Toelichting bij COM(2020)275 - Beroepsonderwijs en -opleiding voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Het voorstel voor een Aanbeveling van de Raad inzake beroepsonderwijs en -opleiding 1 voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht werd aangekondigd in de Mededeling “ Een sterk sociaal Europa voor rechtvaardige transities ” van 14 januari 2020 2 . Het is een belangrijk onderdeel van de lopende uitvoering van de Europese Pijler van sociale rechten ter versterking van beginsel 1 “onderwijs, opleiding en een leven lang leren”.

Het “gemeenschappelijk beleid inzake beroepsopleiding”, zoals gedefinieerd in het Verdrag van Rome, is uitgevoerd door de start van het Proces van Kopenhagen in 2002. Het bracht de lidstaten, de sociale partners en de Commissie samen en werd ook ondersteund door verenigingen van aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding. Beroepsonderwijs en -opleiding is goed voor ongeveer de helft van de afgestudeerden op hoger secundair niveau in de Europese Unie. Het zorgt ervoor dat jongeren zich kunnen voorbereiden op een succesvolle start van hun beroepsleven en dat mensen in de werkende leeftijd zich kunnen bij- en omscholen voor verschillende doeleinden. Werkende mensen worden geholpen om hun vaardigheden voortdurend te verbeteren en aan te passen aan de veranderende werkvereisten of om te onderhandelen over veranderingen in het werk. Werklozen worden geholpen om de vaardigheden te verwerven die nodig zijn om weer toegang te krijgen tot de arbeidsmarkt; meer in het algemeen worden lerenden voorzien van de kennis, vaardigheden en attitudes die nodig zijn om te gedijen in hun professionele, sociale en persoonlijke ontwikkeling.

De COVID‑19-pandemie heeft de reguliere onderwijs- en opleidingsactiviteiten, waaronder beroepsonderwijs en -opleiding, in heel Europa ernstig verstoord. De lidstaten zijn wel snel overgeschakeld op digitale leermethoden, maar de beperkende maatregelen en de daaruit voortvloeiende crisis hebben de veerkracht van het stelsel op de proef gesteld. De situatie in beroepsonderwijs en -opleiding is nog verergerd door het feit dat de praktische opleiding – in de vorm van werkplekleren en leerlingplaatsen – in de meeste sectoren is opgeschort 3 .

Het economisch herstel na de COVID‑19-crisis biedt een gelegenheid om de hervormingen in beroepsonderwijs en -opleiding te versnellen en de veerkracht ervan te versterken, met name door het aanbod en de methoden te digitaliseren en flexibel aan te passen aan de veranderende behoeften van de arbeidsmarkt. Dit omvat ook aandacht voor het waarborgen van de toegang tot digitale instrumenten en technologieën voor elke lerende, leerkracht en opleider en voor geschikte begeleidingsmaatregelen. Digitale instrumenten zoals simulators, virtual en augmented reality hebben het potentieel om de toegankelijkheid en de efficiëntie van de opleiding te verhogen, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen die stageplaatsen aanbieden. Door meerdere bedrijven opgezette opleidingscentra en kenniscentra voor beroepsopleiding kunnen hierbij een belangrijke rol spelen.

De pandemie zal waarschijnlijk leiden tot de diepste recessie in de geschiedenis van de EU. Jongeren die op dit moment op de arbeidsmarkt komen, zullen het moeilijker hebben om hun eerste baan te vinden 4 . Eerdere crises hebben aangetoond dat jongeren waarschijnlijk het hardst zullen worden getroffen. Aangezien beroepsonderwijs en -opleiding een essentieel deel is gebleken van de inspanningen ter ondersteuning van de werkgelegenheid voor jongeren in de vorige economische en financiële crisis, is een verdere versterking van de stelsels voor beroepsonderwijs en -opleiding daarom van cruciaal belang voor het herstel na de COVID‑19-crisis. Met name leerlingplaatsen en werkplekleren, maar ook kortetermijnprogramma’s voor beroepsonderwijs en -opleiding voor werklozen zijn een manier gebleken om de inzetbaarheid te vergroten en de toegang tot of de terugkeer naar de arbeidsmarkt te vergemakkelijken 5 . Dit voorstel zal bijdragen tot een hoge kwaliteit van het aanbod, met name van leerlingplaatsen en andere programma’s in het kader van de jongerengarantie door de relevantie voor de arbeidsmarkt, de digitalisering en de ecologische duurzaamheid van beroepsonderwijs en -opleiding te waarborgen. Het zal ook aandringen op meer steun voor leerlingplaatsen en de Europese Alliantie voor leerlingplaatsen, om de inzet voor hoogwaardige en effectieve mogelijkheden voor leerlingplaatsen te vernieuwen en te stimuleren.

De modernisering van de stelsels voor beroepsonderwijs en -opleiding is ook belangrijk omdat de arbeidswereld en de vaardigheden in verandering zijn. Lopende ontwikkelingen zoals de automatisering en de digitalisering van de productie en de diensten blijven de arbeidsmarkten ingrijpend veranderen. Daarnaast zal beroepsonderwijs en -opleiding zich door de bredere transities naar een digitalere en groenere economie moeten aanpassen, zodat de lerenden de vaardigheden verwerven die nodig zijn voor de groene en digitale transitie, terwijl de centrale rol van beroepsonderwijs en -opleiding in het continuüm van een leven lang leren wordt bevestigd en versterkt. Vooral hier is horizontaal leren van groot belang. Het overbrugt de kloof tussen formeel gescheiden of parallelle gebieden van leren (bv. de gezondheids- en de milieusector 6 ).

Nu het beleidskader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding en de specifieke prioriteiten voor beroepsonderwijs en -opleiding in 2020 aflopen, kan de Unie een nieuw en ambitieuzer beleid op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding vaststellen dat een antwoord biedt op de hierboven beschreven uitdagingen. De algemene doelstelling moet de modernisering van het EU-beleid inzake beroepsonderwijs en -opleiding zijn om de grote bij- en herscholingsbehoeften aan te pakken die ons voorbereiden op de uitdagingen van de 21e eeuw, in het bijzonder om het herstel van de COVID‑19-pandemie te ondersteunen en bij te dragen tot de opbouw van een duurzamere, rechtvaardigere en veerkrachtigere Europese Unie.

Het voorstel is stevig verankerd in andere beleidsinitiatieven van de Commissie, met name in de mededeling van de Commissie betreffende de Europese vaardighedenagenda voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht 7 , in de mededeling inzake een brug naar banen voor de volgende generatie 8 , het actieplan voor digitaal onderwijs, het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (ET 2020) en de Europese onderwijsruimte, die alle niveaus en soorten onderwijs en opleiding bestrijken.

Toepassingsgebied van het voorstel

Het voorstel van de Commissie voor een aanbeveling van de Raad inzake beroepsonderwijs en -opleiding voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht is gericht op de vernieuwing van het EU-beleid inzake beroepsonderwijs en -opleiding door:

a) de modernisering van het Uniebeleid op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding om zowel de transities naar een groene en digitale economie in tijden van demografische veranderingen als een opwaartse convergentie van de nationale stelsels te ondersteunen. Gezien de cruciale rol die beroepsonderwijs en ‑opleiding, en met name leerlingplaatsen spelen bij het verbeteren van de inzetbaarheid, zal de voorgestelde modernisering ook de inzetbaarheid van jongeren en volwassenen die behoefte hebben aan voortdurende bij- en omscholing ondersteunen. Het zal ook een uitgebreider gebruik van digitale instrumenten en voortdurende digitalisering van de stelsels voor beroepsonderwijs en -opleiding omvatten, wat zal bijdragen tot een grotere veerkracht;

b) het bevestigen van de centrale rol van beroepsonderwijs en ‑opleiding in het continuüm van een leven lang leren en de nauwe banden ervan met alle onderwijs- en opleidingssectoren, waarvoor doorstromingsmogelijkheden en transparantie nodig zijn;

c) de stroomlijning van het Europese samenwerkingsproces op het gebied van beroepsonderwijs en - opleiding door de instrumenten voor kwaliteitsborging (Eqavet) en flexibiliteit en maatwerk in beroepsonderwijs en –opleiding (Ecvet) te integreren en aan te passen;

d) de vereenvoudiging van het bestuur van beroepsonderwijs en ‑opleiding op Unieniveau (in verband met de integratie van Ecvet- en Eqavet-aanbevelingen in het huidige voorstel en bijgevolg de intrekking ervan) en de bepaling van de werkmethodes, de soorten ondersteunende activiteiten op Unieniveau en een monitoringkader om de vorderingen bij de uitvoering van deze aanbeveling te beoordelen, in volledige samenhang met het bredere governancekader voor onderwijs en opleiding.

Concreet zijn de nieuwe elementen voor op nationaal niveau te nemen maatregelen de volgende:

·de cruciale rol onderstrepen die stelsels voor beroepsonderwijs en ‑opleiding spelen voor jongeren die de arbeidsmarkt betreden en daaraan toevoegen dat de stelsels voor beroepsonderwijs en -opleiding een even belangrijke rol moeten spelen voor volwassenen die voortdurende bij- en omscholing nodig hebben;

·aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding een mate van autonomie verlenen zodat zij snel kunnen reageren op uitdagingen op het gebied van vaardigheden, snelle omscholingsprogramma’s kunnen aanbieden en in nauwe partnerschappen kunnen samenwerken met de werkgevers uit zowel de publieke als de private sector;

·de programma’s van beroepsonderwijs en -opleiding modulariseren en uitbreiden naar hogere niveaus van kwalificaties en micro-credentials;

·beroepsonderwijs en -opleiding verbinden met toekomstgerichte economische strategieën en innovatiesystemen;

·kenniscentra voor beroepsopleiding 9 bevorderen (met name via Erasmus+) die verbonden zijn met strategieën voor slimme specialisatie en innovatieve diensten aanbieden, waaronder clusters 10 , starterscentra, ondersteuning voor startende ondernemingen en technologieverspreiding, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) om beroepsonderwijs en -opleiding veerkrachtig te maken en geschikt voor meer digitalisering, digitale paraatheid en om de transitie van sectoren die achteruitgaan naar nieuwe groeisectoren te stimuleren;

·ecologische en sociale duurzaamheid verankeren in de leerplannen en het organisatorisch management van beroepsonderwijs en -opleiding door het milieuaspect te verbinden met andere gebieden;

·zorgen voor betere doorstroommogelijkheden tussen de stelsels voor onderwijs en opleiding;

·Tegen de achtergrond van de COVID‑19-pandemie, de digitale paraatheid van de instellingen voor beroepsonderwijs en ‑opleiding vergroten door nieuwe leeromgevingen, instrumenten en didactische methoden te bevorderen, met name in verband met digitalisering zowel voor specifieke als transversale leerplannen en inhoud, en door het aspect digitalisering in het Eqavet-kader op te nemen;

·de aantrekkelijkheid van beroepsonderwijs en ‑opleiding vergroten voor lerenden en ondernemingen, waaronder kleine, middelgrote en micro-ondernemingen, bijvoorbeeld via internationalisering en meer mobiliteitsmogelijkheden voor lerenden en personeel in het kader van Erasmus+ en andere financieringsmogelijkheden;

·gendervooroordelen en genderstereotiepe keuzes aanpakken en diversiteit en inclusiviteit ondersteunen;

·een reeks indicatoren en streefcijfers vaststellen om zowel kwantitatieve als kwalitatieve monitoring van de prestaties van de beroepsonderwijs- en opleidingsstelsels mogelijk te maken.

Naast de bevestiging van de rol van het tripartiete Raadgevend Comité voor de beroepsopleiding (RCB), bevat het voorstel ook de volgende nieuwe elementen op EU‑niveau:

·voorzien in een ondersteunende dienst voor de verschillende dimensies van de stelsels van beroepsonderwijs en -opleiding (bv. leerlingplaatsen, kenniscentra voor beroepsopleiding, voortgezet beroepsonderwijs en voortgezette beroepsopleiding, kwaliteitsborging) die het beheer van verschillende afzonderlijke ondersteuningsstructuren samenbrengt (Eqavet- en Ecvet-secretariaten, ondersteuningsdiensten voor leerlingplaatsen, werkgroepen van deskundigen);

·de digitale paraatheid van instellingen voor beroepsonderwijs en ‑opleiding ondersteunen door de versterkte inzet van het Selfie-instrument en de geleidelijke uitbreiding ervan om werkplekleren in te zetten 11 ;

· het Europese beroepsonderwijs en de Europese beroepsopleiding bevorderen als mondiaal referentiepunt voor de ontwikkeling van vaardigheden en de mobiliteit en erkenning van beroepskwalificaties en de resultaten van leerperioden in het buitenland bevorderen, onder meer door de ontwikkeling van het concept van de Europese beroepskernprofielen als onderdeel van het Europass-platform en waar mogelijk aangevuld met professionele digitale inhoud;

·de invoering van een proces van collegiale toetsing van de kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding ter ondersteuning van opwaartse convergentie op het gebied van kwaliteit, transparantie en wederzijds vertrouwen.

Het beleidskader

Als reactie op de COVID‑19-crisis heeft de Commissie een gedurfd en uitgebreid plan voor herstel en voorbereiding voor de volgende generatie voorgesteld. Het plan bevat stappen om de Europese economie weer op gang te brengen, banen te beschermen en te creëren, de groene en digitale transitie te stimuleren en de economie rechtvaardiger, veerkrachtiger en duurzamer te maken voor de toekomstige generaties. Het onderstreept dat het verbeteren en aanpassen van vaardigheden, kennis en competenties des te belangrijker is geworden.

Next Generation EU 12 zal voor de periode 2021‑2024 nieuwe financieringsmiddelen creëren op de financiële markten voor de nieuw voorgestelde faciliteit voor herstel en veerkracht 13 en React‑EU 14 . Beide programma’s zullen investeringen in vaardigheden, onderwijs en opleiding omvatten om de basis te leggen voor een groen, digitaal en veerkrachtig herstel. De Commissie heeft ook haar voorstellen voor het toekomstige Europees Sociaal Fonds Plus aangepast om nog meer steun te verlenen aan jongerenwerkgelegenheidsmaatregelen, onderwijs en vaardigheden.

Als onderdeel van de herstelstrategie heeft de Commissie ook een aanzienlijke extra financiering van 30 miljard EUR voorgesteld voor het Fonds voor een rechtvaardige transitie, wat het totaal op 40 miljard EUR brengt. Deze financiering zal worden gebruikt om de sociaal-economische gevolgen van de transitie naar klimaatneutraliteit in de meest getroffen regio’s te verlichten, bijvoorbeeld door de omscholing van werknemers te ondersteunen, kmo’s te helpen om nieuwe economische kansen te creëren en te investeren in de omschakeling naar schone energie en in de circulaire economie 15 .

Dit sluit aan bij de Europese Green Deal, de nieuwe groeistrategie die de EU moet omvormen tot een eerlijke en welvarende samenleving met een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie, waar vanaf 2050 netto geen broeikasgassen meer worden uitgestoten en de economische groei is losgekoppeld van het gebruik van hulpbronnen. Investeren in een meer circulaire economie 16 kan de EU helpen haar afhankelijkheid van externe leveranciers te verminderen en haar veerkracht ten aanzien van mondiale leveringskwesties vergroten. De komende renovatiegolf zal in het teken staan van het scheppen van werkgelegenheid in de bouw- en renovatiesector en andere arbeidsintensieve bedrijfstakken 17 . De transities op deze gebieden leiden tot een grotere behoefte aan om- en bijscholing. Programma’s voor beroepsonderwijs en -opleiding kunnen een sleutelrol spelen bij het verwerven van die vaardigheden en zullen waarschijnlijk ook een belangrijke rol spelen bij de uitvoering van andere Europese Green Deal-initiatieven 18 .

De Commissie heeft ook een nieuwe industriële strategie voor Europa 19 vastgesteld om de dubbele groene en digitale transitie aan te pakken. Daarin wordt aangedrongen op doortastende maatregelen om een leven lang leren voor iedereen tot stand te brengen en ervoor te zorgen dat onderwijs en opleiding gelijke tred houden met de dubbele transitie. Er wordt ook op aangedrongen dat hoger onderwijs en beroepsonderwijs en -opleiding meer wetenschappers, ingenieurs en technici voor de arbeidsmarkt moeten afleveren. In de kmo‑strategie voor een duurzaam en digitaal Europa wordt benadrukt hoe een toenemend aantal kmo’s het moeilijk krijgt om de nodige vaardigheden te vinden. Daarnaast blijft de beschikbaarheid van geschoold personeel of ervaren managers het belangrijkste probleem voor een kwart van de kmo’s in de Europese Unie 20 . Beroepsonderwijs en ‑opleiding zijn bijzonder relevant voor kmo’s om ervoor te zorgen dat hun personeel de vaardigheden heeft die nodig zijn op de arbeidsmarkt.

De kansen en uitdagingen van de huidige digitale transformatie en de beleidsrespons van Europa zijn uiteengezet in de strategie “De digitale toekomst van Europa vormgeven”, die benadrukt dat moet worden geïnvesteerd in onderwijs en opleiding en in de digitale vaardigheden van alle Europeanen, rekening houdend met de aangenomen strategie voor gendergelijkheid 2020‑2025 21 .

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Volgens artikel 166, lid 1, VWEU legt de Unie inzake beroepsopleiding een beleid ten uitvoer waardoor de activiteiten van de lidstaten worden versterkt en aangevuld, met volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud en de opzet van de beroepsopleiding. Het optreden van de Unie uit hoofde van artikel 166, lid 2, VWEU is erop gericht:

–de aanpassing aan veranderingen in het bedrijfsleven te vergemakkelijken, met name door beroepsopleiding en omscholing;

–door verbetering van de initiële beroepsopleiding en van bij- en nascholing, de opneming en de wederopneming op de arbeidsmarkt te bevorderen;

–de toegang tot beroepsopleidingen te vergemakkelijken en de mobiliteit van opleiders en leerlingen, met name jongeren, te bevorderen;

–de samenwerking inzake opleiding tussen onderwijs- of opleidingsinstellingen en ondernemingen te bevorderen;

–de uitwisseling te bevorderen van informatie en ervaring omtrent de gemeenschappelijke vraagstukken waarmee de opleidingsstelsels van de lidstaten worden geconfronteerd.

Volgens artikel 165, lid 1, VWEU draagt de Unie bij tot de ontwikkeling van onderwijs van hoog gehalte door samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen en zo nodig door hun activiteiten te ondersteunen en aan te vullen, met volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud van het onderwijs en de opzet van het onderwijsstelsel. Het optreden van de Unie uit hoofde van artikel 162, lid 2, VWEU, tweede en vierde streepje, is erop gericht:

–de mobiliteit van studenten en docenten te bevorderen, mede door de academische erkenning van diploma’s en studietijdvakken aan te moedigen;

–de uitwisseling te bevorderen van informatie en ervaring omtrent de gemeenschappelijke vraagstukken waarmee de onderwijsstelsels van de lidstaten worden geconfronteerd.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

In haar streven naar de ontwikkeling van onderwijs en opleiding van hoge kwaliteit en de uitvoering van een beleid inzake beroepsopleiding, heeft de EU de verantwoordelijkheid om samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen en hun activiteiten te ondersteunen en aan te vullen waar nodig.

De kwaliteit en de convergentie van de stelsels voor beroepsonderwijs en -opleiding ondersteunt het vrije verkeer van personen, goederen en diensten, de veerkracht van de beroepsbevolking in de EU en uiteindelijk een succesvolle duurzame interne markt. Daarom kan de kwestie alleen op Europees niveau worden aangepakt.

Volgens artikel 166, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie legt de Unie inzake beroepsopleiding een beleid ten uitvoer waardoor de activiteiten van de lidstaten worden versterkt en aangevuld, met volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud en de opzet van de beroepsopleiding.

In artikel 165, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie staat dat de Unie bijdraagt tot de ontwikkeling van onderwijs van hoog gehalte door samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen en zo nodig door hun activiteiten te ondersteunen en aan te vullen, met volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud en de opzet van het onderwijsstelsel.

Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel wordt in het voorstel het nieuwe beleid van de Unie op het gebied van beroepsonderwijs en ‑opleiding uiteengezet en worden daartoe aanbevelingen gedaan.

Deze aanbeveling doet geen afbreuk aan Richtlijn 2005/36/EG 22 als gewijzigd bij Richtlijn 2013/55/EU 23 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en de regeling voor automatische erkenning waarin zij voorziet.

Evenredigheid

De in de aanbeveling voorgestelde maatregelen staan in verhouding tot de doelstellingen. Het voorstel voor een aanbeveling van de Raad ondersteunt de door de individuele landen op gang gebrachte hervormingsprocessen en vult de inspanningen van de lidstaten op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding aan. De voorgestelde maatregel houdt rekening met de praktijken en de diversiteit van de stelsels in de lidstaten. Hij komt tegemoet aan een gedifferentieerde aanpak die is afgestemd op de verschillende economische, financiële en sociale situaties en de diverse arbeidsmarktsituaties in de lidstaten.

Keuze van het instrument

Het voorgestelde instrument is een aanbeveling van de Raad waarin het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel worden gerespecteerd. Het bouwt voort op de bestaande Uniewetgeving en is in overeenstemming met de aard van de instrumenten die beschikbaar zijn voor Europese maatregelen op het gebied van onderwijs en opleiding en werkgelegenheid. Een aanbeveling als juridisch instrument verbindt de lidstaten tot de maatregelen die erin zijn vastgesteld en biedt een sterke politieke basis voor samenwerking op het niveau van de Unie op dit gebied, terwijl tegelijkertijd de bevoegdheid van de lidstaten op het gebied van onderwijs en opleiding en sociaal beleid wordt gerespecteerd.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Niet van toepassing.

Raadpleging van belanghebbenden

Sinds 2017 is een grondige en gerichte raadpleging gehouden om de hoekstenen van toekomstbestendig beroepsonderwijs en toekomstbestendige beroepsopleiding te definiëren in de context van nieuwe trends en uitdagingen (digitalisering, automatisering, robotica, kunstmatige intelligentie, groene en duurzame economie, waaronder klimaatverandering, globalisering, nieuwe bedrijfsmodellen, nieuwe vormen van arbeidsorganisatie, demografische ontwikkelingen, vergrijzing, migratie).

Deze raadplegingen omvatten alle relevante belanghebbenden:

·de lidstaten en de sociale partners die zijn gegroepeerd in de directeuren-generaal voor beroepsonderwijs en -opleiding en het tripartiete raadgevend comité voor de beroepsopleiding, dat een advies over de toekomst van beroepsonderwijs en ‑opleiding na 2020 heeft aangenomen;

·de Europese sociale partners (met hun standpuntnota’s: www.etuc.org/en/document">EVV , SME United en www.businesseurope.eu/publications">BusinessEurope ) en in een speciale hoorzitting in januari 2020, en;

· Europese aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding .

Een onderzoek naar de uitdagingen en gevolgen van de COVID‑19-pandemie voor beroepsonderwijs en -opleiding uitgevoerd door de Commissie in maart‑mei 2020 met de volgende bevindingen:

·Er zijn verschillende instrumenten beschikbaar om materiaal voor afstandsonderwijs aan te maken. Onlinemateriaal voor beroepsonderwijs en ‑opleiding is echter in het algemeen minder ontwikkeld wat de praktische onderdelen van de opleiding en werkplekleren betreft;

·Dat kan nadelig zijn voor lerenden in beroepsonderwijs en ‑opleiding, in vergelijking met lerenden van andere onderwijstrajecten, omdat meer inspanningen worden geleverd voor algemene schoolvakken en minder voor de typische beroepsinhoud;

·De “toeleveringsketen” voor leerlingplaatsen is aanzienlijk verstoord. In de sectoren waarvan de activiteiten zijn stopgezet (bv. restaurants, welzijn, toerisme en industrie) hebben ook de leerlingen hun activiteiten grotendeels gestaakt. In sommige gevallen leidt stopzetting en beëindiging van de financiële compensatie, indien van toepassing, ertoe dat meer leerlingen afhaken;

·Werkgevers hebben weinig mogelijkheden om zich te richten op opleiding hetzij voor jongeren, hetzij voor hun werknemers omdat zij bezorgd zijn over de bedrijfscontinuïteit. Sommige werkgevers en aanbieders van opleidingen hebben echter goed gebruik gemaakt van de lockdownperiode om de opleiding van hun werknemers te ondersteunen en de uitrol van digitale leersystemen en digitale inhoud te versnellen;

·Aangezien het voor leerkrachten en opleiders en ook voor lerenden een grote uitdaging is om zich snel aan deze grote verandering aan te passen, hebben veel belanghebbenden zich ingezet om te helpen (aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding, lokale overheden, uitgevers, ngo’s, bedrijven enz.);

·Er is een krachtige oproep voor een Europees onlineplatform (dat veilig, kwalitatief en meertalig is enz.) dat mogelijkheden biedt voor het vormen van netwerken en het uitwisselen van goede praktijken en digitale oplossingen biedt, ook voor werkplekleren.

Een soortgelijke analyse van Cedefop wijst ook op een aantal uitdagingen voor de sector van beroepsonderwijs en -opleiding: afstandsleren is versnipperd en het gebruik ervan hangt sterk af van de e-vaardigheden en de beschikbaarheid van de scholen en leerkrachten, en van de betrokken sectoren. Het gebruik ervan varieert van louter communicatie/contact houden met leerlingen, over toegang tot hulpbronnen (video’s enz.), tot daadwerkelijk onderwijs. Uit de analyse is ook gebleken dat leerlingen hun opleiding en werk voortzetten, met name in bedrijven die essentiële diensten zoals gezondheidszorg en voeding leveren zolang de gezondheids- en veiligheidsmaatregelen worden nageleefd. Anderzijds zijn leerlingen niet langer gaan werken in sectoren waarvan de activiteiten bij wet zijn stopgezet, zoals, in de meeste landen, horeca, welzijn en toerisme 24 . Aangezien in die sectoren veel vrouwen werken, wordt aangenomen dat vooral vrouwen getroffen zijn.

In een ruimere context werden het volgende materiaal en de volgende fora gebruikt om het toekomstige beleid inzake beroepsonderwijs en -opleiding te bepalen:

·het Cedefop-project over www.cedefop.europa.eu/en/events-and-projects">“Changing nature and role of vocational education and training in Europe” (2016‑2018),

·het opinie-onderzoek van Cedefop over beroepsonderwijs en ‑opleiding (2017) op basis van de antwoorden van in totaal 35 646 burgers van de lidstaten;

·een onderzoek van de Commissie over mobiliteit in beroepsonderwijs en ‑opleiding in Europa (2019),

·besprekingen tijdens de evenementen in het kader van de Europese Week van beroepsvaardigheden (2018, 2019);

·verder materiaal van de OESO en de IAO.

Het voorstel om elementen van de twee specifieke instrumenten van de EU voor beroepsonderwijs en -opleiding (Ecvet en Eqavet) te wijzigen en te integreren en de oorspronkelijke instrumenten in te trekken, is gebaseerd op:

·een specifieke studie over de instrumenten van de EU voor beroepsonderwijs en ‑opleiding (Eqavet en Ecvet) (2019, rekening houdend met eerdere evaluatiestudies);

·De resultaten van een werkgroep van het raadgevend comité voor de beroepsopleiding, die is opgericht om overeenstemming te bereiken over de toekomstige ontwikkeling van de Europese instrumenten voor beroepsonderwijs en -opleiding (eerste kwartaal van 2019).

‑‑Gevolgen van het voorstel voor de aanbevelingen van de Raad betreffende een Europees systeem voor studiepuntenoverdracht voor beroepsonderwijs en opleiding (Ecvet) en het Europees referentiekader voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en opleiding (Eqavet) en voorgestelde verdere stappen

Sinds 2009 zijn twee specifieke instrumenten voor beroepsonderwijs en -opleiding ontwikkeld en uitgevoerd om de lidstaten te ondersteunen om beroepsonderwijs en -opleiding flexibeler te maken (het Europees studiepuntensysteem voor beroepsonderwijs en -opleiding - Ecvet) en bij het verbeteren van de kwaliteit van hun stelsels voor beroepsonderwijs en -opleiding (het Europees referentiekader voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding - Eqavet). Uit de resultaten van de recente evaluaties van deze instrumenten blijkt dat ze moeten worden gemoderniseerd en gestroomlijnd.

Het doel van de Ecvet-aanbeveling 25 was de erkenning, accumulatie en overdracht van leerresultaten, de ondersteuning van mobiliteit en een leven lang leren en de invoering van een systeem voor studiepuntenoverdracht in beroepsonderwijs en ‑opleiding in de EU te verbeteren. Dit initiatief werd verder ontwikkeld naar aanleiding van de verklaring van Kopenhagen 26 uit 2002 over de toekomstige prioriteiten voor de versterking van de Europese samenwerking op het gebied van beroepsonderwijs en ‑opleiding, waarin werd gepleit voor een systeem ter ondersteuning van “de transparantie, vergelijkbaarheid, overdraagbaarheid en erkenning van competenties en/of kwalificaties, tussen verschillende landen en op verschillende niveaus”.

Volgens bovenvermelde studie over de instrumenten van de EU voor beroepsonderwijs en -opleiding heeft het Ecvet een brede bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van een kwalitatief betere mobiliteitservaring door het gebruik en de documentatie van eenheden van leerresultaten. Momenteel gebruiken bijna alle lidstaten het Ecvet op het gebied van internationale mobiliteit. Anderzijds is het concept van Ecvet-punten in het algemeen niet toegepast en heeft het Ecvet niet geleid tot de ontwikkeling van een Europees studiepuntenoverdrachtsysteem in beroepsonderwijs en ‑opleiding.

Op basis van de tijdens de raadpleging van de belanghebbenden ontvangen feedback en de ervaring die in de afgelopen 10 jaar is opgedaan met de uitvoering van het Ecvet, bevat en versterkt het huidige voorstel enkele elementen van de Ecvet-aanbeveling van 2009 en verlaat zij andere elementen die geen toegevoegde waarde lijken te bieden of geen antwoord bieden op een reële behoefte in de stelsels van beroepsonderwijs en ‑opleiding. Met name

·het beginsel dat kwalificaties bestaan uit eenheden van leerresultaten is in het voorstel geïntegreerd en versterkt in het voorstel (modulaire opbouw). Dit wordt gezien als een noodzakelijke voorwaarde om de flexibiliteit van de programma’s voor beroepsonderwijs en ‑opleiding te vergroten en de validatie te vergemakkelijken als middel om bij- en omscholing te stimuleren. Het is ook belangrijk om de mobiliteit van lerenden uit beroepsonderwijs en ‑opleiding te vergemakkelijken alsook de erkenning van leerresultaten die tijdens dergelijke mobiliteitsperioden zijn bereikt. Daarnaast kan het de wederzijdse automatische erkenning van diploma’s in beroepsonderwijs en ‑opleiding en de samenwerking op sectoraal niveau ondersteunen, onder meer via de blauwdruk voor sectorale samenwerking op het gebied van vaardigheden 27 . Daartoe zal een concept van Europese beroepskernprofielen worden onderzocht met als doel op Europees niveau een bepaald deel van een gemeenschappelijke opleidingsinhoud te bepalen. De profielen hebben het potentieel om de mobiliteit van lerenden en werknemers, de automatische erkenning van beroepskwalificaties en de resultaten van leerperioden in het buitenland aanzienlijk te vergemakkelijken, alsook de ontwikkeling van gezamenlijke kwalificaties en leerplannen voor beroepsonderwijs en ‑opleiding;

·De mobiliteitsinstrumenten die zijn ontwikkeld in het kader van de aanbeveling van 2009 (bv. leerovereenkomst en memorandum van overeenstemming) met betrekking tot de ondersteuning van de geografische mobiliteit van lerenden in beroepsonderwijs en -opleiding zullen verder worden ontwikkeld in het kader van andere EU‑instrumenten zoals die van het Erasmus+-programma en worden verbonden met de verdere ontwikkeling van Europass;

·De bij de aanbeveling van 2009 ingevoerde studiepunten zullen worden stopgezet omdat er zeer weinig gebruik van werd gemaakt en de toegevoegde waarde ervan niet is bewezen. In de praktijk wordt het ECTS (European Credit Transfer and Accumulation System), dat wijd verspreid is in het hoger onderwijs ook gebruikt voor beroepsonderwijs en ‑opleiding op postsecundair en tertiair niveau.

De Ecvet-aanbeveling van 2009 wordt ingetrokken en de hierboven aangehaalde Ecvet-bepalingen en -beginselen worden voortgezet op basis van dit voorstel en in andere beleidsinstrumenten van de EU geïntegreerd.

De Eqavet-aanbeveling 28 werd goedgekeurd om de kwaliteit van beroepsonderwijs en -opleiding te verbeteren. Het belang van de verbetering van de kwaliteit van beroepsonderwijs en -opleiding was reeds opgenomen in de strategie van Lissabon van 2000, waarin staat dat de overgang naar een op kennis gebaseerde economie moderne en flexibele stelsels van beroepsonderwijs en -opleiding vereist. In de verklaring van Kopenhagen van 2002 werd vervolgens voorgesteld op EU‑niveau samen te werken op het gebied van kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en ‑opleiding met het oog op het ondersteunen van het wederzijdse vertrouwen en de erkenning van kwalificaties.

Uit de bovengenoemde studie over de EU‑instrumenten voor beroepsonderwijs en -opleiding blijkt dat het Eqavet de lidstaten heeft gestimuleerd om hun nationale kwaliteitsborgingssystemen te herzien en te verfijnen: twaalf lidstaten hebben de systemen specifiek als antwoord op deze aanbeveling verbeterd en de meeste andere landen hebben het Eqavet gebruikt om de systemen te herzien en aan te passen. Daarenboven hebben verscheidene landen nieuwe wetgeving op het gebied van kwaliteitsborging waarin expliciet naar het Eqavet wordt verwezen. De aanbeveling heeft echter niet in aanzienlijke mate bijgedragen tot de verbetering van de transparantie van de regelingen voor kwaliteitsborging tussen de landen en heeft over het algemeen het wederzijds vertrouwen niet bevorderd. Daarenboven leeft bij sommige belanghebbenden ook de perceptie dat het instrument meestal wordt toegepast in beroepsonderwijs en ‑opleiding in scholen.

De afgelopen tien jaar zijn in het kader van het Eqavet-netwerk op EU‑niveau vele activiteiten ontwikkeld zoals “peer learning”-activiteiten en werkgroepen over specifieke kwaliteitsborgingsonderwerpen. Tijdens een van die activiteiten, het Eqavet+-initiatief, werden specifieke indicatieve descriptoren ontwikkeld voor verschillende kwaliteitsborgingsonderwerpen die niet in de aanbeveling van 2009 aan bod kwamen. Deze oefening werd ontwikkeld als reactie op de externe evaluatie van de aanbeveling in 2013, waarin gebieden zijn aangegeven waarin ruimte voor verbetering is.

Rekening houdend met de resultaten van de verschillende evaluatiestudies zoals hierboven uiteengezet, zal dit voorstel:

·de Eqavet-aanbeveling van 2009 intrekken en de werkzaamheden inzake de kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding in de EU integreren in het onderhavige voorstel;

·het Eqavet+-initiatief integreren door elementen over leerresultaten, certificering en beoordeling, de raadpleging van belanghebbenden, de rol van leerkrachten en opleiders toe te voegen;

·een aanvullende indicatieve descriptor toevoegen over de flexibiliteit van de onderwijstrajecten in beroepsonderwijs en -opleiding gezien de grotere noodzaak om flexibel beroepsonderwijs en flexibele beroepsopleiding te ontwikkelen en de noodzaak bij te dragen tot ecologische duurzaamheid;

·het aspect van de digitale paraatheid van de stelsels en instellingen voor beroepsonderwijs en -opleiding omvatten;

·nieuwe werkmethoden bepalen via collegiale toetsingen van kwaliteitsborging op het niveau van beroepsonderwijs en -opleiding om wederzijds leren te verbeteren, de transparantie van de regelingen voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding te vergroten en het wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten te versterken;

·de opdracht en de functies van de nationale referentiepunten (NRP’s) van het Eqavet handhaven.

Effectbeoordeling

Het voorstel werd ontwikkeld op basis van in studies verzamelde gegevens en door middel van brede raadplegingen van belanghebbenden. Aangezien de voorgestelde maatregelen de initiatieven van de lidstaten aanvullen en op vrijwillige basis worden uitgevoerd, en gezien de reikwijdte van de verwachte effecten, is een effectbeoordeling niet nodig.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Niet van toepassing.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Er zijn geen aanvullende begrotingsmiddelen of personele middelen uit de EU-begroting nodig. Dit initiatief doet bovendien geen afbreuk aan de onderhandelingen over het volgende meerjarig financieel kader en toekomstige programma’s.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende monitoring, evaluatie en rapportage

Op nationaal niveau worden de lidstaten in het onderhavige voorstel uitgenodigd om hun beroepsonderwijs- en -opleidingsstelsels te moderniseren in overeenstemming met de nationale prioriteiten en onderwijs- en opleidingspraktijken.

De Commissie zal om de vijf jaar bij de Raad verslag uitbrengen over de uitvoering van de aanbeveling, op basis van de jaarlijkse monitoring van Cedefop en in nauwe samenwerking met het Raadgevend Comité voor de beroepsopleiding.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Niet van toepassing.

Artikelsgewijze toelichting

Aanbevelingen voor de lidstaten

In het voorstel wordt de lidstaten verzocht te werken aan de uitvoering van het beleid van de Unie inzake beroepsonderwijs en ‑opleiding. Dit beleid is gebaseerd op het advies van het Raadgevend Comité voor de beroepsopleiding over de toekomst van beroepsonderwijs en ‑opleiding na 2020 29 .

De COVID‑19-crisis heeft duidelijk gemaakt dat belangrijke hervormingen beroepsonderwijs en -opleiding dringend veerkrachtiger moeten maken en klaar om in te spelen op de toekomstige uitdagingen. Uit de crisis is duidelijk gebleken dat beroepsonderwijs en -opleiding flexibeler moeten worden om een antwoord te kunnen bieden op de snelle veranderingen en dat er behoefte is aan een versnelling van de digitalisering van beroepsonderwijs en -opleiding, aan moderne en innovatieve benaderingen van leren en aan meer investeringen in vaardigheden en competenties van leerkrachten en opleiders.

Een van de kernboodschappen van het advies van het Raadgevend Comité voor de beroepsopleiding is dat een Europese cultuur van beroepsonderwijs en ‑opleiding moet worden bevorderd, die resultaatgericht is, de lidstaten ondersteunt in het vaststellen van doelstellingen en methoden ontwikkelt om de verwezenlijking ervan te beoordelen. Voortbouwend op eerdere raadplegingen over mogelijke benchmarks op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding, voorziet het voorstel ook in de volgende kwantitatieve doelstellingen, die tegen 2025 moeten worden verwezenlijkt 30 :

·het aandeel werkende afgestudeerden moet ten minste 82 % bedragen 31 ;

·60 % van de recent afgestudeerden van beroepsonderwijs en -opleiding moet tijdens hun opleiding de kans krijgen om te leren op de werkplek 32 . Deze doelstelling heeft betrekking op alle vormen van werkplekleren en zal bijdragen tot een toename van de mogelijkheden voor leerlingplaatsen die via de jongerengarantie kunnen worden ondersteund;

·8 % van de lerenden in beroepsonderwijs en -opleiding moet de kans krijgen om een leerervaring in het buitenland op te doen 33 .

De eerste en de derde doelstelling zijn gebaseerd op bestaande ET 2020-benchmarks inzake de inzetbaarheid en mobiliteit van afgestudeerden in beroepsonderwijs en -opleiding. De tweede doelstelling is gebaseerd op de aanbeveling van de Raad inzake een Europees kader voor hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen. In het werkdocument van de diensten van de Commissie wordt in detail ingegaan op de motivering en de methodologie voor deze indicatoren en doelstellingen.

Het voorstel bevat voorts een aantal beginselen die op nationaal niveau moeten worden gevolgd om het bovengenoemde Unie-beleid uit te voeren. Deze beginselen zijn opgebouwd rond de volgende thematische doelstellingen:

1.

1. Beroepsonderwijs en -opleiding is flexibel om zich aan te passen aan dynamische veranderingen op de arbeidsmarkt


De gevolgen van de COVID‑19-pandemie voor de economie van de EU, snelle technologische ontwikkelingen, de transitie naar een hulpbronnenefficiënte, circulaire en klimaatneutrale economie, nieuwe bedrijfsmodellen en nieuwe vormen van arbeidsorganisatie versnellen de veranderingen van de vaardigheden die op de arbeidsmarkt nodig zijn. De lidstaten moeten passende kaders en maatregelen invoeren om ervoor te zorgen dat beroepsonderwijs en -opleiding veerkrachtig zijn en snel kunnen reageren op veranderende eisen van de arbeidsmarkt. Beter anticiperen op vaardigheden en betere mechanismen voor het volgen van afgestudeerden zijn nodig om te reageren op de veranderingen in de economische sectoren en beroepen en om de inhoud van het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding dienovereenkomstig aan te passen. Een doorslaggevend element is de snelheid waarmee deze aanpassing plaatsvindt. Er is behoefte aan niveaus van autonomie en financiering die snelle reacties van aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding op evoluerende behoeften aan vaardigheden mogelijk maken. Beroepsonderwijs en -opleiding bereidt mensen voor op specifieke beroepen. Tegelijkertijd moet leerinhoud voor zowel jongeren als volwassenen een evenwicht vinden tussen sleutelcompetenties, waaronder levensvaardigheden, 34 en meer beroepsspecifieke vaardigheden.

Werkplekleren en met name leerlingplaatsen, zijn doeltreffende benaderingen om ervoor te zorgen dat beroepsonderwijs en -opleiding relevant zijn voor de arbeidsmarkt. In tijden van recessie zouden kleine ondernemingen misschien niet in staat zijn leerlingplaatsen aan te bieden. Een sterkere preventieve aanpak en een versterkte focus van de jongerengarantie op leerlingplaatsen, naast passende ondersteuningsmaatregelen, in een vorm van centra voor interbedrijfsopleiding of uitbreiding van instrumenten voor digitale opleiding kunnen ook tijdens ongunstige economische omstandigheden bijdragen tot een stabiel aanbod van leerlingplaatsen.

2.

2. Flexibiliteits- en progressiemogelijkheden vormen de kern van beroepsonderwijs en -opleiding


Flexibiliteit en mogelijkheden om vooruitgang te boeken in de onderwijs- en opleidingssector en opleidingssector en tussen deze sectoren zijn belangrijke elementen van toekomstbestendige stelsels voor beroepsonderwijs en ‑opleiding. Daarnaast is het van essentieel belang ervoor te zorgen dat de programma’s voor beroepsonderwijs en -opleiding gepersonaliseerd en op de lerende gericht zijn om een sterke betrokkenheid van de lerenden te waarborgen en de trajecten van beroepsonderwijs en -opleiding die leiden tot een verhoogde inzetbaarheid aantrekkelijk te maken.

Modulaire opbouw – beroepskwalificaties in kleinere delen van leerresultaten opsplitsen – is de manier om de inhoud flexibel te actualiseren en aan te passen aan de behoeften van individuen. De validatie van leerresultaten die in niet-formeel en informeel leren zijn verworven, vergemakkelijken bij- en omscholing, wat niet alleen tot volledige kwalificaties, maar ook tot micro-credentials of gedeeltelijke kwalificaties leidt. Het helpt ook bij het overbruggen van de kloof tussen verschillende gebieden, wat nodig is voor de ontwikkeling van een groene en duurzame economie.

3. Beroepsonderwijs en ‑opleiding is een motor voor innovatie en groei en bereidt voor op de digitale en groene transitie en op beroepen waarnaar op de arbeidsmarkt veel vraag is

Het aanpassingsvermogen van beroepsonderwijs en ‑opleiding aan structurele veranderingen kan worden verbeterd door beroepsonderwijs en ‑opleiding proactiever te verbinden met toekomstgerichte economische strategieën, ondernemings- en innovatie-ecosystemen. Het is een manier om niet alleen te reageren op veranderingen die zich al voordoen, maar ook economische en maatschappelijke transities mee te creëren – met name in de huidige context van herstel, de nadruk te leggen op strategische industriële ecosystemen (gezondheid, farmaceutische producten en andere), en een hulpbronnenefficiënte, gifvrije, circulaire, klimaatneutrale en digitale economie. Dit heeft het potentieel om de responstijd voor de aanpassing van de leerplannen van beroepsonderwijs en ‑opleiding te verkorten.

De lidstaten moeten doorgaan met de uitvoering van benaderingen van excellentie op het gebied van beroepsonderwijs en ‑opleiding die de integratie van beroepsonderwijs en -opleiding in vaardighedenecosystemen, slimme specialisatiestrategieën, nationale vaardighedenstrategieën, innovatiesystemen, circulaire-economiestrategieën, renovatie-initiatieven of nationale energie- en klimaatplannen bevorderen. De ontwikkeling van beroepsonderwijs en ‑opleiding op hogere kwalificatieniveau’s en ondersteuning van ondernemerschap en startende ondernemingen zijn belangrijke onderdelen van de vereiste reactie. Dit moet gepaard gaan met aanvullende structurele beleidsmaatregelen om het ondernemingsklimaat aantrekkelijker te helpen maken, investeringen en de verspreiding van innovatie te bevorderen. Kenniscentra voor beroepsopleiding die via een transnationaal Europees kader zijn verbonden, kunnen een doeltreffend instrument zijn om de ontwikkeling van vaardigheden te stimuleren, om zo de overgang van sectoren die achteruitgaan naar nieuwe groeisectoren te bevorderen en groene en digitale vaardigheden in te bedden in een professionele context (bijvoorbeeld door voort te bouwen op het Europees digitaal competentiekader voor burgers en het Europees kader voor e‑competenties voor ICT-professionals).

Om de sector van beroepsonderwijs en ‑opleiding groener te maken is het eerst en vooral nodig de programma’s, leerplannen en de inhoud van beroepsonderwijs en -opleiding groener te maken, maar ook de instellingen voor beroepsonderwijs en ‑opleiding te beheren met de nodige aandacht voor hun ecologische voetafdruk. Daarvoor hebben de instellingen voor beroepsonderwijs en -opleiding ondersteuning nodig om hun programma’s aan te passen en ervoor te zorgen dat zij tegemoetkomen aan de behoeften van bedrijven in de voorste linie wat de verwezenlijking van de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling betreft. Deze bedrijven zorgen er echter ook voor dat de infrastructuur en technologie in overeenstemming zijn met de duurzaamheidsvereisten en dragen zo ook bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling, bijvoorbeeld door te helpen de vaardigheden te verwerven die nodig zijn voor de renovatiegolf en de groene en duurzame transitie. Voorts moeten de instellingen voor beroepsonderwijs en ‑opleiding, zoals ook blijkt uit de COVID-19-crisis, de digitalisering omarmen en een duidelijke digitale strategie hebben die meerdere dimensies aanpakt: het aanbieden van digitale leerinhoud, pedagogische benaderingen van digitaal leren, maar ook een beter gebruik van gegevens om de voortgang van lerenden te volgen, een aanpak op maat en prognoses van vaardigheden te ontwikkelen.

3.

4. Beroepsonderwijs en -opleiding is aantrekkelijk en gebaseerd op moderne en gedigitaliseerde verstrekking van opleiding/vaardigheden


Beroepsonderwijs en ‑opleiding biedt een grote kans op werk in beroepen waarnaar grote vraag is op de arbeidsmarkt. Toch is het in de meeste lidstaten nog steeds weinig aantrekkelijk voor lerenden en bedrijven. Dit betekent dat meer inspanningen nodig zijn om beroepsonderwijs en ‑opleiding aantrekkelijker te maken door het te innoveren en te moderniseren, met name op het gebied van nieuwe leeromgevingen, instrumenten en didactische methoden, met speciale aandacht voor digitalisering. Simulators op basis van ICT, tools met virtuele en verhoogde realiteit hebben het potentieel om het aanbod van beroepsonderwijs en ‑opleiding aanzienlijk te moderniseren en innoveren, de efficiëntie en toegankelijkheid ervan te vergroten in vergelijking met dure fysieke apparatuur. Dit kan met name gunstig zijn voor kleine en middelgrote ondernemingen en voor leerlingplaatsen die in kleine en middelgrote ondernemingen worden georganiseerd.

Nieuwe soorten vaardigheden kunnen worden verworven via gezamenlijke lessen, interdisciplinair en projectgebaseerd leren. Een ander aspect van de aantrekkelijkheid zijn de doorstroommogelijkheden: onderwijs- en opleidingsstelsels moeten verticale en horizontale trajecten mogelijk maken tussen beroepsonderwijs en -opleiding, algemeen schoolonderwijs, hoger onderwijs en volwasseneneducatie. Hogere programma’s voor beroepsonderwijs en -opleiding moeten verder worden uitgebreid om de toegenomen behoeften aan geavanceerde beroepsvaardigheden te ondersteunen. Begeleiding van hoge kwaliteit kan ook de aantrekkelijkheid van beroepsonderwijs en ‑opleiding vergroten.

Internationalisering, transnationale mobiliteit, waaronder virtuele beroepenwedstrijden 35 , sterke banden met de andere onderwijs- en opleidingssectoren, onderzoeks- en arbeidsmarktactoren zijn belangrijk om het ontwerp en het aanbod van beroepsonderwijs en ‑opleiding te innoveren.

Een betere kwaliteit van beroepsonderwijs en ‑opleiding zal alleen mogelijk zijn met goed opgeleide en gemotiveerde leerkrachten en opleiders. Het personeel in beroepsonderwijs en -opleiding moet worden ondersteund om hun vaardigheden te ontwikkelen. Het moet over instrumenten kunnen beschikken om nieuwe technologieën te leren kennen, te werken in een multiculturele omgeving en de veranderende behoeften van de arbeidsmarkt te begrijpen. Motivatie, loopbaanontwikkeling en welzijn van leerkrachten en opleiders in beroepsonderwijs en -opleiding zijn essentieel om hun beroep aantrekkelijker te maken. De zogenaamde hybride leerkrachten — personeel dat deeltijds werkt in een bedrijf en deeltijds als leerkracht op een beroepsschool — kan bijdragen tot sterkere samenwerkingsafspraken tussen scholen voor beroepsonderwijs en -opleiding en bedrijven op een beter gestructureerde en frequentere manier. Hybride leerkrachten kunnen de nodige innovatie naar de schoolomgeving brengen en kunnen het groeiende tekort aan leerkrachten en de vergrijzing van die groep aanpakken. Het concept biedt interessante loopbaanperspectieven voor personen en voordelen aan zowel scholen als bedrijven, onder meer door de salariskosten te delen.

4.

5. Beroepsonderwijs en -opleiding bevordert gelijke kansen


Beroepsonderwijs en -opleiding van goede kwaliteit draagt ook bij tot de inclusie van kwetsbare groepen. Dit betekent dat een brede toegankelijkheid moet worden gewaarborgd en dat alle resterende belemmeringen voor deelname, ook voor personen met een handicap, laaggeschoolde volwassenen, etnische en raciale minderheden (waaronder Roma) en mensen met een migrantenachtergrond moeten worden weggenomen. Dit kan ook helpen om tegemoet te komen aan de bezorgdheid over de gelijke toegang tot digitale leerinstrumenten, internetverbinding en noodzakelijke IT‑hulpmiddelen die tijdens de COVID‑19-crisis aan de oppervlakte zijn gekomen. Gerichte maatregelen en flexibele vormen van opleiding kunnen voortijdige uitval uit beroepsonderwijs en -opleiding voorkomen en mogelijkheden voorzien om uitvallers terug te laten instappen in beroepsonderwijs en ‑opleiding.

Het is ook nodig gendervooroordelen aan te pakken door het evenwicht tussen traditionele “mannelijke” en “vrouwelijke” beroepen te bevorderen, onder meer door de deelname van vrouwen aan beroepsopleiding voor traditioneel “mannelijke” beroepen aan te moedigen en van mannen voor traditioneel “vrouwelijke” beroepen.

5.

6. Beroepsonderwijs en -opleiding wordt ondersteund door een cultuur van kwaliteitsborging (zie hierboven)


6.

7. Uitvoering op nationaal niveau


Duurzame partnerschappen tussen alle relevante belanghebbenden, met inbegrip van publiek-private partnerschappen, zijn essentieel voor een doeltreffende governance in beroepsonderwijs en ‑opleiding. De lidstaten worden verzocht goed gebruik te maken van de bestaande Europese instrumenten, zoals Europass, het Europees kwalificatiekader (EKK) of ESCO (de meertalige Europese classificatie van vaardigheden, competenties, kwalificaties en beroepen) en synergieën tussen die instrumenten te maximaliseren ook met het oog op de bevordering van de automatische wederzijdse erkenning van kwalificaties/diploma’s van beroepsonderwijs en ‑opleiding en resultaten van leerperioden in het buitenland. Fondsen en instrumenten van de Europese Unie blijven gericht op vaardigheden en bieden mogelijkheden om hervormingen van beroepsonderwijs en -opleiding te financieren. Voor een effectievere en efficiëntere uitvoering van de aanbeveling wordt voorgesteld dat de verantwoordelijke nationale autoriteiten maatregelen vaststellen voor de uitvoering van deze aanbeveling op nationaal niveau uiterlijk een jaar na de aanneming van deze aanbeveling door voort te bouwen op de relevante bestaande nationale regelingen en bestaande financiële kaders en de uitvoering ervan op te volgen.

‑Steun op EUniveau

Het voorstel beoogt de fundamentele rol van het tripartiete Raadgevend Comité voor de beroepsopleiding (RCB) in de EU‑governance op het gebied van beroepsonderwijs en ‑opleiding te bevestigen en vraagt tevens om een meer gestructureerde werkmethode op basis van een lopend werkprogramma. Het vraagt ook om grotere samenwerking met andere belangrijke belanghebbenden zoals vertegenwoordigers van lerenden en aanbieders van beroepsonderwijs en ‑opleiding.

Het voorstel brengt geen verandering in de bredere bestuursstructuur op het gebied van vaardigheden, onderwijs en opleiding.

De steun van de Europese Commissie aan de lidstaten met het oog op de uitvoering van deze aanbeveling kan geleidelijk worden uitgerold door de ondersteuning van structurele hervormingen op het gebied van leerlingplaatsen te versterken via de ondersteunende dienst voor leerlingplaatsen 36 en een nieuwe impuls voor de Europese Alliantie voor leerlingplaatsen in synergie met de jongerengarantie en de uitbreiding van ondersteunende diensten voor beroepsonderwijs en ‑opleiding samen met Cedefop. De activiteiten kunnen betrekking hebben op een reeks diensten, waaronder wederzijds leren, deskundigenadvies, benchlearning, analyses en capaciteitsopbouw voor de uitvoering van deze aanbeveling.

Platforms van kenniscentra voor beroepsopleiding hebben tot doel “opwaartse convergentie” van excellentie in beroepsonderwijs en -opleiding te bevorderen op twee niveaus:

1. nationaal: in een bepaalde plaatselijke context kenniscentra voor beroepsopleiding inbedden in de lokale ondernemers- en innovatie-ecosystemen en ‑clusters. Voor kmo’s fungeren zij als verspreiders van technologie, waaronder digitale leermiddelen (op ICT gebaseerde simulators, virtuele en verhoogde realiteit). Deze kenniscentra op Europees niveau met elkaar verbinden.

2. internationaal 37 : via platforms van kenniscentra voor beroepsopleiding om referentiepunten van wereldklasse voor beroepsopleiding op te zetten door kenniscentra voor beroepsopleiding met dezelfde interesse in specifieke sectoren/beroepen (bv. luchtvaart, e‑mobiliteit, groene en circulaire technologieën, ICT, gezondheidszorg enz.) samen te brengen of innovatieve benaderingen (bv. digitale oplossingen, artificiële intelligentie) om maatschappelijke uitdagingen aan te pakken (bv. klimaatverandering, vermindering en schaarste van hulpbronnen, vervuiling, de verwezenlijking van de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling, integratie van migranten, het bijscholen van laaggekwalificeerde personen enz.).

De platforms staan open voor landen met goed ontwikkelde stelsels voor excellente vakbekwaamheid en voor landen die werken aan de ontwikkeling van een gelijkaardige aanpak die gericht is op het benutten van het volledige potentieel van instellingen voor beroepsonderwijs en ‑opleiding om een proactieve rol te spelen bij de ondersteuning van groei, concurrentievermogen en innovatie. Platforms van kenniscentra voor beroepsopleiding zijn niet bedoeld om nieuwe instellingen voor beroepsonderwijs en ‑opleiding en infrastructuur van nul af aan te bouwen. In plaats daarvan zijn zij erop gericht om een reeks lokale/regionale partners samen te brengen, zoals aanbieders van initieel en voortgezet beroepsonderwijs en ‑opleiding, instellingen voor tertiair onderwijs, waaronder universiteiten voor toegepaste wetenschappen en polytechnische universiteiten, onderzoeksinstellingen, wetenschapsparken, clusters, ondernemingen, met name kleine, middelgrote en micro-ondernemingen, kamers en bedrijfsverenigingen, sociale partners, sectorale vaardighedenraden, professionele/sectorale verenigingen, nationale en regionale autoriteiten en ontwikkelingsagentschappen, openbare diensten voor arbeidsvoorziening enz.

Het Selfie-instrument voor zelfreflectie dat onderwijs- en opleidingsinstellingen ondersteunt bij het doeltreffend gebruik van digitale onderwijs- en leertechnologieën, kan een belangrijke rol spelen. Het instrument zal verder worden ontwikkeld en uitgebreid om samenwerking met werkgevers op het gebied van werkgebaseerde leerprogramma’s te omvatten. Het Eqavet-kader is aangepast om ook kwaliteitscriteria/-descriptoren in verband met de digitalisering van lesgeven en leren te omvatten, onder meer door gebruik te maken van de Selfie-tool. Het instrument zal verder worden ontwikkeld en uitgebreid om samenwerking met werkgevers op het gebied van werkgebaseerde leerprogramma’s te omvatten. Het Eqavet-kader is aangepast om ook kwaliteitscriteria/-descriptoren in verband met de digitalisering van lesgeven en leren te omvatten, onder meer door gebruik te maken van de Selfie-tool.

De Europese stelsels voor beroepsonderwijs en ‑opleiding hebben het potentieel om zich te vestigen als mondiaal referentiepunt voor de ontwikkeling van vaardigheden. Op Europees niveau moet een aantal maatregelen worden genomen die het Europese leiderschap op een mondiale opleidingsmarkt kunnen bevorderen, zoals steun voor de internationalisering van stelsels voor beroepsonderwijs en ‑opleiding, de bevordering van beroepenwedstrijden of de organisatie van voorlichtingscampagnes om de aantrekkelijkheid en het imago van beroepsonderwijs en ‑opleiding op te krikken.

Een innovatief element ter ondersteuning van de excellentie en internationalisering van beroepsonderwijs en ‑opleiding is het concept van Europese beroepskernprofielen waarin een bepaald deel van de gemeenschappelijke opleidingsinhoud op Europees niveau zou worden gedefinieerd. Als onderdeel van het Europass-platform en waar mogelijk aangevuld met professionele digitale inhoud, hebben de kernprofielen het potentieel om de mobiliteit van lerenden en werkenden, de automatische erkenning van kwalificaties in beroepsonderwijs en -opleiding en resultaten van leerperiodes in het buitenland, alsook de ontwikkeling van gezamenlijke leerplannen voor beroepsonderwijs en ‑opleiding, kwalificaties en micro-credentials aanzienlijk te vergemakkelijken.

Met het oog op de versterking van de Europese dimensie van grotere transparantie en het “opbouwen van vertrouwen” wordt in het voorstel voorgesteld collegiale toetsingen van de regelingen voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en ‑opleiding in te voeren. De nadruk op de Europese dimensie is een logische uitbreiding van succesvolle activiteiten die sinds de vaststelling van de Eqavet-aanbeveling in 2009 hebben plaatsgevonden en die de meeste landen hebben geholpen hun systemen voor kwaliteitsborging te definiëren, te herzien en te verfijnen. Het formaat en de werkmethoden van deze versterkte Europese dimensie, gericht op een grotere transparantie en het opbouwen van vertrouwen, via een collegiale toetsing moet verder worden besproken met alle relevante belanghebbenden.

Aanbieders van beroepsonderwijs en ‑opleiding en hun verenigingen spelen een cruciale rol bij de uitvoering van de hervormingen op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding op nationaal niveau en zijn rechtstreeks relevant voor de uitvoering van het beleid en de initiatieven van de EU. Het zijn multiplicatoren voor de verspreiding van de beleidsagenda inzake beroepsonderwijs en ‑opleiding en de goede praktijken die op EU‑niveau worden uitgewisseld, maar zij geven ook feedback en expertise vanuit het oogpunt van de beroepsbeoefenaars uit de praktijk ten behoeve van de beleidsvoorstellen van de Commissie. De gestructureerde dialoog met aanbieders van beroepsonderwijs en ‑opleiding moet worden versterkt om de capaciteit en rol van de aanbieders in de samenwerking op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding op EU‑niveau te versterken.

Het gebruik van EU‑fondsen en ‑programma’s (zoals Next Generation EU (faciliteit voor herstel en veerkracht, React‑EU), het Europees Sociaal Fonds Plus, het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, InvestEU, Erasmus+, Horizon Europa, Interreg, Digitaal Europa, het mechanisme voor een rechtvaardige transitie en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling) om de verwezenlijking van de in dit voorstel aangegane verbintenissen zal worden aangemoedigd.

Met name de voorgestelde faciliteit voor herstel en veerkracht en React‑EU kunnen de sociaal-economische gevolgen van de transitie en de COVID‑19-pandemie verlichten. Vooral ondersteuning van leerlingplaatsen, digitalisering van instellingen voor beroepsonderwijs en ‑opleiding en de versnelling van de hervormingen op het gebied van beroepsonderwijs en ‑opleiding kunnen worden versterkt. Daardoor kan een soepele ontwikkeling van kwaliteitsvolle omscholingsprogramma’s worden bevorderd ter ondersteuning van de overgang naar andere banen voor mensen die werkzaam zijn in sectoren die zwaar getroffen zijn door de crisis.