Toelichting bij COM(2020)403 - Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad van 24 maart 2021 tot vaststelling van het InvestEU-programma en tot wijziging van Verordening (EU) 2015/1017

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Voor het meerjarig financieel kader (MFK) 2021–2027 moet worden voorzien in een EU-investeringsprogramma ten behoeve van horizontale doelstellingen op het gebied van vereenvoudiging, flexibiliteit, synergieën en samenhang tussen de desbetreffende EU-beleidsmaatregelen. Uit de overwegingen in de discussienota van de Commissie over de toekomst van de EU-financiën blijkt dat het nodig is om “meer te doen met minder” en het hefboomeffect van de EU-begroting te benutten in tijden waarin de begrotingsmiddelen krap zijn en er behoefte is aan massale investeringen. Deze behoeften zijn fors toegenomen door de impact van de COVID-19-pandemie op de Europese economie en het risico op een asymmetrisch herstel in de EU en binnen lidstaten.

Daarom trekt de Commissie het voorstel voor het InvestEU-programma dat zij in mei 2018 presenteerde 1 , in en dient zij een nieuw voorstel in bij het Europees Parlement en de Raad. In dit nieuwe voorstel wordt maximaal rekening gehouden met het gedeeltelijke akkoord dat het Europees Parlement en de Raad in april 2019 al hadden bereikt 2 . De aanvankelijk voorgestelde financiële middelen worden in dit voorstel verhoogd en het toepassingsbereik ervan wordt gewijzigd, zodat kan worden ingespeeld op de specifieke behoeften van de Europese economie in de periode na de pandemie.

Parallel daarmee stelt de Commissie thans voor om oplossingen te bieden voor de negatieve sociaal-economische gevolgen van de COVID-19-pandemie voor werknemers, huishoudens en ondernemingen in de Unie. Vele Europese ondernemingen worden als gevolg van de crisis nu al met moeilijkheden geconfronteerd en de problemen zullen alleen maar verergeren, omdat de restricties op economische en sociale activiteiten blijven gelden en de regels inzake afstand houden in talrijke sectoren een effect blijven hebben op de bedrijfsactiviteiten. De problemen kunnen misschien lang aanslepen, zelfs na de huidige situaties van lockdown.

Om een antwoord te kunnen bieden op de economische en sociale crisis die door de COVID-19-pandemie wordt veroorzaakt, moet het InvestEU-voorstel dat de Commissie in 2018 heeft ingediend, worden gewijzigd zodat het beter aansluit bij de gewijzigde omstandigheden. De wijzigingen ten opzichte van het gedeeltelijke akkoord dat de medewetgevers hadden bereikt, bestaan in een verhoging van de financiële middelen die in het oorspronkelijke voorstel voor het InvestEU-programma waren uitgetrokken, om rekening te houden met de in totaal grotere investeringsbehoeften en met een omgeving van toegenomen risico. In het nieuwe voorstel wordt het toepassingsbereik van het InvestEU-programma ook uitgebreid. Om een antwoord te bieden op de toekomstige behoeften van de Europese economie en om strategische autonomie in vitale sectoren veilig te stellen of te behouden, wordt het programma uitgebreid met een nieuw beleidsterrein. Om de ambitieuze beleidsdoelstellingen van de Unie te behalen, blijft het van essentieel belang particulier kapitaal aan te trekken voor het financieren van investeringen, ook al wordt de aanpak bijgesteld in de richting van meer beleidsrelevantie. Het InvestEU-programma zal bijdragen aan het behalen van de Uniedoelstellingen, wanneer het gebruik van terugbetaalbare investeringssteun passend is.

Het InvestEU-programma is bij uitstek geschikt om langetermijnfinanciering te verschaffen en om Uniebeleid te ondersteunen bij het herstel van een diepe economische en sociale crisis. In de huidige crisis verloopt de middelenallocatie door de markt niet volledig efficiënt en verstoort risicoperceptie particuliere investeringsstromen aanzienlijk. Onder die omstandigheden is het sleutelaspect van InvestEU — projecten minder risicovol maken zodat particuliere financiering kan worden aangetrokken — bijzonder waardevol en moet dat worden benut. Dankzij een versterkt InvestEU-programma kunnen ondernemingen tijdens de herstelfase cruciale steun krijgen en zal er tegelijkertijd, en in overeenstemming met de oorspronkelijke doelstellingen van het programma, voor worden gezorgd dat investeerders sterk gefocust blijven op de beleidsprioriteiten van de Unie voor de middellange tot lange termijn, zoals de Europese Green Deal, het investeringsplan voor de Europese Green Deal en de strategie voor het vormgeven van de digitale toekomst van Europa. Met dit programma krijgen de Europese Investeringsbank Groep en nationale stimuleringsbanken en -instellingen, maar ook andere uitvoerende partners, meer ruimte om risico’s te nemen ter ondersteuning van het herstel nu zij in de huidige omstandigheden hun capaciteit om risico’s te nemen onder toenemende druk zien komen.

De COVID-19-pandemie veroorzaakt een grote schok voor de mondiale economie en de economie van de Unie. De economische activiteit in de EU is als gevolg van de vereiste beperkende maatregelen fors teruggelopen. De verwachting is dat het bbp in de EU in 2020 met rond 7,5 % zal krimpen, veel sterker dan tijdens de financiële crisis in 2009, hetgeen ook onvermijdelijk ongunstige sociale effecten zal hebben. De uitbraak van de pandemie heeft laten zien hoe de mondiale toeleveringsketens onderling verweven zijn en heeft een aantal kwetsbare punten aan het licht gebracht, zoals het feit dat strategische bedrijfstakken al te sterk afhankelijk zijn van niet-gediversifieerde externe bevoorradingsbronnen. Voor dergelijke kwetsbare punten moet er een oplossing komen, zodat de noodrespons van de Unie kan worden verbeterd, maar ook de veerkracht van de hele economie, terwijl de economie toch blijft openstaan voor concurrentie en handel in overeenstemming met de Unieregels.

Tijdens de economische neergang is een krachtige respons op Unieniveau vereist, met name om de veerkracht van economische spelers te vergroten en zodoende de autonomie van strategische bedrijfstakken te versterken en te behouden, zodat het concurrentievermogen van de Europese economie voor de lange termijn kan worden veiliggesteld. Deze doelstelling kan alleen worden verwezenlijkt met een sterke eengemaakte markt en een gelijk speelveld als basis. Het is van vitaal belang dat de economieën van de lidstaten die het hardst worden geraakt door de impact van de pandemie, steun kunnen krijgen uit programma’s in het kader van de Uniebegroting.

Voorts zou de Commissie moeten kunnen deelnemen aan een eventuele kapitaalverhoging (in één of meer ronden) van het Europees Investeringsfonds (EIF), dat bij het ondersteunen van het economische herstel een cruciale rol zal spelen door garanties af te geven, door securitisatietransacties uit te voeren en door overal in de Unie investeringen in eigen vermogen te ondersteunen. In het meerjarig financieel kader (MFK) 2021–2027 moet voor dat doel maximaal 900 000 000 EUR aan financiële middelen worden uitgetrokken, zodat de Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, ten minste haar totale aandeel in het EIF-kapitaal zal kunnen behouden.

Motivering en doel van het voorstel

Door de totstandbrenging van het InvestEU-programma komt er één EU-steunmechanisme voor investeringen ten behoeve van het interne beleid voor het MFK 2021–2027. Met het InvestEU-programma wordt voortgebouwd op het succes van het EFSI en de huidige financieringsinstrumenten voor het interne beleid. Het zal op vier pijlers berusten: i) het InvestEU-fonds dat de EU-garantie afgeeft; ii) de InvestEU-advieshub die met name technische bijstand in verband met projectontwikkeling verstrekt; iii) het InvestEU-portaal dat een gemakkelijk toegankelijke databank biedt voor het stimuleren van projecten waarvoor financiering wordt gezocht, en iv) blendingverrichtingen.

Het InvestEU-fonds zal vraaggestuurd zijn bij het aantrekken van particuliere investeringen. Het zal met name onderzoek, innovatie, digitalisering en duurzame investeringen in infrastructuur bevorderen, strategische ondernemingen ondersteunen, maar ook inspelen op de behoeften van de sociale sector en van kmo’s. Het zal belangrijk zijn ook kleinere en lokale projecten te bereiken.

1.

Nieuwe elementen in verband met de crisis


De huidige situatie is nadelig voor ondernemingen in de Unie: zij kunnen negatief worden getroffen door factoren waarop zijzelf, maar ook de autoriteiten op nationaal niveau en op Unieniveau geen greep hebben. Door de huidige COVID-19-uitbraak kunnen ondernemingen in de Unie met liquiditeitsrisico’s te maken krijgen (hetgeen tot insolventie kan leiden), maar ook tot een meer systemisch risico dat hun activa aan waarde verliezen, waardoor strategische onderdelen van de industrie in de Unie zouden kunnen worden verzwakt. Voorts moet de industrie in de Unie, om de tekortkomingen weg te werken die tijdens de crisis als gevolg van de verstoring van de toeleveringsketens aan het licht zijn gekomen, haar capaciteit versterken om meer schakels van strategische waardeketens voor eigen rekening te nemen.

Door bepaalde investeringsterreinen als “strategisch” aan te merken en deze als dusdanig te behandelen, zal de EU aansturen op de broodnodige grootschalige industriële transformatie en zal zij de economie van de Unie meer autonomie kunnen bieden, waarmee zij aansluit bij de overkoepelende beleidslijnen zoals de strategie voor het vormgeven van de digitale toekomst van Europa en de Europese Green Deal. Dergelijke beleidsprioriteiten voor de lange termijn moeten worden gecombineerd met herstelmaatregelen die worden genomen in de nasleep van de COVID-19-uitbraak. Gerichte en ambitieuze maatregelen op Unieniveau, die het mogelijk maken om het potentieel van de eengemaakte markt ten volle te benutten, ongeacht de begrotingsruimte van lidstaten om deel te nemen in investeringen en deze te ondersteunen, zullen leiden tot een Unie die in de toekomst concurrerender, veerkrachtiger en veiliger is.

Daarom is het voorstel om, naast een verhoging van de middelen in het kader van het beleidsterrein “duurzame infrastructuur”, InvestEU te versterken met een faciliteit voor strategische investeringen (Strategic Investment Facility), d.w.z. een vijfde beleidsterrein — het beleidsterrein voor Europese strategische investeringen — waarbij de klemtoon zal liggen op het uitbouwen van stevigere Europese waardeketens in overeenstemming met de strategische agenda van de Unie en de nieuwe industriestrategie voor Europa 3 die de Commissie heeft gepresenteerd. Deze versterking is van bijzonder belang voor de periode na de crisis, omdat bepaalde lidstaten misschien niet over de financiële middelen beschikken om dergelijke projecten te ondersteunen met nationale staatssteun, en vele projecten grensoverschrijdend zijn en een Europese aanpak vergen. Daarbij komt dat, om het potentieel van de eengemaakte markt optimaal te benutten (met inbegrip van zijn aanjagers van innovatie en efficiëntie), ondernemingen uit vele lidstaten moeten deelnemen — en niet alleen uit lidstaten die budgettair de mogelijkheden hebben om na deze moeilijke periode te investeren. Dit voorstel zal helpen om die moeilijkheden te overwinnen.

Bij het beleidsterrein “Europese strategische investeringen” zal de klemtoon in de eerste plaats liggen op het ondersteunen van in een lidstaat gevestigde en binnen de Unie actieve 4 eindontvangers waarvan de activiteiten, met het oog op de groene en digitale transitie en versterkte veerkracht, op een van de volgende terreinen voor de Unie van strategisch belang zijn:

a) kritieke gezondheidszorg, productie en het aanleggen van voorraden van farmaceutische middelen, medische apparatuur en medische benodigdheden, ter versterking van de responscapaciteit bij gezondheidscrises en van het systeem voor burgerbescherming;

b) kritieke (fysieke dan wel virtuele) infrastructuur, daaronder begrepen als kritiek aangemerkte infrastructuurelementen in de sectoren energie, vervoer (met inbegrip van het goederenvervoer per spoor), milieu, gezondheid, veilige digitale communicatie, 5G, het internet van de dingen, platforms voor onlinediensten, veilige cloudcomputing, dataverwerking of -opslag, betalings- en financiële infrastructuur, ruimtevaart, defensie, communicatie, media, onderwijs en opleiding, verkiezingsinfrastructuur en gevoelige faciliteiten, alsmede gronden en vastgoed die van vitaal belang zijn voor het gebruik van die kritieke infrastructuur;

c) de levering van goederen en diensten die van belang zijn om de onder b) genoemde kritieke infrastructuur te benutten en te onderhouden;

d) essentiële ontsluitende, transformerende, groene en digitale technologieën en baanbrekende innovaties wanneer de investering voor de industriële toekomst van de Unie van strategisch belang is, daaronder begrepen:

i) kunstmatige intelligentie, blockchain, software, robotica, halfgeleiders, microprocessoren, edge-cloudtechnologie, high-performance computing, cyberveiligheid, kwantumtechnologie, fotonica, industriële biotechnologie;

ii) technologie voor hernieuwbare energie, technologie voor energieopslag, daaronder begrepen accu’s, technologie voor duurzaam vervoer (daaronder begrepen vernieuwing en retrofitting van mobiele activa waarin deze technologie wordt gebruikt), toepassingen voor schone waterstof- en brandstofcellen, technologie om de industrie koolstofarm te maken, koolstofafvang en -opslag, technologie voor de circulaire economie;

iii) biomedische wetenschap, nanotechnologie, farmaceutica en geavanceerde materialen (zoals grafeen);

e) productievoorzieningen voor de massaproductie van onderdelen en apparatuur voor informatie- en communicatietechnologie (ICT) in de EU;

f) levering aan en het aanleggen van voorraden kritieke input voor publieke spelers, bedrijven of consumenten in de Unie, daaronder begrepen energie, grondstoffen, engineered materialen of voedselzekerheid, rekening houdende met hulpbronnenefficiëntie en circulariteit in strategische waardeketens, en

g) kritieke technologie en input voor de beveiliging van de Unie en haar lidstaten (zoals de defensie- en ruimtevaartsector en cyberbeveiliging) en producten voor tweeërlei gebruik in de zin van artikel 2, punt 1, van Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad.

Het vijfde beleidsterrein zou in de huidige context een meerwaarde opleveren ten opzichte van de oorspronkelijke beleidsterreinen doordat het is toegespitst op ontvangers of projecten die van groot Europees strategisch belang zijn, een aspect waarop bij de andere beleidsterrein niet de klemtoon ligt. Zo zou het kunnen gaan om ondernemingen die actief zijn in de doelsectoren of om kmo’s die met specifieke onderdelen die zij produceren, onderdeel zijn van deze toeleveringsketens. Dit soort transacties is misschien inherent risicovoller in een post-COVID-19-omgeving, omdat projectpromotoren sterker zijn blootgesteld zijn aan een verhoogd risico aan de vraag- of aanbodzijde.

Bepaalde sectoren zoals halfgeleiders (met inbegrip van microprocessoren), datatechnologie, 5G en kwantumtechnologie zijn van bijzonder belang voor beveiliging, vertrouwen en innovatie. Tegelijkertijd vergen zij massale investeringen om de volledige keten van strategische inputs die soms bijna volledig van een beperkt aantal bronnen van buiten de EU afkomstig zijn, af te dekken, om vitale technologische knowhow te verwerven en te beschermen, en om kritieke infrastructuur uit te rollen en te vervangen om de buitensporige afhankelijkheid van leveranciers van buiten de EU te verminderen.

Het vijfde beleidsterrein zou gericht zijn op zowel specifieke projecten (bv. het ondersteunen van grote consortia of publiek-private partnerschappen voor de ontwikkeling van specifieke technologie en de aanleg van kritieke infrastructuur) als het breder gespreid verschaffen van financiering, door bijvoorbeeld het ondersteunen van de opkomst van volledige ecosystemen van ondernemers die in de doelsectoren actief zijn (bv. innovatieve kmo’s die werken aan technologie die voor industriële biotechnologie en geneesmiddelen relevant kan zijn). Voorts zouden belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang (IPCEI’s) baat moeten kunnen vinden bij steun in het kader van dit beleidsterrein.

De additionaliteitseisen in het kader van dit beleidsterrein zouden verschillen van de additionaliteit die voor de oorspronkelijke InvestEU-beleidsterreinen werd overwogen. Zo zou de additionaliteit bij steun aan grote ondernemingen in het kader van het vijfde beleidsterrein erin bestaan productie binnen de Unie of, wanneer overwegingen inzake openbare orde of veiligheid daarvoor pleiten, onder de zeggenschap van Europese investeerders te houden en uit te bouwen en de uitrol van innovatieve technologie op te schalen — in plaats van in loutere risico-overwegingen van de InvestEU-steun. Deze steun zou complementair zijn aan de steun die beschikbaar wordt gesteld in het kader van het beleidsterrein “onderzoek, innovatie en digitalisering”, waar de klemtoon zal liggen op de upstreamontwikkeling van nieuwe strategische capaciteit. Ook is zo een bijzonder synergie-effect verzekerd voor vervolginvesteringen in het opschalen van strategische start-ups en kmo’s in de EU die ontstaan uit de Europese Innovatieraad (EIC) van de EU-kaderprogramma’s voor onderzoek en innovatie (Horizon Europa).

2.

InvestEU-fonds


Het InvestEU-fonds is een EU-begrotingsgarantie die de door de uitvoerende partners verstrekte financiële producten afdekt. Het is gericht op projecten met meerwaarde voor de EU en bevordert een samenhangende aanpak van de financiering van EU-beleidsdoelstellingen. Het biedt een doeltreffende en doelmatige mix van EU-financieringsinstrumenten voor specifieke beleidsterreinen.

Als gemeenschappelijke investeringsregeling voor het interne beleid van de Unie is het InvestEU-programma zowel een beleidsinstrument als een uitvoeringsinstrument.

Als beleidsinstrument is de algemene doelstelling van het InvestEU-programma de ondersteuning van de beleidsdoelstellingen van de Unie door publieke en private investeringen in de EU te mobiliseren — en zo tekortkomingen van de markt en investeringskloven aan te pakken die een belemmering vormen voor de verwezenlijking van de EU-doelstellingen inzake duurzaamheid, concurrentievermogen en inclusieve groei, alsmede de strategische autonomie van de Unie.

Het doel is financiering te verstrekken aan economische actoren met een risicoprofiel dat particuliere financiers niet altijd kunnen of willen aanvaarden, om aldus het concurrentievermogen van de EU-economie, duurzame groei, convergentie, sociale veerkracht, inclusiviteit en de integratie van de kapitaalmarkten in de EU te bevorderen in overeenstemming met de EU-beleidsdoelstellingen in verschillende sectoren. Geschraagd door een EU-garantie zal het InvestEU-programma bijdragen aan de modernisering van de EU-begroting en de impact van de EU-begroting vergroten door “meer te doen met minder”. Voor economisch levensvatbare projecten met een inkomstengenererend vermogen kan een systematischer gebruik van een begrotingsgarantie helpen het effect van de overheidsmiddelen te vergroten.

Het InvestEU-programma moet over voldoende capaciteit beschikken om vorm te geven aan de EU-strategie voor het aanpakken van de nog steeds zwakke investeringsactiviteit in de Unie, die nog werd aangescherpt door de crisis als gevolg van de COVID-19-pandemie. Door de financieringsbronnen te diversifiëren en duurzaam houdbare financiering te stimuleren, zal het InvestEU-programma bijdragen tot de integratie van de Europese kapitaalmarkten, in het kader van de kapitaalmarktenunie, en tot de versterking van de eengemaakte markt, terwijl ook wordt bijgedragen aan de uitvoering van de Europese Green Deal en het investeringsplan voor de Europese Green Deal. Dit programma is een belangrijk instrument om de doelstellingen van de nieuwe industriestrategie voor Europa na te streven. Als instrument waarin EU-breed financiële, marktgerelateerde, technische en beleidsmatige expertise is samengebracht, moet het InvestEU-programma ook een katalysator zijn voor financiële innovatie ten dienste van de beleidsdoelstellingen.

Als uitvoeringsinstrument beoogt het InvestEU-fonds de EU-begroting door middel van een begrotingsgarantie efficiënter uit te voeren, schaalvoordelen te behalen, de zichtbaarheid van het EU-optreden te vergroten en het rapportage- en verantwoordingskader te vereenvoudigen. De voorgestelde structuur heeft als doel vereenvoudiging, verhoogde flexibiliteit en opheffing van mogelijke overlappingen tussen gelijksoortige EU-steuninstrumenten.

Naast de EU-garantie op het niveau van de Unie wordt in het voorstel voorzien in de mogelijkheid voor de lidstaten om een deel van de middelen onder gedeeld beheer te gebruiken via een specifiek compartiment van de EU-garantie in het kader van het InvestEU-fonds, om dezelfde doelstellingen na te streven wanneer op nationaal of regionaal niveau sprake is van tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties.

De totale EU-garantie zou in het voorstel maximaal 75 153 850 000 EUR bedragen, waarvan maximaal 31 153 850 000 EUR specifiek voor het beleidsterrein “Europese strategische investeringen” is bestemd.

3.

InvestEU-advieshub en -portaal


De InvestEU-advieshub zal gedurende de hele investeringscyclus projectontwikkelingsadvies en flankerende maatregelen verstrekken om de initiatie en ontwikkeling van projecten en de toegang tot financiering te bevorderen. De InvestEU-advieshub zal beschikbaar zijn op de beleidsterreinen van het InvestEU-programma en zal ook een uniek aanspreekpunt zijn voor projectontwikkelaars en intermediairs. De InvestEU-advieshub zal een aanvulling vormen op de in het kader van de programma’s onder gedeeld beheer verrichte technischebijstandsactiviteiten. Om zeker te zijn dat het beleidsterrein “Europese strategische investeringen” en de vier overige beleidsterreinen ten volle kunnen profiteren van alle kenmerken van het InvestEU-fonds, zouden de adviescomponent en andere flankerende maatregelen van het InvestEU-programma in verhouding moeten staan tot de doelstellingen van het voorstel. Om te voorzien in de behoeften van het nieuwe beleidsterrein en in de toenemende behoeften van de vier overige beleidsterreinen in de huidige omstandigheden, zouden de totale financiële middelen, met inbegrip van de flankerende maatregelen, maximaal 724 733 000 EUR moeten bedragen.

Ten slotte zal het InvestEU-portaal investeringskansen in de Unie beter in beeld brengen en zo projectpromotoren helpen die naar financiering op zoek zijn.

Dit voorstel zou van toepassing moeten zijn met ingang van 1 januari 2021.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit voorstel strookt volledig met bestaande beleidsbepalingen, aangezien het InvestEU-programma de EU-garantie afgeeft om de EU-begrotingsmiddelen efficiënt te gebruiken wanneer verrichtingen met inkomstengenererend vermogen in overeenstemming met de EU-beleidsdoelstellingen worden gefinancierd. Daarbij gaat het om de kapitaalmarktenunie, de strategie voor een digitale eengemaakte markt, het pakket “Schone energie voor alle Europeanen”, het EU-Actieplan voor de circulaire economie, de strategie voor emissiearme mobiliteit, het Europees defensieactieplan en het Europees Defensiefonds, de ruimtestrategie voor Europa, de Europese pijler van sociale rechten, de Europese Green Deal, het investeringsplan voor de Europese Green Deal en de nieuwe industriestrategie voor Europa. Binnen zijn toepassingsgebied steunt het InvestEU-fonds uit financieringsoogpunt deze elkaar onderling versterkende strategieën.

Het voorstel is complementair aan het instrument voor solvabiliteitssteun (Solvency Support Instrument — SSI) in het kader van het EFSI. Het instrument voor solvabiliteitssteun moet de zwaarst getroffen ondernemingen ondersteuning bieden voor solvabiliteitsbehoeften op korte termijn die ontstaan door de directe fall-out van de door COVID-19 veroorzaakte economische krimp, met als doel het heropbouwen van hun kapitaalpositie, terwijl bij InvestEU de klemtoon zal liggen op langetermijninvesteringen om EU-beleidsdoelstellingen te ondersteunen, zoals de strategische autonomie en de veerkracht van de Europese economie.

Het beleidsterrein “Europese strategische investeringen” in het kader van dit voorstel zal in zijn benadering een scherpere focus hebben en meer toekomstgericht zijn dan het instrument voor solvabiliteitssteun in het kader van het EFSI. Het nieuwe beleidsterrein zal projecten en ondernemingen steunen die relevant zijn voor het bereiken of behouden van strategische autonomie in cruciale waardeketens in de eengemaakte markt door het opschalen van projecten in de Unie te ondersteunen en door de kapitaalbasis en langetermijnfinanciering van ondernemingen in de Unie te versterken als alternatief voor mogelijke overnames door ondernemingen van buiten de Unie. Ook strategische ondernemingen die grensoverschrijdend actief zijn, zouden steun kunnen krijgen.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het InvestEU-programma vormt een aanvulling op subsidiefinanciering en andere acties op de beleidsterreinen die het ondersteunt, zoals Horizon Europa, de Connecting Europe Facility, het programma Digitaal Europa, het programma voor de eengemaakte markt, het concurrentievermogen van kmo’s en Europese statistieken, het Europees Ruimtevaartprogramma, het Europees Sociaal Fonds+, het programma Creatief Europa, het Programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE) en het Europees Defensiefonds. Waar mogelijk zal voor synergieën met instrumenten voor extern beleid worden gezorgd. Dit initiatief is ook verenigbaar met ander Uniebeleid, zoals de Europese Green Deal, het investeringsplan voor de Europese Green Deal, de strategie voor het vormgeven van de digitale toekomst van Europa, de nieuwe industriestrategie voor Europa 5 , de kapitaalmarktenunie, het sterk sociaal Europa voor rechtvaardige transities en andere EU-beleidsinitiatieven en -programma’s die relevant zijn voor de strategische autonomie en de veerkracht van de Unie, zoals het Europees Defensiefonds, de EU-ruimtevaartverordening en de verordening screening BDI.

Combinatie met subsidiefinanciering zal zorgen voor complementariteit met andere uitgavenprogramma’s.

Het InvestEU-programma is ook complementair aan de Europese structuur- en investeringsfondsen. Om bepaalde fondsen onder gedeeld beheer (Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), Europees Sociaal Fonds+ (ESF+), Cohesiefonds, Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) en Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO)) gemakkelijker via financiële producten te kunnen inzetten, zullen de lidstaten een beroep kunnen doen op het InvestEU-programma. Dit is een belangrijke vereenvoudiging ten opzichte van de huidige situatie, aangezien in dit geval slechts één stel regels van toepassing zal zijn.

De acties van het InvestEU-programma moeten worden gebruikt om tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties aan te pakken, op evenredige wijze, zonder overlapping met of verdringing van particuliere financiering, en zij moeten een duidelijke Europese meerwaarde hebben. Een en ander zal ervoor zorgen dat de acties van het programma verenigbaar zijn met de EU-staatssteunvoorschriften, zodat buitensporige concurrentieverstoringen op de eengemaakte markt worden vermeden.

De Commissie zal, in samenwerking met uitvoerende partners, handvatten voor duurzaamheidstoetsing uitwerken, waarbij passend wordt gebruikgemaakt van de criteria die zijn vastgesteld in [de verordening betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen]. Aan de hand daarvan zullen uitvoerende partners de milieu-, klimaat- en sociale impact van de gefinancierde projecten kunnen beoordelen. Die handvatten zouden de beleidsdoelstellingen van de Europese Green Deal kunnen ondersteunen en daarin zou kunnen worden bepaald dat projecten die de klimaat-, milieu- en sociale doelstellingen van de Unie ondermijnen, geen steun in het kader van InvestEU kunnen krijgen. Bovendien zouden gerichte stimuli kunnen worden overwogen voor financiële producten bestemd voor klimaat-, milieu- en sociale prioriteiten die moeilijk te verwezenlijken zijn, bijvoorbeeld in het kader van het beleidsterrein “kmo’s”, en waarvoor grotere risico’s zijn geïdentificeerd die zulke aanvullende stimuli rechtvaardigen.

Het InvestEU-fonds zal ook een specifieke regeling bevatten om aanvullende investeringen te genereren om regio’s een rechtvaardige transitie te helpen maken (pijler 2 van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie (JTM)), als aanvulling op het fonds voor een rechtvaardige transitie (JTF) (pijler 1) en de leenfaciliteit voor de publieke sector (pijler 3).

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op artikel 173 (industrie) en artikel 175, derde alinea, (economische, sociale en territoriale samenhang) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

In overeenstemming met vaste rechtspraak dekt de rechtsgrondslag waarnaar wordt verwezen, de belangrijkste inhoud van het voorstel. Voor beide artikelen van de rechtsgrondslag geldt dezelfde procedure (gewone wetgevingsprocedure).

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De doelstellingen van het voorgestelde optreden kunnen onvoldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en kunnen daarom beter door de Unie worden verwezenlijkt. De door de COVID-19-pandemie veroorzaakte economische crisis vergt een respons op Europees niveau, als basis voor een snel herstel van de economie in de Unie door ondernemingen te stutten en de waardeketens in de Unie veilig te stellen.

Het voorstel is van bijzonder belang om in de periode na de crisis een veerkrachtige, inclusieve en geïntegreerde Europese economie op te bouwen en de eengemaakte markt veilig te stellen, mede ten behoeve van de lidstaten die over minder financiële middelen beschikken om dergelijke projecten uit nationale financieringsbronnen te ondersteunen. Grensoverschrijdende projecten vergen ook een aanpak op Unieniveau. De steun die met dit voorstel wordt geboden, zal helpen om die moeilijkheden te overwinnen.


Het multiplicatoreffect en de impact in de praktijk zullen veel groter zijn dan wat zou kunnen worden bereikt met een investeringsoffensief in individuele lidstaten. Hiermee zou het industriële beleid van de EU worden gesteund en zouden gezamenlijke inspanningen van lidstaten worden gestimuleerd om technologische en strategische autonomie te verwerven door investeringen te poolen. De eengemaakte markt van de Unie zal veel aantrekkelijker worden voor investeerders en er zal een grotere risicodiversificatie naar sectoren en geografische locatie komen.

Het InvestEU-programma zal betrekking hebben op investeringen en toegang tot financiering ter ondersteuning van EU-beleidsprioriteiten waarmee tekortkomingen van de markt en investeringskloven worden aangepakt. Het ondersteunt tevens het ontwerpen, ontwikkelen en EU-breed op de markt testen van innovatieve financiële producten — en de systemen voor de verspreiding ervan — voor nieuwe of complexe tekortkomingen van de markt en investeringskloven.

Met het vrijwillige lidstaatcompartiment zouden landspecifieke situaties van tekortkomingen van de markt en investeringskloven kunnen worden aangepakt, gebruikmakend van op centraal niveau ontworpen financiële producten, zodat zo nodig kan worden gezorgd voor een efficiënter geografisch gebruik van middelen. Dit zou de lidstaten in staat stellen om een deel van hun middelen uit hoofde van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds+ (ESF+), het Cohesiefonds, het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) via het InvestEU-fonds te besteden.

De voorgestelde structuur met twee compartimenten in elk beleidsterrein maakt een doeltreffende toepassing van het subsidiariteitsbeginsel mogelijk. Voorts gelden voor de beide compartimenten binnen elk beleidsterrein dezelfde regels van het InvestEU-fonds, hetgeen een duidelijker en eenvoudiger kader zal bieden voor het gebruik van de verschillende EU-financieringsbronnen.

Evenredigheid

De langetermijndoelstellingen van de EU op het gebied van duurzaamheid, concurrentievermogen, inclusieve groei, strategische autonomie en veerkracht vergen aanzienlijke investeringen op verschillende beleidsterreinen. Het gaat hierbij onder meer om nieuwe modellen wat betreft mobiliteit, hernieuwbare energie, energie-efficiëntie, natuurlijk kapitaal, innovatie, digitalisering, vaardigheden, sociale infrastructuur, circulaire economie, klimaatactie, oceanen, de oprichting en groei van kleine ondernemingen, maar ook strategische autonomie en veerkracht van de Unie.

Hernieuwde inspanningen zijn nodig om hardnekkige marktfragmentatie en tekortkomingen van de markt aan te pakken die worden veroorzaakt door risicoaversie bij particuliere investeerders, de geringe financieringscapaciteit van de publieke sector en structurele ondoelmatigheden in het investeringsklimaat. De lidstaten alleen kunnen die investeringskloven onvoldoende overbruggen.

Optreden op EU-niveau zorgt ervoor dat een kritische massa aan middelen kan worden vrijgemaakt om het effect van de investeringen in de praktijk te maximaliseren. Het voorstel neemt niet de plaats van de investeringen van lidstaten in, maar vormt daar juist een aanvulling op, doordat de focus met name ligt op projecten die een Europese meerwaarde bieden. Voorts levert het EU-niveau schaalvoordelen op bij het gebruik van innovatieve financiële producten doordat particuliere investeringen in de hele EU worden aangezwengeld en doordat optimaal gebruik wordt gemaakt van de Europese instellingen en hun deskundigheid op dat gebied. Het EU-optreden biedt ook toegang tot een gediversifieerde portefeuille van Europese projecten, zodat particuliere investeringen worden aangezwengeld, en maakt de ontwikkeling mogelijk van innovatieve financieringsoplossingen die in alle lidstaten kunnen worden opgeschaald of gekopieerd, al naargelang.

Optreden op EU-niveau is het enige instrument dat een doeltreffend antwoord kan bieden op de investeringsbehoeften in verband met EU-brede beleidsdoelstellingen. Voorts blijven structurele hervormingen en een beter regelgevingsklimaat nog steeds noodzakelijk om de resterende investeringskloven in de periode 2021–2027 te dichten.

Met het voorstel wordt de ondersteuning beoogd van ondernemingen, waardeketens en ecosystemen die van strategisch belang zijn, en wordt gereageerd op kwetsbare punten die door de COVID-19-pandemie aan het licht zijn gekomen. Door naast publieke middelen particuliere middelen aan te trekken om investeringen en het herstel te ondersteunen, wordt een hefboom gezet op begrotingsmiddelen.

Het voorstel gaat niet verder dan nodig is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken.

Keuze van het instrument

Doel van het voorstel is te komen tot één instrument dat een EU-begrotingsgarantie afgeeft om financierings- en investeringsverrichtingen door de uitvoerende partners in overeenstemming met de conclusies van de effectbeoordeling te ondersteunen, om zo voort te bouwen op het succes van het EFSI en eerdere financieringsinstrumenten en tegelijkertijd rekening te houden met de lessen die zijn getrokken ten aanzien van onder meer het voorkomen van versnippering en mogelijke overlappingen. Daarom wordt een verordening voorgesteld.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Met het voorstel wordt voortgebouwd op de lessen die uit evaluaties van eerdere financieringsinstrumenten en van het EFSI zijn getrokken. Meer bepaald is in 2018 een onafhankelijke evaluatie van het EFSI verricht 6 , naast diverse andere evaluaties van het EFSI sinds de oprichting ervan:

·evaluatie door de Commissie van het gebruik van de EU-garantie en het functioneren van het EFSI-garantiefonds 7 , vergezeld van een advies van de Rekenkamer 8 ;

·evaluatie door de EIB van het functioneren van het EFSI 9 (oktober 2016), en

·onafhankelijke externe evaluatie van de toepassing van de EFSI-verordening 10 (november 2016).

De belangrijkste bevindingen van deze evaluaties zijn samengevat in de mededeling van de Commissie over het investeringsplan voor Europa (COM(2016) 764) 11 .

Uit alle evaluaties bleek dat de EU-garantie relevant was en de EIB in staat stelde risicovollere activiteiten te ontplooien en producten met een hoger risico in te voeren ter ondersteuning van een breder scala aan begunstigden. Het EFSI bleek ook een nuttig instrument voor het mobiliseren van particulier kapitaal. Wat de governance betreft, bleek uit de onafhankelijke evaluatie van 2018 het belang van het investeringscomité voor de geloofwaardigheid van de regeling, de transparantie van de beslissingen ervan en de kwaliteit van het scorebord, dat volgens de evaluatie een nuttig instrument was dat een consequente aanpak van de projectpresentatie en de samenvatting van de beoordelingsconclusies mogelijk maakte.

Op basis van ondertekende verrichtingen heeft het EFSI per ultimo 2019 voor 401 miljard EUR aan investeringen gemobiliseerd, wat 80 % van het streefbedrag is. In termen van goedgekeurde verrichtingen bedroeg het volume tegen dat tijdstip 458 miljard EUR, wat 92 % van het streefbedrag is. De gemobiliseerde investeringen op basis van goedgekeurde verrichtingen bereikte medio 2018 het streefbedrag van 315 miljard EUR. De verwachting is dat het streefbedrag van 500 miljard EUR zal worden gehaald.

Bij de evaluaties werd een zekere concentratie in lidstaten met goed ontwikkelde institutionele capaciteiten geconstateerd. Als de gemobiliseerde investeringen echter worden afgezet tegen het bruto binnenlands product van de lidstaten, is deze concentratie veel minder uitgesproken. Niettemin is, om het geografische evenwicht verder te verbeteren, bij het EFSI 2.0 een grotere plaats ingeruimd voor de Europese investeringsadvieshub.

Per 31 december 2019 komt het feitelijke multiplicatoreffect van het EFSI in grote lijnen overeen met de initiële verwachtingen: een totale multiplicator van 15,66 eind 2019 tegenover een doelstelling van 15 aan het einde van de investeringsperiode. Het EFSI heeft ook op doeltreffende wijze particuliere investeringen gemobiliseerd. Rond 69 % van de gemobiliseerde investeringen komt uit de particuliere sector.

Qua efficiëntie bleek de beschikbaarheid van de EU-garantie een werkzaam middel om het volume risicovollere verrichtingen van de Europese Investeringsbank aanzienlijk te vergroten. Met name worden voor de EU-garantie minder begrotingsmiddelen “bevroren” dan voor financieringsinstrumenten, aangezien zij een prudente, maar vergeleken met de hoogte van de financiële verplichting beperkte voorziening vergt. Zij omvat een voorwaardelijke verplichting, zodat naar verwachting schaalvoordelen worden behaald die resulteren in hogere gemobiliseerde investeringen per bestede euro. Uit de bij de onafhankelijke evaluatie in 2018 geanalyseerde bewijsstukken bleek ook duidelijk dat de omvang van de EU-garantie in het kader van het EFSI passend was. Voorts bleek dat de voor de modellering van het EFSI-streefpercentage gehanteerde benadering grotendeels adequaat en in overeenstemming met de branchenormen was, al werden enkele verdere ontwikkelingen voorgesteld.

Een begrotingsgarantie bleek ook kostenefficiënter voor de EU-begroting, aangezien de betaling van beheersvergoedingen aan de uitvoerende partner beperkt blijft. In het geval van het EFSI ontvangt de EU zelfs een vergoeding voor de EU-garantie die wordt afgegeven in het kader van het beleidsterrein “infrastructuur en innovatie”.

In de onafhankelijke evaluatie van 2016 werd gewezen op de noodzaak om het begrip additionaliteit beter te omschrijven en te verduidelijken. De EFSI 2.0-verordening omvat dan ook verschillende maatregelen die dit begrip en de criteria verduidelijken en het proces transparanter hebben gemaakt.

Door de onafhankelijke evaluatie van 2018, waarbij alleen de in het kader van het EFSI goedgekeurde verrichtingen konden worden beoordeeld — en de nieuwe EFSI 2.0-maatregelen dus niet konden worden getoetst —, werd bevestigd dat het begrip additionaliteit en de omschrijving van suboptimale investeringssituaties verdere verduidelijking behoefden. Met name was de conclusie dat de EFSI-verrichtingen worden gekenmerkt door een hoger risico in vergelijking met de normale (niet-EFSI) verrichtingen van de Europese Investeringsbank, zoals vereist door de EFSI-verordening. Uit de diverse enquêtes en interviews bleek echter dat in het kader van het EFSI-beleidsterrein “infrastructuur en innovatie” sprake kan zijn geweest van een zekere mate van verdringing. De conclusie was dat het belangrijk is deze situatie bij het InvestEU-programma te voorkomen.

De onafhankelijke evaluatie van 2018 beklemtoonde ook de niet-financiële meerwaarde van het aantrekken van nieuwe investeerders, het demonstreren en op de markt testen van nieuwe producten en financieringsmodellen, en het steunen en goedkeuren van hogere normen voor verrichtingen van financiële dienstverleners.

Door de EIB-evaluatie van 2016 en de onafhankelijke evaluatie van 2018 werd bevestigd dat het EFSI aanvankelijk andere financieringsinstrumenten op EU-niveau verstoorde door vergelijkbare financiële producten aan te bieden, met name het schuldinstrument in het kader van de Connecting Europe Facility en een deel van het InnovFin, hetgeen gedeeltelijk werd verholpen door de bestaande instrumenten op nieuwe marktsegmenten te heroriënteren.

Met het voorstel voor het InvestEU-fonds wordt ook voortgebouwd op de lessen die zijn getrokken uit evaluaties van eerdere financieringsinstrumenten van de afgelopen twee decennia (Connecting Europe Facility, Horizon 2020, COSME enz.) en instrumenten die uit hoofde van vorige financiële kaders zijn ingevoerd, zoals het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (CIP). Over het algemeen wordt door deze evaluaties bevestigd dat in Europa financieringskloven blijven bestaan in de sectoren en op de beleidsterreinen waarop de EU-financieringsinstrumenten betrekking hebben, en dat investeringssteun op EU-niveau belangrijk en noodzakelijk blijft om de beleidsdoelstellingen van de EU te bereiken. Benadrukt werd echter ook dat de samenhang tussen de verschillende financieringsinstrumenten op EU-niveau en andere EU-initiatieven moet worden versterkt, dat synergieën met nationale en regionale initiatieven beter moeten worden benut en dat sprake is van overlappingen tussen de bestaande instrumenten. Aangestipt werd dat een betere coördinatie en opzet van de investeringssteuninstrumenten nodig zijn om de eventuele overlappingen tot een minimum te beperken. Door de uitbreiding van de activiteiten is de behoefte ontstaan om de mechanismen voor de algemene coördinatie van acties te versterken, zodat wildgroei wordt voorkomen en meer synergieën tot stand worden gebracht.

Ten aanzien van de COSME-instrumenten ter ondersteuning van kmo’s die van cruciaal belang zijn voor het toekomstige concurrentievermogen van de Unie, blijkt uit de evaluaties dat bij deze instrumenten tekortkomingen van de markt een doorslaggevende factor zijn en dat beperkingen voor kmo’s in de toegang tot financiering een bepalende rol spelen. Met name hebben start-ups, kleinere kmo’s en kmo’s die over onvoldoende zekerheden beschikken, overal in de EU te maken met hardnekkige en structurele marktkloven wat betreft schuldfinanciering. De Rekenkamer kwam in een speciaal verslag tot de bevinding dat de garantiefaciliteit voor kmo’s een positief effect op de groei van de ondersteunde kmo’s heeft gehad. In overeenstemming met de aanbevelingen van de Rekenkamer zijn betere gerichtheid op begunstigden en meer coördinatie met nationale regelingen nodig 12 .

Wat meer bepaald de financieringsinstrumenten van InnovFin in het kader van Horizon 2020 betreft, blijkt uit de evaluaties dat de toegang tot financiering een cruciale kwestie blijft voor de verbetering van de Europese prestaties op het gebied van innovatie. De financieringsinstrumenten van InnovFin bleken goed te hebben gepresteerd tegen de achtergrond van de groeiende vraag naar risicofinanciering op het gebied van onderzoek en innovatie, en zij hebben de Europese Investeringsbank Groep in staat gesteld om nieuwe, risicovollere segmenten te bestrijken. In dit verband werd echter ook beklemtoond dat de synergieën met andere EU-financieringsprogramma’s moeten worden versterkt en dat de resterende barrières moeten worden weggenomen om innovatieve ondernemingen van begin- naar expansiefase te helpen groeien. Voorts werd erop gewezen dat slechts een relatief klein aantal ondernemingen dat subsidies uit Horizon 2020 ontving, van financieringsinstrumenten in het kader van Horizon 2020 profiteerde, hetgeen de opschaling van innovatieve bedrijven kan belemmeren.

Het InvestEU-fonds zal voortbouwen op deze ervaringen en gericht zijn op ontvangers op het gebied van onderzoek en innovatie (inclusief innovatieve kmo’s en midcaps) om hun in alle fasen van hun ontwikkeling betere toegang tot financiering te geven. Het zal synergieën tussen subsidies en marktgebaseerde financiering benutten door blending te vergemakkelijken. Voorts heeft de Europese Rekenkamer naar aanleiding van haar controle betreffende de garantiefaciliteit een betere gerichtheid op innovatievere bedrijven als begunstigden aanbevolen. Door het bundelen van deskundigheid en middelen zal het InvestEU-fonds zich steeds meer richten op steun aan ondernemingen die zich bezighouden met innovatieactiviteiten met een hoger risico.

Op sociaal gebied en met betrekking tot het programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI) is er empirisch bewijs dat er in de Unie een groot gebrek is aan investeringen in sociale infrastructuur, sociale ondernemingen die goederen produceren (“materiële activa”), en sociale diensten, ideeën en mensen (“immateriële activa”), hoewel deze voor de lidstaten van groot belang zijn om zich te ontwikkelen tot een eerlijke, inclusieve en kennissamenleving.

Microfinanciering en sociale ondernemingen zijn in Europa nog recente ontwikkelingen en maken deel uit van een opkomende markt die nog niet volledig is ontwikkeld. Zoals in de in 2017 uitgevoerde tussentijdse evaluatie van EaSI werd benadrukt, hebben de financieringsinstrumenten van EaSI kwetsbare personen en micro-ondernemingen ondersteund en de toegang tot financiering voor sociale ondernemingen vergemakkelijkt, hetgeen een aanzienlijk sociaal effect heeft opgeleverd. In de evaluatie werd geconcludeerd dat de benutting van het volledige potentieel dat door de tot dusver behaalde resultaten werd aangetoond, pleit voor de voortzetting van de investeringssteun op sociaal gebied en de behoefte aan extra vuurkracht in het kader van het InvestEU-programma.

Het effectbeoordelingsverslag over het InvestEU-programma bevat een gedetailleerde samenvatting van deze evaluatieresultaten.

In januari 2019 heeft de Europese Rekenkamer een speciaal verslag (nr. 03/2019) over het Europees Fonds voor strategische investeringen gepubliceerd. Volgens dat verslag is het EFSI doeltreffend geweest in het aantrekken van kapitaal om aanzienlijke aanvullende investeringen in de EU te ondersteunen. In het verslag werd ook een aantal verbeterpunten genoemd. De meeste daarvan zijn al grotendeels verholpen met de EFSI 2.0-verordening, terwijl er voor de overige een oplossing komt via het InvestEU-wetgevingsvoorstel.

Meer bepaald zal InvestEU de complementariteit versterken en duplicatie en overlapping tussen verschillende instrumenten voorkomen. Bovendien komt er met InvestEU een verdere aanscherping en verduidelijking van de criteria om de additionaliteit te beoordelen en om de aangetrokken investeringen te ramen, in overeenstemming met de vereisten van het nieuwe Financieel Reglement (Verordening (EU) 2018/1046).

Na de aanbeveling van de Europese Rekenkamer om de geografische spreiding te verbeteren, heeft het EFSI-bestuur in 2019 een studie uitgevoerd om de grondoorzaken te onderzoeken van de geconstateerde geografische spreiding en maatregelen getroffen om het geografische evenwicht verder te verbeteren, zonder afbreuk te doen aan het vraaggestuurde karakter van het EFSI.

In januari 2020 heeft de Europese Rekenkamer een speciaal verslag (nr. 12/2020) over de Europese investeringsadvieshub gepubliceerd. De conclusie van het verslag was dat deze hub eind 2018 nog geen doeltreffend instrument voor het stimuleren van investeringen in de EU was gebleken. In de gecontroleerde periode waren, zo was de conclusie, nog te weinig opdrachten voltooid om een significant effect te sorteren op het aanbod van projecten die geschikt zijn om in te investeren, en de meeste opdrachten van deze investeringsadvieshub hadden betrekking op de eerste fasen van de cyclus van projectinvesteringen, waardoor de mogelijke effecten zich wellicht alleen op langere termijn voordoen.

De Europese Rekenkamer wees ook op de grote tevredenheid van de begunstigden over de op maat gesneden adviesdiensten die zij met de steun van de investeringsadvieshub hadden ontvangen, en op het gegeven dat de meeste opdrachten van de hub op de sectoren en lidstaten met hoge prioriteit betrekking hadden. Wel moest de Europese Rekenkamer constateren dat de investeringsadvieshub, in verhouding tot de beschikbare middelen, weinig verzoeken had ontvangen die volwaardige adviesopdrachten opleverden. Bovendien behoefde de hub een duidelijkere strategie en betere procedures om follow-up te geven aan de investeringen die voortvloeiden uit de opdrachten van de hub. Daarnaast werd, ondanks de inspanningen van de hub, de samenwerking met partners met het oog op een betere geografische dekking traag opgebouwd vanwege juridische complexiteit en het feit dat de nationale stimuleringsbanken of -instellingen niet in gelijke mate bereid en in staat waren om samen te werken.

De InvestEU-advieshub zal grotendeels een antwoord bieden op de aanbevelingen die Europese Rekenkamer heeft gedaan, door de lessen die uit de Europese investeringsadvieshub zijn getrokken, mee te nemen door bijvoorbeeld:

–de samenwerking met de nationale stimuleringsbanken of -instellingen verder uit te bouwen, om de lokale aanwezigheid en toegang tot adviesdiensten te verbeteren;

–prioriteiten te stellen en specifieke criteria te bepalen voor het beoordelen van de waarde van adviesondersteuning, en een kader voor de monitoring van prestaties uit te werken;

–screeningprocedures te versterken voor het beoordelen van de waarde van potentiële opdrachten, om zo zijn bijdrage te maximaliseren;

–een inschatting te maken van adviesbehoeften en de te verwachten vraag naar gerichte adviesinitiatieven en naar de ontwikkeling van projecten die in het kader van de garantie van het InvestEU-fonds zouden kunnen worden ondersteund.

•Raadpleging van belanghebbenden

Het voorstel maakt deel uit van het pakket om de negatieve economische gevolgen van de COVID-19-pandemie te bestrijden en is een crisismaatregel. Gezien de dringende noodzaak om Europese ondernemingen te steunen die zwaar worden getroffen door de pandemie en de beperkende maatregelen, was het niet mogelijk om belanghebbenden te raadplegen over de elementen die nieuw zijn ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel van de Commissie van 2018.

Voor de overige elementen berustte de effectbeoordeling op de openbare raadpleging over EU-financiering op het gebied van investeringen, onderzoek en innovatie, kmo’s en de interne markt, en met name op de antwoorden met betrekking tot de EU-steun voor investeringen 13 .

In dit voorstel wordt rekening gehouden met de uitkomsten van deze openbare raadpleging. Met name waren de meeste respondenten van mening dat de huidige EU-steun voor investeringen onvoldoende rekening houdt met beleidsuitdagingen zoals het terugdringen van de werkloosheid, het ondersteunen van sociale investeringen, het faciliteren van de digitale transitie, het bevorderen van de toegang tot financiering met name voor kmo’s, het zorgen voor een schoon en gezond milieu, en het ondersteunen van de industriële ontwikkeling.

De respondenten benadrukten het belang van EU-brede beleidsuitdagingen, onder meer op gebieden zoals onderzoek, steun voor onderwijs en opleiding, een schoon en gezond milieu en de transitie naar een koolstofarme en circulaire economie, en het terugdringen van de werkloosheid.

Rond 60 % van de respondenten van de openbare raadpleging over strategische infrastructuur was van mening dat de moeizame toegang tot financieringsinstrumenten een belemmering vormt waardoor de huidige programma’s de beleidsdoelstellingen niet met succes kunnen verwezenlijken.

Een grote meerderheid van de deelnemers was het eens met de maatregelen waarmee de regeldruk kan worden vereenvoudigd en verminderd. Hierbij ging het met name om minder, duidelijkere en beknoptere regels, onderlinge afstemming van de regels van de afzonderlijke EU-fondsen en een raamwerk dat van de ene programmeringsperiode tot de andere stabiel blijft, maar toch voldoende flexibiliteit biedt.

Het voorstel beoogt deze uitkomsten mee te nemen door meer het accent te leggen op de beleidsprioriteiten van de Unie in de context van de steun uit hoofde van het InvestEU-fonds. Het gemeenschappelijke stel regels dat met het InvestEU-fonds wordt ingevoerd, moet rekening houden met de kwestie van mogelijke overlappingen en moet het met name voor de eindontvangers gemakkelijker maken om steun aan te vragen. Het InvestEU-fonds heeft ook een ingebouwde flexibiliteit, zodat het zich kan aanpassen aan veranderende marktsituaties en -behoeften. Ook de rapportagevereisten zijn geharmoniseerd.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Overeenkomstig artikel 18, lid 6, van Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2015 betreffende het Europees Fonds voor strategische investeringen, de Europese investeringsadvieshub en het Europese investeringsprojectenportaal en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1291/2013 en (EU) nr. 1316/2013 — het Europees Fonds voor strategische investeringen 14 is een externe evaluatie verricht, zoals uiteengezet in het punt “Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan” 15 .

Effectbeoordeling

Het voorstel maakt deel uit van het pakket om de negatieve economische gevolgen van de COVID-19-pandemie te bestrijden en is een crisismaatregel. Gezien de dringende noodzaak om Europese ondernemingen te steunen die zwaar worden getroffen door de pandemie en de beperkende maatregelen, was het niet mogelijk om een formele effectbeoordeling uit te voeren voor de elementen die nieuw zijn ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel van de Commissie van 2018.

Voor de overige elementen zijn in de effectbeoordeling 16 die in het kader van het oorspronkelijke voorstel van de Commissie van 2018 is gepresenteerd, de belangrijkste uitdagingen voor het volgende MFK nader onderzocht, met name de investeringskloven en suboptimale investeringssituaties op verschillende beleidsterreinen zoals onderzoek en innovatie, duurzame infrastructuur, kmo-financiering en sociale investeringen. De keuzen voor de voorgestelde structuur van het InvestEU-fonds en de governance, doelstellingen, nagestreefde acties, financiële producten en eindontvangers ervan zijn in de effectbeoordeling geanalyseerd en toegelicht. Voor zover van toepassing werden in de effectbeoordeling de overwogen alternatieve oplossingen beschreven en de redenen voor de voorgestelde keuzes uitgelegd. Dit gold met name voor de redenen voor de oprichting van één instrument voor investeringssteun, de uitvoeringsmechanismen en de uitvoerende partners en voor de voorgestelde governancestructuur.

In de effectbeoordeling werd beklemtoond dat de huidige ervaring met EU-financieringsinstrumenten en de EFSI-begrotingsgarantie leerde dat behoefte bestaat aan vereenvoudiging, stroomlijning en betere coördinatie van EU-instrumenten voor investeringssteun tijdens het volgende MFK. Uit de ervaring met het EFSI bleek ook dat het waar mogelijk gebruiken van een begrotingsgarantie in plaats van traditionele financieringsinstrumenten aanzienlijke voordelen en efficiëntiewinsten oplevert.

In de effectbeoordeling werden de volgende hoofdkenmerken van het InvestEU-fonds vermeld:

·Eén structuur, die rechtstreeks wordt gecommuniceerd aan de financiële intermediairs, de projectpromotoren en de eindontvangers die op zoek zijn naar financiering.

·Een grotere hefboomwerking en een efficiënter gebruik van begrotingsmiddelen door gebruik te maken van één begrotingsgarantie die verschillende financiële producten met een gediversifieerde risicoportefeuille ondersteunt. Dit levert efficiëntiewinsten op in vergelijking met de optie om te beschikken over verschillende financieringsinstrumenten of afgeschermde begrotingsgaranties die een beperkt scala aan risico’s afdekken, aangezien er een lager voorzieningspercentage mee gemoeid is maar toch een gelijkwaardig niveau van bescherming wordt geboden.

·Een vereenvoudigd en doelgericht aanbod van investeringssteuninstrumenten voor de belangrijkste EU-beleidsdoelstellingen. Met een dergelijk aanbod zou het ook mogelijk zijn om subsidies en financiering uit verschillende EU-programma’s, conventionele EIB-leningen of particuliere financiering te combineren.

·De mogelijkheid om sectorspecifieke instrumenten aan te bieden als ondersteuning bij specifieke tekortkomingen van de markt (bv. groene scheepvaart, energiedemonstratieprojecten, natuurlijk kapitaal).

·Flexibiliteitsmaatregelen waardoor het InvestEU-fonds snel kan reageren op veranderende marktomstandigheden en mettertijd evoluerende beleidsprioriteiten.

·Een geïntegreerde governance- en uitvoeringsstructuur die de interne coördinatie verbetert en de positie van de Commissie ten opzichte van de uitvoerende partners versterkt. Een en ander zou ook leiden tot besparingen op beheerskosten, zou duplicatie en overlapping voorkomen en de zichtbaarheid voor investeerders vergroten.

·Vereenvoudigde rapportage-, monitoring- en controlevereisten. Dankzij het gemeenschappelijke raamwerk zal het InvestEU-fonds geïntegreerde en vereenvoudigde monitoring- en rapportageregels bieden.

·Betere complementariteit tussen centraal beheerde programma’s en programma’s onder gedeeld beheer. Dit omvat de mogelijkheid voor de lidstaten om toewijzingen onder gedeeld beheer via het InvestEU-fonds te kanaliseren (in het lidstaatcompartiment).

·De InvestEU-advieshub bij het InvestEU-fonds betrekken om de ontwikkeling en uitvoering van een pijplijn van financierbare projecten te ondersteunen.

Het scala aan geplande interventies in het kader van het InvestEU-fonds zal worden uitgevoerd via verschillende producten die op verschillende risico’s gericht zijn die inherent, afhankelijk van het soort geboden garantiedekking en de ondersteunde verrichtingen, hoge, gemiddelde of lage voorzieningspercentages vergen. De Commissie zal met handvatten komen en het gebruik van de verschillende producten en de daarmee gemoeide risico’s monitoren, zodat de volledige portefeuille verenigbaar is met het in het voorstel opgenomen voorzieningspercentage.

Op 27 april 2018 heeft de Raad voor regelgevingstoetsing een positief advies met punten van voorbehoud uitgebracht 17 . In het werkdocument van de diensten van de Commissie over de effectbeoordeling 18 wordt ingegaan op de daar aan de orde gestelde kwesties. In het verslag worden de huidige overlappingen tussen het EFSI en centraal beheerde financieringsinstrumenten nu beter uitgelegd. Ook wordt in het verslag verduidelijkt hoe de potentiële overlappingen in het kader van het InvestEU-fonds zullen worden voorkomen. Bovendien worden de keuze van de voorgestelde governancestructuur en de rol van de verschillende organen meer in detail toegelicht. Zo is een vergelijking gemaakt van de governanceregelingen die momenteel voor het EFSI en de financieringsinstrumenten worden gebruikt, met die welke in het kader van het InvestEU-fonds worden voorgesteld. Aanvullende toelichtingen op de aannamen voor het verwachte risiconiveau en het voorzieningspercentage zijn toegevoegd, alsmede verdere uitleg over de risicobeoordelingsfunctie binnen de governancestructuur.

Vereenvoudiging

Suboptimale investeringssituaties worden momenteel aangepakt via een heterogene en gefragmenteerde portefeuille van financieringsinstrumenten van de EU en het EFSI. Deze situatie leidt ook tot complexiteit voor financiële intermediairs en eindontvangers, die worden geconfronteerd met verschillende criteria om in aanmerking te komen en met verschillende rapportageregels.

Met het InvestEU-fonds wordt beoogd de investeringssteun van de EU te vereenvoudigen door één kader vast te stellen dat helpt de complexiteit te verminderen. Dankzij een kleiner aantal overeenkomsten op basis van een gemeenschappelijk stel regels zal het InvestEU-fonds de toegang tot EU-steun voor de eindontvangers, de governance en het beheer van de instrumenten voor investeringssteun vereenvoudigen.

Bovendien kunnen, doordat het InvestEU-fonds alle beleidsbehoeften inzake investeringssteun bestrijkt, de rapportagevereisten en prestatie-indicatoren worden gestroomlijnd en geharmoniseerd.

Grondrechten

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de grondrechten.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Overeenkomstig de mededeling van de Commissie 19 over de EU-begroting als drijvende kracht achter het herstelplan voor Europa (met daarin een versterkt meerjarig financieel kader voor 2021‑2027) wordt in het begrotingskader (vastleggingen in lopende prijzen) 33 524 733 000 EUR voor het InvestEU-programma uitgetrokken, waarvan 724 733 000 EUR voor bijstand voor projectontwikkeling en andere flankerende maatregelen. De totale voorziening zal 33 800 000 000 EUR bedragen, waarvan 1 000 000 000 EUR wordt gedekt door inkomsten, terugbetalingen en terugvorderingen die worden gegenereerd door bestaande financieringsinstrumenten en door het EFSI. Inkomsten en terugvorderingen uit het InvestEU-fonds zullen ook worden gebruikt om de voorziening aan te vullen. Van het hierboven genoemde totale begrotingskader zal 33 000 440 000 EUR beschikbaar komen via het Europees herstelinstrument op grond van de met het nieuwe eigenmiddelenbesluit verleende machtiging.

Voor de deelneming van de Unie in een mogelijke toekomstige kapitaalverhoging (in één of meerdere ronden) van het EIF zal in het meerjarig financieel kader 2021–2027 maximaal 900 000 000 EUR aan financiële middelen nodig zijn. Dit betreft het Unieaandeel in het volgestorte deel van een kapitaalverhoging. De Unie zou haar totale aandeel in het EIF-kapitaal moeten kunnen behouden, afdoende rekening houdende met de financiële implicaties.

Een financieel memorandum met verdere begrotingsinformatie is opgenomen.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Het InvestEU-fonds (de EU-garantie) zal via indirect beheer ten uitvoer worden gelegd. De Commissie zal de noodzakelijke garantieovereenkomsten met de uitvoerende partners sluiten. De InvestEU-advieshub zal via indirect of direct beheer ten uitvoer worden gelegd, afhankelijk van de aard van de bijstand. Het InvestEU-portaal zal hoofdzakelijk via direct beheer ten uitvoer worden gelegd.

Het effect van het InvestEU-programma zal worden beoordeeld door middel van evaluaties. De evaluaties zullen worden verricht overeenkomstig de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 20 , waarin de drie instellingen hebben bevestigd dat evaluaties van bestaande wetgeving en bestaand beleid de basis moeten vormen voor effectbeoordelingen van opties voor verdere acties. De evaluaties zullen de effecten van het InvestEU-programma op het terrein beoordelen op basis van de indicatoren/doelstellingen van het InvestEU-programma en van een nadere analyse van de mate waarin het InvestEU-programma kan worden geacht relevant, doeltreffend en doelmatig te zijn, voldoende toegevoegde waarde voor de EU te bieden en coherent te zijn met andere EU-beleidsmaatregelen. Ook zullen in de evaluaties lessen worden getrokken: wat zijn de lacunes/problemen, hoe kunnen de acties of de resultaten daarvan verder worden verbeterd en hoe kan de benutting/impact ervan worden geoptimaliseerd. De monitoring van de prestaties zal worden getoetst aan de in het voorstel vastgestelde indicatoren. Naast deze kernindicatoren zullen in de investeringsrichtsnoeren of de garantieovereenkomsten gedetailleerdere indicatoren worden opgenomen die zijn gebaseerd op de specifieke financiële producten die worden ingezet. Bovendien zullen specifieke indicatoren worden ontwikkeld voor de InvestEU-advieshub en het InvestEU-portaal.

Van de uitvoerende partners zal geharmoniseerde rapportage worden gevraagd overeenkomstig het Financieel Reglement.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk I — Algemene bepalingen

In de algemene bepalingen zijn de algemene en specifieke doelstellingen van het InvestEU-programma opgenomen die vervolgens worden weerspiegeld in de beleidsterreinen.

De door de EU-garantie in het kader van het InvestEU-fonds te ondersteunen financierings- en investeringsverrichtingen zullen bijdragen aan: i) het concurrentievermogen van de Unie, met inbegrip van onderzoek, innovatie en digitalisering; ii) de groei en werkgelegenheid in de economie van de Unie, alsmede de duurzaamheid en de milieu- en klimaatdimensie van die economie, die zal bijdragen aan het verwezenlijken van de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s) en de doelstellingen van de Klimaatovereenkomst van Parijs en aan het scheppen van hoogwaardige banen; iii) de sociale veerkracht en de inclusiviteit en het innovatievermogen van de Unie; iv) de bevordering van wetenschappelijke en technologische vooruitgang, van cultuur, onderwijs en opleiding; v) de integratie van de kapitaalmarkten van de Unie en de versterking van de eengemaakte markt, met inbegrip van oplossingen om de fragmentatie van de kapitaalmarkten van de Unie aan te pakken, meer diversiteit te brengen in de financieringsbronnen voor ondernemingen in de Unie en duurzame financiering te bevorderen; vi) het bevorderen van economische, sociale en territoriale samenhang, door bij te dragen aan het bestrijden van het asymmetrische herstel na de crisis, of vii) het herstel van de economie van de Unie na de door de COVID-19-pandemie veroorzaakte crisis, de instandhouding en versterking van de strategische waardeketens in de Unie, die vaak voor meerdere lidstaten en regio's van belang zijn, en het versterken van activiteiten die voor de Unie van strategisch belang zijn met betrekking tot voor bedrijven en consumenten kritieke infrastructuur, technologie en input.

Voor de EU-garantie wordt een omvang van 75 153 850 000 EUR en een voorzieningspercentage van 45 % voorgesteld, d.w.z. dat 33 800 000 000 EUR nodig is voor de voorziening (beide bedragen in lopende prijzen). De indicatieve toewijzing van de EU-garantie voor de diverse beleidsterreinen is opgenomen in bijlage I. Voor het beleidsterrein “Europese strategische investeringen” is echter een specifieke toewijzing voor de EU-garantie van maximaal 31 153 850 000 EUR bestemd. De hoogte van de voorziening is gebaseerd op het soort geplande financiële producten en het risiconiveau van de portefeuilles, rekening houdende met de ervaring die in het kader van het EFSI en eerdere financieringsinstrumenten is opgedaan.

Voorgesteld wordt om voor de InvestEU-advieshub, het InvestEU-portaal en flankerende maatregelen 724 733 000 EUR (in lopende prijzen) aan financiële middelen uit te trekken. De omvang van de financiële middelen staat in verhouding tot het volume van de EU-garantie, om de soepele inzet van de beschikbare financiering te vergemakkelijken door afdoende adviesondersteuning te geven aan onder meer projectpromotoren.

Voorts kunnen derde landen in het kader van de beleidsterreinen van het InvestEU-fonds, met uitzondering van het beleidsterrein “Europese strategische investeringen”, bij financiële producten worden betrokken door hun volledige bijdrage in contanten te betalen. In deze mogelijkheid wordt met name voorzien om, voor zover gerechtvaardigd, de voortzetting van bestaande regelingen (onder meer op het gebied van onderzoek) of steun in verband met de toetredingsprocedures mogelijk te maken. Lidstaten die een deel van hun middelen onder gedeeld beheer via het InvestEU-fonds willen gebruiken, mogen ook bijdragen. Deze bedragen komen bovenop de EU-garantie van 75 153 850 000 EUR (in lopende prijzen).

Hoofdstuk II — InvestEU-fonds

In dit hoofdstuk worden de vijf beleidsterreinen van het InvestEU-fonds beschreven: i) duurzame infrastructuur; ii) onderzoek, innovatie en digitalisering; iii) kmo’s; iv) sociale investeringen en vaardigheden; v) Europese strategische investeringen (met een nadere beschrijving van de reikwijdte daarvan).

Ook worden de beide compartimenten van de EU-garantie beschreven: i) het EU-compartiment, en ii) het lidstaatcompartiment, dat zal bestaan uit één subcompartiment per lidstaat die besluit of hij een deel van zijn middelen onder gedeeld beheer aan het InvestEU-fonds bijdraagt.

In de specifieke regels met betrekking tot het lidstaatcompartiment wordt voorzien in een bijdrageovereenkomst tussen de Commissie en de betrokken lidstaat en worden de belangrijkste elementen van de bijdrage vastgesteld, zoals de omvang, het voorzieningspercentage en de voorwaardelijke verplichting. De verordening gemeenschappelijke bepalingen en andere relevante rechtsinstrumenten zullen de nodige machtigingsbepalingen bevatten. Zodra de overmaking aan het InvestEU-fonds plaatsvindt, verloopt de uitvoering van het lidstaatcompartiment volgens de regels van het InvestEU-fonds. De Commissie selecteert de uitvoerende partner op basis van een voorstel van de lidstaat en ondertekent de garantieovereenkomst met de betrokken lidstaat.

Het voorstel van de Commissie voor het MFK 2021–2027 is ambitieuzer wat de integratie van klimaatactie in alle EU-programma’s betreft, en stelt als algemeen doel dat 25 % van de EU-uitgaven aan klimaatdoelstellingen bijdragen. De bijdrage van het InvestEU-programma aan de verwezenlijking van dat algemene doel zal worden gevolgd via een EU-klimaatvolgsysteem. Voor het beleidsterrein “duurzame infrastructuur” is een ambitieuze, afzonderlijke doelstelling bepaald, namelijk dat ten minste 60 % van de investeringen bijdraagt tot de doelstellingen van de Unie inzake klimaat en milieu. De Commissie zal de informatie jaarlijks presenteren in het kader van de jaarlijkse ontwerpbegroting.

Als ondersteuning van het volledige gebruik van het potentieel van het InvestEU-programma om bij te dragen aan de klimaatdoelstellingen, zal de Commissie relevante acties in kaart trachten te brengen tijdens het proces van voorbereiding, uitvoering, beoordeling en evaluatie van het InvestEU-programma.

Hoofdstuk III — Partnerschap van de Commissie en de Europese Investeringsbank Groep

De Commissie en de Europese Investeringsbank Groep gaan een partnerschap aan. Dit betreft, naast de tenuitvoerlegging van 75 % van de EU-garantie, bepaalde adviestaken met betrekking tot bancaire aspecten van de garantieovereenkomsten, met name wat financiële risico’s betreft, en met betrekking tot het risicobeheer van de portefeuille. De Europese Investeringsbank Groep zal ook een centrale rol spelen bij de tenuitvoerlegging van adviesondersteuning in het kader van de InvestEU-advieshub. Daarnaast zal hij de Commissie adviseren en operationele taken uitvoeren met betrekking tot de hub.

De Europese Investeringsbank Groep zal alle vereiste maatregelen en voorzorgen nemen om belangenconflicten met andere uitvoerende partners te vermijden ten aanzien van de taken die hij in het kader van het partnerschap voor de Commissie uitvoert.

Hoofdstuk IV — EU-garantie

In dit hoofdstuk zijn de bepalingen met betrekking tot de EU-garantie en het gebruik ervan opgenomen. Zij hebben betrekking op het onherroepelijke en opvraagbare karakter van de EU-garantie, de investeringsperiode, vereisten voor de in aanmerking komende financierings- en investeringsverrichtingen en de in aanmerking komende soorten financiering. De sectoren die voor financierings- en investeringsverrichtingen in aanmerking komen, zijn vastgesteld in bijlage II.

Voorts bevat dit hoofdstuk de eisen die worden gesteld aan de uitvoerende partners (die onder meer voor de pijlerbeoordeling overeenkomstig het Financieel Reglement moeten slagen) en aan de garantieovereenkomsten tussen de Commissie en de uitvoerende partners. Ook bevat dit hoofdstuk vereisten met betrekking tot de vergoeding van de EU-garantie en de voorwaarden om de vergoeding in goed onderbouwde gevallen te verlagen.

Bij de selectie van de uitvoerende partners zal de Commissie rekening houden met hun mogelijkheden om de doelstellingen van het InvestEU-fonds te verwezenlijken en eigen middelen bij te dragen, particuliere investeerders aan te trekken, te zorgen voor adequate geografische en sectorale dekking, en bij te dragen aan nieuwe oplossingen voor tekortkomingen van de markt en suboptimale investeringssituaties. De Europese Investeringsbank Groep dient, gezien zijn rol krachtens de Verdragen, zijn mogelijkheden om in alle lidstaten actief te zijn en de ervaring die hij heeft opgedaan in het kader van de huidige financieringsinstrumenten en het EFSI, een bevoorrechte uitvoerende partner te blijven in het kader van het EU-compartiment. Hij zal 75 % van de EU-garantie ten uitvoer leggen. Nationale stimuleringsbanken of -instellingen kunnen ook uitvoerend partner worden. Bovendien zal het mogelijk zijn andere internationale financiële instellingen als uitvoerende partner te hebben, met name wanneer zij in bepaalde lidstaten een comparatief voordeel bieden in termen van specifieke deskundigheid en ervaring. Ook andere entiteiten die aan de criteria van het Financieel Reglement voldoen, moeten als uitvoerende partner kunnen optreden.

Dit hoofdstuk omvat ook gedetailleerde bepalingen over de dekking van de EU-garantie, afhankelijk van de verschillende aard van de financiering die in het kader daarvan kan worden verstrekt.

Hoofdstuk V – Governance

Het InvestEU-fonds zal een adviesraad hebben, bestaande uit: i) vertegenwoordigers van de uitvoerende partners; ii) vertegenwoordigers van de lidstaten; iii) een door het Europees Economisch en Sociaal Comité benoemde deskundige, en iv) een door het Comité van de Regio’s benoemde deskundige. De taken van deze raad omvatten het adviseren van de Commissie en het bestuur over de vormgeving van de in het kader van het InvestEU-fonds uit te voeren financiële producten en het geven van advies over marktontwikkelingen, tekortkomingen van de markt en suboptimale investeringssituaties, alsmede over marktomstandigheden. Ook wisselt de raad van gedachten over marktontwikkelingen en deelt hij goede praktijken.

Een bestuur wordt opgericht dat strategische en operationele richtsnoeren vaststelt, het kader voor de risicomethodiek vaststelt, toezicht houdt op de uitvoering van het InvestEU-programma, wordt geraadpleegd over de shortlist van kandidaten voor het investeringscomité, het reglement van orde van het secretariaat van het investeringscomité vaststelt en de regels vaststelt die van toepassing zijn op de verrichtingen met investeringsplatformen.

Dit bestuur bestaat uit vier vertegenwoordigers van de Commissie, drie vertegenwoordigers van de Europese Investeringsbank Groep en twee vertegenwoordigers van andere uitvoerende partners. Daarnaast mag het Europees Parlement één deskundige zonder stemrecht benoemen. Een vertegenwoordiger van de Commissie is de voorzitter.

Voordat een voorstel bij het investeringscomité wordt ingediend, voert de Commissie een beleidscontrole uit met betrekking tot voorgestelde financierings- of investeringsverrichtingen, om na te gaan of deze in overeenstemming zijn met het Unierecht. Wat betreft de Europese Investeringsbank wordt voorgesteld dat haar voorstellen geen beleidscontrole hoeven te ondergaan omdat deze bij de Commissie worden ingediend in het kader van de procedure van artikel 19 van Protocol nr. 5. Alleen indien de Commissie in dat verband een ongunstig advies uitbrengt, wordt een financierings- of investeringsverrichting uitgesloten van de dekking van de EU-garantie.

Het investeringscomité keurt het gebruik van de EU-garantie voor financierings- en investeringsverrichtingen goed. Zijn leden zijn externe deskundigen met ervaring in de betrokken sectoren. Het comité komt in vijf verschillende formaties bijeen, die overeenstemmen met de beleidsterreinen. Elke formatie telt zes leden, waarvan er vier permanente leden zijn die aan alle formaties deelnemen. De resterende twee leden worden geselecteerd om meer in het bijzonder rekening te houden met de gebieden waarop het desbetreffende beleidsterrein betrekking heeft.

Een onafhankelijk secretariaat wordt opgericht dat het investeringscomité bijstaat. Het secretariaat valt bestuurlijk onder de Commissie, maar legt verantwoording af aan de voorzitter van het investeringscomité.

Het investeringscomité zorgt ook voor de toekenning van de EU-garantie aan verrichtingen in het kader van de EFSI-verordening 21 .

Een scorebord is vereist voor alle financierings- en investeringsverrichtingen die bij het investeringscomité worden ingediend. Aan de hand daarvan kunnen de garantieaanvragen onafhankelijk, transparant en geharmoniseerd worden beoordeeld. Dit scorebord moet voor de betrokken financierings- of investeringsverrichting nadere informatie bevatten over onder meer de bijdrage van de verrichting aan Uniebeleidsdoelstellingen, de additionaliteit, een beschrijving van de tekortkoming van de markt of de suboptimale investeringssituatie, het effect van de investering en het financiële profiel.

Hoofdstuk VI – InvestEU-advieshub

De InvestEU-advieshub zal ondersteuning in de vorm van advies bieden bij het identificeren, voorbereiden, ontwikkelen, structureren, aanbesteden en uitvoeren van projecten, met inbegrip van capaciteitsopbouw. De hub zal beschikbaar zijn voor publieke en private projectpromotoren en voor financiële en andere intermediairs.

Hoofdstuk VII — InvestEU-portaal

Het InvestEU-portaal zal worden opgericht, voortbouwend op de ervaring met het projectenportaal in het kader van het investeringsplan voor Europa. De Commissie zal de projecten stelselmatig controleren op hun verenigbaarheid met het recht en het beleid van de Unie. Voorts zullen uitvoerende partners de projecten moeten onderzoeken die aan de verenigbaarheidseisen voldoen en binnen hun activiteitenbereik vallen. Dit is bedoeld om zichtbaarheid te geven aan voor investering in aanmerking komende projecten in de EU waarvoor financiering wordt gezocht. Een project hoeft echter niet op het portaal te worden geplaatst om voor EU-financiering in aanmerking te komen. Indiening van een project bij het portaal betekent evenmin dat het uiteindelijk de EU-garantie zal krijgen.

Hoofdstuk VIII — Verantwoordingsplicht, monitoring en rapportage, evaluatie en controle

De voorzitter van het bestuur kan worden gevraagd aan het Europees Parlement of de Raad verslag uit te brengen of mondeling of schriftelijk op door hen gestelde vragen te antwoorden.

Dit hoofdstuk bevat bepalingen inzake regelmatige monitoring en rapportage, terwijl de indicatoren waaraan de prestaties zullen worden getoetst, zijn opgenomen in bijlage III. Voorts bevat het bepalingen inzake audits en de rechten van OLAF met betrekking tot financierings- en investeringsverrichtingen in derde landen.

Daarnaast wordt voorgesteld dat het gebruik van de EU-garantie zal worden geëvalueerd door middel van een tussentijdse evaluatie en een eindevaluatie overeenkomstig de vereisten van het Financieel Reglement. In de tussentijdse evaluatie moet naar een aantal specifieke aspecten van de verordening worden gekeken, zoals het functioneren van de nadere bepalingen op grond van het partnerschap tussen de Commissie en de Europese Investeringsbank Groep, de verdeling van de EU-garantie tussen de Europese Investeringsbank Groep en de overige uitvoerende partners, de uitvoering van de InvestEU-advieshub.

Hoofdstuk IX — Transparantie en zichtbaarheid

Deze bepalingen zijn opgenomen om afdoende transparantie en zichtbaarheid te garanderen ten aanzien van, respectievelijk, de eindontvangers en het brede publiek.

Hoofdstuk X — Overgangs- en slotbepalingen

Dit laatste hoofdstuk bevat bepalingen met betrekking tot het gebruik van ontvangsten, terugbetalingen en invorderingen van voorafgaande programma’s. Een lijst van die programma’s, naast het EFSI, is opgenomen in bijlage IV. In dit hoofdstuk wordt ook de procedure voor de gedelegeerde handelingen vastgesteld.

Voorzien is dat de verordening vanaf 1 januari 2021 van toepassing is.