Toelichting bij COM(2020)195 - Standpunt EU in het Gemengd Comité bij het Akkoord over terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de EU dat moet worden ingenomen over wijziging van dat akkoord

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

De Commissie stelt voor dat de Raad het standpunt bepaalt dat namens de Unie in het Gemengd Comité dat is ingesteld bij het Akkoord over de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (hierna “het terugtrekkingsakkoord” genoemd) moet worden ingenomen over een besluit van het Gemengd Comité tot wijziging van dat akkoord.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.Het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie

In het terugtrekkingsakkoord zijn de voorwaarden bepaald voor de ordelijke terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie en Euratom. Het terugtrekkingsakkoord is op 1 februari 2020 in werking getreden.

2.2.Het Gemengd Comité

Het bij artikel 164, lid 1, van het terugtrekkingsakkoord ingestelde Gemengd Comité bestaat uit vertegenwoordigers van de Unie en van het Verenigd Koninkrijk. Het wordt gezamenlijk voorgezeten door de Unie en het Verenigd Koninkrijk. Het reglement van orde van het Gemengd Comité is vastgesteld in bijlage VIII bij het terugtrekkingsakkoord. Het Gemengd Comité komt ten minste eenmaal per jaar bijeen op verzoek van de Unie of het Verenigd Koninkrijk en stelt zijn vergaderrooster en -agenda vast in onderlinge overeenstemming.

De taken van het Gemengd Comité zijn vastgesteld in artikel 164 van het terugtrekkingsakkoord en omvatten hoofdzakelijk:

·toezicht houden op de uitvoering en toepassing van het akkoord, rechtstreeks of via de werkzaamheden van de gespecialiseerde comités die aan het Gemengd Comité rapporteren;

·besluiten nemen en aanbevelingen doen, met inbegrip van wijzigingen van het akkoord vaststellen in de gevallen waarin dit akkoord daarin voorziet;

·problemen voorkomen en geschillen oplossen die zich kunnen voordoen in verband met de uitlegging en toepassing van het akkoord.

2.3.Het beoogde besluit van het Gemengd Comité

Overeenkomstig artikel 164, lid 5, onder d), van het akkoord kan het Gemengd Comité besluiten vaststellen tot wijziging van het terugtrekkingsakkoord om fouten te corrigeren, omissies of andere tekortkomingen te verhelpen, of op te treden in verband met situaties die niet waren voorzien toen het terugtrekkingsakkoord werd ondertekend, en mits dergelijke besluiten geen wijzigingen inhouden van de essentiële elementen van het akkoord.

Het doel van het beoogde besluit is omissies en tekortkomingen te verhelpen die geen wijziging inhouden van de essentiële elementen van het terugtrekkingsakkoord.

Het beoogde besluit zal overeenkomstig artikel 166, lid 2, van het terugtrekkingsakkoord voor de partijen bindend zijn. Overeenkomstig regel 9 van het reglement van orde vermelden besluiten van het Gemengd Comité de datum waarop zij van kracht worden.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

3.1.Deel Vijf – Financiële bepalingen

Omdat het terugtrekkingsakkoord later dan aanvankelijk was voorzien in werking is getreden wegens diverse verlengingen van de status van het VK als lidstaat van de Unie, zijn enkele technische aanpassingen van Deel Vijf – Financiële bepalingen nodig.

3.1.1.Artikel 135 heeft betrekking op de bijdrage van het Verenigd Koninkrijk en zijn deelname aan de uitvoering van de begrotingen van de Unie. Het is erop gericht de normale bijdrage van het Verenigd Koninkrijk en zijn deelname aan de uitvoering van de begrotingen van de Unie vanaf de terugtrekkingsdatum tot het einde van de overgangsperiode te waarborgen. Omdat het Verenigd Koninkrijk zich op 31 januari 2020 uit de Unie heeft teruggetrokken, is het omwille van de rechtszekerheid dienstig de verwijzing naar het jaar 2019 te schrappen in de titel en lid 1 van artikel 135 van het akkoord.

3.1.2.Artikel 137 heeft betrekking op de deelname van het Verenigd Koninkrijk aan de uitvoering van de programma's en activiteiten van de Unie vanaf de terugtrekkingsdatum tot het einde van de overgangsperiode. Omdat het Verenigd Koninkrijk zich op 31 januari 2020 uit de Unie heeft teruggetrokken, is het omwille van de rechtszekerheid dienstig de verwijzing naar het jaar 2019 te schrappen in de titel en lid 1 van artikel 137 van het akkoord.

3.1.3.Artikel 143 heeft betrekking op de voorwaardelijke financiële verplichtingen in verband met leningen voor financiële bijstand, het EFSI, het EFDO en het externe leningsmandaat. Het bevat verschillende rapportageverplichtingen voor de Unie waarvoor de termijnen reeds zijn verstreken. De eerste termijn is 31 juli 2019, zijnde de datum voor het eerste verslag over de situatie inzake de bij artikel 143 bedoelde financiële verrichtingen op het tijdstip van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie. Omdat de terugtrekkingsdatum 31 januari 2020 was, dient lid 1 van artikel 143 zo te worden gewijzigd dat de termijn voor het eerste verslag 31 juli 2020 is. Tevens dienen de verwijzingen naar het jaar 2019 in de rest van dat lid te worden geschrapt.

3.1.4.Artikel 144 heeft betrekking op financiële instrumenten in directe of indirecte uitvoering gefinancierd door de programma's van het MFK 2014-2020 of in het kader van eerdere financiële vooruitzichten. Het bevat een verwijzing naar het eerste verslag over de situatie inzake de bij artikel 143 bedoelde financiële verrichtingen en de termijn ervan. Bijgevolg dient de verwijzing naar die termijn in artikel 144, lid 1, te worden gewijzigd.

3.1.5.Artikel 150 heeft betrekking op de blijvende aansprakelijkheid van het Verenigd Koninkrijk en de terugbetaling van gestort kapitaal in het kader van de Europese Investeringsbank (EIB) in twaalf tranches. Het bevat de termijn voor de eerste tranche van de terugbetaling door de EIB van het gestorte geplaatste kapitaal aan het Verenigd Koninkrijk (15 december 2019), de bedoeling zijnde dat de terugbetaling zou starten aan het eind van het jaar waarin de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie plaatsvond. Omdat de terugtrekkingsdatum 31 januari 2020 was, dient de verwijzing naar bovenbedoelde termijn te worden gewijzigd. Na besprekingen met de EIB wordt voorgesteld dat de eerste tranche van de terugbetaling zou plaatsvinden in 2020, met name op 15 oktober 2020. Vanwege de verschuiving met een jaar dient ook de datum van de laatste betaling te worden gewijzigd, waardoor deze nu op 15 oktober 2031 komt te vallen. Lid 4 van artikel 150 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

In artikel 150 is tevens bepaald dat de EIB de blootstelling van het Verenigd Koninkrijk in verband met de financiële verrichtingen van de EIB meedeelt op 31 juli 2019. Omdat de terugtrekkingsdatum 31 januari 2020 was, dient in lid 8 de termijn voor deze mededeling een jaar te worden opgeschoven, namelijk naar 31 juli 2020.

Krachtens artikel 150 is de EIB ertoe gehouden om elk jaar tot het tenietgaan van de aansprakelijkheid van het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig dat artikel de resterende blootstelling van het Verenigd Koninkrijk in verband met de financiële verrichtingen van de EIB mee te delen. De termijn die daarvoor momenteel is bepaald, is 31 maart van elk jaar, te beginnen in 2020. Omdat de terugtrekkingsdatum 31 januari 2020 was, is de eerste mee te delen resterende blootstelling die op 31 december 2020; de eerste mededeling dient bijgevolg te worden gedaan op 31 maart 2021. Artikel 150, lid 8, tweede alinea, moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

3.1.6.Artikel 145 heeft betrekking op de terugbetaling van het aandeel van het Verenigd Koninkrijk in de netto activa van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS). De inkomsten uit die activa worden overgedragen aan het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal (RFCS), waaruit onderzoeksprojecten op het gebied van kolen en staal worden gefinancierd. Die projecten vallen niet onder het MFK en hebben hun eigen rechtsgrondslag, namelijk Protocol nr. 37 bij het Verdrag inzake de Europese Unie betreffende de financiële gevolgen van de beëindiging van het EGKS-Verdrag en betreffende het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal. Dit betekent dat de desbetreffende projectsubsidies niet onder de artikelen 137 en 138 van het terugtrekkingsakkoord vallen en er bijgevolg niets is bepaald over wat er met de lopende subsidies aan begunstigden uit het Verenigd Koninkrijk moet gebeuren aan het einde van de overgangsperiode.

Het terugtrekkingsakkoord moet daarom worden gewijzigd om dit rechtsvacuüm in te vullen. Er wordt voorgesteld om subsidies in het kader van het RFCS op dezelfde manier te behandelen als subsidies die binnen het raam van het MFK worden gefinancierd. Dit betekent dat vóór het einde van de overgangsperiode met begunstigden uit het Verenigd Koninkrijk gesloten subsidieovereenkomsten van het RFCS moeten worden nagekomen tot de afsluiting ervan. Een dergelijke behandeling is ook in overeenstemming met de financiële voorschriften van het RFCS, volgens welke de verplichtingen van jaar n worden gefinancierd met de opbrengsten van de activa van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal van jaar n-2 (wat wil zeggen dat in 2020 projecten worden gefinancierd met de opbrengsten van 2018). Zoals voor het MFK en gelet op het feit dat de activa aan het Verenigd Koninkrijk worden terugbetaald vanaf 30 juni 2021, wordt voorgesteld om het einde van de overgangsperiode als uiterste ondertekeningsdatum vast te stellen. Aan artikel 145 van het akkoord moet daartoe een derde alinea worden toegevoegd.

3.2.Bijlage 2 bij het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland

Het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland beoogt een oplossing voor de unieke omstandigheden op het eiland Ierland te bieden in het kader van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie. Het voorziet in regelingen om een harde grens tussen Ierland en Noord-Ierland te voorkomen en bepaalt dat Noord-Ierland een beperkt aantal regels blijft volgen die verband houden met de interne markt voor goederen van de Unie. In bijlage 2 bij het protocol is een lijst opgenomen van de in artikel 5, lid 4, van het protocol bedoelde bepalingen van het recht van de Unie die in dit kader op Noord-Ierland van toepassing zijn. Acht handelingen die voor de toepassing van de internemarktregels voor goederen op Noord-Ierland essentieel zijn, zijn per vergissing niet in die bijlage opgenomen. Voorts zijn drie toelichtingen die nodig zijn voor de nadere omschrijving van het toepassingsgebied van sommige in de bijlage 2 bij het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland opgesomde specifieke handelingen per vergissing eveneens niet in die bijlage opgenomen.

3.2.1.Richtlijn (EU) 2019/904 betreffende de vermindering van de effecten van bepaalde kunststofproducten op het milieu 1

Richtlijn (EU) 2019/904 bevordert circulaire benaderingen waarin duurzame en niet-toxische herbruikbare producten en systemen voor hergebruik voorrang krijgen op producten voor eenmalig gebruik; zij is gericht op een vermindering van het gegenereerde afval. Zij vormt een aanvulling op Richtlijn 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval, die reeds in bijlage 2 bij het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland is opgenomen. De toepassing van beide instrumenten op het grondgebied van Noord-Ierland is noodzakelijk om uiteenlopende benaderingen van afvalstoffen te voorkomen, bijvoorbeeld inzake etiketteringsvoorschriften, en te waarborgen dat producten die op de Noord-Ierse markt kunnen worden gebracht, op een veilige en legale manier over de grens in Ierland en de rest van de interne markt worden binnengebracht.

Gelet op het bovenstaande en teneinde de integriteit van de interne markt wat betreft verpakkingen en verpakkingsafval te beschermen, wordt voorgesteld Richtlijn (EU) 2019/904 op te nemen in de lijst van bepalingen van het recht van de Unie die op Noord-Ierland van toepassing zijn, in het punt “Afvalstoffen” in bijlage 2 bij het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland.

3.2.2.Richtlijn 2011/91/EU betreffende de vermeldingen of merktekens die het mogelijk maken de partij waartoe een levensmiddel behoort te identificeren 2

Richtlijn 2011/91/EU voorziet in voorschriften van algemene en horizontale aard voor het beheer van een gemeenschappelijk systeem voor de identificatie van partijen. Zij legt een algemene verplichting op om de partij aan te duiden, voorziet in uitzonderingen daarop, legt de verantwoordelijkheid van de naleving bij de marktdeelnemers en bevat voorschriften inzake de inhoud van de aanduiding en de plaatsing ervan op levensmiddelen.

De aanduiding van de partij vormt een nuttige bron van inlichtingen wanneer levensmiddelen aanleiding geven tot een geschil of een gevaar voor de gezondheid van de consument inhouden. Zij maakt het voor exploitanten van een levensmiddelenbedrijf gemakkelijker om de terugtrekking van onveilige partijen uit de markt te beheren, zowel wat betreft het snel identificeren van de onveilige partijen als het snel uit de markt nemen. Het is voor de nationale autoriteiten een onmisbaar hulpmiddel in het kader van onderzoeken naar voedselfraude.

De verwijzing naar de productie- of verpakkingspartij van voorverpakte levensmiddelen is op internationaal niveau weliswaar algemeen verplicht (Codex Alimentarius General Standard for the Labelling of Pre-packaged Foods), maar de richtlijn bevat specifieke gemeenschappelijke voorschriften die verder gaan. Voorts moeten levensmiddelen die uit derde landen in de Europese Unie worden binnengebracht, aan de traceerbaarheidsvereisten van de Uniewetgeving voldoen om legaal in de Unie in de handel te worden gebracht.

Tot slot vormt Richtlijn 2011/91/EU een aanvulling op de verplichtingen van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden, die reeds in bijlage 2 bij het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland is opgenomen.

Gelet op het bovenstaande en teneinde de eenheid van de interne markt en de gezondheid en veiligheid van de burgers van de Unie te beschermen, wordt voorgesteld Richtlijn 2011/91/EU op te nemen in de lijst van bepalingen van het recht van de Unie die op Noord-Ierland van toepassing zijn, in het punt “Voedsel – algemeen” in bijlage 2 bij het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland.

3.2.3.Richtlijn 66/401/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen 3

In Richtlijn 66/401/EEG zijn voorschriften vastgesteld voor het in de handel brengen van zaad van groenvoedergewassen binnen de Unie. Deze hebben betrekking op de voorwaarden inzake identiteit, gezondheid en kwaliteit, en certificering van dat zaad waaraan moet zijn voldaan voor het in de handel brengen ervan binnen de Unie.

Gelet op het bovenstaande en teneinde het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen in de Unie te beschermen, wordt voorgesteld Richtlijn 66/401/EEG op te nemen in de lijst van bepalingen van het recht van de Unie die op Noord-Ierland van toepassing zijn, in het punt “Teeltmateriaal” in bijlage 2 bij het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland.

3.2.4.Richtlijn 98/56/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van siergewassen 4

In Richtlijn 98/56/EEG zijn voorschriften vastgesteld voor het in de handel brengen van teeltmateriaal van siergewassen binnen de Unie. Deze hebben betrekking op de voorwaarden inzake gezondheid en kwaliteit van dat materiaal waaraan moet zijn voldaan voor het in de handel brengen ervan binnen de Unie.

Gelet op het bovenstaande en teneinde het in de handel brengen van teeltmateriaal van siergewassen in de Unie te beschermen, wordt voorgesteld Richtlijn 98/56/EEG op te nemen in de lijst van bepalingen van het recht van de Unie die op Noord-Ierland van toepassing zijn, in het punt “Teeltmateriaal” in bijlage 2 bij het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland.

3.2.5.Richtlijn 2008/72/EG van de Raad van 15 juli 2008 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad 5

In Richtlijn 2008/72/EEG zijn voorschriften vastgesteld voor het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen binnen de Unie. Deze hebben betrekking op de voorwaarden inzake identiteit, gezondheid en kwaliteit, en controle van dat materiaal waaraan moet zijn voldaan voor het in de handel brengen ervan binnen de Unie.

Gelet op het bovenstaande en teneinde het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen in de Unie te beschermen, wordt voorgesteld Richtlijn 2008/72/EEG op te nemen in de lijst van bepalingen van het recht van de Unie die op Noord-Ierland van toepassing zijn, in het punt “Teeltmateriaal” in bijlage 2 bij het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland.

3.2.6.Verordening (EG) nr. 111/2005 van de Raad houdende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Unie en derde landen in drugsprecursoren 6

Met Verordening (EG) nr. 111/2005 wordt uitvoering gegeven aan het op 19 december 1988 te Wenen aangenomen Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, waarbij de Gemeenschap partij is. Verordening (EG) nr. 111/2005 heeft in het bijzonder tot doel artikel 12 van dat verdrag in Unierecht om te zetten door communautaire voorschriften vast te stellen voor de handel in stoffen die veelvuldig bij de illegale productie van verdovende middelen en psychotrope stoffen worden gebruikt en door een systeem in te stellen om toezicht te houden op de handel tussen de Unie en derde landen in drugsprecursoren.

Daarenboven is Verordening (EG) nr. 111/2005 onlosmakelijk verbonden met Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad inzake drugsprecursoren, die reeds in bijlage 2 bij het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland is opgenomen: alleen de combinatie van beide instrumenten waarborgt een coherent en alomvattend controlesysteem voor drugsprecursoren. Enkel Verordening (EG) nr. 273/2004 toepassen, wat bij het huidige Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland het geval is, zou betekenen dat het controlesysteem voor drugsprecursoren niet waterdicht is; er zou immers geen toezicht op en controle van de invoer/doorvoer/uitvoer van drugsprecursoren via Noord-Ierland plaatsvinden, waardoor het een aantrekkelijke plek voor illegale drugsproductie zou worden. Bovendien zouden via Noord-Ierland omgeleide drugsprecursoren bij afwezigheid van een harde grens tussen Noord-Ierland en de Republiek Ierland gemakkelijk in de Republiek Ierland (en vandaaruit in andere delen van de EU) kunnen terechtkomen, waar zij zouden kunnen worden gebruikt voor illegale drugsproductie.

Gelet op het bovenstaande en teneinde het controlesysteem voor drugsprecursoren in de Unie te beschermen, wordt voorgesteld Verordening (EG) nr. 111/2005 op te nemen in de lijst van bepalingen van het recht van de Unie die op Noord-Ierland van toepassing zijn, in het punt “Chemische stoffen en hetgeen daarmee verband houdt” in bijlage 2 bij het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland.

3.2.7.Verordening (EU) 2019/880 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het binnenbrengen en de invoer van cultuurgoederen 7

Verordening (EU) 2019/880 heeft tot doel het culturele erfgoed van de mensheid te beschermen en de illegale handel in cultuurgoederen te voorkomen, in het bijzonder wanneer deze illegale handel zou kunnen bijdragen aan de financiering van terrorisme. Daartoe wordt een verbod ingesteld op het binnenbrengen in de Unie van cultuurgoederen die illegaal uit een derde land zijn uitgevoerd. Dit algemene verbod is van toepassing vanaf 28 december 2020. De verordening voorziet ook in systematische controles van niet-EU-cultuurgoederen wanneer deze in de Unie worden ingevoerd. Aangezien het systeem van controles op documenten – invoervergunningen en importeursverklaringen – berust op een gecentraliseerd elektronisch systeem, zal het toepasselijk zijn wanneer dat IT-systeem operationeel wordt en uiterlijk op 28 juni 2025.

Indien Verordening (EU) 2019/880 niet is opgenomen in de lijst van bepalingen van het recht van de Unie die op Noord-Ierland van toepassing zijn, zouden geplunderde of van derde landen, met inbegrip van het Verenigd Koninkrijk, gesloten cultuurgoederen via Noord-Ierland de interne markt van de Unie kunnen binnenkomen, aangezien er geen harde grens tussen Noord-Ierland en de Republiek Ierland zal zijn en bijgevolg geen controle door de douane of andere handhavingsinstanties. Fraudeurs zullen daarvan ongetwijfeld gebruikmaken om controles van de Unie bij invoer te omzeilen en de verordening ondoeltreffend te maken.

Gelet op het bovenstaande en teneinde de integriteit van de interne markt wat betreft de invoer van cultuurgoederen te beschermen, wordt voorgesteld Richtlijn (EU) 2019/880 op te nemen in de lijst van bepalingen van het recht van de Unie die op Noord-Ierland van toepassing zijn, in het punt “Overig” in bijlage 2 bij het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland.

3.2.8.Verordening (EU) 2019/287 van het Europees Parlement en de Raad tot uitvoering van de bilaterale vrijwaringsclausules en andere mechanismen die de tijdelijke intrekking mogelijk maken van preferenties in bepaalde handelsovereenkomsten tussen de Europese Unie en derde landen 8

In Verordening (EU) 2019/287 worden bepalingen vastgesteld voor de uitvoering van de bilaterale vrijwaringsclausules en andere mechanismen voor de tijdelijke intrekking van tariefpreferenties of andere vormen van preferentiële behandeling die zijn opgenomen in de handelsovereenkomsten tussen de Unie en derde landen. Deze verordening is met name van toepassing op de meest recente handelsovereenkomsten van de Unie, bijvoorbeeld die met Japan en Singapore.

In bijlage 2 bij het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland is een lijst opgenomen van alle verordeningen van de Unie inzake bilaterale vrijwaring. Verordening (EU) 2019/287 was nog niet in werking getreden toen de lijst in bijlage 2 bij het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland werd opgesteld.

Gelet op het bovenstaande en teneinde te waarborgen dat alle EU-handelsmaatregelen worden toegepast op goederen die in Noord-Ierland en vervolgens mogelijks in de Unie worden binnengebracht, wordt voorgesteld Richtlijn (EU) 2019/287 op te nemen in de lijst van bepalingen van het recht van de Unie die op Noord-Ierland van toepassing zijn, in het punt “Verordeningen inzake bilaterale vrijwaring” in bijlage 2 bij het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland.

3.2.9.Toelichting over het toepassingsgebied van Verordening (EU) 978/2012 9

Verordening (EU) 978/2012 betreft de toepassing van het stelsel van algemene tariefpreferenties (SAP) van de Unie. Om de goede werking en integriteit van het SAP van de Unie en het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland te waarborgen, moet het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland van het toepassingsgebied van deze handeling worden uitgesloten wat sommige elementen betreft.

Gelet op het bovenstaande, wordt voorgesteld om in punt “4. Algemene handelsaspecten”, in het streepje betreffende Verordening (EU) 978/2012, een toelichting in te voegen, verduidelijkend dat onverminderd het feit dat de tariefpreferenties voor voor het SAP van de Unie in aanmerking komende landen van toepassing zijn in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland:

–wanneer in artikel 9, lid 1, onder c), ii), en in Hoofdstuk VI [Bepalingen inzake vrijwaring en toezicht] van Verordening (EU) 978/2012 wordt verwezen naar “lidstaten”, daaronder niet het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland wordt begrepen;

–wanneer in artikel 2, onder k), en in Hoofdstuk VI [Bepalingen inzake vrijwaring en toezicht] van Verordening (EU) 978/2012 wordt verwezen naar “de markt van de Unie”, daaronder niet de markt van het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland wordt begrepen; en

–wanneer in Verordening (EU) 978/2012 wordt verwezen naar “producenten in de Unie” en “het bedrijfsleven van de Unie”, daaronder respectievelijk niet de producenten en het bedrijfsleven van het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland worden begrepen.

1.

3.2.10.Toelichting over het toepassingsgebied van de basisverordeningen en -maatregelen van de Unie inzake handelsbescherming


De basisverordeningen van de Unie inzake handelsbescherming zijn opgenomen in bijlage 2 bij het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland. Om de goede werking en integriteit van de verordeningen van de Unie inzake handelsbescherming en het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland te waarborgen, moet het toepassingsgebied van sommige handelingen in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland worden verduidelijkt.

In het licht van het bovenstaande wordt voorgesteld om in punt “5. Handelsbeschermingsinstrumenten” een toelichting in te voegen, verduidelijkend dat onverminderd het feit dat de handelsbeschermingsmaatregelen van de Unie van toepassing zijn in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland, wanneer in Verordening (EU) 2016/1036, Verordening (EU) 2016/1037, Verordening (EU) 2015/478 en Verordening 2015/755 wordt verwezen naar “lidstaten” of “Unie”, daaronder niet het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland wordt begrepen. Bovendien kunnen importeurs die antidumping- of compenserende rechten hebben betaald bij invoer van goederen die in Noord-Ierland zijn ingeklaard, terugbetaling daarvan uitsluitend aanvragen op grond van artikel 11, lid 8, van Verordening (EU) 2016/1036 of artikel 21 van Verordening (EU) 2016/1037 respectievelijk.

2.

3.2.11.Toelichting over het toepassingsgebied van de bilaterale vrijwaringsmaatregelen van de Unie


De verordeningen van de Unie inzake bilaterale vrijwaringsmaatregelen zijn opgenomen in bijlage 2 bij het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland. Om de goede werking en integriteit van de verordeningen van de Unie en het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland te waarborgen, moet het toepassingsgebied van sommige handelingen in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland worden verduidelijkt.

Onverminderd het feit dat de bilaterale vrijwaringsmaatregelen van de Unie van toepassing zijn in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland, wordt, wanneer in de in punt 6 “Verordeningen inzake bilaterale vrijwaring” vermelde verordeningen wordt verwezen naar “lidstaten” of “Unie”, daaronder niet het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland begrepen.

3.3.Bijlage I bij het terugtrekkingsakkoord inzake de coördinatie van de sociale zekerheid

In deel I van bijlage I bij het terugtrekkingsakkoord zijn de besluiten en aanbevelingen van de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels opgenomen waarmee de Unie en het Verenigd Koninkrijk naar behoren rekening moeten houden bij de toepassing van de regels inzake de coördinatie van socialezekerheidsstelsels (artikel 31 van het terugtrekkingsakkoord).

Op 19 december 2018 nam de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels Besluit nr. F3 10 aan betreffende de interpretatie van artikel 68 van Verordening (EG) nr. 883/2004 met betrekking tot de methode voor de berekening van de aanvullende toeslag. Dit besluit is van toepassing sinds 16 juli 2019; het is echter niet in deel I van bijlage I opgenomen en moet eraan worden toegevoegd.

Op 27 juni 2019 nam de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels Besluit Nr. E7 11 aan betreffende praktische regelingen voor samenwerking en gegevensuitwisseling die van toepassing zijn sinds 3 juli 2019 totdat het systeem voor de elektronische uitwisseling van gegevens betreffende sociale zekerheid (EESSI) volledig ten uitvoer wordt gelegd in de lidstaten. Dit besluit is echter niet in bijlage I bij het terugtrekkingsakkoord opgenomen en moet eraan worden toegevoegd.

4. Rechtsgrondslag

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het door het Gemengd Comité vast te stellen besluit is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig artikel 166, lid 2, van het terugtrekkingsakkoord bindend zijn voor de partijen.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het akkoord.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

De beoogde handeling strekt er uitsluitend toe, enerzijds, het akkoord te wijzigen om een aantal omissies en tekortkomingen te verhelpen zonder essentiële elementen ervan te veranderen en, anderzijds, het akkoord te wijzigen in een geval waarin specifiek is voorzien.

Het akkoord is gesloten met artikel 50, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie als grondslag.

Bijgevolg, overeenkomstig het basisbeginsel dat een handeling enkel kan worden gewijzigd bij een handeling van dezelfde aard, is artikel 50, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie de materiële rechtsgrondslag van het voorgestelde besluit.

4.1.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 50, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien dit besluit het terugtrekkingsakkoord zal wijzigen, is het passend dat besluit na de vaststelling ervan bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.