Toelichting bij COM(2020)506 - Hervormingsprogramma 2020 en stabiliteitsprogramma 2020 van Estland

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

1.

Brussel, 20.5.2020


COM(2020) 506 final

Aanbeveling voor een

AANBEVELING VAN DE RAAD

over het nationale hervormingsprogramma 2020 van Estland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2020 van Estland


2.

Aanbeveling voor een


AANBEVELING VAN DE RAAD

over het nationale hervormingsprogramma 2020 van Estland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2020 van Estland

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid 1 , en met name artikel 5, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

Op 17 december 2019 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse strategie voor duurzame groei en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2020 voor coördinatie van het economisch beleid. Daarbij is rekening gehouden met de op 17 november 2017 door het Europees Parlement en de Raad geproclameerde Europese pijler van sociale rechten. Op 17 december 2019 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Estland niet heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen.

Op 26 februari 2020 is het landverslag 2020 voor Estland 2 gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Estland heeft geboekt bij de tenuitvoerlegging van de op 9 juli 2019 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen 3 , alsmede het gevolg dat is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren werden goedgekeurd, en de vooruitgang die Estland in de richting van zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt.

Op 11 maart 2020 heeft de Wereldgezondheidsorganisatie de uitbraak van COVID-19 officieel uitgeroepen tot wereldwijde pandemie. Deze pandemie vormt een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid en treft burgers, bedrijven en economieën. Zij zet de nationale gezondheidsstelsels onder zware druk, verstoort de mondiale toeleveringsketens, veroorzaakt volatiliteit op de financiële markten en sterke schommelingen in de consumentenvraag, en heeft negatieve gevolgen voor meerdere sectoren. Zij vormt een bedreiging voor de banen en het inkomen van mensen en voor ondernemingen. De pandemie heeft geleid tot een grote economische schok die nu al ernstige gevolgen heeft in de Europese Unie. Op 13 maart 2020 heeft de Commissie een mededeling 4 aangenomen waarin wordt opgeroepen tot een gecoördineerde economische aanpak van de crisis door alle actoren op nationaal en Unieniveau.

Meerdere lidstaten hebben de noodtoestand uitgeroepen of noodmaatregelen getroffen. Elke noodmaatregel moet strikt proportioneel, noodzakelijk en beperkt in de tijd zijn, en moet overeenstemmen met de Europese en internationale normen. Ze moeten onderworpen zijn aan democratisch toezicht en onafhankelijke rechterlijke controle.

Op 20 maart 2020 heeft de Commissie een mededeling aangenomen over de activering van de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact. 5 De clausule, die in artikel 5, lid 1, artikel 6, lid 3, artikel 9, lid 1, en artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97 en artikel 3, lid 5, en artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1467/97 is neergelegd, vergemakkelijkt de coördinatie van het begrotingsbeleid in tijden van ernstige economische neergang. In haar mededeling heeft de Commissie de Raad haar standpunt meegedeeld dat, gezien de verwachte ernstige economische neergang ten gevolge van de COVID-19-uitbraak, de huidige omstandigheden de activering van de clausule toelaten. Op 23 maart 2020 hebben de ministers van Financiën van de lidstaten ingestemd met de beoordeling van de Commissie. De activering van de algemene ontsnappingsclausule maakt het mogelijk tijdelijk af te wijken van het aanpassingstraject in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn, op voorwaarde dat daardoor de houdbaarheid van de begroting op middellange termijn niet in gevaar komt. Voor het correctieve deel kan de Raad, op aanbeveling van de Commissie, ook besluiten een herzien begrotingstraject vast te stellen. De algemene ontsnappingsclausule schorst de procedures van het stabiliteits- en groeipact niet. De clausule staat lidstaten toe af te wijken van de budgettaire verplichtingen die normaliter van toepassing zijn en stelt de Commissie en de Raad in staat om de nodige maatregelen op het gebied van beleidscoördinatie binnen het kader van het pact te nemen.

Er is voortdurende actie nodig om de verspreiding van de pandemie te beperken en te beheersen, om de veerkracht van de nationale gezondheidsstelsels te versterken, om de sociaal-economische gevolgen te verzachten door middel van ondersteunende maatregelen voor bedrijven en huishoudens en om te zorgen voor adequate gezondheids- en veiligheidsomstandigheden op de werkplek met het oog op de hervatting van de economische activiteit. De Unie moet ten volle gebruik maken van de verschillende instrumenten waarover zij beschikt om de lidstaten op deze gebieden te ondersteunen. Tegelijkertijd moeten de lidstaten en de Unie samenwerken om de maatregelen voor te bereiden die nodig zijn voor een terugkeer naar een normale werking van onze samenlevingen en economieën en naar duurzame groei, waarin zij onder meer de groene transitie en de digitale transformatie moeten integreren, net als de lessen die uit de crisis worden getrokken.

De COVID-19-crisis toont aan hoe flexibel de eengemaakte markt zich kan aanpassen aan buitengewone omstandigheden. Om een vlotte en soepele overgang naar de herstelfase en het vrije verkeer van goederen, diensten en werknemers te waarborgen, moeten uitzonderlijke maatregelen die de werking van de eengemaakte markt belemmeren, worden geschrapt zodra zij niet langer onmisbaar zijn. De huidige crisis toont aan dat er behoefte is aan crisisparaatheidsplannen in de gezondheidssector, met inbegrip van met name verbeterde aankoopstrategieën, gediversifieerde toeleveringsketens en strategische reserves van essentiële goederen. Dat zijn cruciale elementen voor de ontwikkeling van uitgebreidere crisisparaatheidsplannen.

De wetgever van de Unie heeft de desbetreffende wetgevingskaders 6 reeds gewijzigd om de lidstaten in staat te stellen om alle ongebruikte middelen uit de Europese structuur- en investeringsfondsen te benutten, zodat zij de uitzonderlijke gevolgen van de COVID-19-pandemie kunnen aanpakken. Deze wijzigingen leiden tot meer flexibiliteit en vereenvoudigde en gestroomlijnde procedures. Om de druk op de kasstroom te verlichten kunnen lidstaten in het boekjaar 2020-2021 ook gebruikmaken van een medefinancieringspercentage van 100 % uit de begroting van de Unie. Estland wordt aangemoedigd ten volle gebruik te maken van deze mogelijkheden om bijstand te bieden aan de mensen en sectoren die het zwaarst zijn getroffen.

Als gevolg van de uiteenlopende specialisatiepatronen zullen de sociaal-economische gevolgen van de pandemie waarschijnlijk ongelijk verdeeld zijn over sectoren en gebieden. Het risico bestaat dat de ongelijkheden binnen Estland daardoor groter worden. De huidige situatie gaat ook gepaard met het gevaar dat het convergentieproces tussen de lidstaten tijdelijk uiteenvalt, hetgeen gerichte beleidsacties noodzakelijk maakt.

Op 30 april 2020 heeft Estland zijn nationale hervormingsprogramma 2020 ingediend en op 28 april 2020 zijn stabiliteitsprogramma 2020. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

Estland valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact. Op 13 juli 2018 heeft de Raad Estland aanbevolen ervoor te zorgen dat de nominale groeivoet van de netto primaire overheidsuitgaven 7 in 2019 niet meer dan 4,1 % bedraagt, hetgeen overeenstemt met een jaarlijkse structurele aanpassing van 0,6 % van het bbp. De algehele beoordeling van de Commissie bevestigt een aanzienlijke afwijking van het aanbevolen aanpassingstraject in de richting van de middellangetermijndoelstelling in 2019. In het licht van de activering van de algemene ontsnappingsclausule zijn verdere stappen in het kader van de procedure inzake significante afwijkingen echter niet gerechtvaardigd.

In haar stabiliteitsprogramma 2020 verwacht de regering dat het overheidssaldo zal verslechteren van een tekort van 0,3 % van het bbp in 2019 tot een tekort van 10,1 % van het bbp in 2020. Voorspeld wordt dat het tekort in 2021 zal verminderen tot 3,8 % van het bbp. Nadat de overheidsschuldquote in 2019 afnam tot 8,4 % van het bbp, wordt volgens het stabiliteitsprogramma 2020 dit jaar een stijging tot 21,9 % van het bbp verwacht. De macro-economische en budgettaire vooruitzichten zijn door de COVID-19-pandemie in hoge mate onzeker.

Naar aanleiding van de COVID-19-pandemie en in het kader van de gecoördineerde aanpak van de Unie heeft Estland begrotingsmaatregelen getroffen om de capaciteit van zijn gezondheidsstelsel te verhogen, de pandemie binnen de perken te houden en hulp te verstrekken aan de burgers en sectoren die het zwaarst zijn getroffen. Volgens het stabiliteitsprogramma 2020 bedroegen deze begrotingsmaatregelen 4,3 % van het bbp. De maatregelen omvatten onder meer het versterken van de gezondheidszorg, noodhulp voor ondernemingen die in moeilijkheden verkeren, tijdelijke loonsubsidies en hogere overheidsinvesteringen. Daarnaast heeft Estland maatregelen zonder rechtstreekse gevolgen voor de begroting aangekondigd die zullen bijdragen tot de ondersteuning van de liquiditeit van het bedrijfsleven. Deze maatregelen omvatten leninggaranties en leningen aan ondernemingen ten belope van 8,7 % van het bbp. Over het algemeen zijn de door Estland genomen maatregelen in overeenstemming met de richtsnoeren in de mededeling van de Commissie over een gecoördineerde economische respons op de uitbraak van COVID-19. De volledige uitvoering van deze maatregelen, gevolgd door een heroriëntering van het begrotingsbeleid in de richting van de verwezenlijking van prudente begrotingssituaties op middellange termijn wanneer de economische omstandigheden dat toelaten, zal bijdragen tot de instandhouding van de houdbaarheid van de begroting op middellange termijn.

Op basis van de voorjaarsprognoses 2020 van de Commissie bij ongewijzigd beleid wordt het overheidssaldo van Estland geraamd op -8,3 % van het bbp in 2020 en -3,4 % in 2021. De schuldquote van de overheid zal in 2020 en 2021 naar verwachting onder de 60 % van het bbp blijven en in 2021 uitkomen op 22,6 % van het bbp. De Commissie verwacht een lager overheidstekort voor 2020 dan het stabiliteitsprogramma, wat het gevolg is van verschillen in de macro-economische prognoses.

Op 20 mei 2020 heeft de Commissie overeenkomstig artikel 126, lid 3, van het Verdrag een verslag opgesteld als gevolg van de door Estland geplande overschrijding van de tekortdrempel van 3 % van het bbp in 2020. Over het geheel genomen blijkt uit de analyse dat niet is voldaan aan het tekortcriterium zoals bepaald in het Verdrag en in Verordening (EG) nr. 1467/1997.

Tussen 12 maart 2020 en 17 mei 2020 had de Estse regering in verband met de COVID-19-pandemie de noodtoestand afgekondigd. De onmiddellijke reactie van de regering was erop gericht te voorkomen dat het virus zich verder verspreidde en ervoor te zorgen dat de Estse economie zo normaal mogelijk bleef functioneren. De beperkingen die werden opgelegd om de verspreiding van de pandemie een halt toe te roepen, hadden ernstige gevolgen voor de economie. Sinds de noodtoestand werd afgekondigd, is het aantal geregistreerde werklozen met 35 % toegenomen. Het grootste aantal nieuwe werklozen is geregistreerd in de detailhandel en de klantenservice, de bouwsector, de horeca en de evenementensector. Het werkloosheidscijfer zal naar verwachting in 2020 stijgen tot 9,2 % en in 2021 weer dalen tot 6,5 %. Op 15 april 2020 heeft het parlement van Estland de aanvullende begroting 2020 goedgekeurd. Er werden nieuwe maatregelen ingevoerd om banen te behouden, massale ontslagen te voorkomen en de liquiditeit van bedrijven te waarborgen. De begroting bevat een breed scala aan maatregelen, waaronder steun aan de gezondheidszorg en gemeenten, een aantal investeringsprogramma’s en niet-gerichte liquiditeitssteun voor ondernemingen (zoals garantiestelsels en belastinguitstel). Een aantal specifieke maatregelen zijn bedoeld voor micro-ondernemingen en de toeristische sector, met inbegrip van een aantal gerichte maatregelen voor de zwaarst getroffen regio’s. Er zijn aanvullende belastingmaatregelen ingevoerd, zoals de tijdelijke verlaging van de accijnzen op diesel, aardgas en elektriciteit. Het pakket maatregelen omvat een tijdelijke opschorting van de bijdragen van de staat aan de pensioenregeling van de tweede pijler.

Estland heeft aanzienlijke maatregelen genomen om de verspreiding van COVID-19 en de gevolgen voor de gezondheid te beperken. De uitbraak van COVID-19 bracht echter een aantal structurele tekortkomingen van het gezondheidszorgstelsel in verband met beperkt beschikbare financiële en personele middelen aan het licht. De veerkracht van het systeem heeft te lijden onder een tekort aan gezondheidswerkers, de ongelijke toegang tot eerstelijnszorg en de beperkte beschikbaarheid van kritieke medische benodigdheden. Door de noodsituatie zijn behandelingen in Estland uitgesteld of niet toegankelijk en deze achterstand moet worden weggewerkt. Bovendien werd er zelfs voor de uitbraak bijna nergens in de Unie een groter tekort aan medische zorg gerapporteerd, als gevolg van lange wachttijden in de eerstelijns- en de gespecialiseerde zorg. Onder meer door deze factoren en levensstijlgebonden risico’s is de slechte gezondheidstoestand van de bevolking te verklaren. Het verbeteren van de toegankelijkheid en veerkracht van het gezondheidszorgstelsel is een voorwaarde voor een efficiënte respons op de verspreiding van pandemieën en voor het aanpakken van de uitdagingen in verband met de gezondheidstoestand van de bevolking.

Het verbeteren van de toereikendheid van het sociale vangnet is een uitdaging waarmee Estland al lang te kampen heeft. Uit een beoordeling is gebleken dat de sociale uitkeringen in Estland al vóór de meest recente crisis minder effectief waren dan het EU-gemiddelde wat betreft het terugdringen van het aantal gevallen van armoede. Bovendien zijn er lacunes in het stelsel van werkloosheidsuitkeringen wat betreft personen met een atypische arbeidsvorm of met korte werkperioden. Het negatieve effect van de COVID-19-pandemie op de werkgelegenheid en inkomens, in combinatie met het ontbreken van adequate dekking, zou de armoede kunnen doen toenemen, met name voor huishoudens waarin niemand een baan heeft. Estland heeft een regeling voor tijdelijke werktijdverkorting ingevoerd in de vorm van een bijzondere subsidie waarmee getroffen ondernemingen de werkgelegenheid in stand kunnen houden. Deze maatregel is beperkt tot een periode van twee maanden, hetgeen wellicht niet voldoende is om de gevolgen van de crisis te verzachten: de moeilijkheden zouden langer kunnen aanhouden en een aantal economische sectoren met vertraging kunnen bereiken. Door de pandemie zijn de moeilijkheden bij het aanbieden van betaalbare en beschikbare sociale diensten ernstiger geworden. Het gaat daarbij onder meer om langdurige zorg, met name voor ouderen, mensen met een handicap en mensen met een laag inkomen. Wanneer het plan wordt voortgezet om een geïntegreerde verlening van sociale en gezondheidsdiensten te ontwikkelen, draagt dat ertoe bij deze uitdagingen aan te pakken. Het is belangrijk om de sociale partners op zinvolle wijze en tijdig te betrekken bij het opzetten van het exit- en herstelproces, en tegelijkertijd hun capaciteit op dat gebied te versterken.

De COVID-19-crisis heeft gevolgen gehad voor Estse ondernemingen in vele sectoren, maar het midden- en kleinbedrijf is het zwaarst getroffen. Het negatieve effect op de economische activiteiten was niet alleen het gevolg van de beperkingen, maar ook van de afnemende vraag op de exportmarkten en verstoringen van de mondiale waardeketens. De door de overheid genomen liquiditeitssteunmaatregelen zijn bedoeld om dat effect te beperken, maar de snelle en doeltreffende uitvoering ervan zal ook van cruciaal belang zijn voor de ondersteuning van levensvatbare ondernemingen in alle betrokken sectoren en tegelijkertijd de veerkracht van de banksector waarborgen. Ook belastinguitstel en uitstel van terugbetaling van leningen kunnen bijdragen tot een betere kasstroom in het midden- en kleinbedrijf. Bovendien zal het herstelproces afhangen van hoe doelgericht de investeringen zijn. De huidige crisis heeft eens te meer duidelijk gemaakt dat digitale en innovatieve oplossingen van groot belang zijn om de economie draaiende te houden. Hoewel e-overheid goed werkt, zou de verdere digitalisering van middelgrote en kleine bedrijven hun veerkracht vergroten en het herstel helpen versnellen, wat productiviteitswinst op middellange termijn oplevert. De afgelopen jaren is de economie als geheel steeds meer gedigitaliseerd. De invoering van informatie- en communicatietechnologieën in de maakindustrie verloopt tot nu toe echter langzaam. Hoewel de algehele innovatieprestaties van Estland in 2019 zijn verbeterd, blijven de niveaus van de op onderzoek gebaseerde innovatiecapaciteit en -activiteit in het bedrijfsleven laag. Op onderzoek gebaseerde innovatie en de invoering van innovatieve oplossingen in ondernemingen kunnen de concurrentiepositie van het land verbeteren en de economische groei stimuleren. Om bedrijven te helpen de crisis te boven te komen, zal het van belang zijn te zorgen voor een goede toegang tot financiering, onder meer via aandelenkapitaal voor start-ups.

Om het economisch herstel te bevorderen, zal het van belang zijn om mature publieke investeringsprojecten te vervroegen en particuliere investeringen te bevorderen, onder meer door relevante hervormingen. Zoals met name tot uiting komt in het nationale energie- en klimaatplan, is duurzame groei in Estland afhankelijk van de vooruitgang in de richting van decarbonisatie door het verlagen van de koolstofintensiteit in de sectoren energie, vervoer en gebouwen, het herstructureren van de olieschalie-industrie en het verhogen van de productiviteit van hulpbronnen, met inbegrip van de toepassing van zakelijke modellen voor de circulaire economie. De productiviteit van hulpbronnen in Estland behoort tot de laagste in de Unie, terwijl het energieverbruik boven het EU-gemiddelde ligt. Een overkoepelende strategie inzake de circulaire economie als aanvulling op het nationale energie- en klimaatplan zou kunnen bijdragen aan de transitie naar een koolstofarme economie, de negatieve milieueffecten van de olieschalie-industrie verminderen en de economie een impuls geven. Voor een niet-centraal gelegen land met een lage bevolkingsdichtheid als Estland is een goed functionerend en onderling verbonden vervoerssysteem van cruciaal belang voor de economische activiteiten en de uitvoer. De vervoersinfrastructuur in Estland heeft te kampen met een aantal tekortkomingen op het gebied van connectiviteit en duurzaamheid. De spoorwegen en het intermodale vervoer zijn nog niet voldoende ontwikkeld. De broeikasgasemissies van het wegvervoer zijn de afgelopen jaren toegenomen en het aandeel hernieuwbare energie in het vervoer blijft onder de nationale streefcijfers. Het Rail Baltica-project en de interconnectieprojecten voor energie behoren tot de belangrijkste investeringsprioriteiten van Estland voor de verbetering van de zekerheid en de integratie in de eengemaakte markt. Het bevorderen van investeringsprojecten waarbij rekening wordt gehouden met milieu- en klimaatoverwegingen is essentieel voor een duurzaam economisch herstel en de vermindering van regionale verschillen. De programmering van het fonds voor een rechtvaardige transitie voor de periode 2021-2027 kan Estland helpen om een aantal van de uitdagingen aan te pakken die voortvloeien uit de transitie naar een klimaatneutrale economie, met name op de gebieden die onder bijlage D bij het landverslag vallen. Dit zou Estland in staat stellen optimaal gebruik te maken van dat fonds.

De Estlandse banksector is over het algemeen gezond, maar blijft onderhevig aan witwasrisico’s. Hoewel maatregelen zijn genomen om de blootstelling aan risico’s te verminderen door deposito’s van niet-ingezetenen in te perken, vallen andere producten die risico’s kunnen inhouden, zoals bewaarnemingsdiensten voor niet-ingezeten cliënten, niet onder de nationale risicobeoordeling. Een actualisering van de nationale risicobeoordeling zou ervoor zorgen dat risico’s afdoende in kaart worden gebracht en dat de nodige risicobeperkende maatregelen worden getroffen. Hoewel er toezichtsmaatregelen zijn genomen ten aanzien van banken en betalingsinstellingen die de regels niet naleven, kan de doeltreffendheid van het toezicht en de handhaving verder worden verhoogd. Met name is een reeks wetgevingshandelingen inzake versterking van het preventieve kader, confiscatiemaatregelen en administratieve sancties nog niet vastgesteld. In witwaszaken vordert het onderzoek traag. De capaciteit van de financiële toezichthouder is nog niet voldoende versterkt en de risicogebaseerde aanpak voor toezicht nog niet volledig ten uitvoer gelegd, met name wat betreft thematische inspecties ter plaatse. De uitwisseling van informatie tussen de financiële-inlichtingeneenheid en de rechtshandhavingsinstanties is niet proactief genoeg.

Terwijl de huidige aanbevelingen gericht zijn op het aanpakken van de sociaal-economische gevolgen van de pandemie en het bevorderen van het economisch herstel, hadden de landspecifieke aanbevelingen 2019 die de Raad op 9 juli 2019 heeft aangenomen, ook betrekking op hervormingen die essentieel zijn om uitdagingen op middellange tot lange termijn aan te pakken. Deze aanbevelingen zijn nog steeds relevant en zullen gedurende de jaarlijkse cyclus van het Europees semester gemonitord blijven worden. Dat geldt ook voor aanbevelingen betreffende investeringsgerelateerd economisch beleid. Met die aanbevelingen moet rekening worden gehouden bij de strategische programmering van de financiering van het cohesiebeleid na 2020, ook wat betreft de maatregelen ter verzachting van de huidige crisis en de exitstrategieën.

Het Europees semester biedt het kader voor de voortdurende coördinatie van het economisch en werkgelegenheidsbeleid in de Unie, dat kan bijdragen tot een duurzame economie. De lidstaten hebben in hun nationale hervormingsprogramma’s 2020 de stand van zaken opgemaakt over de voortgang bij de uitvoering van de duurzameontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties (SDG’s). Door onderstaande aanbevelingen volledig uit te voeren zal Estland bijdragen aan de vooruitgang in de richting van de SDG’s en aan de gemeenschappelijke inspanning om tot concurrerende duurzaamheid in de Unie te komen.

Nauwe coördinatie tussen de economieën van de economische en monetaire unie is essentieel voor een snel herstel van de economische impact van COVID-19. Estland moet, als lidstaat die de euro als munt heeft, en rekening houdend met de politieke richtsnoeren van de Eurogroep, ervoor zorgen dat zijn beleid consistent blijft met de aanbevelingen voor de eurozone en gecoördineerd wordt met dat van de andere lidstaten van de eurozone.

In de context van het Europees Semester 2020 heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Estland verricht; deze analyse is gepubliceerd in het landverslag 2020. Voorts heeft zij zowel het stabiliteitsprogramma 2020 als het nationale hervormingsprogramma 2020 doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Estland zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar begrotings- en sociaaleconomisch beleid in Estland, maar is zij ook nagegaan of de Unieregels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak om de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op Unieniveau in toekomstige nationale besluiten.

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2020 onderzocht en zijn advies 8 daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven,


BEVEELT AAN dat Estland in 2020 en 2021 de volgende actie onderneemt:

1. Overeenkomstig de algemene ontsnappingsclausule alle nodige maatregelen nemen om de pandemie doeltreffend aan te pakken, de economie te stimuleren en het daaropvolgende herstel te ondersteunen. Als de economische omstandigheden dit toelaten, begrotingsbeleid voeren dat gericht is op het tot stand brengen van prudente begrotingssituaties op middellange termijn en het waarborgen van de houdbaarheid van de schuld, waarbij de investeringen worden verhoogd. De toegankelijkheid en de veerkracht van het gezondheidszorgstelsel verbeteren, onder meer door het tekort aan gezondheidswerkers aan te pakken, de eerstelijnszorg te versterken en de levering van kritieke medische benodigdheden te waarborgen.

2. De toereikendheid van het sociale vangnet versterken, onder meer door de dekking van werkloosheidsuitkeringen uit te breiden.

3. Mature publieke investeringsprojecten vervroegen en private investeringen aanmoedigen om het economisch herstel te bevorderen. De investeringen toespitsen op de groene en de digitale transitie, met name op de digitalisering van ondernemingen, onderzoek en innovatie, het schoon en efficiënt produceren en gebruiken van energie, efficiënt gebruik van hulpbronnen, en duurzaam vervoer, en zodoende bijdragen tot een geleidelijke decarbonisatie van de economie. De innovatiecapaciteit van middelgrote en kleine bedrijven ondersteunen en zorgen voor voldoende toegang tot financiering.

4. Zorgen voor effectiever toezicht op en handhaving van het kader voor de bestrijding van witwaspraktijken.

Gedaan te Brussel,

3.

Voor de Raad


De voorzitter

(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
(2) SWD(2020) 505 final.
(3) PB C 301 van 5.9.2019, blz. 30.
(4) COM(2020) 112 final.
(5) COM(2020) 123 final.
(6)

Verordening (EU) 2020/460 van het Europees Parlement en de Raad van 30 maart 2020 tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013 en (EU) nr. 508/2014 wat betreft specifieke maatregelen om investeringen in de gezondheidszorgstelsels van de lidstaten en in andere sectoren van hun economieën vrij te maken als antwoord op de COVID-19-uitbraak (Investeringsinitiatief Coronavirusrespons) (PB L 99 van 31.3.2020, blz.

5) en Verordening (EU) 2020/558 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2020 tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1301/2013 en (EU) nr. 1303/2013 wat betreft specifieke maatregelen met het oog op uitzonderlijke flexibiliteit bij het gebruik van de Europese structuur- en investeringsfondsen naar aanleiding van de uitbraak van Covid‐19 (PB L 130 van 24.4.2020, blz.

1).

(7) De netto primaire overheidsuitgaven bestaan uit de totale overheidsuitgaven exclusief rente-uitgaven, uitgaven in het kader van programma's van de Unie die volledig met inkomsten uit Uniefondsen worden gefinancierd en niet-discretionaire veranderingen in de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen. Nationaal gefinancierde bruto-investeringen in vaste activa zijn gespreid over een periode van vier jaar. Er wordt rekening gehouden met discretionaire inkomstenmaatregelen of bij wet verplicht gestelde inkomstenstijgingen. Eenmalige maatregelen aan zowel de inkomsten- als uitgavenzijde worden uitgevlakt.
(8) Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad.