Toelichting bij COM(2020)241 - Gevolgen van demografische veranderingen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2020)241 - Gevolgen van demografische veranderingen.
bron COM(2020)241 NLEN
datum 17-06-2020
EUROPESE COMMISSIE

3.

Brussel, 17.6.2020


COM(2020) 241 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

over de gevolgen van demografische veranderingen


{SWD(2020) 109 final}


Table of Contents

Inhoudsopgave

1.

Inleiding



4.

2. DE AANJAGERS VAN DEMOGRAFISCHE VERANDERINGEN IN EUROPA


5.

2.1. LANGERE LEVENSVERWACHTING


6.

2.2. MINDER GEBOORTEN


7.

2.3. EEN VERGRIJZENDE BEVOLKING


8.

2.4. KLEINERE HUISHOUDENS


9.

2.5. EEN MOBIELER EUROPA


10.

2.6. EEN VERANDERENDE BEVOLKINGSOMVANG


3.

2.

Gevolgen


11.

VAN DEMOGRAFISCHE VERANDERINGEN VOOR ONZE SOCIALE MARKTECONOMIE


12.

3.1. MENSEN, WERK EN VAARDIGHEDEN


13.

3.1.1 EEN GROTERE EN MEER INCLUSIEVE ARBEIDSMARKT


14.

3.1.2 PRODUCTIVITEIT DOOR VAARDIGHEDEN EN ONDERWIJS


15.

3.2. GEZONDHEIDSZORG EN LANGDURIGE ZORG


16.

3.3. DE GEVOLGEN VOOR DE OVERHEIDSBEGROTINGEN


17.

3.4. DE REGIONALE EN LOKALE DIMENSIE


18.

3.4.1 KWALITEIT VAN LEVEN, INFRASTRUCTUUR EN TOEGANG TOT DIENSTEN


19.

4. DE TWEE TRANSITIES EN DEMOGRAFISCHE VERANDERINGEN


20.

5. DE GEOPOLITIEK VAN DEMOGRAFIE: EUROPA IN DE WERELD


CONCLUSIES EN VOORUITBLIK


1.INLEIDING

De uitbraak van de COVID-19-pandemie heeft Europa en de wereld in een oogwenk veranderd. Onze gezondheids- en welvaartsstelsels zijn erdoor op de proef gesteld, net als onze economische en sociale veerkracht. De pandemie zal blijvende gevolgen hebben voor de wijze waarop we samenleven en samenwerken – zelfs wanneer het virus is verdwenen. De uitbraak kwam op een moment dat Europa een periode van ingrijpende veranderingen doormaakte op klimatologisch, maatschappelijk en demografisch gebied.

Demografische veranderingen gaan over mensen en hun leven. Ze gaan over wat we doen, hoe we werken en wat we ons thuis noemen. Ze gaan over onze gemeenschappen en de manier waarop we allemaal samenleven. Ze gaan over het omarmen van de diversiteit aan mensen en achtergronden die onze samenlevingen verrijken en vorm geven, ons sterker maken en het motto van de EU “Verenigd in verscheidenheid” tot leven brengen. Dit is noodzakelijker dan ooit. Terwijl we in heel Europa langzaam en voorzichtig uit de ingestelde lockdowns komen, worden we eraan herinnerd hoe belangrijk het is om te begrijpen welke gevolgen demografische veranderingen voor onze samenleving hebben, en hoe belangrijk het is om daarop te reageren. Hier moeten we lering uit trekken met het oog op Europa's herstel, op sociaal en economisch gebied, op het vlak van gezondheid en langdurige zorg en wat betreft nog veel meer zaken.

De laatste weken en maanden is het verband tussen demografische structuren enerzijds en de impact en het herstelpotentieel anderzijds scherp en dikwijls pijnlijk aan het licht gekomen. We hebben gezien dat onze oudste, meest kwetsbare generatie het meest te lijden heeft onder deze crisis. Ouderen hebben niet alleen een grotere kans op complicaties als ze de ziekte oplopen, maar vormen als gevolg van de afstandsregels en de lockdownmaatregelen die overal in Europa zijn afgekondigd, ook een van de meest geïsoleerde en afgesneden groepen. De noodzaak van solidariteit tussen de generaties vormt een van de drijvende krachten achter Europa’s herstel 1 .

Het omgaan met de gevolgen van demografische veranderingen op de lange termijn kent veel verschillende facetten: hoe leiden we onze gezondheidszorg, onze overheidsbegrotingen of ons openbare leven in goede banen, maar ook hoe gaan we om met vraagstukken als eenzaamheid, zorg binnen de gemeenschap en toegang tot vitale diensten? Een goede aanpak van deze kwesties is belangrijk voor een geslaagd herstel en zal bepalen hoe snel en in welke mate we ons leven van alledag, onze sociale netwerken en economieën weer kunnen opbouwen. Op de langere termijn biedt dit Europa een kans om te bouwen aan eerlijkere en veerkrachtigere samenleving.

We mogen de schade die het gevolg is van deze crisis of de noodzaak om een oplossing voor allerlei vormen van verlies te bedenken, nooit onderschatten. In dit kader lijkt het misschien tegenstrijdig te zeggen dat Europeanen doorgaans langer, gezonder en veiliger leven. Niettemin is dit op de langere termijn nog steeds de realiteit en we mogen trots zijn op de grote stappen voorwaarts die we de afgelopen decennia hebben gezet om dit te bereiken. De welvaarts- en gezondheidsstelsels in Europa zijn wereldwijd het meest geavanceerd en hebben, in combinatie met de vaardigheden en offers van ontelbare werkers in de frontlinie, sinds het begin van de crisis talloze levens helpen redden. De grote druk die de stelsels te verwerken hebben gekregen, vooral in gebieden met een oudere bevolking, heeft echter duidelijk gemaakt dat op de korte en lange termijn extra ondersteuning nodig is.

Dankzij deze vooruitgang blijft onze kwaliteit van leven uniek en scoren onze samenlevingen op het punt van gelijkheid wereldwijd nog steeds het hoogst, al bestaan er nog ongelijkheden. Onze bevolking vergrijst en kiest er doorgaans voor in kleinere huishoudens te wonen. We zijn voortdurend onderweg, werken langer, leren meer en veranderen vaker van baan. Deze trends hebben allemaal een aanzienlijk effect op onze samenleving en sommige daarvan hebben wellicht invloed gehad op hoe het virus in sommige landen voet aan de grond heeft gekregen en zich heeft verspreid; dit geldt zowel voor de vergrijzende bevolking, de samenstelling van huishoudens als de bevolkingsdichtheid.

Deze kwesties kunnen het best worden aangepakt op lokaal en regionaal niveau. Wat betreft demografische veranderingen zijn er namelijk grote verschillen tussen diverse delen van hetzelfde land. Sommige regio's staan voor de dubbele uitdaging van lage inkomens en een snel afnemende bevolking. Met 31 miljoen mensen die in deze vaak landelijke regio's wonen, staat er veel op het spel. Europa streeft ernaar de levensstandaard te verbeteren en de verschillen te verkleinen. Het gaat erom dat in de behoeften van de mensen wordt voorzien, met perspectieven en arbeidsmogelijkheden op de plek waar zij wonen. Het gaat om gezondheidszorg, kinderopvang en onderwijs en om andere vitale lokale diensten zoals postkantoren, bibliotheken of vervoer.

Demografische veranderingen zijn geen nieuw fenomeen, maar het verschil in onze levens wordt nu meer acuut gevoeld. Adequaat inspelen op deze veranderingen is des te meer van belang omdat Europa nu de weg van herstel inslaat. Een volgehouden focus op de groene en de digitale transitie zal bijdragen tot het vinden van een groot aantal van de innovatieve en duurzame oplossingen die we nodig hebben om de impact van de demografische veranderingen op te vangen.

Demografische veranderingen hebben ook effect op de plaats van Europa in de wereld. Nu het bevolkingsaandeel van Europa in de wereld afneemt, wordt het nog belangrijker dat de EU met één stem spreekt en eendrachtig handelt en daarbij al haar collectieve kracht en diversiteit benut. Dit moet ook worden beschouwd in het licht van grote demografische veranderingen in onze omgeving en over de hele wereld, die direct gevolgen voor Europa zelf hebben.

In dit verslag worden de aanjagers van demografische veranderingen gepresenteerd en de gevolgen daarvan in heel Europa 2 . Het zal helpen te ontdekken hoe de zwaarst getroffen mensen, regio's en gemeenschappen het best kunnen worden bijgestaan om zich aan de veranderende realiteit aan te passen – door crisis, herstel en wat daarna komt. Het werk van de Commissie op dit gebied heeft tot doel onze kennis en prognoses te verbeteren zodat we degenen die dat nodig hebben kunnen ondersteunen, nu en in de toekomst. Het gaat er niet noodzakelijk om de bestaande trends te keren of te vertragen; het gaat erom onszelf toe te rusten met de juiste instrumenten om tot nieuwe oplossingen te komen en mensen te ondersteunen via verandering.

Uiteindelijk gaat het erom dat geen enkele gebied en geen enkele persoon aan zijn lot wordt overgelaten, een gevoel dat uiteindelijk kan leiden tot verlies van vertrouwen in onze democratie. Daarom heeft de Commissie voor het eerst een vicevoorzitter voor democratie en demografie en zal dit onderwerp tevens aan de orde komen tijdens de conferentie over de toekomst van Europa. Daarbij zullen burgers een leidende spelen in de opbouw van een veerkrachtigere, duurzamere en eerlijkere Unie. Op veel van deze terreinen zijn de lidstaten bevoegd, maar de Commissie is bereid de weg te wijzen door problemen in kaart te brengen en nationale, regionale en lokale actie te steunen.

2.DE AANJAGERS VAN DEMOGRAFISCHE VERANDERINGEN IN EUROPA 3

Wij Europeanen leven langer dan ooit tevoren en vergrijzen met elk jaar dat verstrijkt. Velen van ons kiezen ervoor in een ander EU-land te wonen, werken of studeren en de migratie van en naar Europa blijft fluctueren. Een groeiend aantal mensen woont nu ook in kleinere huishoudens en we hebben minder kinderen dan ooit tevoren. Deze aanjagers van de demografische veranderingen zijn in Europa niet overal gelijk; zelfs tussen diverse regio's van hetzelfde land zijn er vaak aanzienlijke verschillen 4 .

2.1. LANGERE LEVENSVERWACHTING

Europeanen leven langer en genieten gemiddeld langer een goede gezondheid. De laatste vijf decennia is de levensverwachting bij de geboorte voor zowel mannen als vrouwen met ongeveer tien jaar gestegen 5 . De pandemie heeft de kwetsbaarheden van een vergrijzende bevolking blootgelegd, maar de positieve trend in de levensverwachting zal er vermoedelijk niet door worden beïnvloed.

In 2070 zal de levensverwachting bij de geboorte voor mannen naar verwachting 6 86,1 jaar bereiken, terwijl deze in 2018 nog 78,2 bedroeg. Voor vrouwen wordt deze geraamd op 90,3 jaar (83,7 in 2018). Waar je woont, heeft een grote invloed op je levensverwachting. Op nationaal niveau varieert de levensverwachting bij de geboorte van 83,5 jaar in Spanje tot 75 jaar in Bulgarije.

Er bestaan verschillen tussen vrouwen en mannen die in verschillende delen van de EU wonen. Voor de EU-27 ligt de levensverwachting bij de geboorte voor vrouwen 5,5 jaar hoger dan bij mannen, maar het beeld is niet overal hetzelfde. In Letland en Litouwen is de kloof meer dan negen jaar, terwijl deze in Denemarken, Ierland, Cyprus, Nederland en Zweden minder dan vier jaar bedraagt.

21.

Kloof tussen de levensverwachting bij de geboorte voor vrouwen en mannen, 2018



Bron: Eurostat


We brengen een groot deel van ons leven in goede gezondheid door. Het aantal gemelde gezonde levensjaren 7 verschilt per geslacht en per land. In de EU als geheel bedroeg het aantal gezonde levensjaren bij de geboorte in 2018 64,2 jaar voor vrouwen en 63,7 jaar voor mannen 8 . Ook hier is dit sterk afhankelijk van waar je woont. Zo heeft een man die in Zweden woont, gemiddeld meer dan 73 gezonde levensjaren, vergeleken met 51 jaar voor een man in Letland. Bijna de helft van de ouderen heeft een handicap 9 ; dit cijfer neemt toe naarmate mensen ouder worden. Zij lopen een groter risico op beperkte mobiliteit en hun levenskwaliteit wordt bepaald door de inclusiviteit en toegankelijkheid van onze samenlevingen en omgeving.


22.

Gezonde levensjaren bij de geboorte, 2018



Bron: Eurostat

Levensverwachting bij de geboorte per NUTS2-regio 10 , 2018

(Levensverwachting bij de geboorte, in jaren)


2.2. MINDER GEBOORTEN

Vanaf de jaren 1960 tot halverwege de jaren 1990 nam het gemiddelde aantal geboorten per vrouw in Europa af 11 . In de jaren 2000 ging dat cijfer weer iets omhoog, waarna het zich in het daaropvolgende decennium stabiliseerde.

In 2018 stond het cijfer op 1,55 kinderen per vrouw. Dit ligt onder de waarde van 2,1 die wordt gezien als het niveau dat nodig is om de bevolkingsomvang bij afwezigheid van migratie constant te houden. Vrijwel geen enkele regio in Europa bereikt dit niveau 12 , waarbij sommige regio's een waarde van minder dan 1,25 hebben. Dit geldt bijvoorbeeld voor het noordwesten van het Iberisch schiereiland, het zuidoosten van Italië en Sardinië, en sommige delen van Griekenland.

Vrouwen krijgen gemiddeld ook later kinderen. Tussen 2001 en 2018 steeg de gemiddelde leeftijd dat vrouwen kinderen krijgen, van 29,0 tot 30,8 jaar.

Vruchtbaarheidsindicatoren, EU-27, 2001–2018


Bron: Eurostat

Totale vruchtbaarheidscijfer per NUTS3-regio 13 , 2018

(Aantal levendgeborenen per vrouw)


2.3. EEN VERGRIJZENDE BEVOLKING

De bevolking van Europa wordt ouder. De mediane leeftijd 14 van de bevolking van de EU-27 stijgt al jaren en zal naar verwachting nog twee decennia in ongeveer hetzelfde tempo toenemen. De mediane leeftijd kan oplopen tot 49 in 2070, vijf jaar hoger dan nu.

23.

Mediane leeftijd van de bevolking van de EU-27, 2001-2070



Bron: Eurostat

Naarmate onze mediane leeftijd hoger wordt, stijgen ook het aantal en percentage mensen in de oudere leeftijdsgroepen. Volgens de ramingen zal in 2070 30 % van de mensen in Europa 65 jaar of ouder zijn, terwijl dat nu ca. 20 % is. Van 2019 tot 2070 zal het aandeel mensen van 80 jaar of ouder naar verwachting meer dan verdubbelen tot 13 % 15 .

Tegelijk zal de bevolking in de werkende leeftijd (20-64 jaar) 16 naar verwachting afnemen. In 2019 was dat 59 % van de hele bevolking. De verwachting is dat dit cijfer in 2070 zal zijn geslonken tot 51 %. Het aantal kinderen en jongeren (0-19 jaar) zal dan vermoedelijk zijn gedaald tot 12,6 miljoen.


24.

Bevolking per leeftijdsgroep, EU-27, 2001-2070


Bron: Eurostat


2.4. KLEINERE HUISHOUDENS

Naarmate het aantal huishoudens in Europa stijgt, daalt de gemiddelde grootte ervan. In 2019 waren er 195 miljoen huishoudens in Europa, een toename van 13 miljoen sinds 2010. Die huishoudens worden gemiddeld kleiner. In 2010 bestond het gemiddelde huishouden uit 2,4 personen. In het laatste decennium daalde dat aantal langzaam, tot 2,3 in 2019.

Ongeveer een derde van alle huishoudens bestaat uit één persoon – een groei van 19 % sinds 2010. De algemene tendens gaat richting huishoudens die bestaan uit stellen zonder kinderen, mensen die alleen wonen en alleenstaande ouders. In de meeste huishoudens zijn geen kinderen, terwijl het aantal eenouderhuishoudens sinds 2010 met 13 % is toegenomen. Dergelijke patronen kunnen ook een rol spelen in de context van de huidige pandemie, waar specifieke huishoudstructuren wellicht de verspreiding van het virus hebben beïnvloed.

Naarmate Europa vergrijst, zal een groeiend aantal mensen van 65 en ouder alleen wonen 17 . Dit geldt vooral voor vrouwen. In 2019 was het aandeel oudere vrouwen dat alleen woonde 40 %, meer dan tweemaal zoveel als mannen.

25.

Huishoudens per aanwezig kind, EU-27, 2010-2019 (in miljoenen)



Bron: Eurostat


2.5. EEN MOBIELER EUROPA

Het verkeer van personen, zowel binnen als buiten de grenzen van Europa, is een belangrijke aanjager van demografische veranderingen.

Sommige mensen steken de buitengrenzen van de EU over, naar of uit Europa. In 2018 zijn 2,4 miljoen mensen naar de EU-27 geïmmigreerd, terwijl 1,1 miljoen mensen naar een niet-EU-27-land emigreerden 18 . Dankzij het vrije verkeer van personen in Europa verhuizen veel mensen binnen de EU. Deze verhuizingen hebben geen invloed op de omvang of leeftijdsopbouw van de EU als geheel, maar wel grote gevolgen op nationaal, regionaal en lokaal niveau. In 2018 zijn 1,4 miljoen mensen naar een andere lidstaat verhuisd. Deze groep omvat ook onderdanen van derde landen die in Europa wonen.

Op 1 januari 2019 telde de EU-27 21,8 miljoen onderdanen van derde landen, in totaal 4,9 % van de bevolking. 13,3 miljoen EU-burgers woonden in een ander EU-land.

De jaarlijkse omvang van deze stromen varieert, maar op de lange termijn zijn ze relatief stabiel. De laatste 35 jaar kent Europa netto-immigratie. Sinds halverwege de jaren 80 is het aantal mensen dat de EU binnenkomt elk jaar groter dan het aantal dat de EU verlaat, met een positieve nettomigratie tot gevolg.

Er moet echter nog worden afgewacht wat voor effect noodmaatregelen die de mobiliteit van mensen beperken, op de mobiliteitspatronen en -voorkeuren voor de langere termijn zullen hebben. Daarbij gaat het ook om de vraag of degenen die hun werk en bestaansmiddelen zijn kwijtgeraakt, elders hun heil zoeken.


26.

Nettomigratie, EU-27, 1961-2018


Bron: Eurostat


2.6. EEN VERANDERENDE BEVOLKINGSOMVANG

De bevolking van Europa is in de loop van de tijd voortdurend gegroeid. In de EU-27 is de totale bevolking sinds 1960 met een kwart toegenomen tot iets minder dan 447 miljoen in 2019. Er zijn echter verschillen tussen landen. Terwijl België, Ierland, Cyprus, Luxemburg, Malta en Zweden een relatief gestage groei kennen, hebben Bulgarije, Kroatië, Letland, Litouwen en Roemenië hun bevolking na 1990 zien afnemen 19 .

De algehele trend van bevolkingsgroei zal doorzetten – maar niet voor lang. Sinds 2012 is het aantal sterfgevallen in de EU-27 groter dan het aantal geboorten. Dit betekent dat zonder nettomigratie de bevolking van Europa al zou zijn begonnen te krimpen.

De prognose 20 luidt dat de omvang van de totale bevolking van Europa de komende twee decennia nog stabiel blijft en daarna gaat afnemen. Naar verwachting zal er vóór 2025 een aantal van 449 miljoen mensen worden bereikt en vervolgens zal na 2030 een geleidelijke daling inzetten tot 424 miljoen in 2070 – een vermindering van 5 % in 50 jaar.

In sommige lidstaten (Bulgarije, Griekenland, Kroatië, Italië, Letland, Litouwen, Hongarije, Polen en Roemenië) wordt voor de hele periode tot 2070 een bevolkingskrimp verwacht. In andere (Denemarken, Ierland, Cyprus, Luxemburg, Malta en Zweden) zal de bevolking naar verwachting oplopen in de periode tot 2070. Nog weer andere krijgen waarschijnlijk eerst te maken met een groei gevolgd door een afname (België, Tsjechië, Estland, Spanje, Frankrijk, Duitsland, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Slovenië, Slowakije en Finland).

27.

Totale bevolking en jaarlijkse demografische verandering, EU-27, 1960-2070



Bron: Eurostat


3.DE GEVOLGEN VAN DEMOGRAFISCHE VERANDERINGEN VOOR ONZE SOCIALE MARKTECONOMIE

De gevolgen van de demografische veranderingen in Europa zijn voelbaar in onze hele economie en samenleving. Dit is in de afgelopen maanden duidelijk geworden, toen grote delen van de economie tot stilstand kwamen en de noodzakelijke maatregelen werden getroffen om onderling afstand te bewaren, wat ons dagelijks leven niet onberoerd heeft gelaten. Het heeft implicaties voor de toekomst van onze welvaarts- en gezondheidsstelsels, begrotingen, huisvesting en infrastructuurbehoeften. Het zal mogelijk drukker worden in onze steden en stedelijke gebieden en het platteland zal met zijn eigen uitdagingen te maken krijgen. Onze carrières zullen blijven veranderen en we moeten oplossingen vinden om te zorgen dat Europa concurrerend blijft nu de beroepsgeschikte bevolking gaat krimpen.

De economische en demografische structuur van een land zal medebepalend zijn voor het vermogen tot herstel en de snelheid waarmee dit plaatsvindt. Er zijn ook andere punten waarop de demografische veranderingen op lange termijn hand in hand gaan met de behoefte aan herstel. Dit behelst alles, van de noodzaak om onze gezondheidszorg en langdurige zorg veerkrachtiger te maken tot waarborgen dat onze stedelijke en plattelandsgebieden goed leren omgaan met hun bevolkingsdichtheid of een gebrek aan diensten.

De faciliteit van de Commissie voor herstel en veerkracht zal grootschalige financiële steun beschikbaar stellen om de economieën van de lidstaten veerkrachtiger te maken en beter voor te bereiden op de toekomst, met name wat demografische veranderingen betreft. De investeringsprioriteiten zullen in overeenstemming zijn met de uitdagingen die zijn vastgesteld in de landspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europees semester.

3.1. MENSEN, WERK EN VAARDIGHEDEN

De gevolgen van de vergrijzing voor de arbeidsmarkt worden duidelijker zichtbaar. De beroepsgeschikte bevolking van de EU-27 is tien jaar lang gekrompen en zal naar verwachting tot 2070 met 18 % afnemen. De situatie verschilt sterk per lidstaat en regio.

Veranderingen in de bevolking tussen 20 en 64 jaar per NUTS3-regio 21 , 2020-2030

(Totale ontwikkeling)


Volgens de in 2018 opgestelde economische prognoses kan het aantal mensen met werk rond 2020 een piek bereiken, gevolgd door een gestage daling in de decennia daarna 22 . Hoewel het nog te vroeg is om ui te maken of de prognoses voor de lange termijn als gevolg van de huidige crisis zullen veranderen, wijzen de eerste ramingen die sinds het begin van de uitbraak zijn opgesteld 23 , op een aanzienlijke daling van de werkgelegenheid. Afhankelijk van de manier waarop het virus zich verspreidt, kan dit tot gevolg hebben dat nog minder mensen tegelijkertijd actief zijn. Het bestrijden van de werkloosheid, met name bij jongeren, en het vergroten van de arbeidsparticipatie zullen daarom een nog urgentere uitdaging worden.


Het is ook duidelijk dat de impact van een kleinere bevolking in de werkende leeftijd sterker en sneller voelbaar zal zijn, tenzij en totdat meer mensen die momenteel ondervertegenwoordigd zijn, de arbeidsmarkt betreden of er meer aan deelnemen.


28.

Beroepsgeschikte bevolking (20-64), EU-27, 2001-2070



Bron: Eurostat


3.1.1 EEN GROTERE EN MEER INCLUSIEVE ARBEIDSMARKT

Door de krimp van de beroepsgeschikte bevolking wordt nog eens benadrukt dat Europa en zijn arbeidsmarkt al hun sterke punten, talenten en diversiteit moeten uitbuiten.


Het is van cruciaal belang de arbeidsparticipatie van vrouwen te vergroten. In 2019 bedroeg de arbeidskloof tussen vrouwen en mannen 12 %. Deze kloof is nog dieper wanneer we ook kijken naar het aanzienlijke verschil in het gebruik van deeltijdwerkregelingen tussen mannen en vrouwen. In 2019 werkten ca. drie op de tien vrouwen in deeltijd, bijna viermaal zoveel als mannen. Het is mogelijk dat deze situatie tijdens de pandemie is verscherpt, omdat de zorg voor ouderen, mensen met een handicap of kinderen privé moest worden geregeld en grotendeels op vrouwen neerkwam. Het gebrek aan adequate formele langetermijnzorg, flexibele arbeidsmogelijkheden en stimulansen voor tweede verdieners in sommige lidstaten draagt bij tot de verscherping van dit probleem.

De grote uitdaging hierbij is werk en gezin te combineren. In 2019 was de arbeidsparticipatie van vrouwen met kinderen jonger dan zes jaar bijna 14 % lager dan van vrouwen zonder kinderen. Vrouwen krijgen ook nog steeds minder betaald voor hun werk dan mannen: de huidige loonkloof bedraagt 14,8 %. De Commissie pakt deze zaken aan in het kader van haar werkzaamheden met betrekking tot gelijkheid en via de nieuwe strategie voor gendergelijkheid van de EU voor 2020-2025 24 .


Meer oudere arbeidskrachten aan werk helpen zou ook een gunstige uitwerking hebben. In 2019 bedroeg de arbeidsparticipatie van oudere werknemers (55-64 jaar) 59,1 % voor de EU-27, terwijl dat in 2009 nog 44,1 % was. Om deze opwaartse trend verder te versterken, moet er beleid komen waardoor mensen langer kunnen werken, fitter kunnen blijven en hun vaardigheden op peil kunnen houden, en waardoor nieuwe vaardigheden en kwalificaties worden erkend. Op middellange termijn zullen mensen als gevolg van de vergrijzing waarschijnlijk langer moeten werken. In het aangekondigde groenboek over vergrijzing zal dieper op dit onderwerp worden ingegaan. Hierbij zal volledig rekening worden gehouden met de zwakke punten die tijdens de pandemie aan het licht zijn gekomen.


Investeren in de kwalificaties van laagopgeleide mensen zal van essentieel belang blijven. Meer dan 10 % van de jongeren tussen 18 en 24 stopt met zijn opleiding met weinig of geen kwalificaties; in de ultraperifere gebieden is dit meer dan 20 %. Vijfenveertig procent van deze "vroegtijdige schoolverlaters” heeft een baan. Om het evenwicht te herstellen, is het belangrijk de Europese onderwijsruimte in 2025 gereed te hebben, de Europese onderzoeksruimte te vernieuwen en de jeugdwerkgelegenheid te ondersteunen.


Meer mensen met verschillende achtergronden aan werk helpen zou ertoe bijdragen de arbeidsparticipatie verder op te schroeven. De arbeidsparticipatie van mensen die buiten de EU zijn geboren, ligt 9,6 procentpunten lager dan van mensen die binnen de EU zijn geboren; vooral onder vrouwen is het percentage laag. De situatie voor onderdanen van derde landen laat een soortgelijk beeld zien.


De arbeidsmarkt openstellen voor mensen met een handicap zou bijdragen tot een eerlijkere samenleving, waarbij tegelijk op de demografische veranderingen wordt ingespeeld. De arbeidsparticipatie van mensen met een handicap in de EU is echter laag door de vele obstakels waarmee zij te maken krijgen, waaronder discriminatie en gebrekkige toegankelijkheid van de werkplek, huisvesting en kwaliteitsonderwijs. Zulke obstakels kunnen worden veroorzaakt door negatieve opvattingen en een onterechte aarzeling om mensen met een handicap in dienst te nemen.


Om de arbeidsmarkt te vergroten en inclusiever te maken is het noodzakelijk alle vormen van discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid te bestrijden. Actoren uit de sociale economie en ondernemingen kunnen een belangrijke rol spelen bij het bevorderen van een inclusievere arbeidsmarkt, die werknemers en lokale gemeenschappen ten goede komt.


3.1.2 PRODUCTIVITEIT DOOR VAARDIGHEDEN EN ONDERWIJS

Naarmate de groep werkenden krimpt, worden economische veerkracht en productiviteitsgroei nog belangrijker. Deze factoren zijn ook van belang voor een duurzaam herstel van de crisis. Vóór de uitbraak van het coronavirus bleek uit prognoses van de Commissie dat, om de groei van het bbp tot 2070 op 1,3 % per jaar te stabiliseren, een toename van de arbeidsproductiviteit met gemiddeld 1,5 % per jaar vereist zou zijn 25 . De productiviteitsgroei is echter afgenomen en werd vóór het begin van de crisis op minder dan 1 % geraamd.

De overgang naar een klimaatneutrale en digitale economie kan helpen de productiviteit te vergroten. Voor deze twee transities zijn innovatie en verspreiding van technologieën nodig; een meer circulaire en digitale economie leidt tot nieuwe bedrijfsmodellen en manieren van werken. Door de pandemie en de gevolgen daarvan voor ons leven en onze economieën is het duidelijk geworden hoe belangrijk de digitalisering op alle terreinen van de Europese economie en samenleving is. Tevens zijn concurrentie en een gelijk speelveld nodig, zoals uiteengezet in de onlangs goedgekeurde nieuwe industriestrategie voor Europa 26 .

Automatisering en nieuwe, schonere technologieën kunnen helpen de arbeidsproductiviteit in de toekomst op te voeren; een rechtvaardige transitie voor iedereen is essentieel voor degenen die nieuwe vaardigheden moeten leren of van baan moeten veranderen. In die geest heeft de Commissie ook voorgesteld het Fonds voor een rechtvaardige transitie te versterken: om de sociaaleconomische impact van de transitie te verzachten, omscholing te ondersteunen, kmo's te helpen nieuwe economische kansen te scheppen en in de schone-energietransitie te investeren.

Europa heeft hooggekwalificeerde, goed opgeleide en flexibele arbeidskrachten nodig 27 . Een leven lang leren zal voor iedereen des te belangrijker worden. In de komende jaren zullen miljoenen Europeanen bijgeschoold of omgeschoold moeten worden. De EU kan ook gericht vaardigheden en talent van buiten de Unie aantrekken om de arbeidsmarktbehoeften in te vullen.

Naarmate de twee transities op gang komen, moet Europa ervoor zorgen dat zijn vaardigheden, waaronder groene en digitale vaardigheden, gelijke tred houden. Vóór de crisis waren er ongeveer een miljoen vacatures voor digitale experts in Europa en gaf 70 % van de bedrijven aan dat ze investeringen uitstelden omdat ze geen mensen met de juiste vaardigheden konden vinden. Dat komt omdat 29 % van de EU-bevolking in 2019 geringe digitale vaardigheden had, terwijl die bij 15 % in het geheel ontbraken. De crisis heeft verder het belang van digitale vaardigheden voor communicatie en werk aangetoond voor kinderen, studenten, leerkrachten, opleiders en feitelijk voor ons allemaal. Ze heeft laten zien dat velen nog steeds geen toegang tot de benodigde middelen hebben. De Commissie zal met een actieplan voor digitaal onderwijs komen met concrete maatregelen om deze uitdagingen aan te gaan.

De oplossing ligt in investeren in mensen en vaardigheden en het verbeteren van de toegang tot opleiding en onderwijs. Daartoe moeten het bedrijfsleven, de lidstaten, de sociale partners en andere belanghebbenden gezamenlijk optreden, om bij te dragen aan bij- en omscholing en om publieke en private investeringen ten bate van de beroepsbevolking vrij te maken. De actualisering van de vaardighedenagenda voor Europa, en de aanbeveling inzake beroepsonderwijs en -opleiding zullen ook belangrijke stappen zijn op weg naar dit doel.

3.2. GEZONDHEIDSZORG EN LANGDURIGE ZORG

De Europese stelsels voor gezondheidszorg en de langdurige zorg stonden gedurende de COVID-19-pandemie in de frontlinie 28 . Zij zijn onder zware druk gezet in de strijd tegen het virus en stonden daarvóór al onder toenemende druk, niet het minst als gevolg van de vergrijzing van onze samenleving. Dit geldt vooral voor regio's die tussen nu en 2030 naar verwachting het aantal 65-plussers behoorlijk zullen zien groeien.

Verandering in het aandeel van de bevolking van 65 jaar en ouder per NUTS3-regio 29 , 2020‑2030

(Verschil in procentpunten)


De uitbraak van het coronavirus heeft duidelijk gemaakt hoe kwetsbaar ouderen voor pandemieën en andere ziekten zijn, met name omdat zij vaker onderliggende aandoeningen hebben. Tevens is gebleken dat er robuuste gezondheidsstelsels nodig zijn en dat de intensivecareafdelingen meer capaciteit moeten krijgen.

Veerkrachtigere gezondheidsstelsels vergen adequate investeringen en financiële steun die past bij hun leidende rol. Daarom heeft de Commissie onlangs een op zichzelf staand EU4Health-programma voorgesteld dat de lidstaten en de EU moet ondersteunen bij de opbouw van capaciteit en paraatheid 30 . Het zal bijdragen tot de verwezenlijking van een langetermijnvisie voor goed presterende en veerkrachtige gezondheidsstelsels, met name door te investeren in ziektepreventie en -bewaking en door de toegang tot gezondheidszorg, diagnose en behandeling voor iedereen te verbeteren. Het kan ook het startpunt vormen voor een discussie over wat we samen nog meer kunnen doen, niet alleen in crisissituaties, maar ook in de gezondheidszorg in het algemeen.

De groeiende belasting van chronische ziekten gaat ook een uitdaging voor de gezondheidsstelsels in Europa vormen. Deze ziekten slorpen nu al naar schatting 70-80 % van de zorgkosten op 31 . Momenteel lijden ongeveer vijftig miljoen Europese burgers aan twee of meer chronische aandoeningen 32 , waarvan het grootste deel ouder is dan 65. In het kader van de inspanningen om meer aan preventie te doen, wordt met de “van boer tot bord”-strategie 33 beoogd de Europese burgers meer informatie te verschaffen en hen te helpen betere voedingskeuzes te maken. Gezien de hogere risico's die met chronische ziekten gepaard gaan, zijn de werkzaamheden in het kader van het Europese kankerbestrijdingsplan essentieel voor onze gezondheid en onze gezondheidsstelsels. Sport en lichaamsbeweging kunnen ook een belangrijke rol spelen in het kader van gezondheidsbevordering en ziektepreventie.

De vraag naar beroepspersoneel zal naar verwachting stijgen in lijn met de vraag naar gezondheidszorg en langdurige zorg. Er zijn reeds aanwijzingen die duiden op een tekort aan arbeidskrachten 34 in de sectoren gezondheidszorg 35 en langdurige zorg. De voortgaande werkzaamheden van de OESO met betrekking tot het personeel in de langdurige zorg 36 laten zien hoe belangrijk het is om de arbeidsomstandigheden in de sector te verbeteren en de zorg aantrekkelijker te maken. Ondanks dat het aantal artsen en verpleegkundigen de afgelopen tien jaar in vrijwel alle EU-landen is toegenomen, blijft er een tekort aan huisartsen bestaan, vooral op het platteland, in afgelegen gebieden en in de ultraperifere regio’s.

De grootste uitdaging is te voorzien in een groeiende vraag naar voldoende, toegankelijke, hoogwaardige en betaalbare diensten op het gebied van gezondheidszorg en langdurige zorg, zoals vastgelegd in de Europese pijler van sociale rechten. Om een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid te verzekeren 37 , moet de juiste infrastructuur aanwezig zijn, zoals ziekenhuizen, tehuizen voor langdurige zorg en huisvesting afgestemd op en toegerust voor ouderen. In tegenstelling tot gezondheidszorg bestaat er niet in alle lidstaten sociale bescherming voor langdurige zorg. Officiële langdurige zorg is duur en wordt vaak geregeld door de betrokken persoon of zijn familie. Naarmate Europa meer vergrijst en de huishoudens kleiner worden, zal dit vermoedelijk voor velen een blijvende uitdaging vormen.

De opkomende“zilveren economie” kan mogelijkheden bieden voor de gezondheidszorgsector en de sector langdurige zorg en kan een aanjager van innovatie zijn voor een efficiëntere verlening van hoogwaardige zorgdiensten. Dankzij de digitalisering kunnen ouderen eventueel zelf hun gezondheidstoestand in de gaten houden. Het effect van digitale technologieën op de gezondheidszorg en langdurige zorg kan op drie vlakken winst opleveren: betere kwaliteit van leven, efficiëntere gezondheidszorg en langdurige zorg, marktgroei en ontwikkeling van het bedrijfsleven 38 . Onderzoek en innovatie zullen in dit verband van cruciaal belang zijn.

3.3. DE GEVOLGEN VOOR DE OVERHEIDSBEGROTINGEN

Nu de bevolking in Europa ouder wordt en de beroepsbevolking kleiner, zal de druk op de overheidsbegrotingen waarschijnlijk toenemen – in een periode waarin aanzienlijke financiële middelen nodig zijn voor het herstel. Vóór de crisis werden de totale kosten van de vergrijzing 39 in de EU geraamd op 26,6 % van het bbp tegen 2070.

Europa komt voor een grote uitdaging te staan als het erop aankomt de leeftijdsgerelateerde uitgaven te financieren op een wijze die eerlijk is voor alle generaties. De verhouding tussen het aantal mensen die belasting en socialezekerheidsbijdragen betalen en het aantal mensen die pensioenen en andere uitkeringen ontvangen, neemt in hoog tempo af. In 2019 waren er gemiddeld 2,9 werkenden voor iedere persoon boven de 65. In 2070 zal deze verhouding naar verwachting gedaald zijn tot 1,7.

Hoewel de meeste leeftijdsgerelateerde uitgaven bestemd zullen zijn voor gezondheidszorg en langdurige zorg, zullen de bestedingen voor overheidspensioenen ten opzichte van het bbp vermoedelijk ook stijgen tot 2040. Dankzij het effect van ingrijpende hervormingen van de pensioenstelsels in de meeste lidstaten zullen deze uitgaven waarschijnlijk echter langzamer toenemen dan het bbp, waardoor zij weer zullen uitkomen op hetzelfde percentage van het bbp als in 2016. In een aantal lidstaten zullen de geraamde pensioenuitgaven echter hoger uitvallen als gevolg van de recente pensioenhervormingen. Bij het bedenken van oplossingen voor deze vraagstukken moeten beleidsmakers rekening houden met een grote mate van onzekerheid. De manier waarop de overheidsuitgaven zich zullen ontwikkelen, hangt niet alleen af van demografische trends, maar ook van andere factoren zoals technische vooruitgang in diagnostiek, behandelingen, farmaceutische producten en medische hulpmiddelen of de toegenomen vraag naar openbare gezondheidszorg en langdurige zorg 40 . In alle gevallen gaat het hierbij om extra kosten voor de middellange en lange termijn. Zonder beleidswijziging komen ook de privé-uitgaven steeds meer onder druk te staan, omdat mensen die langdurige zorg krijgen, wellicht een groter aandeel in de totale kosten zelf moeten betalen.

Bij de meeste bestaande prognoses wordt meestal de leeftijd van 65 jaar genomen als bovengrens van de beroepsgeschikte bevolking. In de toekomst zullen echter meer mensen langer aan het werk blijven. Met een hogere bovengrens veranderen de prognoses sterk, maar alles wijst op het belang van goede arbeidsomstandigheden, krachtige openbare gezondheidsstelsels, een leven lang leren en volgehouden investeringen in vaardigheden en onderwijs.

Ouderdomsarmoede lijkt een groeiend punt van zorg te worden nu de demografische veranderingen doorzetten. Tegenwoordig hebben de meesten gepensioneerden een inkomen uit een pensioen waarmee ze hun levensstandaard kunnen behouden en dat hen beschermt tegen ouderdomsarmoede 41 . Dit betekent niet dat deze vorm van armoede is uitgebannen onder mensen van 64 jaar en ouder. In 2018 liep in de EU-27 15,5 % van de mensen van 65 jaar of ouder het risico om in armoede te vervallen 42 .

Vrouwen lopen meer kans om door ouderdomsarmoede te worden getroffen. Dat komt omdat hun arbeidsparticipatie dikwijls lager is, zij hun loopbaan vaker onderbreken, hun beloning lager ligt en zij meer in deeltijd 43 en in tijdelijke banen 44 werken. Het maandelijkse pensioen dat vrouwen genieten, ligt ongeveer een derde lager dan dat van mannen, terwijl zij een langere levensverwachting hebben.

Voor personen met een handicap – een groep met groter risico op armoede – kan het aantal risico’s nog toenemen. Mensen in de werkende leeftijd met een handicap komen vaak in aanmerking voor specifieke uitkeringen en ondersteuning. Wanneer zij de pensioenleeftijd bereiken, is dat echter niet altijd meer het geval, wat een extra oorzaak van armoede of sociale uitsluiting kan zijn.

Anderzijds brengt de veroudering van de bevolking ook nieuwe mogelijkheden voor onze economieën met zich mee. Oudere consumenten maken een groot deel van de economie uit; in 2015 vertegenwoordigde de consumptie van mensen boven de 50 in de EU een waarde van 3,7 biljoen euro. Volgens de prognoses zal deze waarde met ongeveer 5 % per jaar stijgen, tot 5,7 biljoen euro in 2025. In het groenboek van de Commissie over de vergrijzing zal ook worden ingegaan op de vraag hoe deze kansen optimaal kunnen worden benut.

3.4. DE REGIONALE EN LOKALE DIMENSIE 45

Verschillende regio's worden op verschillende wijze door de demografische veranderingen beïnvloed. Sommige hebben een relatief oude bevolking, met een mediane leeftijd van meer dan 50 jaar, terwijl deze in andere regio's minder dan 42,5 jaar bedraagt, bijvoorbeeld in (of delen van) Luxemburg, Cyprus, Ierland, Zuid-Spanje, Polen, Noord-Roemenië, Slowakije en Zuid-Zweden.

Op regionaal niveau hebben bevolkingsverplaatsingen eveneens grote invloed op het demografisch profiel van een regio. Dit wordt zeer sterk gevoeld op plekken waar hoofdzakelijk jongeren verhuizen. Deze verhuizingen hebben ook gevolgen voor de totale bevolking van een regio. 65 % van de EU-bevolking woont in een regio die haar inwonertal tussen 2011 en 2019 zag toenemen. Voor sommige regio's is de bevolkingsafname een aanhoudende trend, vaak over tientallen jaren en de verwachting is dat meer regio's daar in het volgende decennium en daarna mee worden geconfronteerd.

Om te voorkomen dat deze situatie door de pandemie verder verslechtert, heeft de Commissie voorgesteld om via een nieuw initiatief, REACT-EU 46 , extra middelen voor het cohesiebeleid uit te trekken voor crisisherstelmaatregelen. Het voorgestelde herstelinstrument Next Generation EU voorziet in extra steun voor de financiering van cruciale crisisherstelmaatregelen en voor de ondersteuning van werknemers en kmo's, de gezondheidsstelsels en de groene en digitale transitie in de regio's. Daarnaast zal het EU-programma voor plattelandsontwikkeling een cruciale rol spelen bij de ondersteuning van het herstel.

Totale bevolkingsontwikkeling (%) per NUTS3-regio 47 , 2011-2019


Demografische veranderingen pakken in stedelijke en plattelandsregio's verschillend uit. De regio's in de EU behoren tot verschillende categorieën (stedelijk, landelijk of intermediair). Elk van de drie categorieën heeft haar eigen kenmerken. De bevolkingsomvang en -dichtheid nemen af van stedelijke naar intermediaire naar landelijke regio's. Tijdens de pandemie blijken de bevolkingsdichtheid en de categorie waaronder een regio valt, een rol te hebben gespeeld in de verspreiding van het virus. Gemiddeld dook het virus eerder op in stedelijke regio's en verspreidde het zich daar sneller dan in intermediaire en landelijke regio's 48 .


29.

Bevolking EU-27 per type regio (stedelijk, intermediair, landelijk), 2019



Bron: Eurostat


In landelijke gebieden is de bevolking tussen 2014 en 2019 met 0,8 miljoen gedaald. Dat is echter maar een deel van het verhaal. In sommige lidstaten groeide de bevolking met meer dan 0,2 % per jaar, terwijl deze in andere met hetzelfde percentage slonk. In acht lidstaten is het inwonertal in landelijke gebieden sinds 1991 teruggelopen: de drie Oostzeestaten, Bulgarije, Kroatië, Hongarije, Portugal en Roemenië. Uit recente onderzoeken van de OESO blijkt dat regio's in de buurt van steden dikwijls groeien, terwijl de meer afgelegen regio's 49 vaak inwoners verliezen.

Stedelijke regio's in de EU laten een ander beeld zien – de bevolking daarvan groeide in dezelfde periode met 3,8 miljoen. In Letland en Griekenland was er evenwel sprake van een afname van respectievelijk 0,3 % en 0,6 %. 22 % van de stedelijke bevolking woonde in een regio die haar inwonertal tussen 2014 en 2019 zag dalen. In 14 lidstaten kenden alle stedelijke regio's een groei.


30.

3.4.1 KWALITEIT VAN LEVEN, INFRASTRUCTUUR EN TOEGANG TOT DIENSTEN


Elk deel van Europa streeft ernaar de dienstverlening en infrastructuur op een zodanig peil te houden dat in de behoeften van de bevolking wordt voorzien. Of de bevolking nu toe- of afneemt, de diensten en infrastructuur moeten daarop worden afgestemd, ongeacht of het gaat om vervoer, digitalisering, huisvesting, scholen, gezondheidszorg, langdurige zorg en sociale integratie.

Welke gevolgen demografische veranderingen voor een specifieke regio hebben, hangt zeer sterk af van het tempo waarin en de schaal waarop dat gebeurt, en van de vraag of een regio deze veranderingen met de haar beschikbare middelen kan opvangen. De meeste regio’s met een snelle bevolkingsgroei hebben een bbp per hoofd van de bevolking dat boven het EU-gemiddelde ligt, terwijl regio’s met een snelle bevolkingsafname doorgaans een relatief laag bbp per hoofd van de bevolking hebben. Vooral regio's met weinig inkomsten die het aantal inwoners snel zien slinken, staan voor een grote uitdaging.

31 miljoen mensen, of 7 % van de EU-bevolking, wonen in een regio die staat voor de dubbele uitdaging van snelle bevolkingsafname en een laag bbp per inwoner. Veel van deze regio's bevinden zich in de Oostzeestaten, Bulgarije, Kroatië, Hongarije, Portugal en Roemenië. Ook bepaalde regio's in Griekenland en Spanje bevinden zich in deze situatie, net als een paar regio's in het oosten van Duitsland, Frankrijk en Polen.

Om de gevolgen van lokale en regionale demografische veranderingen op te vangen, moet er worden gekeken naar de redenen dat mensen willen verhuizen of uit een regio willen vertrekken. Dat heeft vaak te maken met werkgelegenheid en kwaliteit van leven. De kwaliteit van leven in een specifieke regio kan door veel verschillende factoren worden beïnvloed, zoals de natuurlijke omgeving, toegang tot diensten (bv. kinderopvang, toegankelijkheid voor mensen met een handicap, kwaliteitsonderwijs, gezondheidszorg, langdurige zorg, huisvesting, vrijetijdsbesteding en culturele diensten) of de beschikbaarheid en kwaliteit van de infrastructuur (bv. wegen, spoor, energievoorziening, internettoegang).

Toegankelijkheid en connectiviteit worden belangrijker voor de perspectieven van een regio. Zij beïnvloeden de economische vooruitzichten van een regio en het potentieel om interessante banen aan te bieden. Nu Europa met zijn groene transitie aan de slag gaat, wordt het voor de regio's steeds noodzakelijker om schoon, frequent, toegankelijk en betaalbaar openbaar vervoer te hebben, willen zij aantrekkelijk blijven. En nu Europa steeds meer digitaal gaat, verwachten mensen hoogwaardige toegang tot de volgende generatie breedband. Breedbandtoegang van de volgende generatie kan de kloof tussen stad en platteland op digitaal gebied helpen overbruggen.

31.

Breedbanddekking - Toegang van de volgende generatie (Next Generation Access; NGA)



Investeringen in infrastructuur en diensten, onder meer via het cohesiebeleid, vormen een wezenlijk deel van de oplossing. De infrastructuur kent veel verschillende dimensies, waaronder de beschikbaarheid van digitale diensten (zoals toegang tot informatie- en communicatietechnologie en 5G-dekking), onderwijs en gezondheidszorg en vrijetijdsbesteding en cultuur.

Bereikbaarheid per spoor (optimale reistijd) per NUTS3-regio 50 , 2014

(Bevolking bereikbaar binnen een reistijd van anderhalf uur (inwonertal in duizenden): bereikbaarheid bij optimale reisplanning en bij vertrek tijdens de ochtend- en avondpiek)


Regionale initiatieven kunnen de levenskwaliteit verbeteren, diensten en infrastructuur toegankelijker maken en de negatieve gevolgen van de ontvolking aanpakken. Het lokale ondernemingsklimaat kan bijvoorbeeld worden verbeterd aan de hand van bedrijfsondersteunende diensten die innovatie en onderzoek stimuleren. Vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling kan inspelen op de behoeften van de burgers en de plaatselijke levenskwaliteit verbeteren. Een snel akkoord over de volgende langetermijnbegroting van de EU en het bijbehorende herstelinstrument Next Generation EU 51 zal ervoor zorgen dat de fondsen en cohesiebeleidsprogramma’s van de EU een belangrijke rol kunnen spelen bij de ondersteuning van deze inspanningen.

De hamvraag voor het overheidsbeleid is hoe duurzame oplossingen te ontwikkelen. Regionale en lokale autoriteiten hebben laten zien dat zij in staat zijn op slimme wijze te innoveren en de demografische veranderingen in goede banen te leiden. Het is van wezenlijk belang uit deze ervaring te putten om beste praktijken te delen en innovatieve ideeën, producten of diensten op te schalen.

Bij elke beleidsaanpak van regionale uitdagingen moet worden ingezoomd op de situatie ter plekke. De situatie verschilt namelijk per land en ook binnen een land, waarbij sommige gebieden een grotere kloof tussen stad en platteland kennen en er op andere plekken sprake is van een tegenovergestelde tendens. In 2018 was het percentage van de bevolking dat het risico liep om in armoede te vervallen, over het algemeen bijzonder hoog onder mensen die in West-Europese steden woonden; in de oostelijke en zuidelijke delen van de EU gold dat juist voor mensen in plattelandsgebieden.

In steden wordt efficiënter gebruikgemaakt van energie, vervoer en grond. Het is daar gemakkelijker publieke infrastructuur, zoals openbaar vervoer of toegang tot internet en sociale diensten, te organiseren en te onderhouden. Wat betreft vaardigheden kunnen vraag en aanbod vaak eenvoudiger op elkaar worden afgestemd, wat leidt tot hogere productiviteit en inkomsten per hoofd van de bevolking. Steden hebben betere toegang tot kwaliteitsonderwijs, inclusief meer instellingen voor hoger onderwijs, die kunnen helpen innovatie tot stand te brengen 52 .

Een grote bevolkingsgroei in steden moet echter wel adequaat worden beheerd om te voorkomen dat congestie, vervuiling en huisvestingskosten toenemen 53 . Steden moeten tevens hun diensten aanpassen op gebieden als gezondheidszorg en mobiliteit en publieke infrastructuur, huisvesting, onderwijs en sociaal beleid om op de veranderende demografische situatie in te spelen. Aangezien ouder worden vaak handicaps met zich meebrengt, moet ook de toegankelijkheid van met name producten, diensten en infrastructuur worden verbeterd.

Plattelandsgebieden zijn rijkelijk bedeeld met grond en hebben lagere kosten van levensonderhoud en minder vervuiling. Zij staan echter ook voor enkele uitdagingen, met name wat goede toegang tot publieke en private diensten betreft. Plattelandsgebieden waar de bevolking sterk afneemt, kunnen te maken krijgen met buitengebruikstelling van grond en een verhoogd risico op bosbranden 54 , en hebben het doorgaans moeilijker om nieuwe investeringen aan te trekken. Eén punt van zorg is het dalende aantal jonge landbouwers en het belang van “generatievernieuwing”.

Een belangrijke vraag voor plattelandsgebieden is of zij dicht bij of ver van een functioneel stedelijk gebied liggen. Plattelandsgebieden die vlak bij een stad liggen, kunnen frequente interacties met die stad hebben. Mensen werken in de stad, maar wonen op het platteland en reizen elke dag op en neer. Dit patroon brengt specifieke eisen met zich mee, bijvoorbeeld voor het vervoer. Zo kan er een specifieke taakverdeling bestaan waarbij de stad toegang biedt tot ziekenhuizen, ook voor de mensen die in de buurt op het platteland wonen.

Sommige plattelandsgebieden bevinden zich echter niet in de omgeving van een grotere stad. In dat geval kent de plattelandsontwikkeling diverse uitdagingen, zoals het enorme belang van de primaire sector en de bijbehorende waardeketens 55 of een kleinere bevolking en economische groei 56 . Economische achteruitgang in specifieke regio's is niet slechts een uitdaging voor territoriale cohesie, maar kan ook tot een geografische verdeling van ontevredenheid leiden. Als mensen het idee krijgen dat ze aan hun lot worden overgelaten, kunnen ze hun vertrouwen in de eerlijkheid van onze economie en democratische instellingen verliezen.

Al deze vraagstukken plus nog andere komen aan de orde in een langetermijnvisie op de plattelandsgebieden van de Commissie die volgend jaar na een uitgebreide openbare raadpleging zal worden gepresenteerd en waarin rekening zal worden gehouden met de verschillende aspecten die door de COVID-19-pandemie aan het licht zijn gekomen.

4. DE TWEE TRANSITIES EN DEMOGRAFISCHE VERANDERINGEN

Demografische veranderingen en de groene en digitale transitie zullen elkaar dikwijls beïnvloeden of versnellen. Met behulp van strategische prognoses is het wellicht mogelijk uitdagingen die gevolgen voor elke van deze transities zullen hebben, te identificeren en te voorspellen en het beleid beter toe te spitsen op een gezamenlijke aanpak ervan.

De wereldwijde druk als gevolg van de demografische veranderingen zal vermoedelijk worden vergroot door de effecten van klimaatverandering en de aantasting van het milieu. Op de oude voet doorgaan zou in de komende decennia een enorme en gelijktijdige toename betekenen van de mondiale behoefte aan voedsel, energie en water: 60 % meer voedsel, 50 % meer energie en 40 % meer water in 2050 57 .

Zoals uiteengezet in de Europese Green Deal en de klimaatwet 58 , zal Europa in datzelfde tijdsbestek overgaan op een klimaatneutrale en grondstofzuinige economie. Dit versterkt de behoefte aan schone energie en duurzame en slimme mobiliteit en betekent een verschuiving naar een meer circulaire economie en een grote stap voorwaarts in de bescherming en het herstel van onze biodiversiteit. De recente lockdowns als gevolg van de COVID-19-pandemie hebben duidelijk gemaakt hoe waardevol groene stedelijke ruimten zijn voor ons fysieke en mentale welzijn. Veel Europese steden hebben stappen ondernomen om van actieve mobiliteit, zoals lopen en fietsen, een veiligere en aantrekkelijkere optie te maken tijdens de pandemie. Om dit werk te vergemakkelijken, zal de Commissie in 2021 een EU-platform voor stedelijke vergroening oprichten in het kader van een nieuw “Green City Accord” met steden en burgemeesters.

Naarmate steden drukker worden, moeten zij zich nog meer inspannen om groene ruimten te creëren, die ook als koolstofput kunnen fungeren en zo emissies uit de atmosfeer helpen halen. Met het actieplan voor een circulaire economie, de biodiversiteitsstrategie van de EU, de “van boer tot bord”-strategie en de komende herziene EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering zullen veel van deze zaken worden aangepakt.

De klimaatverandering en het verlies van biodiversiteit zullen naar verwachting grote invloed op de migratiepatronen hebben. Dat komt omdat veranderingen in het milieu, zoals woestijnvorming, verzuring van oceanen en kusterosie rechtstreeks effect hebben op de bestaansmiddelen van mensen en hun vermogen om in hun plaats van herkomst te overleven 59 . Voorspeld wordt dat deze tendens alleen nog maar zal versterken naarmate de gevolgen van de klimaatverandering geprononceerder worden. Volgens de Wereldbank kunnen in 2050 tot 143 miljoen mensen in Sub-Sahara-Afrika, Zuid-Azië en Latijns-Amerika in eigen land ontheemd zijn geraakt als geen klimaatactie wordt ondernomen 60 . Dit maakt het voor Europa des te noodzakelijker om op het gebied van klimaat- en milieumaatregelen op mondiaal vlak het heft in handen te nemen, met name door de Europese Green Deal uit te voeren en zijn “Green deal”-diplomatie op al zijn beleidsterreinen en in al zijn partnerschappen op te voeren.

De digitale revolutie en de snelle verspreiding van internet hebben ons leven en onze gewoonten veranderd. Digitalisering kan leiden tot hogere productiviteit en meer economische groei, maar ongelijke toegang tot internet zorgt voor een digitale kloof die een belangrijke dimensie van ongelijkheid aan het worden is. Daarnaast kan deze kloof worden versterkt door ontoereikende digitale vaardigheden, door grote niveauverschillen in vaardigheden tussen landen en regio's en door gebrekkige toegang.

De huidige crisis heeft nog eens onderstreept dat het dringend noodzakelijk is dat deze digitale transitie voor iedereen zo snel mogelijk realiteit wordt: omdat overal in Europa mensen verplicht afstand bewaren, moeten velen vanuit huis werken of via internet of mobiele applicaties contacten met familie en vrienden onderhouden. De toegang tot betrouwbaar en snel internet en het vermogen om digitale instrumenten te gebruiken zijn des te belangrijker geworden voor bedrijven, werknemers en zelfstandigen.

5. DE GEOPOLITIEK VAN DEMOGRAFIE: EUROPA IN DE WERELD

De demografische veranderingen hebben ook invloed op de geopolitieke vooruitzichten van Europa en zijn positie in de wereld. De omvang van bevolking en economie speelt een belangrijke rol in de machtsstructuren van de wereld. Nu het inwonertal en de economische macht van de Europese landen afnemen ten opzichte van andere opkomende economieën, wordt het des te belangrijker dat de Europese Unie haar collectieve gewicht volledig in de schaal legt. Tegelijk zien we, zoals nu tijdens de pandemie, dat een virus geen grenzen kent en grote delen van de wereld voor dezelfde uitdagingen plaatst.

Het aandeel van Europa in de wereldbevolking wordt kleiner. In 1960 maakte de EU-27 qua inwonertal ongeveer 12 % van de wereldbevolking uit. Tegenwoordig is dat nog slechts zo'n 6 % en in 2070 zal dit percentage naar verwachting verder zijn gedaald tot onder de 4 %. Een andere opmerkelijke ontwikkeling is de stijging van het aandeel van Afrika in de wereldbevolking: dat zou toenemen van 9 % tot 32 %, terwijl het aandeel van de bevolking in Azië licht zou dalen 61 .

32.

Wereldbevolking per continent, 1960-2070


Bron: Verenigde Naties, departement Economische en sociale zaken, afdeling Bevolking (2019).

Europa is niet het enige continent dat vergrijst, maar gemiddeld wel het oudste. Vergelijken we de trend in Europa met andere delen van de wereld, dan wordt duidelijk dat andere continenten een soortgelijk proces van vergrijzing doormaken, maar in een vroegere fase van dat proces zitten. De prognose luidt dat de gemiddelde leeftijd in Afrika in de loop van de tijd ook zal stijgen, maar tussen nu en 2070 wel het laagst van alle continenten blijft.

33.

Mediane leeftijd van de wereldbevolking, 1960-2070



Bron: Verenigde Naties, departement Economische en sociale zaken, afdeling Bevolking (2019).

Het aandeel van Europa in het mondiale bbp daalt eveneens. In 2004 was Europa goed voor 18,3 % van het mondiale bbp, waarna dit percentage afnam tot 14,3 % in 2018 62 . Met een beroepsgeschikte bevolking die kleiner wordt, bestaat het risico dat deze trend zal doorzetten of zelfs versnellen. De lidstaten zullen in economisch opzicht minder in de melk te brokkelen krijgen, maar als collectief zal de EU een belangrijke economische, politieke en diplomatieke speler blijven.

Europa moet krachtiger, eendrachtiger en strategischer denken, handelen en spreken. We moeten bestaande partnerschappen versterken en nieuwe tot stand brengen, vooral met onze naaste partners en buren. De nieuwe brede strategie met Afrika 63 is bijzonder belangrijk gezien de complementaire demografische uitdagingen waarvoor onze continenten komen te staan. Des te meer is het van belang de op regels gebaseerde wereldorde en de bijbehorende instellingen, zoals de Verenigde Naties of de Wereldhandelsorganisatie, overeind te houden en een actievere rol in internationale structuren te spelen.


CONCLUSIES EN VOORUITBLIK

In deze buitengewoon moeilijke en onzekere tijden is het in het belang van zowel de Europese Unie als haar lidstaten en hun regio's om te reageren op de gevolgen van de demografische veranderingen, ten behoeve van alle Europeanen. Dit maakt deel uit van Europa's herstel en van de opbouw van een veerkrachtigere, duurzamere en eerlijkere Unie. De weg vooruit hangt af van een aantal strategische vragen, waaronder hoe innovatie en productiviteit te stimuleren; hoe meer mensen aan het werk te helpen; hoe de gezondheidszorgstelsels, sociale bescherming en sociale diensten te moderniseren en territoriale ongelijkheden aan te pakken

Met dit in het achterhoofd, waarbij de bevindingen van dit verslag als uitgangspunt worden genomen, zal de Commissie een groenboek over vergrijzing en een langetermijnvisie op de plattelandsgebieden presenteren. De Commissie zal ook andere vraagstukken die in dit verslag zijn besproken, onder de loep nemen, zoals eenzaamheid, sociaal isolement, geestelijke gezondheid, economische veerkracht en langdurige zorg.

Dit verslag laat ook zien dat het nodig is demografische overwegingen in alle beleidsterreinen van de EU te integreren. De Commissie is daar volledig op toegerust, met inzet van alle instrumenten die haar ter beschikking staan, met name via de volgende langetermijnbegroting van de EU en het bijbehorende herstelinstrument Next Generation EU. Via deze herstelinspanningen zal zij ondersteuning verlenen voor sociale cohesie, integratie en inclusie, plattelandsontwikkeling, onderwijs en opleiding. Zij zal waar nodig hulp bieden bij structurele hervormingen en aan een concurrerende duurzaamheid werken, door het Europees semester optimaal te benutten.

Tegelijk bestaat er duidelijk geen aanpak die overal werkt. Bij het maken van beleid moet op de realiteit ter plekke worden ingezoomd, met verkleining van de verschillen tussen regio's. In deze geest zal de Commissie opwaartse convergentie blijven bevorderen, zorgen voor een rechtvaardige transitie, en sociale rechtvaardigheid, gelijke kansen en non-discriminatie hoog in het vaandel houden, vooral via de Europese pijler van sociale rechten en de strategie voor gendergelijkheid van de EU.

De dubbele uitdaging van democratie en demografie moet kordaat worden opgepakt. De demografische transformatie brengt voor onze democratie uitdagingen en kansen met zich mee, die voor een deel door de crisis aan het licht zijn gebracht. Als deze transformatie in goede banen wordt geleid, helpt dat ervoor te zorgen dat onze overheids- en participatiestelsels dynamisch, veerkrachtig en inclusief zijn en de diversiteit van de samenleving vertegenwoordigen. We moeten de achterliggende oorzaken van de problemen aanpakken en een “geografische verdeling van ontevredenheid” 64 voorkomen. De conferentie over de toekomst van Europa zal een belangrijk platform vormen om te luisteren, te leren en oplossingen te vinden.

Het is nog te vroeg om beproefde demografische lessen uit de COVID-19-crisis te trekken. Toch zal de speciale website die tegelijk met dit verslag wordt gelanceerd, bijdragen aan de analyse van vergelijkbare statistische gegevens in de hele Unie, zodra deze beschikbaar komen. Zo kunnen zij een betrouwbare basis voor geïnformeerde beleidsbespiegelingen en besluitvorming vormen.

Op grond van dit verslag zal de Commissie een dialoog aangaan met relevante belanghebbenden, vooral op regionaal niveau, en besprekingen voeren met de lidstaten, EU-instellingen en organen, met name het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's.

(1)

COM(2020) 456 final: Het moment van Europa: herstel en voorbereiding voor de volgende generatie.

(2)

Het werkdocument van de diensten van de Commissie (SWD(2020) 109 final) vormt een aanvulling op het verslag met daarin extra cijfers, kaarten en tabellen.

(3)

In dit verslag verwijzen de termen Europa en EU naar de EU-27 tenzij anders aangegeven.

(4)

De statistische gegevens van Eurostat die in dit verslag worden gebruikt, berusten op cijfers uit de Eurostat-databank in mei 2020.

(5)

Voor meer informatie zie Eurostats “Statistics Explained” over sterftecijfers en levensverwachting:

https://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/index.php?title=Mortality_and_life_expectancy_statistics

(6)

De bevolkingsprognoses zijn hypothetische “wat-als”- scenario's op basis van waargenomen gegevens om de bevolkingsdynamiek te helpen begrijpen. Hierbij moet worden opgemerkt dat prognoses niet als voorspellingen moeten worden beschouwd. Voor meer informatie zie de bevolkingsprognoses van Eurostat: https://ec.europa.eu/eurostat/web/population-demography-migration-projections/population-projections-data

(7)

Voor meer informatie over dit begrip en de gegevens zie: https://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/pdfscache/1101.pdf

(8)

Voor meer informatie zie State of Health in the EU, Health at a Glance (over de stand van de gezondheid in de EU): Europa 2018, OESO/EU (2018) – https://ec.europa.eu/health/state/glance_nl

(9)

In 2018 gaf 49 % van de personen van 65 jaar of ouder aan een handicap of langdurige activiteitsbeperking te hebben. (Bron: Eurostat online tabel hlth_silc_06)

(10)

Er worden drie soorten regio's gebruikt in de gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS). Op deze kaart zijn NUTS2-regio's te zien. De gemiddelde NUTS2-regio in een land heeft een bevolking tussen 800 000 en 3 miljoen mensen.

(11)

Voor meer informatie zie Eurostats “Statistics Explained” over vruchtbaarheid:

https://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/index.php?title=Fertility_statistics

(12)

Van de 1169 NUTS-3-regio’s hebben er slechts vier een vruchtbaarheidscijfer van meer dan 2,1: Mayotte (4,6), Guyana (3,8), La Réunion (2,4) en Melilla (2,3).

(13)

Op deze kaart zijn NUTS3-regio's te zien. De gemiddelde NUTS3-regio in een land heeft een bevolking tussen 150 000 en 800 000 mensen.

(14)

De mediane leeftijd is een brede meting van hoe oud een bevolking is: de helft van de bevolking is ouder dan de mediane leeftijd en de andere helft is jonger.

(15)

Voor meer informatie zie Eurostats “Statistics Explained” over bevolkingsstructuur en vergrijzing van de bevolking:

https://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/index.php?title=Population_structure_and_ageing/nl

(16)

De groep mensen tussen 20 en 64 jaar wordt doorgaans als de bevolking in de werkende leeftijd beschouwd. Het is mogelijk dat deze definitie wordt aangepast naarmate de bevolking ouder wordt en meer mensen van 65 en ouder aan het werk blijven.

(17)

Ageing Europe: Looking at the lives of older people in the EU, Europese Commissie (2019).

(18)

Behalve op onderdanen van derde landen hebben deze cijfers ook betrekking op EU-burgers die naar de EU terugkeren of daaruit vertrekken. Voor meer informatie zie Eurostats “Statistics Explained” over migratie: https://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/index.php?title=Migration_and_migrant_population_statistics/nl


(19)

Voor meer informatie zie Eurostats “Statistics Explained” over bevolking en demografische verandering:

https://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/index.php?title=Population_and_population_change_statistics

(20)

In april 2020 heeft Eurostat bevolkingsprognoses gepubliceerd op basis van gegevens over 2019. Op het moment dat deze gegevens werden geproduceerd, waren de gevolgen van de COVID-19-pandemie nog niet bekend en daarom is daar geen rekening mee gehouden. Voor meer informatie zie Eurostats “Statistics Explained” over bevolkingsprognoses: https://ec.europa.eu/eurostat/web/population-demography-migration-projections/population-projections-data .

(21)

Op deze kaart zijn NUTS3-regio's te zien. De gemiddelde NUTS3-regio in een land heeft een bevolking tussen 150 000 en 800 000 mensen. De gegevens komen overeen met de regionale prognoses van Eurostat (EUROPOP2013).

(22)

The 2018 Ageing Report: Economic and Budgetary Projections for the EU Member States (2016-2070), Institutional Paper 079, Europese Commissie en Comité voor de economische politiek (2018).

(23)

Economische voorjaarsprognoses 2020 van de Commissie, 6.5.2020.

(24)

Een Unie van gelijkheid: strategie voor gendergelijkheid 2020-2025, goedgekeurd op 5 maart 2020 (COM(2020) 152 final).

(25)

The 2018 Ageing Report: Economic and Budgetary Projections for the EU Member States (2016-2070), Institutional Paper 079, Europese Commissie en Comité voor de economische politiek (2018).

(26)

Een nieuwe industriestrategie voor Europa, goedgekeurd op 10 maart 2020, COM(2020) 102 final.

(27)

Zie bijv. e.g. Canton, E., Thum-Thysen, A., Voigt, P. (2018) Economists’ musings on human capital investment: How efficient is public

spending on education in EU Member States? European Economy Discussion Paper 81:

https://ec.europa.eu/info/publications/economy-finance/economists-musings-human-capital-investment-how-efficient-public-spending-education-eu-member-states_en

(28)

www.ecdc.europa.eu/en/cases-2019-ncov-eueea">https://www.ecdc.europa.eu/en/cases-2019-ncov-eueea

(29)

Op deze kaart zijn NUTS3-regio's te zien. De gemiddelde NUTS3-regio in een land heeft een bevolking tussen 150 000 en 800 000 mensen. De gegevens komen overeen met de regionale prognoses van Eurostat (EUROPOP2013).


(30)

Voor meer informatie over EU4Health zie: https://ec.europa.eu/health/funding/eu4health_nl

(31)

https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-12983-2013-INIT/en/pdf

(32)

State of Health in the EU, Landenprofielen 2019, SHARE-enquête (2017).

(33)

Voor meer informatie zie: https://ec.europa.eu/food/farm2fork_en

(34)

Deze tekorten kunnen verschillende oorzaken hebben, waaronder de hoogte van de lonen en de arbeidsomstandigheden.

(35)

State of Health in the EU, Health at a glance: Europa 2018, OESO/EU (2018), blz. 178 en 180.

(36)

Voor meer informatie zie: www.oecd.org/els/health-systems">https://www.oecd.org/els/health-systems

(37)

Artikel 35 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

(38)

Deze “driedubbele winst” wordt ondersteund door het Europees innovatiepartnerschap inzake actief en gezond ouder worden. Voor meer informatie zie: https://ec.europa.eu/eip/ageing/about-the-partnership_en

(39)

In het 2018 Ageing Report wordt onder de totale kosten van de vergrijzing verstaan: de overheidsuitgaven voor pensioenen, gezondheidszorg, langdurige zorg, onderwijs en werkloosheidsuitkeringen.

(40)

Voor een gedetailleerde analyse van de aanjagers van groei van de uitgaven voor gezondheidszorg en langdurige zorg zie: Joint Report on Healthcare and Long-Term Care Systems and Fiscal Sustainability, Europese Commissie en Comité voor de economische politiek (EPC), 2016.

(41)

Ouderdomsarmoede bestaat uit twee componenten: Mensen met een inkomen dat onder 60 % van het nationaal mediaan inkomen ligt en mensen die zich ten minste vier van tien essentiële zaken niet kunnen veroorloven (zie https://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/index.php/Glossary:Material_deprivation )

(42)

Voor een gedetailleerde analyse van de gevolgen van de demografische veranderingen voor de toereikendheid van pensioenen: The 2018 Pension Adequacy Report: current and future income adequacy in old age in the EU, Europese Commissie en Comité voor sociale bescherming (SPC), 2018.

(43)

In 2018 werkte in de EU-27 30,5 % van de vrouwen en 9,2 % van de mannen in deeltijd (Eurostat, Arbeidskrachtenenquête).

(44)

Het aandeel tijdelijke contracten voor mensen tussen 15 en 64 jaar is de afgelopen jaren stabiel gebleven. In 2018 was dat 12,1 % van de totale werkgelegenheid. Het percentage vrouwen is iets hoger (13,1 %) dan voor mannen (11,2 %) (Eurostat).

(45)

Regionaal heeft betrekking op NUTS3 en lokaal op LBE's (lokale bestuurlijke eenheden).

(46)

COM(2020) 451 final van 28.5.2020.

(47)

Op deze kaart zijn NUTS3-regio's te zien. De gemiddelde NUTS3-regio in een land heeft een bevolking tussen 150 000 en 800 000 mensen.

(48)

publications.jrc.ec.europa.eu/repository/handle

(49)

Voor meer informatie zie: https://doi.org/10.1787/b902cc00-en

(50)

Op deze kaart zijn NUTS3-regio's te zien. De gemiddelde NUTS3-regio in een land heeft een bevolking tussen 150 000 en 800 000 mensen.

(51)

Voor meer informatie zie: https://ec.europa.eu/info/publications/mff-legislation_en

(52)

Voor meer informatie zie: https://ec.europa.eu/regional_policy/en/information/publications/regional-focus/2018/access-to-universities-in-the-eu-a-regional-and-territorial-analysis

(53)

Voor meer informatie zie: https://urban.jrc.ec.europa.eu/thefutureofcities/ageing#the-chapter

(54)

Forest fires — Sparking firesmart policies in the EU, Europese Commissie (2018).

(55)

OESO, 2018. Policy note Rural 3.0 – a framework for rural development.

www.oecd.org/cfe/regional-policy">https://www.oecd.org/cfe/regional-policy

(56)

https://ec.europa.eu/regional_policy/en/information/publications/regional-focus/2008/remote-rural-regions-how-proximity-to-a-city-influences-the-performance-of-rural-regions

(57)

Voor meer informatie zie: www.fao.org/global-perspectives-studies/en">www.fao.org/global-perspectives-studies/en

(58)

Voor meer informatie zie: https://ec.europa.eu/info/strategy/priorities-2019-2024/european-green-deal_nl

(59)

Voor meer informatie zie: https://news.un.org/en/story/2019/07/1043551

(60)

Voor meer informatie zie: https://openknowledge.worldbank.org/handle/10986/29461

(61)

Voor meer informatie over de in 2019 herziene UN World Population Prospects zie: https://population.un.org/wpp/


(62)

Bron: Wereldbank, bbp-kkp (koopkrachtpariteit)-gegevens uit de databank: ontwikkelingsindicatoren.

(63)

JOIN(2020) 4 final van 9.3.2020.

(64)

https://ec.europa.eu/regional_policy/en/information/publications/working-papers/2018/the-geography-of-eu-discontent