicht te waarborgen door een beoordelings- en verslagleggingsproces vast te stellen. De lidstaten worden in het voorstel verzocht de nodige maatregelen te nemen om de verwezenlijking van de doelstelling inzake klimaatneutraliteit mogelijk te maken, maar er worden geen specifieke beleidsinstrumenten of maatregelen opgelegd, waardoor de lidstaten over de nodige flexibiliteit beschikken, rekening houdend met het regelgevingskader voor de verwezenlijking van de doelstelling inzake broeikasgasemissiereducties tegen 2030. Het voorstel voorziet in een mechanisme voor de herziening van de huidige beleidsinstrumenten en Uniewetgeving en voor het nemen van aanvullende maatregelen, maar omvat nog geen tot in detail uitgewerkte voorstellen. Er is voorzien in de nodige flexibiliteit om te verzekeren dat de EU haar vermogen tot aanpassing aan de klimaatverandering verbetert.

Keuze van het instrument

De doelstellingen van het huidige voorstel kunnen het best door een verordening worden verwezenlijkt. Dit zal de rechtstreekse toepasselijkheid van de bepalingen waarborgen. Aan de lidstaten worden verplichtingen opgelegd om bij te dragen tot de verwezenlijking van de langetermijndoelstelling. Veel van de bepalingen hebben bovendien betrekking op de Commissie (beoordeling, verslaglegging, aanbevelingen, aanvullende maatregelen, herziening) en het Europees Milieuagentschap, en kunnen dus niet via nationale omzetting ten uitvoer worden gelegd. Er is eerder een wetgevende dan een niet-wetgevende aanpak nodig om de langetermijndoelstelling in het EU-recht te verankeren.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

Bij de voorbereiding van de mededeling “Een schone planeet voor iedereen”, heeft de Commissie van 17 juli tot en met 9 oktober 2018 een openbare raadpleging gehouden, in het kader waarvan zij meer dan 2 800 reacties van uiteenlopende belanghebbenden heeft ontvangen. Op 10 en 11 juli 2018 heeft zij eveneens een evenement voor belanghebbenden georganiseerd. Uit de openbare raadpleging die de Commissie heeft gehouden ter voorbereiding van de mededeling “Een schone planeet voor iedereen”, is gebleken dat heel wat individuele personen en organisaties er voorstander van zijn dat de EU tegen 2050 de broeikasgasemissies en -verwijderingen met elkaar in evenwicht brengt. Aan de diepgaande analyse ter ondersteuning van de mededeling “Een schone planeet voor iedereen” (COM (2018) 773) 13 is een samenvattend verslag gehecht van de raadplegingsactiviteiten bij de voorbereiding. De vaststelling van die mededeling heeft geleid tot een uitvoerig debat tussen de lidstaten, de instellingen, de lokale en regionale autoriteiten, de sociale partners, het bedrijfsleven, de industrie, de belanghebbenden en de burgers. Dankzij deze uitgebreide maatschappelijke betrokkenheid had het debat tijd om te rijpen, en kon een brede consensus worden bereikt over de ambities van de EU voor 2050 14 . Daarnaast heeft de Commissie op 28 januari 2020 een publiek evenement georganiseerd, waarbij een breed scala aan belanghebbenden werd samengebracht voor een debat over de tenuitvoerlegging van de Europese Green Deal en de Europese klimaatwet. De panelleden wisselden van gedachten over de inhoud van de klimaatwet, bespraken de sociale en financiële aspecten van de Europese Green Deal en gingen in op vragen van het publiek. De Commissie heeft ook een routekaart gepubliceerd over dit initiatief. Hierover kon gedurende 4 weken feedback worden gegeven, van 9 januari tot en met 6 februari 2020. Veel belanghebbenden die tijdens het evenement aanwezig waren, hebben hun opmerkingen doorgegeven. In totaal heeft de Commissie 926 antwoorden ontvangen, onder meer van tal van Europese en nationale verenigingen die industriële sectoren vertegenwoordigen, zoals de energiesector, de automobiel- en de staalsector, alsook van particuliere ondernemingen, ngo’s en veel EU‑burgers. Openbare instanties in zeven lidstaten (Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Nederland, Portugal, Spanje en Zweden) en Noorwegen hebben een bijdrage geleverd aan de raadpleging.

Effectbeoordeling

De diensten van de Commissie hebben ter ondersteuning van de mededeling “Een schone planeet voor iedereen” een diepgaande analyse 15 verricht. Zij hebben onderzocht hoe klimaatneutraliteit kan worden bereikt, en hebben daarbij gekeken naar alle belangrijke economische sectoren, met inbegrip van energie, vervoer, industrie en landbouw. Het huidige beleid zal een blijvend effect hebben na 2030, met een verwachte emissiereductie van ongeveer 60 % tegen 2050. Dit is echter niet voldoende als bijdrage van de EU aan de temperatuurdoelstellingen van de Overeenkomst van Parijs. Er werden verschillende scenario’s onderzocht om de transitie naar broeikasgasneutraliteit tegen 2050 tot stand te brengen, op basis van bestaande en soms nog in opkomst zijnde technologische oplossingen, het versterken van de positie van burgers, en onderlinge afstemming van maatregelen op belangrijke gebieden als het industriebeleid, de circulaire economie, financiering en onderzoek en innovatie. Bij al deze scenario’s werd erover gewaakt dat de transitie op een sociaal rechtvaardige manier plaatsvindt. De beoordeling is gestoeld op wetenschappelijke literatuur, input van een brede reeks belanghebbenden, en geïntegreerde modellen die het mogelijk maken meer inzicht te krijgen in de transformatie van en de complexe interacties tussen de energie-, industrie-, bouw-, vervoers-, landbouw-, bosbouw- en afvalverwerkingssector. Een effectbeoordeling is niet vereist omdat deze volledige analyse van de gevolgen van de doelstelling inzake klimaatneutraliteit tegen 2050 pas van november 2018 dateert, en ook de evaluatie van de aanpassingsstrategie van de EU nog recent is.

Grondrechten

Het voorstel eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend. Het draagt met name bij tot de verwezenlijking van de doelstelling van een hoog niveau van milieubescherming in overeenstemming met het beginsel van duurzame ontwikkeling, zoals neergelegd in artikel 37 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie 16 .

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De indirecte gevolgen voor de begrotingen van de lidstaten zullen afhangen van welke nationale beleidsinitiatieven en maatregelen de lidstaten kiezen voor de vermindering van broeikasgasemissies en de beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering. De gevolgen zullen voornamelijk voortvloeien uit de eventuele aanvullende voorstellen tot herziening van gerelateerde instrumenten en de eventuele voorstellen voor nieuwe instrumenten met het oog op de vereiste extra broeikasgasemissiereducties, zoals zal worden uiteengezet in het plan met effectbeoordeling om de broeikasgasemissiereductiedoelen van de EU voor 2030 te verhogen.

De uitvoering van dit voorstel vereist de herschikking van personele middelen binnen de Commissie en een beperkte personeelsversterking voor het Europees Milieuagentschap (EEA), wat in het bijgevoegde financieel memorandum wordt toegelicht.


5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Transparante en regelmatige verslaglegging door de lidstaten, in combinatie met robuuste beoordelingen door de Commissie en mechanismen om ervoor te zorgen dat de vooruitgang wordt beoordeeld, zijn van essentieel belang om te waarborgen dat de EU op koers blijft om de doelstelling inzake klimaatneutraliteit in de EU tegen 2050 te halen. Het initiatief bouwt voort op het proces dat is gebaseerd op geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen en op het robuuste kader voor transparantie inzake broeikasgasemissies en andere informatie over het klimaat, dat is vervat in Verordening (EU) 2018/1999 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie. De Commissie zal onder meer gebruikmaken van de door de lidstaten in het kader van de governanceverordening verstrekte en gerapporteerde informatie als basis voor haar regelmatige beoordeling van de vooruitgang. Hieronder valt ook informatie over broeikasgasemissies, beleidsinitiatieven en maatregelen, prognoses en aanpassingen. De Commissie zal deze informatie ook gebruiken voor de evaluatie van de uitvoering van het milieubeleid en de monitoring van de milieuactieprogramma’s. De van de lidstaten verkregen informatie kan worden aangevuld met systematische waarnemingen in de atmosfeer, met gebruikmaking van in-situ-monitoring en teledetectie, bijvoorbeeld via Copernicus. De Commissie zal ook regelmatig beoordelen of het traject bijgewerkt moet worden, zal beleidsinstrumenten en wetgeving herzien en bij onvoldoende vooruitgang actie ondernemen.

Artikelsgewijze toelichting

In artikel 2 wordt de binnen de Unie te bereiken doelstelling inzake klimaatneutraliteit in de EU tegen 2050 vastgesteld, met betrekking tot alle sectoren en alle broeikasgassen – niet alleen CO2. Dit artikel weerspiegelt dat, overeenkomstig artikel 4, lid 4, van de Overeenkomst van Parijs, de partijen die ontwikkelde landen zijn, het voortouw moeten blijven nemen door absolute emissiereductiedoelstellingen voor de gehele economie vast te stellen. In het artikel wordt erkend dat het voorkomen van broeikasgasemissies aan de bron de prioriteit moet zijn, maar dat de verwijdering van broeikasgassen desalniettemin nodig zal zijn om, voor die sectoren waarvoor decarbonisatie de grootste uitdaging vormt, de resterende broeikasgassen te compenseren. De natuurlijke put van bossen, bodems, landbouwgrond en waterrijke gebieden moet worden behouden en uitgebreid, en technologieën voor koolstofverwijdering, zoals koolstofafvang en -opslag of -gebruik, moeten kosteneffectief worden gemaakt en worden toegepast. Het artikel verplicht ook het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de lidstaten om de nodige maatregelen te nemen, zowel op het niveau van de Unie als op nationaal niveau, teneinde de collectieve verwezenlijking van deze doelstelling mogelijk te maken. De maatregelen op het niveau van de Unie zullen een groot deel uitmaken van de vereiste maatregelen om het doel te bereiken.

De vaststelling van een traject voor broeikasgasemissiereducties op het niveau van de Unie zal ertoe bijdragen dat de doelstelling inzake klimaatneutraliteit in de EU tegen 2050 wordt verwezenlijkt (artikel 3). De Commissie zal het traject van de EU om de vijf jaar beoordelen, in overeenstemming met de tijdschema’s van de Overeenkomst van Parijs. In het kader van de Overeenkomst van Parijs maken de partijen regelmatig een stand van zaken op met betrekking tot de tenuitvoerlegging, en beoordelen zij de collectieve vooruitgang bij de verwezenlijking van het streefdoel en de langetermijndoelstellingen, bij de “algemene inventarisatie”. De Commissie zal het traject uiterlijk zes maanden na elke algemene inventarisatie beoordelen.

Artikel 4 betreft de aanpassing aan de klimaatverandering. De klimaatverandering veroorzaakt ondanks de mitigatiemaatregelen nu al tal van problemen in Europa, en dit zal in de toekomst niet veranderen. Het is dus van cruciaal belang de inspanningen ter verbetering van het vermogen tot adaptatie op te drijven, de veerkracht te versterken en de kwetsbaarheid te verminderen, voortbouwend op de Uniewetgeving die al specifieke doelstellingen voor aanpassing aan de klimaatverandering omvat. De ontwikkeling en uitvoering van aanpassingsstrategieën en -plannen is in dit verband van essentieel belang. De nieuwe aanpassingsstrategie van de EU is rechtstreeks gericht op het halen van dit doel.

De Commissie zal de vooruitgang om de vijf jaar beoordelen, in overeenstemming met de tijdschema’s van de Overeenkomst van Parijs (de artikelen 5 tot en met 7). Vóór elke algemene inventarisatie zal de Commissie een beoordeling maken van en verslag uitbrengen over de collectieve vooruitgang van de lidstaten met betrekking tot de verwezenlijking van de doelstelling inzake klimaatneutraliteit, de aanpassing aan de klimaatverandering, de overeenstemming van de maatregelen van de Unie met de doelstelling inzake klimaatneutraliteit en de toereikendheid van deze maatregelen om het aanpassingsvermogen te vergroten, de veerkracht te versterken, of de kwetsbaarheid te verminderen. Wanneer uit de beoordeling blijkt dat de maatregelen van de Unie inconsistent of ontoereikend zijn, of dat er onvoldoende vooruitgang is geboekt, zal de Commissie de nodige maatregelen nemen. De Commissie zal ook regelmatig de relevante nationale maatregelen beoordelen en aanbevelingen doen wanneer zij inconsistenties aantreft of vaststelt dat de maatregelen ontoereikend zijn.