Toelichting bij COM(2020)136 - Standpunt EU in de Algemene Vergadering van de Unie van Lissabon

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de jaarlijkse Algemene Vergadering van de Unie van Lissabon van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom (WIPO), met name in verband met de voorgenomen vaststelling van een besluit over de bijzondere bijdragen van de overeenkomstsluitende partijen overeenkomstig artikel 24, lid 2, onder v), van de Akte van Genève bij de Overeenkomst van Lissabon betreffende oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De Akte van Genève bij de Overeenkomst van Lissabon betreffende oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen

De Akte van Genève bij de Overeenkomst van Lissabon betreffende oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen van 2015 (“de overeenkomst”) heeft tot doel een volledige en doeltreffende internationale bescherming te bieden voor de namen van kwaliteitsproducten die een band hebben met hun oorsprong. Zij actualiseert en versterkt het bestaande internationale registratiesysteem ter bescherming van namen die verwijzen naar de geografische oorsprong van producten, namelijk de Overeenkomst van Lissabon van 1958 tot bescherming van oorsprongsbenamingen en de internationale inschrijving ervan. De overeenkomst is op 26 februari 2020 in werking getreden.

De Europese Unie is partij bij de overeenkomst 1 .

2.2.De Algemene Vergadering van de Unie van Lissabon

De Unie van Lissabon is een bijzondere unie die door de WIPO wordt beheerd. Zij bestaat uit de overeenkomstsluitende partijen bij de Akte van Genève bij de Overeenkomst van Lissabon betreffende oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen (de “Akte van Genève”) en de staten die partij zijn bij de Overeenkomst van Lissabon van 1958 tot bescherming van oorsprongsbenamingen en de internationale inschrijving ervan of bij de Akte van 1967 (de Overeenkomst van Lissabon als herzien op 14 juli 1967 te Stockholm). De Algemene Vergadering van de Unie van Lissabon komt jaarlijks bijeen in het kader van de Algemene Vergadering van de WIPO. Haar taken zijn uiteengezet in artikel 22, lid 2, van de Akte van Genève. Zij heeft met name de volgende taken: Zij neemt alle vraagstukken in behandeling betreffende de instandhouding en de ontwikkeling van de bijzondere unie en de toepassing van de Akte van Genève. Zij brengt wijzigingen aan in het reglement van uitvoering van de Akte van Genève. Zij stelt het financieel reglement van de bijzondere unie vast, alsmede wijzigingen van de artikelen van de Akte van Genève die betrekking hebben op de Algemene Vergadering van de bijzondere unie (artikel 22), het internationaal bureau van de WIPO (artikel 23), de financiën (artikel 24) en de wijzigingsprocedure voor deze artikelen (artikel 27). Meer specifiek wat de financiën betreft, kan zij beslissen of en in welke mate kwijtingen van de inkomstenbronnen van de bijzondere unie niet volstaan om de kosten te dekken, als gevolg waarvan de overeenkomstsluitende partijen bijzondere bijdragen moeten betalen overeenkomstig artikel 24, lid 2, onder v), van de Akte van Genève. Dit Commissievoorstel heeft alleen betrekking op besluiten op grond van artikel 24, lid 2, onder v), van de Akte van Genève. De Algemene Vergadering moet ernaar streven haar besluiten bij consensus te nemen. Wanneer het niet mogelijk is bij consensus tot een besluit te komen, wordt over het besluit ter zake van de desbetreffende aangelegenheid gestemd. In dat geval beschikt elke overeenkomstsluitende partij die een staat is, over één stem en stemt deze partij uitsluitend in eigen naam, en kan elke overeenkomstsluitende partij die een intergouvernementele organisatie is, in plaats van haar lidstaten stemmen met een aantal stemmen dat gelijk is aan het aantal van haar lidstaten dat partij is bij de akte. Overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Besluit (EU) 2019/1754 van de Raad van 7 oktober 2019 inzake de toetreding van de Europese Unie tot de Akte van Genève moet de Unie in de Algemene Vergadering van de bijzondere unie stemmen en mogen de lidstaten die de Akte van Genève hebben geratificeerd of ertoe zijn toegetreden, hun stemrecht niet uitoefenen.

2.3.De beoogde handeling van de Algemene Vergadering van de Unie van Lissabon

De Algemene Vergadering van de Unie van Lissabon kan tijdens de jaarlijkse bijeenkomsten in het kader van de Algemene Vergadering van de WIPO besluiten vaststellen over de mate waarin kwijtingen van de inkomstenbronnen van de bijzondere unie niet volstaan om de kosten te dekken, als gevolg waarvan de overeenkomstsluitende partijen bijzondere bijdragen moeten betalen overeenkomstig artikel 24, lid 2, onder v), van de Akte van Genève (“de beoogde handeling”).

De beoogde handeling strekt ertoe te voorzien in een grondslag voor de betaling van bijzondere bijdragen door de overeenkomstsluitende partijen bij de Akte van Genève om de uitgaven van de bijzondere unie te kunnen dekken.

De beoogde handeling zal voor de partijen bindend zijn overeenkomstig artikel 24, lid 2, onder v), van de overeenkomst, waarin het volgende wordt bepaald: “(2) [Bronnen van financiering van de begroting] De inkomsten van de bijzondere unie worden verkregen uit de volgende bronnen: [...] v) bijzondere bijdragen van de overeenkomstsluitende partijen of een andere van de overeenkomstsluitende partijen of begunstigden afkomstige bron, of beide, als en voor zover kwijtingen van de in punten i) tot en met iv) aangegeven bronnen niet volstaan om de kosten te dekken, als besloten door de Algemene Vergadering.”

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Het voorgestelde standpunt houdt in dat men zich aansluit bij een eventuele consensus over een besluit van de Algemene Vergadering van de Unie van Lissabon betreffende de mate waarin kwijtingen van de inkomstenbronnen als bedoeld in artikel 24, lid 2, onder i) tot en met iv), van de Akte van Genève niet volstaan om de kosten te dekken. In dat geval moeten de inkomsten van de Unie van Lissabon in die mate worden verkregen uit bijzondere bijdragen van de overeenkomstsluitende partijen of een andere van de overeenkomstsluitende partijen of de begunstigden afkomstige bron, of beide.

Het voorgestelde besluit van de Raad zou de EU in staat stellen om zich, binnen het budget dat daarvoor beschikbaar is in de jaarlijkse begroting van de Unie, aan te sluiten bij de consensus over een besluit van de Algemene Vergadering op grond van artikel 24, lid 2, onder v), van de Akte van Genève.

In de EU-begroting voor 2020 is 1 miljoen EUR opgenomen onder begrotingsonderdeel 05.06.01 als bijdrage van de EU aan de werking van de Unie van Lissabon in het kader van de WIPO (Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom) op basis van de Akte van Genève bij de Overeenkomst van Lissabon betreffende oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen. De EU moet zich kunnen aansluiten bij een consensus over een besluit van de Algemene Vergadering van de Unie van Lissabon op grond van artikel 24, lid 2, onder v), van de Akte van Genève. Een dergelijk besluit is nodig opdat de Unie de betaling zou kunnen verrichten in overeenstemming met de basishandeling die de rechtsgrondslag vormt voor de uitvoering van de in de begroting opgenomen uitgaven 2 . Deze basishandeling bepaalt als volgt: “Indien de inkomsten van de bijzondere unie worden verkregen overeenkomstig artikel 24, lid 2, punt v), van de Akte van Genève, kan de Unie een bijzondere bijdrage leveren binnen het budget dat daarvoor beschikbaar is in de jaarlijkse begroting van de Unie.”

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

1.

4.1.1.Beginselen


Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 3 .

2.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


De Algemene Vergadering van de Unie van Lissabon is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, te weten de Akte van Genève.

De door de Algemene Vergadering van de Unie van Lissabon vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig artikel 24, lid 2, onder v), van de Akte van Genève volkenrechtelijk bindend zijn.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

3.

4.2.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

4.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval


De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de gemeenschappelijke handelspolitiek.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207 VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207 VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.