Toelichting bij COM(2020)116 - EU-standpunt in het EPO-comité met betrekking tot de vaststelling van het Reglement van orde van het EPO-comité

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het comité dat is opgericht bij de tijdelijke Economische Partnerschapsovereenkomst (“EPO”) tussen Ghana, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds (“EPO-comité”), in verband met de voorgenomen vaststelling van het Reglement van orde van het EPO-comité.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De tijdelijke Economische Partnerschapsovereenkomst tussen Ghana, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds

De tijdelijke Economische Partnerschapsovereenkomst tussen Ghana, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds (“Overeenkomst”), heeft tot doel:

a) Ghana in staat te stellen profijt te trekken van de betere markttoegang die de Unie Ghana in het kader van de EPO-onderhandelingen heeft geboden en daardoor te vermijden dat de handel tussen Ghana en de Unie wordt verstoord wanneer de overgangsregeling van de overeenkomst van Cotonou op 31 december 2007 afloopt zonder dat er een volledige EPO is gesloten;

b) de grondslagen te leggen voor onderhandelingen over een EPO die tot een vermindering van de armoede bijdraagt, die de regionale integratie, de economische samenwerking en een goed bestuur in West-Afrika bevordert en die de capaciteiten van West-Afrika inzake handelsbeleid en handelsgerelateerde vraagstukken verbetert;

c) de geleidelijke, harmonieuze integratie van Ghana in de wereldeconomie, in overeenstemming met zijn politieke keuzes en ontwikkelingsprioriteiten, te bevorderen;

d) de bestaande relaties tussen de partijen op basis van solidariteit en wederzijdse belang te versterken;

e) een met artikel XXIV van de GATT 1994 compatibele overeenkomst tot stand te brengen.

De Overeenkomst wordt sinds 15 december 2016 voorlopig toegepast tussen Ghana, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds.

2.2.Het EPO-comité

Bij artikel 73 van de Overeenkomst wordt het EPO-comité opgericht, dat verantwoordelijk is voor het beheer van alle door de Overeenkomst bestreken gebieden en voor de uitvoering van alle daarin genoemde taken.

Luidens artikel 73 van de Overeenkomst komen de partijen overeen dat bij de samenstelling, organisatie en werking van het EPO-comité het gelijkheidsbeginsel in acht wordt genomen. Het EPO-comité legt zelf de regels voor zijn organisatie en werking vast. De vergaderingen van het EPO-comité kunnen ook voor derden worden opengesteld. De Commissie van de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten (Ecowas) kan worden uitgenodigd om volgens de interne procedures van het EPO-comité aan zijn vergaderingen deel te nemen.

Artikel 2 van het vast te stellen Reglement van orde bepaalt dat het EPO-comité bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Unie en vertegenwoordigers van Ghana, op ministerieel niveau of op het niveau van hoge ambtenaren.

Artikel 9 van het vast te stellen Reglement van orde bepaalt dat het EPO-comité zijn besluiten en aanbevelingen bij consensus vaststelt.

2.3.De beoogde handeling van het EPO-comité

Het EPO-comité zal in de eerste helft van 2020 een besluit over zijn Reglement van orde (“de beoogde handeling”) vaststellen.

De beoogde handeling strekt ertoe de regels betreffende de organisatie en de werking van het EPO-comité vast te stellen.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Dit voorstel voor een besluit van de Raad heeft betrekking op het standpunt dat in het EPO-comité dat is opgericht bij de Overeenkomst namens de Unie moet worden ingenomen in verband met het Reglement van orde van het EPO-comité.

De partijen bij de Overeenkomst hebben het beoogde Reglement van orde besproken en zijn overeengekomen dat, afhankelijk van de besluitvormingsprocedures van de Unie, het EPO-comité dat Reglement van orde in de eerste helft van 2020 moet vaststellen.

Het beoogde Reglement van orde is inhoudelijk vergelijkbaar met de Reglementen van orde in andere handelsovereenkomsten van de Unie.

Het Reglement van orde is van essentieel belang voor de voltooiing van het institutionele kader van de Overeenkomst en bijgevolg voor een soepele uitvoering van de Overeenkomst.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 1 .

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

Het EPO-comité is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, te weten de tijdelijke EPO tussen de EU en Ghana.

De door het EPO-comité vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen aangezien zij bindende rechtsregels voor de werking van het EPO-comité vaststelt.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling van de Overeenkomst en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de gemeenschappelijke handelspolitiek.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien de handeling van het EPO-comité het Reglement van orde van het bij de Overeenkomst opgerichte EPO-comité zal vaststellen, is het passend die handeling na de vaststelling ervan bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.