Toelichting bij COM(2020)408 - Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De uitbraak van de COVID-19-pandemie heeft de economische vooruitzichten in de Unie voor de komende jaren gewijzigd.

De gevolgen voor de korte termijn in elke lidstaat zullen afhangen van de duur en de ernst van de lockdownmaatregelen, de samenstelling van de productie en de economische beleidsmaatregelen die zijn genomen om de onmiddellijke impact van de crisis op te vangen. De gevolgen op middellange en lange termijn zullen afhangen van de intensiteit van de schok van de COVID-pandemie voor de economische activiteit in de verschillende sectoren van de economie, de economische veerkracht van de economieën en het vermogen om passende maatregelen te nemen. Het risico van een verstoring van het gelijke speelveld op de eengemaakte markt kan leiden tot toenemende economische verschillen in de Unie en kan de Europese langetermijnuitdagingen op het gebied van groei nog verergeren als geen doortastende beleidsactie wordt ondernomen.

Nu de lockdownmaatregelen geleidelijk worden opgeheven, is voor een duurzaam herstel een strategische beleidsoriëntatie nodig waarbij de economische en sociale impact van de crisis wordt opgevangen door economische convergentie en veerkracht te stimuleren en aldus bij te dragen tot duurzame groei op de lange termijn. Dit houdt onder meer in dat de overstap naar een groenere en digitale samenleving mogelijk wordt gemaakt en tegelijkertijd de strategische autonomie van de Unie wordt gewaarborgd. Uit eerdere ervaringen is gebleken dat investeringen tijdens crises vaak drastisch worden verminderd. Het is in deze specifieke situatie echter van essentieel belang om investeringen te ondersteunen. Daarnaast is het aanpakken van de belangrijkste economische en sociale uitdagingen in verband met deze crisis noodzakelijk om een blijvend verlies aan productiecapaciteit en werkgelegenheid (“hysteresiseffecten”) te voorkomen en zo de economische en sociale veerkracht te vrijwaren. Bovendien vereist een duurzaam en veerkrachtig herstel een kader dat bevorderlijk is voor het juiste type investeringen en hervormingen. Het is ook van cruciaal belang dat in de door de lidstaten gevolgde herstelstrategieën de uitdagingen op het gebied van de groene en de digitale transitie adequaat geïntegreerd worden en investeringen en hervormingen op deze twee belangrijke gebieden ondersteund worden.

De voorgestelde faciliteit voor herstel en veerkracht (hierna “de faciliteit” genoemd) zal grootschalige financiële steun bieden voor overheidsinvesteringen en hervormingen die de economieën van de lidstaten veerkrachtiger en beter voorbereid op de toekomst maken. De faciliteit zal de lidstaten helpen om de economische en sociale problemen aan te pakken waarmee zij in de nasleep van de crisis nog dwingender worden geconfronteerd, en dit op verschillende gebieden zoals sociale kwesties, werkgelegenheid, vaardigheden, onderwijs, onderzoek en innovatie (O&I) en gezondheidszorg, maar ook kwesties die verband houden met het ondernemingsklimaat, met inbegrip van het openbaar bestuur en de financiële sector. Van essentieel belang is dat zij er ook voor zal zorgen dat deze investeringen en hervormingen worden toegespitst op de uitdagingen en investeringsbehoeften in verband met de groene en de digitale transitie, waardoor een duurzaam herstel wordt gewaarborgd. Investeringen in groene en digitale technologieën, capaciteiten en processen die gericht zijn op het ondersteunen van de overgang naar schone energie en het stimuleren van energie-efficiëntie in verschillende belangrijke sectoren van de economie, zullen bijdragen tot het scheppen van banen en duurzame groei, en de Unie in staat stellen het voortouw te nemen in de wereldwijde wedloop naar herstel. Dit zal de Unie ook veerkrachtiger en minder afhankelijk maken door diversificatie van de belangrijkste toeleveringsketens. De vaststelling en voorbereiding van pijpleidingen voor relevante projecten in overeenstemming met de prioriteiten van het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid (“Europees Semester”) is van het grootste belang.

Teneinde snel optreden mogelijk te maken en met het oog op het zo spoedig mogelijk bereiken van een akkoord door de medewetgevers, is dit voorstel voor een verordening gebaseerd op de meest recente tekst die door de medewetgevers is besproken met betrekking tot het voorstel tot vaststelling van een steunprogramma voor hervormingen 1 , die op 31 mei 2018 door de Commissie is goedgekeurd als onderdeel van het meerjarig financieel kader (MFK) voor 2021-2027. Deze tekst is op passende wijze aangepast teneinde de herziene doelstellingen en de aangepaste wijze van uitvoering van het nieuwe instrument te weerspiegelen. Dit voorstel vervangt derhalve het voorstel van de Commissie voor een steunprogramma voor hervormingen, dat wordt ingetrokken. Bijgevolg wordt ook het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een governanceraamwerk voor het begrotingsinstrument voor convergentie en concurrentievermogen voor de eurozone 2 ingetrokken. Daarnaast wordt een afzonderlijk voorstel van de Commissie voor een verordening [COD...] ingediend om de lidstaten technische ondersteuning te bieden.

De faciliteit wordt een belangrijk programma van het herstelinstrument van de Europese Unie binnen het herziene meerjarig financieel kader. Zij zal niet-terugvorderbare financiële steun en leningen verstrekken aan de lidstaten ter ondersteuning van overheidsinvesteringen en hervormingen, zoals uiteengezet in hun plannen voor herstel en veerkracht. Dit zal de economieën van de Unie veerkrachtiger en beter voorbereid op de toekomst maken. De leningen zullen een aanvulling vormen op niet-terugvorderbare steun en zullen worden voorgesteld in ruil voor aanvullende hervormingen en investeringen die verder gaan dan de hervormingen en investeringen waarvoor de niet-terugvorderbare financiële steun dient. De leningen zullen de lange looptijden en gunstige rentetarieven van de Unie genieten. Zij zullen derhalve met name belangrijk en voordelig zijn voor lidstaten die met hogere financieringskosten te maken hebben. Teneinde ervoor te zorgen dat de toewijzing van de middelen goed wordt afgestemd op de doelstelling van de faciliteit, zal de niet-terugvorderbare steun in het kader van de faciliteit bijzonder gunstig zijn voor de landen met een lager inkomen per hoofd van de bevolking en een hoog werkloosheidscijfer, in overeenstemming met de grote economische en sociale uitdagingen waarmee deze landen te kampen hebben.

De Commissie stelt voor de EU-begroting ten volle te gebruiken om investeringen te mobiliseren en financiële steun vlot vrij te geven in de cruciale eerste jaren van herstel. De voorstellen van de Commissie zijn gebaseerd op twee pijlers:

i) Een Europees herstelinstrument ten belope van 808 984 090 000 EUR (tegen lopende prijzen). Dit zal de financiële slagkracht van de EU-begroting tijdelijk vergroten door gebruik te maken van de manoeuvreerruimte in de EU-begroting om extra financiering op de financiële markten op te halen. De opgehaalde middelen zullen de onmiddellijke en snelwerkende maatregelen ondersteunen die nodig zijn om de bestaansmiddelen te beschermen en de economie weer op de been te krijgen.

ii) Een versterkt meerjarig financieel kader (MFK) voor 2021-2027. De Commissie stelt voor de belangrijkste programma’s via het Europees herstelinstrument te versterken om de investeringen snel te kanaliseren naar waar deze het hardst nodig zijn, de interne markt te versterken, de samenwerking op gebieden als gezondheidszorg en crisisbeheer te versterken, en de Unie een budget te bieden dat is toegesneden op de langetermijntransitie naar een veerkrachtiger, groener en digitaal Europa.

Gezien de tijdelijke periode waarin de middelen voor de faciliteit beschikbaar worden gesteld, moeten de financiële steun en de relevante maatregelen die de lidstaten in het kader van de faciliteit nemen, vóór eind 2024 worden gefinancierd en moet de niet-terugvorderbare financiële steun voor ten minste 60 % van het totaal worden vastgelegd tegen eind 2022. De resterende jaren na 2024 tot het einde van het MFK moeten daarom door de Commissie en de lidstaten worden gebruikt om de uitvoering van de relevante maatregelen op het terrein te bevorderen, het verwachte herstel in de betrokken economische en sociale sectoren te verwezenlijken en de veerkracht en convergentie te bevorderen. Indien er daarna nog financiële middelen beschikbaar zijn voor de faciliteit en deze in de begroting van de Unie aan de faciliteit worden toegewezen, kan de Commissie ook verdere oproepen organiseren.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

In het herziene MFK en de daarmee samenhangende sectorale wetgeving worden nieuwe en versterkte instrumenten voorgesteld om de economische gevolgen van de COVID-19-pandemie aan te pakken. Het onderhavige voorstel omvat dit pakket aan maatregelen, namelijk REACT EU 3 in het kader van de structuur- en cohesiefondsen, en de gewijzigde voorstellen voor het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) en InvestEU [...]. Het voorstel maakt ook deel uit van een reeks maatregelen die zijn ontwikkeld in reactie op de huidige COVID-19-pandemie, zoals het corona-investeringsinitiatief 4 .

De voorgestelde instrumenten vullen elkaar aan. REACT EU zal zich toespitsen op crisisherstelacties op kortere termijn met betrekking tot de arbeidsmarkten, de gezondheidszorg en kleine en middelgrote ondernemingen (liquiditeits- en solvabiliteitssteun) om de economieën van de lidstaten onmiddellijk en rechtstreeks te ondersteunen. De faciliteit zal hervormingen en investeringen op de langere termijn ondersteunen, met name op het gebied van groene en digitale technologieën, met blijvende gevolgen voor de productiviteit en de veerkracht van de economie van de Unie.

Voorts ondersteunen verschillende beleidsinstrumenten op het niveau van de Unie de uitvoering van structurele hervormingen en investeringen. Het steunprogramma voor structurele hervormingen biedt momenteel technische ondersteuning aan de lidstaten voor de voorbereiding en uitvoering van hervormingen. De fondsen van de Unie financieren investeringsprojecten op de door de fondsen van de Unie bestreken beleidsgebieden, waarvoor een thematische concentratie van de financiering nodig is en mits aan een aantal voorwaarden voor de betaling van de middelen is voldaan. InvestEU verstrekt financiering aan projecten in het kader van verschillende beleidsvensters, maar houdt niet noodzakelijkerwijs verband met de hervormingsinspanningen.

Dit voorstel sluit nauw aan bij de beleidsrichtsnoeren die in het kader van het Europees Semester worden verstrekt. Ten eerste zullen de door de faciliteit te ondersteunen plannen voor herstel en veerkracht moeten bijdragen tot een doeltreffende aanpak van de landspecifieke aanbevelingen die de Raad in het kader van het Europees Semester tot de lidstaten heeft gericht. De instrumenten die in dit voorstel zijn opgenomen, zullen derhalve de doeltreffendheid van het Europees Semester vergroten en bijdragen tot de uitvoering van de in dat verband vastgestelde uitdagingen. Ten tweede zal het tijdschema voor de indiening van de plannen voor herstel en veerkracht van de lidstaten worden afgestemd op het Europees Semester, en deze plannen zullen een bijlage bij het nationale hervormingsprogramma vormen. Ten derde zal in het kader van het Europees Semester verslag worden uitgebracht over de vorderingen bij de uitvoering van deze plannen.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel is in overeenstemming met en voorziet in complementariteit en synergieën met het andere beleid van de Unie.

De Commissie heeft een nieuwe regeling genaamd SURE 5 voorgesteld om de Europeanen tegen het risico van werkloosheid te beschermen. Het is de bedoeling om tot 100 miljard EUR aan financiële steun te verstrekken aan de lidstaten om bij te dragen aan de bescherming van banen en werknemers die door de coronaviruspandemie worden getroffen. Deze leningen zullen de lidstaten helpen het hoofd te bieden aan plotselinge stijgingen van de overheidsuitgaven om de werkgelegenheid te behouden.

De Eurogroep is tevens politiek overeengekomen dat de Europese Investeringsbank en het Europees Stabiliteitsmechanisme samen 440 miljard EUR aan financiering zullen verstrekken aan bedrijven en lidstaten die deze nodig hebben, met als enige voorwaarde dat de directe en indirecte kosten van gezondheidszorg, behandeling en preventie worden gedekt.

Naast deze ongekende Europese budgettaire respons heeft ook de Europese Centrale Bank maatregelen genomen, onder meer door de lancering van het pandemie-noodopkoopprogramma ten belope van 750 miljard EUR, dat de totale aangekochte activa van de Europese Centrale Bank in 2020 zal verhogen tot 1,1 biljoen EUR, teneinde de financiële stabiliteit op de markten voor staatsobligaties te handhaven.

Gezien de sterke nadruk op investeringen en hervormingen die gericht zijn op het aanpakken van de uitdagingen in verband met de groene en de digitale transitie, vormt de faciliteit een aanvulling op de Europese Green Deal en de Digitale Agenda, en ondersteunt ze beide.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op artikel 175, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

In artikel 175, lid 3, VWEU is bepaald dat indien specifieke maatregelen buiten de fondsen om noodzakelijk blijken, zulke maatregelen, onverminderd de maatregelen waartoe in het kader van ander beleid van de Unie wordt besloten, door het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s kunnen worden vastgesteld.

Overeenkomstig artikel 175, lid 3, VWEU, heeft de faciliteit voor herstel en veerkracht in het kader van de verordening tot doel bij te dragen tot de versterking van de cohesie door middel van maatregelen die de betrokken lidstaten in staat stellen om sneller en op duurzamere wijze te herstellen van de COVID-19-crisis, en om veerkrachtig(er) te worden.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De financiering van de voorgestelde activiteiten via de beoogde verordening is in overeenstemming met het beginsel van Europese toegevoegde waarde en het subsidiariteitsbeginsel. De financiering uit de EU-begroting is gericht op activiteiten waarvan de doelstellingen niet voldoende door de lidstaten alleen kunnen worden verwezenlijkt (de “noodzakelijkheidstoetsing”) en waarbij het EU-optreden toegevoegde waarde kan bieden ten opzichte van het optreden van de lidstaten.

De algemene doelstellingen van de verordening zijn de cohesie te versterken door middel van maatregelen die het mogelijk maken de veerkracht van de lidstaten te verbeteren en de groene transitie en de energietransitie te ondersteunen, en aldus bij te dragen tot het herstel en het stimuleren van het groeipotentieel van de economieën van de Unie in de nasleep van de COVID-19-crisis. Daartoe moet de bij de verordening ingestelde faciliteit voor herstel en veerkracht steun verlenen aan hervormingen en investeringen die gericht zijn op de uitdagingen van structurele aard van de lidstaten.

De onderliggende premisse van de faciliteit voor herstel en veerkracht is dat steun wordt verleend naar aanleiding van een verzoek op vrijwillige basis van de betrokken lidstaat. Bijgevolg beslist elke lidstaat, in het licht van de beschikbare mogelijkheden op nationaal, regionaal of lokaal niveau, of optreden op het niveau van de Unie noodzakelijk is. De uitvoering van maatregelen in verband met economisch herstel en veerkracht is een zaak van gemeenschappelijk belang voor de Unie.

Actie op het niveau van de Unie is nodig om een krachtig antwoord op de uitbraak van de COVID-19-pandemie te coördineren en de enorme economische gevolgen te beperken. Maatregelen op het niveau van de Unie zijn dus noodzakelijk om een snel en robuust economisch herstel in de Unie tot stand te brengen. Dit doel kan niet in voldoende mate door de lidstaten alleen worden bereikt, terwijl het optreden van de Unie toegevoegde waarde kan bieden door een verordening vast te stellen waarbij een instrument wordt gecreëerd dat de lidstaten financieel ondersteunt wat betreft het ontwerp en de uitvoering van hoognodige hervormingen en investeringen. Deze steun zou ook de maatschappelijke gevolgen van de huidige COVID-19-crisis helpen verzachten.

Evenredigheid

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel: het is beperkt tot het minimum dat vereist is om de genoemde doelstelling op Europees niveau te verwezenlijken en gaat niet verder dan wat daartoe nodig is. Het vrijwillige karakter van de bij de voorgestelde verordening ingestelde faciliteit voor herstel en veerkracht en de consensuele aard van de samenwerking gedurende het gehele proces vormen een aanvullende garantie voor de naleving van het evenredigheidsbeginsel en voor de ontwikkeling van wederzijds vertrouwen en samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie.

Keuze van het instrument

De in het voorgaande beschreven doelstellingen kunnen niet worden bereikt door harmonisatie van de wetgevingen, of door vrijwillig optreden van de lidstaten. Ze kunnen enkel met een verordening worden bereikt. Een voor alle lidstaten geldende verordening is ook het meest geschikte rechtsinstrument om de verlening van financiële steun te organiseren met het oog op een gelijke behandeling van de lidstaten.

3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Raadpleging van belanghebbenden

Het voorstel moest dringend worden voorbereid opdat het tijdig kan worden aangenomen door de medewetgevers. Daardoor kon geen raadpleging van de belanghebbenden worden uitgevoerd. De standpunten van de belanghebbenden werden ook in aanmerking genomen tijdens het wetgevingsproces met betrekking tot het voorstel voor het steunprogramma voor hervormingen.

Effectbeoordeling

Gezien de urgentie van het voorstel heeft geen effectbeoordeling plaatsgevonden. Dit voorstel voor een verordening bouwt echter voort op het oorspronkelijke voorstel van de Commissie voor het steunprogramma voor hervormingen, dat gebaseerd was op een effectbeoordeling waarvan de belangrijkste bevindingen mutatis mutandis geldig blijven.

Grondrechten

Het voorstel heeft gunstige gevolgen voor de bescherming en ontwikkeling van de grondrechten van de Unie, indien de lidstaten ondersteuning vragen en ontvangen op daarmee verband houdende gebieden. Steun op gebieden als migratie, arbeidsmarkt en sociale verzekering, gezondheidszorg, onderwijs, milieu, eigendom, openbaar bestuur en justitie kan ondersteuning bieden voor EU-grondrechten zoals waardigheid, vrijheid, gelijkheid, solidariteit, burgerrechten en justitie.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De financiële middelen voor de uitvoering van de faciliteit bedragen 602 905 000 000 EUR (tegen lopende prijzen). De middelen zullen worden gefinancierd uit de leningen van de Unie zoals vastgesteld bij Verordening (EU) XXX/XX (de EURI-verordening). Het bedrag wordt aan de lidstaten ter beschikking gesteld in de vorm van niet-terugvorderbare steun onder direct beheer (voor het totale bedrag van 334 950 000 000 EUR) en in de vorm van leningen tot een bedrag van 267 955 000 000 EUR. Het bedrag voor de niet-terugvorderbare steun is een vorm van externe bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 21, lid 5, van het Financieel Reglement.

Gezien de tijdelijke aard van de financieringsregeling van de faciliteit in verband met het economisch herstel van de lidstaten, is de beschikbaarheidsperiode van deze middelen beperkt tot 31 december 2024 voor zowel de niet-terugvorderbare financiële steun als de steun in de vorm van leningen.

Wat de niet-terugvorderbare financiële steun betreft, moeten de noodzakelijke juridische verbintenissen voor ten minste 60 % van de totale middelen uiterlijk op 31 december 2022 worden aangegaan. De vastleggingen kunnen zo nodig over verschillende jaren worden uitgesplitst in jaarlijkse tranches, met een indicatief tijdschema voor de uitvoering van de hervormingen over een periode van maximaal vier jaar, en van de investeringen over een periode van maximaal zeven jaar.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplannen en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Om toezicht te houden op de prestaties van het instrument waarin deze verordening voorziet om de doelstellingen ervan te verwezenlijken, heeft de Commissie een aantal essentiële prestatie-indicatoren vastgesteld en zal zij regelmatig relevante gegevens verzamelen. Een reeks indicatoren zal, in samenspraak met de betrokken lidstaat, nader moeten worden gedefinieerd op het niveau van afzonderlijke plannen voor herstel en veerkracht van de lidstaten; deze indicatoren hebben betrekking op de passende microgegevens, die zo nodig kunnen worden samengevoegd, en op andere relevante gegevens. De betaling van de financiële bijdrage volgt op de verwezenlijking van de met de betrokken lidstaat overeengekomen mijlpalen en streefdoelen. De betrokken gegevens moeten worden geïntegreerd in een specifiek instrument voor monitoring per lidstaat en per beleidsterrein.

Daartoe nemen de lidstaten in hun jaarlijkse voortgangsrapportage in het kader van het Europees Semester bewijzen op van de vorderingen in de richting van de mijlpalen en streefdoelen en verlenen zij de Commissie toegang tot de onderliggende gegevens, waaronder in voorkomend geval ook administratieve gegevens.

Een evaluatie en een ex-postevaluatie zullen worden uitgevoerd om de doeltreffendheid, efficiëntie, relevantie en samenhang van de instrumenten te beoordelen. Indien nodig zal de Commissie de tussentijdse evaluatie vergezeld doen gaan van een voorstel tot herziening van de verordening. De evaluaties zullen worden uitgevoerd overeenkomstig het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 6 . De evaluaties bevatten tevens de lessen die zijn getrokken om eventuele tekortkomingen en/of problemen te identificeren of na te gaan of er mogelijkheden zijn voor verdere verbetering van de maatregelen of de resultaten ervan, en om de toepassing en de impact ervan te helpen maximaliseren.

De evaluatie vindt plaats zodra voldoende informatie over de uitvoering beschikbaar is, maar uiterlijk drie jaar na het begin van de uitvoering. Uiterlijk vier jaar na het einde van de toepassingsperiode van de verordening zal de Commissie een definitieve ex-postevaluatie verrichten. De Commissie zal de conclusies van de evaluaties samen met haar opmerkingen meedelen aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.

Artikelsgewijze toelichting

Bij deze verordening wordt de faciliteit voor herstel en veerkracht vastgesteld. Het toepassingsgebied van het instrument omvat een breed scala van beleidsterreinen en bestrijkt gebieden die verband houden met cohesie, de dubbele transitie (groen en digitaal), concurrentievermogen, productiviteit, gezondheid en slimme innovatie (artikel 3).

De financiële middelen worden vastgesteld op: i) 334 950 000 000 EUR die beschikbaar is als financiële steun (niet-terugvorderbare steun) en ii) 267 955 000 000 EUR die beschikbaar is voor leningen aan lidstaten. De niet-terugvorderbare steunbedragen worden gefinancierd met externe bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 21, lid 5, van het Financieel Reglement. De juridische verbintenissen voor ten minste 60 procent van de niet-terugvorderbare steun moeten uiterlijk op 31 december 2022 worden aangegaan. Voor het resterende bedrag moeten de juridische verbintenissen uiterlijk op 31 december 2024 worden aangegaan (artikel 5). Middelen uit programma’s onder gedeeld beheer kunnen door de lidstaten op vrijwillige basis naar de faciliteit voor herstel en veerkracht worden overgeschreven (artikel 6).

Het instrument dat bij deze verordening wordt vastgesteld is onderworpen aan de regels inzake gezonde economische governance die zijn vastgesteld in het kader van de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen van de structuur- en cohesiefondsen (artikel 9). Het moet door de Commissie in direct beheer worden uitgevoerd in overeenstemming met het Financieel Reglement (artikel 6). De financiële steun vormt een aanvulling op de in het kader van andere fondsen en programma’s van de Unie verstrekte steun en kan niet dezelfde kosten dekken (artikel 8).

Er zijn bepalingen inzake communicatieactiviteiten ten aanzien van het Europees Parlement en de Raad (artikel 21) en ten aanzien van het grote publiek (artikel 26), alsmede bepalingen inzake complementariteit (artikel 22), monitoring (artikel 23), jaarverslagen (artikel 24) en evaluatie (artikel 25).

Het doel van de faciliteit is de economische, sociale en territoriale cohesie van de Unie te bevorderen door de veerkracht en het aanpassingsvermogen van de lidstaten te verbeteren, de sociale en economische impact van de crisis op te vangen en de groene en de digitale transitie naar een klimaatneutraal Europa tegen 2050 te ondersteunen, en aldus bij te dragen aan het herstel van het groeipotentieel van de economieën van de lidstaten in de nasleep van de COVID-19-crisis door de werkgelegenheid en duurzame groei te bevorderen. Daartoe zal de faciliteit de lidstaten rechtstreekse financiële steun verlenen met het oog op de verwezenlijking van de mijlpalen en streefdoelen van de hervormingen en investeringen (artikel 4). Met betrekking tot hervormingen en investeringen zijn ook subsidiabiliteitsregels vastgesteld: de lidstaten moeten nationale plannen voor herstel en veerkracht opstellen waarin de hervormings- en investeringsagenda voor de volgende vier jaar wordt vastgelegd. Deze plannen moeten maatregelen omvatten voor de uitvoering van hervormingen en projecten voor overheidsinvesteringen door middel van een samenhangend pakket. De plannen moeten afgestemd zijn op de uitdagingen en prioriteiten die in het kader van het Europees Semester zijn vastgesteld, op de nationale hervormingsprogramma’s, de nationale energie- en klimaatplannen, de plannen voor een rechtvaardige transitie en de in het kader van de fondsen van de Unie vastgestelde partnerschapsovereenkomsten en operationele programma’s. Zij moeten maatregelen omvatten die gericht zijn op het aanpakken van de uitdagingen waarmee de lidstaten geconfronteerd worden in het kader van hun groene en hun digitale transitie, om zo het pad te effenen voor een duurzaam herstel. Wanneer een lidstaat op grond van artikel 12 van Verordening (EU) nr. 472/2013 7 is vrijgesteld van de monitoring en evaluatie van het Europees Semester of is onderworpen aan toezicht uit hoofde van Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad 8 , zijn de bepalingen van de onderhavige verordening op de betrokken lidstaat van toepassing wat de uitdagingen en prioriteiten betreft die voorwerp van de maatregelen in het kader van die verordeningen zijn (artikel 14).

Om de voorbereiding en de uitvoering van de plannen voor herstel en veerkracht door de lidstaten mogelijk te maken, kan de Raad in het kader van het Europees Semester de stand van de capaciteit voor herstel, veerkracht en aanpassing in de Unie bespreken. Deze bespreking moet worden gebaseerd op de in het kader van het Europees Semester beschikbare strategische en analytische informatie van de Commissie en, indien beschikbaar, op de informatie over de uitvoering van de plannen in de voorgaande jaren (overweging 18).

De lidstaten kunnen een financiële bijdrage ontvangen in de vorm van niet-terugvorderbare steun. Een maximumbedrag per lidstaat wordt bepaald op basis van een vastgestelde verdeelsleutel (bijlage I). Deze bedragen zullen worden berekend op basis van de bevolkingsomvang, de inverse van het bruto binnenlands product (bbp) per hoofd van de bevolking en het relatieve werkloosheidspercentage van elke lidstaat (artikel 10). De financiële middelen voor niet-terugvorderbare steun van de faciliteit zullen in de periode tot en met 31 december 2022 beschikbaar worden gesteld voor de plannen van de lidstaten voor herstel en veerkracht. Voor de periode daarna die loopt tot en met 31 december 2024 kan de Commissie, voor zover financiële middelen beschikbaar zijn, in overeenstemming met het tijdschema van het Europees Semester oproepen tot het indienen van voorstellen organiseren (artikel 11).

Naast niet-terugvorderbare steun krijgen de lidstaten de mogelijkheid om een lening aan te vragen. De lening is bedoeld om aanvullende hervormingen en investeringen te financieren. De aanvraag voor een lening kan tegelijkertijd met het plan worden ingediend, dan wel op een ander tijdstip vergezeld van een herzien plan (artikel 12). Het maximale leningvolume voor elke lidstaat mag niet meer bedragen dan 4,7 % van zijn bruto nationaal inkomen. Een verhoging van het plafond zal, onder voorbehoud van de beschikbaarheid van middelen, in uitzonderlijke omstandigheden mogelijk zijn. Na het besluit over de aanvraag voor een lening zal de Commissie met de betrokken lidstaat een leningsovereenkomst sluiten (artikel 13).

De lidstaten moeten uiterlijk op 30 april bij de Commissie hun plannen voor herstel en veerkracht indienen. De plannen moeten een bijlage vormen bij het respectieve nationale hervormingsprogramma, dat los daarvan en eerder kan worden ingediend. Daartoe kunnen de lidstaten samen met hun nationale ontwerpbegroting een ontwerpplan indienen. In de plannen moeten de hervormingen en investeringen voor de aanpak van de in het kader van het Europees Semester vastgestelde uitdagingen worden uiteengezet en moet onder meer worden toegelicht hoe zij het groeipotentieel en de economische en sociale veerkracht van de betrokken lidstaat versterken, en hoe zij bijdragen tot meer cohesie. Het plan moet ook maatregelen omvatten die relevant zijn voor de groene en de digitale transitie. In het plan moeten ook de geraamde totale kosten en passende mijlpalen, streefdoelen alsmede een indicatief tijdschema voor de uitvoering van de hervormingen en de investeringen worden vastgesteld. In voorkomend geval zou het voorgestelde plan een verzoek om een lening voor meer hervormingen en investeringen kunnen omvatten (artikel 15). Tijdens de uitvoering kan het plan worden gewijzigd, indien dit op grond van objectieve omstandigheden gerechtvaardigd is (artikel 18).

De Commissie beoordeelt de plannen op basis van transparante criteria, met name onder meer: of het plan naar verwachting de in het kader van het Europees Semester vastgestelde uitdagingen doeltreffend zal aanpakken, of het bijdraagt tot het versterken van het groeipotentieel en de economische en sociale veerkracht van de lidstaat, en of het bijdraagt tot meer economische, sociale en territoriale cohesie; of het plan maatregelen bevat die relevant zijn voor de groene en de digitale transitie; en of de door de lidstaat verstrekte kostenraming redelijk en plausibel is en in verhouding staat tot de verwachte impact op de economie. Hiertoe wordt een beoordelingssysteem voor de voorstellen ingesteld (bijlage II). In voorkomend geval beoordeelt de Commissie ook het verzoek om een lening van de betrokken lidstaat, op basis van de aannemelijkheid van de hogere kosten die samengaan met de aanvullende hervormingen en investeringen (artikel 16).

Na haar beoordeling stelt de Commissie bij wege van uitvoeringshandeling een besluit vast tot vaststelling van de aan de lidstaat toegewezen financiële bijdrage (artikel 17) en, in voorkomend geval, het bedrag van de lening. Op voorwaarde dat op bevredigende wijze aan de beoordelingscriteria wordt voldaan, wordt aan de betrokken lidstaat de maximale voorziene financiële bijdrage of het bedrag van de totale kosten van het plan toegewezen, afhankelijk van de vraag of de kosten van het plan hoger of lager zijn dan de maximale financiële bijdrage die voor die lidstaat is voorzien. De lidstaat ontvangt geen financiële bijdrage indien het plan niet op bevredigende wijze aan de beoordelingscriteria voldoet.

Het bedrag van de lening zal niet meer bedragen dan het verschil tussen de totale kosten van het plan voor herstel en veerkracht, zoals herzien waar nodig, en de maximale financiële bijdrage. Tevens wordt er een plafond ingesteld per in aanmerking komende lidstaat. Een verhoging van het plafond zal, onder voorbehoud van de beschikbaarheid van middelen, in uitzonderlijke omstandigheden mogelijk zijn (artikel 12).

Regels inzake betalingen en andere financiële aangelegenheden, met inbegrip van opschortingen en intrekkingen, worden eveneens vastgesteld. De lidstaten kunnen met name tweemaal per jaar betalingsverzoeken indienen. De betaling van de financiële bijdrage of van de aanvullende steun in de vorm van een lening moeten in termijnen worden verricht op basis van de verwezenlijking van de streefdoelen en mijlpalen (artikel 19).

De betrokken lidstaat brengt op kwartaalbasis in het kader van het Europees Semester verslag uit over de vorderingen bij de verwezenlijking van de hervormingstoezeggingen. Deze kwartaalverslagen worden op passende wijze in aanmerking genomen in de nationale hervormingsprogramma’s. Er is ook voorzien in passende verslaglegging aan het Europees Parlement en de Raad (artikel 20).

Overeenkomstig de onderzoeksprocedure van de comitologieverordening worden aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden toegekend met betrekking tot de vaststelling van de plannen voor herstel en veerkracht en de betaling van de financiële steun bij verwezenlijking van de relevante mijlpalen en streefdoelen (artikel 27).