Toelichting bij COM(2020)142 - Wijziging verordeningen 1379/2013 en 508/2014 wat betreft specifieke maatregelen om de gevolgen van de uitbraak van COVID-19 in de visserij- en aquacultuursector te beperken

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL


De uitbraak van COVID-19 heeft de lidstaten op een plotse en dramatische wijze getroffen, met grote gevolgen voor hun samenlevingen en economieën, aangezien de economische activiteit sterk vertraagt. Hierdoor is in de hele EU een uitzonderlijke situatie ontstaan die vereist dat alle beschikbare middelen op het niveau van de Unie en de lidstaten worden ingezet om het hoofd te bieden aan de ongekende uitdagingen als gevolg van de uitbraak van COVID-19.

Op 13 maart 2020 heeft de Commissie een investeringsinitiatief “Coronavirusrespons” voorgesteld, dat erop gericht is investeringen te bevorderen door in de Europese structuur- en investeringsfondsen beschikbare kasreserves vrij te maken voor de onmiddellijke bestrijding van de crisis. Op 19 maart 2020 heeft de Commissie een nieuw staatssteunkader goedgekeurd.

De mogelijkheden waarover de lidstaten beschikken om op visserijgebied op te treden, worden echter beperkt door de bepalingen inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV), dat momenteel niet voorziet in steun voor de meest dringende maatregelen die nu moeten worden genomen om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de COVID-19-uitbraak. Hierdoor zijn de lidstaten beperkt in de mate waarin zij een beroep op het EFMZV kunnen doen voor de bestrijding van de crisis.

De visserij- en aquacultuursector is bijzonder hard getroffen door de marktverstoring ten gevolge van een aanzienlijke daling van de vraag. De sluiting van verkoopcentra, markten, detailverkooppunten en distributiekanalen heeft tot een aanzienlijke daling van de prijzen en de volumes geleid. Door de daling van de vraag en de prijzen, in combinatie met de kwetsbaarheid en de complexiteit van de toeleveringsketen (bederfelijke producten, een grote behoefte aan arbeidskrachten), zijn de activiteiten van de vissersvloten en de productie van visserijproducten verliesgevend. Bijgevolg moeten de vissers noodgedwongen in de haven blijven en zullen de aquacultuurproducenten binnen enkele weken producten moeten weggooien of vernietigen of zullen zij uitzonderlijke kosten voor het beheer van de bestanden moeten maken, onder andere om meer ruimte te creëren en voeder aan te kopen voor volgroeide vissen die wegens de daling van de vraag niet kunnen worden geslacht. De snelle achteruitgang treft vooral de exploitanten van de kleinschalige kustvisserij en de viskwekers.

Omdat het einde van de huidige crisis onmogelijk kan worden voorspeld, kan deze crisis snel leiden tot een stopzetting van activiteiten en bedrijven in een sector die zeer gevoelig is voor conjunctuurschommelingen. Deze crisis kan bijgevolg dramatische sociaal-economische gevolgen hebben in bepaalde gemeenschappen waar de visserij en de aquacultuur een essentiële rol spelen. De kleinschalige kustvisserij vertegenwoordigt bijna 75 % van alle actieve vaartuigen en meer dan 55 % van de directe werkgelegenheid; zij vormt de belangrijkste economische activiteit in vele kustgebieden. De viskwekerijsector ondersteunt kustgemeenschappen en plattelandsgebieden. De exploitanten van de visserij- en de aquacultuursector, die meestal micro-ondernemingen zijn, beschikken vaak niet over de financiële middelen om de lopende kosten te dekken. Zodra hun werkzaamheden ophouden, worden de afzetketens onderbroken.

In tegenstelling tot de meeste andere sectoren van de economie valt de visserij onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie en wordt zij op het niveau van de Unie door middel van een gemeenschappelijk beleid gereguleerd, waardoor nationale regelgeving, onder meer inzake financiële steun, grotendeels uitgesloten is. De voorwaarden voor overheidssteun worden bepaald door het EFMZV.

Daarom stelt de Commissie een wetgevingsvoorstel tot wijziging van Verordening (EU) nr. 508/2014 (de EFMZV-verordening) en Verordening (EU) nr. 1379/2013 (de GMO-verordening) vast om specifieke maatregelen in het EFMZV in te voeren die de gevolgen van de uitbraak van COVID-19 in de visserij- en aquacultuursector moeten beperken.


2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 43, lid 2, en artikel 175 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De bepalingen van het voorstel worden uitgevoerd in het kader van gedeeld beheer, overeenkomstig het Financieel Reglement.

Evenredigheid

De voorgestelde bepalingen zijn in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, aangezien zij passend en noodzakelijk zijn en de nagestreefde beleidsdoelstellingen niet kunnen worden bereikt met andere maatregelen die minder restrictief zijn.

Keuze van het instrument

Voorgesteld instrument: verordening van het Europees Parlement en de Raad.

3. INHOUD VAN HET VOORSTEL

De voorgestelde specifieke maatregelen om de gevolgen van de uitbraak van COVID-19 in de visserij- en aquacultuursector te beperken, bestaan uit:

–steun aan vissers voor de tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten als gevolg van de uitbraak van COVID-19;

–steun aan aquacultuurexploitanten voor de tijdelijke stillegging of de vermindering van de productie als gevolg van de uitbraak van COVID-19;

–steun aan producentenorganisaties en verenigingen van producentenorganisaties voor de opslag van visserij- en aquacultuurproducten overeenkomstig de gemeenschappelijke marktordening.

Voorgesteld wordt dat deze maatregelen subsidiabel zijn met terugwerkende kracht vanaf 1 februari 2020 en beschikbaar zijn tot en met 31 december 2020.

Aanvullende wijzigingen in de EFMZV-verordening zijn bedoeld om een flexibele hertoewijzing van de financiële middelen binnen de operationele programma’s mogelijk te maken:

–een schrapping van de in artikel 13 geoormerkte bedragen, met uitzondering van de bedragen voor visserijcontrole, de verzameling van wetenschappelijke gegevens en de compensatie van extra kosten in de ultraperifere gebieden;

–een wijziging van de vereenvoudigde procedure voor het wijzigen van operationele programma’s met het oog op de invoering van de specifieke maatregelen en de hertoewijzing van de financiële middelen daaraan.

De specifieke EFMZV-maatregelen worden aangevuld met een wijziging van de GMO-verordening om:

–het mogelijk te maken dat een beroep op het opslagmechanisme wordt gedaan als lidstaten geen drempelprijzen hebben vastgesteld en gepubliceerd;

–de producentenorganisaties in de aquacultuursector in staat te stellen van het opslagmechanisme gebruik te maken.

4. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

De Commissie heeft als volgt met de belanghebbenden overleg gepleegd: zij heeft de producentenorganisaties van de visserij- en aquacultuursector en de adviesraden om input verzocht en heeft feedback over marktontwikkelingen en mogelijke steunmaatregelen gekregen van brancheorganisaties, individuele exploitanten en lidstaten. De beoordeling door de belanghebbenden van de crisissituatie en de wijze waarop de gevolgen ervan moeten worden bestreden, is bijna geheel coherent en unaniem. De Commissie heeft bij de opstelling van dit voorstel rekening gehouden met die feedback.

5. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De voorgestelde wijziging verandert niets aan de jaarlijkse maxima van het meerjarig financieel kader voor vastleggingen en betalingen als bedoeld in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1311/2013. De jaarlijkse verdeling van de vastleggingskredieten voor het EFMZV blijft ongewijzigd.

Aangezien de visserij- en aquacultuuractiviteiten in lockdown zijn gegaan of aanzienlijk zijn verminderd, is er weinig ruimte voor de normale uitvoering van de huidige maatregelen en operationele programma’s van het EFMZV. Zonder doeltreffende tegenmaatregelen tegen de crisis is er weinig kans dat het EFMZV tegen het einde van de huidige programmeringsperiode volledig zal zijn uitgevoerd. De lidstaten moeten daarom de mogelijkheid krijgen om op korte termijn de bestaande financiële middelen binnen hun operationeel programma toe te wijzen aan de specifieke maatregelen. Die mogelijkheid wordt beperkt door de begrotingstoewijzingen die de lidstaten reeds hebben ontvangen en die zij niet mogen overschrijden.

De betalingskredieten die in de begroting 2020 voor het EFMZV beschikbaar zijn, zijn van dien aard dat een verschuiving tussen de prioriteiten van de Unie binnen de operationele programma’s mogelijk is. De nieuwe maatregelen zullen immers voor een groot deel in de plaats komen van de aanvankelijk geplande initiatieven, die nu worden stopgezet wegens de algemene achteruitgang van de economische activiteit. Bijgevolg hebben de voorgestelde maatregelen tot doel te zorgen voor een efficiënte uitvoering van de begroting 2020 en de toewijzing voor het EFMZV voor de periode 2014-2020.

De Commissie zal het effect van de voorgestelde wijziging op de betalingskredieten in 2020 nauwlettend monitoren, rekening houdend met zowel de uitvoering van de begroting als de herziene prognoses van de lidstaten.