Toelichting bij COM(2020)135 - Vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen t.b.v. de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de EU

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De voorgestelde autonome handelsmaatregelen zijn een van de instrumenten voor de uitvoering van het beleid van de EU ten aanzien van de westelijke Balkan zoals vastgesteld in het kader van het stabilisatie- en associatieproces dat de Commissie in mei 1999 in gang heeft gezet. De Europese Raad van Lissabon van 23 en 24 maart 2000 heeft besloten dat stabilisatie- en associatieovereenkomsten met de partijen van de westelijke Balkan moeten worden voorafgegaan door asymmetrische handelsliberalisering. Verordening (EG) nr. 1215/2009 van de Raad tot vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie voorziet in asymmetrische handelsliberalisering; deze verordening is geldig tot en met 31 december 2020.

Inmiddels zijn er stabilisatie- en associatieovereenkomsten gesloten tussen de Unie en alle betrokken partijen van de Westelijke Balkan; de laatste overeenkomst, met Kosovo 1*, is op 1 april 2016 in werking getreden.

Gezien de verschillen in het toepassingsgebied van de tariefliberalisering in het kader van de tussen de Unie en alle deelnemers aan het stabilisatie- en associatieproces ontwikkelde contractuele regelingen en de in het kader van Verordening (EG) nr. 1215/2009 toegekende preferenties, wordt voorgesteld de toepassingsperiode van Verordening (EG) nr. 1215/2009 te verlengen tot en met 31 december 2025.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het voorstel is in overeenstemming met de blijvende steun van de EU voor de geleidelijke economische integratie van de regio in de EU en de individuele toetredingsprocedures.

Hoewel de meeste handelspreferenties die in het kader van de autonome handelsregeling aan de Westelijke Balkan zijn toegekend nu in de respectieve stabilisatie- en associatieovereenkomst van deze partijen met de Unie zijn opgenomen, bieden de middels deze verordening toegekende beperkte preferenties nog steeds waardevolle steun aan de regionale economie. Deze preferenties maken de schorsing mogelijk van de specifieke rechten die normaliter op groenten en fruit worden toegepast, en de opneming van een globaal wijnquotum dat beschikbaar is nadat de respectieve nationale wijnquota van de betrokken landen zijn uitgeput.

Het systeem van autonome handelsmaatregelen heeft bijgedragen aan de uitbreiding van de totale handel tussen de EU en de Westelijke Balkan, die in 2018 meer dan 54 miljard EUR bedroeg. De EU is de belangrijkste handelspartner, die goed is voor meer dan 72 % van de totale handel van de regio.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Dit voorstel is volledig in overeenstemming met de verklaring van Sofia van 17 mei 2018, waarin de EU zich ertoe heeft verbonden haar betrokkenheid op alle niveaus te versterken en te intensiveren om de politieke, economische en sociale transformatie van de regio te ondersteunen. Het voldoet ook aan de politieke richtsnoeren van de nieuwe Commissie, die het Europese perspectief van de Westelijke Balkan en de belangrijke rol van Europa in het voortdurende hervormingsproces in de hele regio heeft bevestigd. De Europese Unie streeft ernaar de vrede, de stabiliteit en de economische ontwikkeling in de regio te bevorderen en het vooruitzicht op integratie in de EU open te stellen.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 207, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Niet van toepassing.

Evenredigheid

De voorgestelde maatregelen hebben een positief effect gehad op de begunstigde landen door bij te dragen tot hun economische ontwikkeling, met name door de totstandbrenging van sterke partnerschappen tussen bedrijven uit de EU en de lokale producenten in de Westelijke Balkan. Het voorstel om de maatregelen met nog eens vijf jaar te verlengen, wordt daarom de meest geschikte maatregel geacht om de duurzame economische ontwikkeling van de partners van de Westelijke Balkan te waarborgen en tegelijkertijd een zeer lange en complexe procedure te vermijden waarbij elke afzonderlijke bilaterale handelsovereenkomst wordt gewijzigd als onderdeel van de stabilisatie- en associatieovereenkomsten.

Keuze van het instrument

Autonome handelsmaatregelen stellen de Europese Unie — in uitzonderlijke omstandigheden — in staat om zeer specifieke en gerichte preferenties toe te kennen, die anders niet zouden worden toegekend in het kader van een vrijhandelsovereenkomst, aangezien zij precedenten zouden creëren die niet in het belang van de Unie zijn.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Gezien de zeer beperkte reikwijdte van de maatregelen is geen formele evaluatie uitgevoerd.

Raadpleging van belanghebbenden

Er zijn geen formele raadplegingen van belanghebbenden gehouden, maar onder de begunstigde partijen is er unanieme en herhaalde belangstelling voor de voortzetting van de maatregelen, terwijl geen bezwaar is gemaakt door de Europese marktdeelnemers via de verschillende door de diensten van de Commissie voor de bedrijfstak van de EU opgezette communicatieplatforms.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Niet van toepassing.

Effectbeoordeling

Uit hoofde van het instrumentarium voor betere regelgeving is de verlenging van bestaande protocollen met derde landen uitdrukkelijk vrijgesteld van effectbeoordelingen.

De voorgestelde maatregelen zijn al bijna twintig jaar van kracht, maar inmiddels zijn de meeste preferenties geleidelijk geïntegreerd in de afzonderlijke stabilisatie- en associatieovereenkomsten tussen de EU en de begunstigden. Hoewel de geraamde impact in termen van gederfde rechten door de EU — ongeveer 23,5 miljoen EUR voor de zes begunstigden samen, op basis van de waarde van de invoer in 2018 — geacht wordt minimaal te zijn, wordt de verlenging van de maatregelen beschouwd als de beste garantie voor de inzet van de EU voor de handelsintegratie van de Westelijke Balkan. De verlenging zou ook bijdragen tot het waarborgen van de stabiliteit van de voorwaarden voor markttoegang voor marktdeelnemers, zowel in de regio als in de EU.

Op basis van de beoordeling van de Commissie naar aanleiding van bezoeken ter plaatse in de regio, is gebleken dat de maatregelen ten goede komen aan een groot aantal kleine landbouwproducenten en dat veel van deze lokale producenten sterke partnerschappen met bedrijven in de EU hebben opgezet. Als Verordening (EG) nr. 1215/2009 tegen 31 december 2020 niet zou worden verlengd, wordt de Westelijke Balkan tijdelijk verstoken van deze geliberaliseerde markttoegang voor de belangrijkste landbouwproducten (groenten en fruit) die voor deze gevoelige regio van cruciaal belang zijn.

De EU moet met alle mogelijke middelen een herhaling van de situatie van 2010 vermijden, toen de verlenging niet op tijd kon worden goedgekeurd, wat leidde tot ernstige verstoringen op de landbouwmarkten van de Westelijke Balkan. Toepassing met terugwerkende kracht van de douanerechten mag geen alternatief zijn, aangezien dit ingewikkeld is/zware administratieve lasten met zich meebrengt en het maanden duurt voordat de exploitanten worden terugbetaald. Verstoringen in het rechtskader zouden niet alleen onmiddellijke economische schade veroorzaken, maar ook een signaal van een instabiel en onzeker ondernemingsklimaat afgeven.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Aangezien de voorgestelde maatregelen al bijna twintig jaar van kracht zijn, zijn de begunstigden zeer goed geïnformeerd en weten zij hoe zij aan de voorwaarden van de verordening kunnen voldoen. Bovendien worden middels de voorgestelde verordening ook de passages geschrapt die verouderd zijn geraakt, zodat de verordening weer bij de tijd is en geen achterhaalde bepalingen meer bevat.

Grondrechten

In artikel 2, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 1215/2009 wordt het recht op preferentiële regelingen afhankelijk gesteld van de voorwaarde dat de begunstigden zich niet schuldig maken aan ernstige en systematische schendingen van de mensenrechten, waaronder fundamentele arbeidsrechten, van de grondbeginselen van de democratie en van de rechtsstaat.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De voorgestelde verordening brengt geen extra kosten mee in de EU-begroting. Voor de periode 2020-2025 zal er geen sprake zijn van bijkomende tariefliberalisering met betrekking tot producten van oorsprong uit de huidige begunstigde partijen. Hypothetische ontvangsten die uit aanvullende nieuwe invoer hadden kunnen worden verkregen, worden niet als een verlies aan tariefinkomsten aangemerkt.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Bij de vergaderingen van de subcomité’s die plaatsvinden in het kader van de stabilisatie- en associatieovereenkomsten staat de monitoring van en de verslaglegging over het gebruik van bilaterale preferenties regelmatig op de agenda van de bilaterale besprekingen met de partners van de Westelijke Balkan.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Niet van toepassing.

Artikelsgewijze toelichting

1.

Het voorstel omvat drie reeksen bepalingen betreffende:


1) Een wijziging van de benaming van twee begunstigden om de recentst overeengekomen terminologie over te nemen, namelijk door “de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië” te vervangen door “Noord-Macedonië” en door “het douanegebied van Kosovo” te vervangen door “Kosovo*”, zoals gebruikt in de stabilisatie- en associatieovereenkomst met de EU. Op basis daarvan worden alle verwijzingen naar “landen” of “landen en gebieden” vervangen door “partijen”.

2) Een actualisering van artikel 3 naar aanleiding van de wijzigingen in Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/1464 van de Commissie van 2 juni 2017: aangezien de unilaterale preferenties voor Kosovo zijn opgenomen in de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de EU en Kosovo, die op 1 april 2016 in werking is getreden, hebben de autonome handelspreferenties geen betrekking meer op concessies voor de handel in visserijproducten en rundvlees. Met het oog op de duidelijkheid wordt daarom voorgesteld de verwijzingen naar deze twee categorieën producten te schrappen.

3) Een uitbreiding van de toepassing van de verordening tot en met 31 december 2025.