Toelichting bij COM(2020)141 - Wijziging van Verordening (EU) nr. 223/2014 wat de invoering van specifieke maatregelen voor de aanpak van de COVID-19-crisis betreft

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De directe en indirecte gevolgen van de COVID‑19-uitbraak blijven in alle lidstaten toenemen. De huidige situatie is ongezien en vereist uitzonderlijke, aan de situatie aangepaste, maatregelen die in deze omstandigheden moeten worden toegepast.

Met het eerste investeringsinitiatief Coronavirusrespons (CRII), een pakket maatregelen dat de Commissie op 13 maart 2020 heeft voorgesteld, is een aantal belangrijke wijzigingen ingevoerd waardoor in de huidige situatie doeltreffender kan worden gereageerd.

Dit initiatief was erop gericht investeringen te bevorderen door in de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) beschikbare kasreserves vrij te maken voor de onmiddellijke bestrijding van deze crisis, en wordt gevolgd door aanvullende maatregelen zoals voorgesteld in het kader van het investeringsinitiatief Coronavirusrespons plus. Toch zijn bijkomende maatregelen nodig, ook op andere beleidsterreinen, met name om de meest kwetsbaren te beschermen.

De coronacrisis vormt ook een ongekende uitdaging voor de concrete acties en de levering aan de meest behoeftigen, die worden ondersteund door het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD).

De crisis houdt vooral specifieke risico’s in voor de meest behoeftigen, die behoren tot de meest kwetsbaren in onze samenlevingen. Daarom moeten dringend specifieke maatregelen worden genomen om hen te beschermen zodat zij niet het slachtoffer van deze ziekte worden en om ervoor te zorgen dat de steun van het FEAD hen nog steeds bereikt, bijvoorbeeld door te voorzien in de nodige beschermingsmiddelen tegen de ziekte. De verstrekking van voedselhulp en fundamentele materiële bijstand, alsmede steun voor sociale inclusie, wordt in toenemende mate bemoeilijkt door logistieke en personele beperkingen, met name vanwege de beperkende maatregelen en de dringende behoefte aan maatregelen om sociale afstand te creëren teneinde de verspreiding van het virus te beperken. Veel vrijwilligers, die de ruggengraat vormen van het fonds, kunnen niet langer worden ingezet, aangezien zij vaak deel uitmaken van groepen met een hoger risico op een ernstig ziektebeeld als gevolg van COVID‑19. Niettemin moet ervoor worden gezorgd dat de steun nog steeds de meest behoeftigen bereikt, bijvoorbeeld door middel van nieuwe leveringsmethoden die de veiligheid waarborgen van alle personen die betrokken zijn bij de uitvoering van het FEAD, en van de meest behoeftigen.

De FEAD-verordening moet derhalve beheersautoriteiten, partnerorganisaties en andere actoren die betrokken zijn bij de uitvoering van het fonds in staat stellen snel te reageren op de nieuwe, bijkomende behoeften van de doelgroepen, die worden blootgesteld aan verdere ontberingen ten gevolge van deze crisis.

De Commissie stelt daarom voor de FEAD-verordening te wijzigen om tegemoet te komen aan de uitdagingen waarmee de overheidsinstanties en partnerorganisaties worden geconfronteerd bij de uitvoering van het FEAD tijdens de COVID‑19-uitbraak.

In overeenstemming met de voor de ESI-fondsen voorgestelde wijzigingen wordt voorgesteld specifieke bepalingen in te voeren die de lidstaten in staat stellen snel de nodige maatregelen te nemen om deze noodsituatie aan te pakken. Zoals voor de ESI-fondsen wordt voorgesteld dat de uitgaven voor de concrete acties in het kader van het FEAD die het vermogen tot crisisrespons in het kader van de COVID‑19-uitbraak bevorderen, vanaf 1 februari 2020 subsidiabel zijn. Ook wordt voorgesteld dat de wijziging van bepaalde elementen van het operationele programma die bedoeld is om de COVID‑19-uitbraak aan te pakken, niet hoeft te worden goedgekeurd bij besluit van de Commissie. Bovendien voert het voorstel de mogelijkheid in voor de autoriteiten om voedselhulp/fundamentele materiële bijstand te verlenen met behulp van elektronische vouchers, aangezien hierdoor het risico op besmetting tijdens de levering van voedselhulp/fundamentele materiële bijstand wordt verminderd.

Naast deze wijzigingen wordt ook voorgesteld flexibiliteit in te voeren met betrekking tot de naleving van bepaalde wettelijke voorschriften tijdens deze ongekende periode. Bij wijze van uitzondering wordt voorgesteld om voor dit jaar de termijn voor de indiening van het jaarlijkse uitvoeringsverslag te verlengen en wordt verduidelijkt dat de lidstaten de controle- en auditprocedures tijdens de uitbraak kunnen aanpassen. Verder wordt voorgesteld specifieke bepalingen in te voeren met betrekking tot de subsidiabiliteit van kosten die begunstigden moeten maken wanneer de levering van voedselhulp/fundamentele materiële bijstand of sociale bijstand vertraging oploopt, en van kosten gemaakt voor opgeschorte en niet volledig ten uitvoer gelegde concrete acties.

Ten slotte, om ervoor te zorgen dat alle steun uit het fonds kan worden ter beschikking gesteld om de gevolgen van de volksgezondheidscrisis voor de meest behoeftigen tot een minimum te beperken, moet het tijdelijk mogelijk zijn 100 % medefinanciering uit de EU-begroting toe te staan als tijdelijke en uitzonderlijke maatregel en onverminderd de regels die onder normale omstandigheden moeten worden toegepast.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit voorstel is verenigbaar met de bestaande bepalingen op het beleidsterrein, met name de bepalingen die de Commissie voor de ESI-fondsen heeft voorgesteld als reactie op de COVID‑19-uitbraak in het kader van het CRII en het CRII+.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel is verenigbaar met andere voorstellen en initiatieven van de Europese Commissie, met name met de voorstellen die de Commissie voor de ESI-fondsen in reactie op de COVID‑19-uitbraak heeft vastgesteld. Het maakt ook deel uit van een tweede wetgevingspakket dat door de Commissie is vastgesteld en dat voorstellen tot wijziging van de verordening gemeenschappelijke bepalingen omvat.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op artikel 175, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Het voorziet in een tijdelijke mogelijkheid van een medefinancieringspercentage van 100 % en zorgt voor duidelijkheid over de subsidiabiliteit van de uitgaven waarop de maatregelen die als reactie op de gezondheidscrisis zijn getroffen, betrekking hebben. Ten slotte versoepelt het enkele voorschriften voor de lidstaten wanneer deze administratieve lasten met zich meebrengen die de uitvoering van maatregelen om de crisis aan te pakken zouden kunnen vertragen. Deze uitzonderlijke wijzigingen laten de regels onverlet die onder normale omstandigheden van toepassing zouden zijn.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het voorstel is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

Evenredigheid

Het voorstel is evenredig en bevat geen bepalingen die niet noodzakelijk zijn om de doelstellingen van het Verdrag te verwezenlijken. Het is beperkt tot de wijzigingen die nodig worden geacht om de problemen aan te pakken waarmee de lidstaten tijdens de COVID‑19-crisis bij de uitvoering van het FEAD worden geconfronteerd.

Keuze van het instrument

Voorgesteld instrument: wijziging van de huidige verordening.

De Commissie heeft onderzocht welke speelruimte het rechtskader biedt en acht het nodig om wijzigingen van Verordening (EU) nr. 223/2014 voor te stellen.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Gezien de specifieke omstandigheden van dit voorstel is de bestaande wetgeving niet aan een ex-postevaluatie of controle van de resultaatgerichtheid onderworpen.

Raadpleging van belanghebbenden

Gezien de specifieke omstandigheden van dit voorstel zijn geen externe belanghebbenden geraadpleegd.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Er hoefde geen beroep te worden gedaan op externe expertise.

Effectbeoordeling

Niet van toepassing.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Dit initiatief ressorteert niet onder het programma voor gezonde regelgeving (Refit).

Grondrechten

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De voorgestelde wijziging verandert niets aan de jaarlijkse maxima van het meerjarig financieel kader voor vastleggingen en betalingen als bedoeld in Verordening (EU) nr. 223/2014. De totale jaarlijkse verdeling van de vastleggingskredieten voor het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen blijft ongewijzigd.

Het voorstel zal een versnelde uitvoering van het programma mogelijk maken, waardoor de betalingskredieten vervroegd beschikbaar zullen worden gesteld.

De Commissie zal het effect van de voorgestelde wijziging op de betalingskredieten in 2020 nauwlettend volgen, rekening houdend met zowel de uitvoering van de begroting als de herziene prognoses van de lidstaten.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De uitvoering van de maatregelen zal worden gecontroleerd en gerapporteerd in het kader van de in Verordening (EU) nr. 223/2014 vastgestelde algemene voorschriften in verband met rapportage.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

n.v.t.