Toelichting bij COM(2020)181 - Machtiging van Finland af te wijken van artikel 287 van de btw-richtlijn

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Overeenkomstig artikel 395, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde 1 (hierna “de btw-richtlijn” genoemd) kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen.

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 6 januari 2020, heeft Finland verzocht om vanaf 1 januari 2021 een maatregel te mogen toepassen die afwijkt van artikel 287 van de btw-richtlijn, zodat het belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 15 000 EUR van de btw kan vrijstellen. Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 19 februari 2020, heeft Finland nadere informatie verstrekt over de maatregel die dat land wil invoeren.

Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van de btw-richtlijn heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 10 maart 2020 van het verzoek van Finland in kennis gesteld. De Commissie heeft Finland bij brief van 11 maart 2020 meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Overeenkomstig hoofdstuk 1 van titel XII van de btw-richtlijn kunnen de lidstaten een bijzondere regeling voor kleine ondernemingen toepassen, waarbij zij onder meer de mogelijkheid hebben om belastingplichtigen van wie de jaaromzet onder een bepaalde drempel blijft, van btw vrij te stellen. Deze vrijstelling houdt in dat de belastingplichtige geen btw in rekening hoeft te brengen over zijn prestaties, maar bijgevolg ook geen voorbelasting kan aftrekken.

Volgens artikel 287, punt 5, van de btw-richtlijn mag Finland vrijstelling van btw verlenen aan belastingplichtigen met een jaaromzet die ten hoogste gelijk is aan de tegenwaarde van 10 000 ECU in de nationale munteenheid tegen de op de dag van zijn toetreding geldende omrekeningskoers. Finland heeft de euro als munt aangenomen op 1 januari 2002.

Door de drempel waarboven een persoon zich voor de btw moet identificeren te verhogen van 10 000 ECU tot 15 000 EUR, wordt ervan uitgegaan dat de maatregel de administratieve lasten voor de bedrijven die voor deze maatregel in aanmerking komen, en met name micro-ondernemingen, zal doen dalen doordat deze bedrijven worden ontheven van de btw-verplichtingen van het normale btw-stelsel, zoals het voeren van een btw-administratie of het indienen van btw-aangiften.

Ook de belastingautoriteiten zullen hun werklast zien dalen.

Volgens de Finse autoriteiten zal de maatregel slechts geringe gevolgen hebben voor de totale btw-opbrengst in het stadium van het eindverbruik.

De maatregel is facultatief: kleine ondernemingen met een omzet die de drempel niet overschrijdt, kunnen daarom nog altijd gebruikmaken van hun recht om de normale btw-regeling toe te passen.

Derogaties worden gewoonlijk voor een beperkte periode toegestaan, zodat kan worden nagegaan of de bijzondere maatregel passend en doeltreffend blijft. Bovendien zijn de bepalingen van de artikelen 281 tot en met 294 van de btw-richtlijn betreffende de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen onlangs herzien. In de nieuwe richtlijn die voorziet in eenvoudigere btw-regels voor kleine ondernemingen 2 , is bepaald dat de lidstaten uiterlijk op 31 december 2024 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen dienen vast te stellen en bekend te maken om aan de nieuwe regels te voldoen. De lidstaten moeten deze nationale bepalingen vanaf 1 januari 2025 toepassen.

Finland mag daarom worden gemachtigd de derogatiemaatregel toe te passen tot en met 31 december 2024.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

De derogatiemaatregel is in overeenstemming met de filosofie die ten grondslag ligt aan de nieuwe richtlijn tot wijziging van de artikelen 281 tot en met 294 van de btw-richtlijn betreffende de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen waaruit het btw-actieplan 3 voortvloeide, en is bedoeld om een moderne, vereenvoudigde regeling voor deze ondernemingen tot stand te brengen. De maatregel strekt er met name toe de btw-nalevingskosten en concurrentieverstoringen te beperken, zowel nationaal als op het niveau van de EU, de negatieve gevolgen van het drempeleffect te beperken, alsook de naleving van de regels voor bedrijven en het toezicht door de belastingdiensten te vergemakkelijken.

Bovendien is de drempel van 15 000 EUR in overeenstemming met de nieuwe richtlijn, aangezien deze de lidstaten toelaat de drempel inzake de voor een btw-vrijstelling vereiste jaaromzet vast te stellen op een niveau dat niet hoger ligt dan 85 000 EUR (of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid).

Aan andere lidstaten zijn in het verleden ook al soortgelijke derogaties verleend waarbij belastingplichtigen met een jaaromzet onder een bepaalde drempel vrijstelling van btw krijgen, overeenkomstig artikel 285 en 287 van de btw-richtlijn. Malta 4 mag een drempel toepassen van 20 000 EUR; Nederland 5 een drempel van 25 000 EUR; Luxemburg 6 een drempel van 35 000 EUR; Polen 7 , Estland 8 en Letland 9 een drempel van 40 000 EUR; Kroatië 10 en Litouwen 11 een drempel van 45 000 EUR; Hongarije 12 een drempel van 48 000 EUR; Slovenië 13 een drempel van 50 000 EUR en Roemenië 14 een drempel van 88 500 EUR.

Zoals reeds gezegd, moeten derogaties van de btw-richtlijn steeds in de tijd worden beperkt, zodat de gevolgen ervan kunnen worden beoordeeld. De door Finland gevraagde opneming van een vervaldatum van de bijzondere maatregel tot en met 31 december 2024 is in lijn met de vereisten van de nieuwe richtlijn betreffende de vereenvoudiging van de btw-regels voor kleine en middelgrote ondernemingen. In die richtlijn is bepaald dat de lidstaten de nationale bepalingen die zij moeten vaststellen om aan de richtlijn te voldoen, per 1 januari 2025 moeten toepassen.

De voorgestelde maatregel is derhalve in overeenstemming met de bepalingen van de btw-richtlijn.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De Commissie heeft er in haar jaarlijkse werkprogramma’s consequent op gewezen dat eenvoudigere regels voor kleine ondernemingen nodig zijn. In dit verband verwijst het werkprogramma van de Commissie voor 2020 15 naar “een specifieke kmo-strategie, die het voor kleine en middelgrote ondernemingen gemakkelijker zal maken om te opereren, op te schalen en uit te breiden”. De derogatiemaatregel is, wat de begrotingsregels betreft, in overeenstemming met deze doelstellingen. De maatregel strookt in het bijzonder met het werkprogramma van de Commissie voor 2017 16 , waarin specifiek naar de btw werd verwezen en werd opgemerkt dat de regeldruk voor de naleving van de btw-regels voor kleine bedrijven erg groot was en dat technische innovaties nieuwe uitdagingen stelden voor een effectieve belastinginning, en waarin werd benadrukt dat het btw-stelsel voor kleinere ondernemingen moest worden vereenvoudigd.

De maatregel is ook in overeenstemming met de strategie voor de eengemaakte markt van 2015 17 , waarmee de Commissie kleine en middelgrote ondernemingen wil helpen groeien, onder andere door een verlichting van de administratieve lasten, die deze ondernemingen verhinderen ten volle te profiteren van de eengemaakte markt. Voorts wordt gevolg gegeven aan de filosofie van de mededeling van de Commissie uit 2013 getiteld “Actieplan Ondernemerschap 2020 – De ondernemingsgeest in Europa nieuw leven inblazen” 18 , waarin wordt benadrukt dat de belastingwetgeving voor kleine ondernemingen moet worden vereenvoudigd.

Tot slot is de maatregel in overeenstemming met het EU-beleid voor kleine en middelgrote ondernemingen zoals dat is uiteengezet in de mededeling van 2016 over starters 19 en de mededeling van 2008 “Denk eerst klein — Een 'Small Business Act' voor Europa” 20 , waarin de lidstaten werden opgeroepen om bij de opstelling van wetgeving rekening te houden met de bijzondere kenmerken van het midden- en kleinbedrijf en het bestaande regelgevingskader te vereenvoudigen.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 395 van de btw-richtlijn is de enige mogelijke rechtsgrondslag.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Gelet op de bepaling van de btw-richtlijn die de grondslag voor het voorstel vormt, valt dit onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheid

Dit besluit betreft een machtiging die wordt verleend aan een lidstaat op diens eigen verzoek, en houdt geen enkele verplichting in.

Gezien de beperkte werkingssfeer van de derogatie staat de bijzondere maatregel in verhouding tot het beoogde doel, namelijk de belastinginning voor kleine belastingplichtigen en voor de belastingdienst vereenvoudigen.

Keuze van het instrument

Het voorgestelde instrument is een uitvoeringsbesluit van de Raad.

Overeenkomstig artikel 395 van de btw-richtlijn kan slechts van de normale btw-regels worden afgeweken indien de Raad een lidstaat daartoe op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen machtigt. Een uitvoeringsbesluit van de Raad is het aangewezen instrument, omdat het tot een individuele lidstaat kan worden gericht.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

Er zijn geen belanghebbenden geraadpleegd. Dit voorstel is gebaseerd op een verzoek van Finland en heeft uitsluitend betrekking op deze lidstaat.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling

Het voorstel voor een uitvoeringsbesluit van de Raad strekt tot verhoging van de huidige vrijstellingsdrempel van 10 000 EUR tot 15 000 EUR. Deze verhoging van de drempel is een vereenvoudigingsmaatregel die ondernemingen met een jaaromzet van niet meer dan 15 000 EUR van veel btw-verplichtingen ontheft. De maatregel kan dus een positief effect hebben in termen van administratieve lastenverlichting voor een aantal belastingplichtigen en bijgevolg ook voor de belastingdienst.

Momenteel maken ongeveer 50 000 ondernemers gebruik van hun recht om van de btw te worden vrijgesteld en zijn ongeveer 530 000 bedrijven voor de btw geïdentificeerd. De verhoging van de drempel zou ten goede komen aan ongeveer 6 000 extra ondernemers met een geraamde jaarlijkse totale omzet van 80 miljoen EUR.

De derogatiemaatregel zal facultatief zijn voor de belastingplichtigen. Zij zullen nog altijd voor de normale btw-regeling kunnen kiezen overeenkomstig artikel 290 van Richtlijn 2006/112/EG. De budgettaire gevolgen voor de btw-inkomsten worden geraamd op 20 miljoen EUR, wat als te verwaarlozen wordt beschouwd.

Grondrechten

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen negatieve gevolgen voor de EU-begroting omdat Finland een compensatieberekening zal verrichten overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad.