Toelichting bij COM(2020)114 - Amendment Reg. No 2012/2002 in order to provide financial assistance to MS and countries negotiating accession to Union seriously affected by major public health emergency

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Sinds de eerste gevallen van besmetting met COVID-19 heeft de EU zich onvermoeibaar ingezet om de lidstaten en hun burgers te ondersteunen bij het aanpakken van deze crisis.

Het Argus-crisiscoördinatiemechanisme van de Commissie is in werking gesteld en het crisiscoördinatiecomité komt regelmatig bijeen om de actie van alle betrokken afdelingen en diensten van de Commissie en van de EU-agentschappen op elkaar af te stemmen. Verder heeft de Commissie een coördinatieteam op politiek niveau opgericht, bestaande uit de vijf commissarissen die verantwoordelijk zijn voor het meest getroffen beleid.

Na de videoconferentie van de EU-leiders op 10 maart 2020 over de respons op de uitbraak van COVID-19 zal de Commissie haar respons op de uitbraak van het coronavirus – of COVID-19 – op alle fronten verder opvoeren en de maatregelen van de lidstaten coördineren. De crisis waarmee wij door het coronavirus worden geconfronteerd, heeft zowel een zeer belangrijk menselijk aspect als potentieel grote economische gevolgen. Daarom is het essentieel dat de EU en haar lidstaten daadkrachtig en collectief optreden om de verspreiding van het virus te beperken, de patiënten te helpen en de economische gevolgen tegen te gaan.

Bij deze gezamenlijke gecoördineerde respons kan het Solidariteitsfonds van de EU (SFEU) een belangrijke rol spelen en blijk geven van de solidariteit van de EU met de lidstaten bij het omgaan met deze crisis.

Passend op EU-niveau reageren op een grote volksgezondheidscrisis zoals COVID-19 is met het huidige instrument onmogelijk.

Het doel van deze verordening is daarom het actieterrein van het Solidariteitsfonds van de EU uit te breiden tot grote volksgezondheidscrises en specifieke acties vast te stellen die in aanmerking komen voor financiering.

Het SFEU is opgericht in 2002 om de EU-lidstaten en de toetredingslanden te steunen in geval van grote natuurrampen zoals overstromingen, stormen, aardbevingen, vulkaanuitbarstingen, bosbranden of droogte. Het Fonds kan door het betrokken land worden aangesproken als de ramp van dien aard is dat ingrijpen op Europees niveau gerechtvaardigd is. Het functioneren van het Fonds is een tastbare uiting van oprechte solidariteit binnen de EU, waarbij de lidstaten elkaar steun toezeggen door extra financiële middelen uit de EU-begroting beschikbaar te stellen. Het huidige SFEU is echter strikt beperkt tot natuurrampen die fysieke schade berokkenen, zoals overstromingen, stormen, aardbevingen en dergelijke. Het kan subsidiabele staten voor in totaal 500 miljoen EUR per jaar financiële bijstand verlenen (prijzen van 2011).

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit voorstel beoogt Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (“Verordening (EG) nr. 2012/2002”) te wijzigen om het actieterrein van het Fonds uit te breiden tot grote volksgezondheidscrises.

De belangrijkste kenmerken en inhoudelijke verschillen zijn:

Het geografische actieterrein blijft hetzelfde: het is beperkt tot de lidstaten en de landen die met de EU onderhandelen over toetreding. Het thematische actieterrein wordt daarentegen uitgebreid tot grote volksgezondheidscrises als gevolg van gevaren voor de volksgezondheid.

Bij de herziening van de SFEU-verordening in 2014 werden voorschotten ingevoerd, die met ingang van 2015 van kracht werden. De belangrijkste reden voor de invoering daarvan was dat de procedure voor de beschikbaarstelling van middelen uit het SFEU en de uitbetaling van de volledige bijstand te lang duurt (meestal tot één jaar) en dat de ernstige crisissituatie een snellere reactie vereist. Ook werd geoordeeld dat de lange vertragingen bij het verlenen van bijstand slecht waren voor het imago van de EU.

De hoogte van de voorschotten werd vastgesteld op 10 % van de verwachte SFEU-bijdrage, met een maximum van 30 miljoen EUR. Dit bleek niet voldoende te zijn. In het geval van kleinere rampen waarvoor de SFEU-bijdrage enkele miljoenen euro’s bedraagt, is het voorschot niet veel meer dan een paar honderdduizend euro, wat nauwelijks een verschil maakt. In het geval van zeer grote rampen, zoals de aardbeving in de Abruzzen met 22 miljard EUR aan schade en een SFEU-bijdrage van 1,2 miljard EUR, is een voorschot van slechts 30 miljoen EUR volstrekt ontoereikend. In beide scenario’s staat het voorschot niet in proportie tot de effecten in de praktijk. De recente ex-postevaluatie van het SFEU (2002-2017) bevestigt deze analyse.

De Commissie stelt daarom voor de hoogte van de voorschotten voor afzonderlijke rampen van alle categorieën te verhogen tot 25 % van de verwachte SFEU-bijdrage, met een maximum van 100 miljoen EUR.

De Commissie stelt ook voor het totale bedrag aan kredieten voor de SFEU-voorschotten in de jaarlijkse begroting te verhogen van 50 miljoen EUR naar 100 miljoen EUR.

Volgens de huidige procedure kan alleen een beroep worden gedaan op het Fonds wanneer een land daartoe een verzoek indient. De Commissie beoordeelt dan de aanvraag en doet een voorstel aan de begrotingsautoriteit voor de toe te kennen financiële steun, waarna de begrotingsautoriteit de daarmee overeenkomende aanvullende begroting goedkeurt. De Commissie stelt vervolgens een uitvoeringsbesluit vast dat leidt tot de betaling voor de SFEU-bijdrage.

Alleen noodmaatregelen van de overheid komen in aanmerking voor subsidie. Zij worden uitgebreid tot bijstand aan de bevolking in geval van gezondheidscrises, waaronder die van medische aard, en maatregelen om verdere verspreiding van een besmettelijke ziekte te beperken.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel maakt deel uit van de maatregelen naar aanleiding van de huidige pandemie van COVID-19. Het bouwt voort op een bestaand beleidsinstrument. Door het actieterrein van het huidige SFEU te verbreden wordt een lacune in de huidige wetgeving opgevuld en ruimte gemaakt voor collectief optreden van de Unie bij grote volksgezondheidscrises. De samenhang met andere beleidslijnen van de Unie, met name met het cohesiebeleid, is gegarandeerd door een aantal juridische bepalingen waarmee onder meer dubbele financiering uitgesloten wordt en de regels voor openbare aanbestedingen en het beginsel van solide financieel beheer worden geëerbiedigd.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Aangezien dit voorstel een wijziging van de bestaande verordening is, volgt het de bepalingen die de rechtsgrondslag vormen voor Verordening (EG) nr. 2012/2002, namelijk artikel 175 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en artikel 212 VWEU voor landen die met de EU onderhandelen over toetreding.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het voorstel strekt ertoe het actieterrein van het SFEU uit te breiden om blijk te geven van Europese solidariteit met de lidstaten door bijstand uit het Fonds te verlenen om de getroffen bevolking bij te staan, een snelle terugkeer naar de normale levensomstandigheden in de getroffen regio’s mogelijk te maken en de verspreiding van besmettelijke ziekten te beperken.

Het SFEU is gebaseerd op het subsidiariteitsbeginsel. Dat betekent dat de EU alleen tussenbeide mag komen in gevallen waarin een lidstaat wordt geacht niet langer in staat te zijn het hoofd te bieden aan een crisis en om bijstand verzoekt. De wetgever was van oordeel dat een dergelijke situatie zich bij natuurrampen voordoet wanneer de totale directe schade een bepaalde drempel overschrijdt. Economische vervolgschade is niet opgenomen omdat het te complex wordt geacht die op een snelle, betrouwbare en vergelijkbare manier te bepalen. De drempel voor natuurrampen is daarom vastgesteld op directe schade van meer dan 0,6 % van het bruto nationaal inkomen (bni) of 3 miljard EUR (in prijzen van 2011), waarbij het laagste bedrag wordt toegepast. Voor dit dubbele criterium werd gekozen omdat één vast bedrag niet de grote verschillen in economische kracht (en daarom budgettair reactievermogen) van de lidstaten zou weerspiegelen en zou leiden tot grote onrechtvaardigheden en ongelijke behandeling van de lidstaten. Eén enkel percentage zou leiden tot zeer lage bedragen voor de kleinere lidstaten of onbereikbaar hoge drempels voor de grootste economieën.

In het geval van grote volksgezondheidscrises is het moeilijk de directe schade te ramen. Dezelfde aanpak als bij natuurrampen is daardoor niet mogelijk. In plaats daarvan stelt de Commissie voor de financiële druk op de begrotingen van de lidstaten te dragen om zo de extra behoeften te dekken. Dit stemt grotendeels overeen met het overheidsaandeel in de directe schade die voor financiering in aanmerking komt (zoals de kosten van het herstel van openbare infrastructuur, bijstand aan de bevolking, reddingsdiensten enz.) bij natuurrampen. Dit in aanmerking komend overheidsaandeel van de totale schade varieert sterk naargelang de ramp en het getroffen land. Gemiddeld bedraagt het ongeveer 50 % van de totale schade.

De Commissie stelt daarom voor de beginselen aan te houden waarop de toegang tot het SFEU is gebaseerd. Het laagste bedrag van 0,3 % van het bni of 1,5 miljard EUR in prijzen van 2011 (de helft van het bedrag dat wordt toegepast bij natuurrampen) wordt daarom vastgesteld als het minimumniveau van de overheidsuitgaven in verband met de financiële last voor de overheid die de noodmaatregelen voor de subsidiabele staat met zich meebrengen.

·

Evenredigheidsbeginsel



Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. Het gaat niet verder dan wat nodig is om de reeds in het huidige instrument vastgelegde doelstellingen te verwezenlijken.

·

Keuze van instrumenten



Er wordt voorgesteld de bestaande Verordening (EG) nr. 2012/2002 te wijzigen om gebruik te maken van de vastgestelde procedures en praktijken om de steunaanvragen voor te bereiden en te beoordelen, de steun uit te voeren en er verslag over uit te brengen.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

In de ex-postevaluatie 2002-2017 werd geconcludeerd dat het Fonds een waardevol instrument is in het EU-instrumentarium voor interventies in noodsituaties, dat een meerwaarde van de EU oplevert bij acties na rampen in de lidstaten en de toetredingslanden. In de evaluatie werd ook gevraagd meer aandacht te besteden aan beleidsmaatregelen die het interventiepotentieel van het Fonds vergroten.

·

Raadpleging van belanghebbenden



Het voorstel moest dringend worden voorbereid zodat het tijdig kan worden aangenomen door de medewetgevers. Daardoor kon geen raadpleging van de belanghebbenden worden uitgevoerd.

·

Effectbeoordeling



Gezien de urgentie van het voorstel heeft geen effectbeoordeling plaatsgevonden.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel blijft in overeenstemming met het bestaande Solidariteitsfonds door financiële steun te verlenen voor onmiddellijke bijstand op verzoek van een lidstaat of een kandidaat-lidstaat.

De Commissie stelt daarom voor de hoogte van de voorschotten voor afzonderlijke rampen van alle categorieën te verhogen tot 25 % van de verwachte SFEU-bijdrage, met een maximum van 100 miljoen EUR.

De Commissie stelt ook voor het totale bedrag aan kredieten voor de SFEU-voorschotten in de jaarlijkse begroting te verhogen van 50 miljoen EUR naar 100 miljoen EUR. Om ervoor te zorgen dat de middelen waar nodig tijdig beschikbaar zijn, zal de Commissie voorstellen extra kredieten voor een maximumbedrag van 50 miljoen EUR in de begroting voor 2020 op te nemen.

Wat betreft de omvang van de voorziene middelen volgt het Fonds het bestaande Solidariteitsfonds, met een jaarlijkse begroting van 500 miljoen EUR (prijzen van 2011). Het noodzakelijk geachte steunbedrag wordt per geval vrijgemaakt via een wijziging van de begroting. Evenals nu moet ieder jaar op 1 oktober ten minste een kwart van het jaarlijkse bedrag nog beschikbaar zijn om de behoeften te dekken die tot het einde van het begrotingsjaar zouden kunnen ontstaan.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Maximale transparantie en een behoorlijke monitoring van het gebruik van de financiële middelen van de EU zijn vereist. De rapportageverplichtingen voor de lidstaten en de Commissie zijn van toepassing zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 2012/2002.