Toelichting bij COM(2020)292 - Wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1855 waarbij Roemenië wordt gemachtigd af te wijken van artikel 287 van de btw-richtlijn

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Overeenkomstig artikel 395, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde 1 (hierna “de btw-richtlijn” genoemd) kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen.

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 14 januari 2020, heeft Roemenië verzocht om belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan de tegenwaarde van 88 500 EUR in de nationale munteenheid na 31 december 2020 van de btw te mogen blijven vrijstellen.

Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van de btw-richtlijn heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 18 februari 2020 van het verzoek van Roemenië in kennis gesteld. Bij brief van 19 februari 2020 heeft de Commissie Roemenië meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Overeenkomstig hoofdstuk 1 van titel XII van de btw-richtlijn kunnen de lidstaten een bijzondere regeling voor kleine ondernemingen toepassen, waarbij zij onder meer de mogelijkheid hebben om belastingplichtigen met een jaaromzet die een bepaalde drempel niet overschrijdt, van de btw vrij te stellen. Belastingplichtigen die onder deze vrijstelling vallen, hoeven geen btw in rekening te brengen over hun prestaties, maar kunnen bijgevolg ook geen voorbelasting aftrekken.

Volgens artikel 287, punt 18, van de btw-richtlijn mag Roemenië vrijstelling van btw verlenen aan belastingplichtigen met een jaaromzet die ten hoogste gelijk is aan de tegenwaarde van 35 000 EUR in de nationale munteenheid.

Bij Uitvoeringsbesluit 2012/181/EU van de Raad 2 is Roemenië gemachtigd om tot en met 31 december 2014 vrijstelling van btw te verlenen aan belastingplichtigen met een jaaromzet die ten hoogste gelijk is aan de tegenwaarde van 65 000 EUR in de nationale munteenheid tegen de op de datum van zijn toetreding tot de Europese Unie geldende omrekeningskoers. Bij Uitvoeringsbesluit 2014/931/EU 3 werd Roemenië gemachtigd om tot en met 31 december 2017 de bijzondere maatregel die afwijkt van artikel 287, punt 18, van de btw-richtlijn, te blijven toepassen. Bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1855 4 werd Roemenië vervolgens gemachtigd om de vrijstellingsdrempel te verhogen tot de tegenwaarde van 88 500 EUR in de nationale munteenheid en de vervaldatum van de derogatiemaatregel te verlengen tot en met 31 december 2020 dan wel de datum van inwerkingtreding van een richtlijn tot wijziging van de bepalingen van de artikelen 281 tot en met 294 van de btw-richtlijn, indien deze datum eerder valt. De maatregel heeft een facultatief karakter, waardoor kleine ondernemingen ook kunnen kiezen voor het normale btw-stelsel.

Het onderhavige verzoek van Roemenië om de vervaldatum van de derogatiemaatregel opnieuw te verlengen zonder de huidige drempel van 88 500 EUR te verhogen, is gebaseerd op dezelfde argumenten als in de vorige verzoeken.

Roemenië is van mening dat de verlenging van de derogatiemaatregel en het huidige vrijstellingsplafond gerechtvaardigd zijn, gelet op de structuur van de nationale economie. Kleine en middelgrote ondernemingen dragen onevenredige btw-nalevingskosten in vergelijking met grote ondernemingen. De btw-vrijstelling leidt tot een aanzienlijke vermindering van de btw-verplichtingen voor kleine ondernemingen, en ontlast de belastingautoriteiten van de druk om bij kleine en middelgrote ondernemingen met een jaaromzet van minder dan 88 500 EUR toe te zien op de inning van minder omvangrijke sommen.

In dit verband raamt Roemenië dat het btw-bedrag dat in 2019 aan de staatsbegroting is betaald door voor btw-doeleinden geregistreerde belastingplichtigen met een jaaromzet van minder dan 88 500 EUR, goed is voor 2,52 % van de totale btw-ontvangsten en 1,09 % van de totale ontvangsten van de staatsbegroting. In hetzelfde jaar droegen belastingplichtigen met een jaaromzet van meer dan 88 500 EUR (ofwel 42,85 % van het totale aantal voor btw-doeleinden geregistreerde belastingplichtigen) 97,48 % van de totale btw-ontvangsten bij. Het lijkt er dus op dat de derogatiemaatregel een verwaarloosbare impact zal hebben op de belastingopbrengst in het stadium van het eindverbruik, maar wel zowel de fiscale verplichtingen van de betrokken belastingplichtigen als de procedure voor het innen van de btw voor de belastingdienst in sterke mate zal vereenvoudigen.

Uit de door Roemenië aangedragen informatie blijkt dat het verzoek tot verlenging van de derogatiemaatregel bedoeld is om kleine bedrijven te ontheffen van veel btw-verplichtingen van het normale btw-stelsel, om de werkdruk voor de belastingdienst bij de inning van de belasting te verlagen en deze dus efficiënter te laten functioneren, en om administratieve middelen te besparen en belastingfraude terug te dringen. De derogatiemaatregel is dus in overeenstemming met de doelstellingen van artikel 395, lid 1, eerste alinea, van de btw-richtlijn, op grond waarvan de lidstaten bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen mogen treffen om de belastinginning te vereenvoudigen of belastingfraude te voorkomen. In dit verband wordt er nogmaals op gewezen dat de maatregel facultatief is en blijft en dat belastingplichtigen dus ook voor het normale btw-stelsel kunnen kiezen.


Zoals Roemenië heeft aangetoond, zal de derogatiemaatregel naar verwachting ook geen noemenswaardige invloed hebben op de totale belastingopbrengst in het stadium van het eindverbruik. De derogatiemaatregel lijkt derhalve conform artikel 395, lid 1, tweede alinea, van de btw-richtlijn te zijn.

Gelet op het bovenstaande en op het feit dat het EU-rechtskader en de feitelijke omstandigheden ongewijzigd zijn gebleven, lijkt de gevraagde verlenging van de vervaldatum van de derogatiemaatregel gerechtvaardigd. Daarom wordt voorgesteld het verzoek van Roemenië in te willigen.

Derogaties worden gewoonlijk voor een beperkte periode toegestaan, zodat kan worden nagegaan of de bijzondere maatregel passend en doeltreffend blijft. Bovendien heeft de Raad op 18 februari 2020 een richtlijn tot wijziging van de bepalingen van de artikelen 281 tot en met 294 van de btw-richtlijn betreffende de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen vastgesteld 5 . In de nieuwe richtlijn die voorziet in eenvoudigere btw-regels voor kleine ondernemingen, is bepaald dat de lidstaten uiterlijk op 31 december 2024 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen dienen vast te stellen en bekend te maken om aan de nieuwe regels te voldoen. De lidstaten moeten deze nationale bepalingen vanaf 1 januari 2025 toepassen.


Het is derhalve dienstig Roemenië te machtigen de derogatiemaatregel tot en met 31 december 2024 te verlengen.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

De derogatiemaatregel is in overeenstemming met de filosofie die ten grondslag ligt aan de bovengenoemde richtlijn tot wijziging van de artikelen 281 tot en met 294 van de btw-richtlijn betreffende de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen, die op 18 februari 2020 werd vastgesteld en een voortvloeisel is uit het btw-actieplan 6 , en die bedoeld is om een moderne, vereenvoudigde regeling voor deze ondernemingen tot stand te brengen. De maatregel strekt er met name toe de btw-nalevingskosten en concurrentieverstoringen te beperken, zowel nationaal als op het niveau van de EU, de negatieve gevolgen van het drempeleffect te beperken, alsook de naleving van de regels voor bedrijven en het toezicht door de belastingdienst te vergemakkelijken.

Aan andere lidstaten zijn in het verleden ook al soortgelijke derogaties verleend waarbij belastingplichtigen met een jaaromzet onder een bepaalde drempel vrijstelling van btw krijgen, overeenkomstig artikel 285 van de btw-richtlijn. Malta 7 mag een drempel toepassen van 20 000 EUR; Nederland 8 een drempel van 25 000 EUR; Luxemburg 9 een drempel van 35 000 EUR; Polen 10 , Estland 11 en Letland 12 een drempel van 40 000 EUR; Kroatië 13 en Litouwen 14 een drempel van 45 000 EUR; Hongarije 15 een drempel van 48 000 EUR; Slovenië 16 een drempel van 50 000 EUR en Italië 17 een drempel van 65 000 EUR.


Zoals reeds gezegd, moeten derogaties van de btw-richtlijn steeds in de tijd worden beperkt, zodat de gevolgen ervan kunnen worden beoordeeld. De verlenging van de vervaldatum van de derogatiemaatregel tot en met 31 december 2024 is in lijn met de vereisten van de nieuwe richtlijn betreffende de vereenvoudiging van de btw-regels voor kleine en middelgrote ondernemingen. In die richtlijn is bepaald dat de lidstaten de nationale bepalingen die zij moeten vaststellen om aan de richtlijn te voldoen, per 1 januari 2025 moeten toepassen.


De voorgestelde maatregel is derhalve in overeenstemming met de bepalingen van de btw-richtlijn.

2.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie


De Commissie heeft er in haar jaarlijkse werkprogramma’s consequent op gewezen dat eenvoudigere regels voor kleine ondernemingen nodig zijn. In dit verband verwijst het werkprogramma van de Commissie voor 2020 18 naar “een specifieke strategie, die het voor kleine en middelgrote ondernemingen gemakkelijker zal maken om te opereren, op te schalen en uit te breiden”. De derogatiemaatregel is, wat de begrotingsregels betreft, in overeenstemming met deze doelstellingen. De maatregel strookt in het bijzonder met het werkprogramma van de Commissie voor 2017 19 , waarin specifiek naar de btw werd verwezen en werd opgemerkt dat de regeldruk voor de naleving van de btw-regels voor kleine bedrijven erg groot was en dat technische innovaties nieuwe uitdagingen stelden voor een effectieve belastinginning, en waarin werd benadrukt dat het btw-stelsel voor kleinere ondernemingen moest worden vereenvoudigd.

De maatregel is ook in overeenstemming met de strategie voor de eengemaakte markt van 2015 20 , waarmee de Commissie kleine en middelgrote ondernemingen wil helpen groeien, onder andere door een verlichting van de administratieve lasten, die deze ondernemingen verhinderen ten volle van de eengemaakte markt te profiteren. Voorts wordt gevolg gegeven aan de filosofie van de mededeling van de Commissie uit 2013 getiteld "Actieplan Ondernemerschap 2020 – De ondernemingsgeest in Europa nieuw leven inblazen” 21 , waarin wordt benadrukt dat de belastingwetgeving voor kleine ondernemingen moet worden vereenvoudigd.

Tot slot is de maatregel in overeenstemming met het EU-beleid voor kleine en middelgrote ondernemingen zoals uiteengezet in de mededeling van 2016 over starters 22 en de mededeling van 2008 “Denk eerst klein — Een 'Small Business Act' voor Europa” 23 , waarin de lidstaten werden opgeroepen om bij de opstelling van wetgeving rekening te houden met de bijzondere kenmerken van het midden- en kleinbedrijf en om het bestaande regelgevingskader te vereenvoudigen.

1.

Rechtsgrondslag


, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 395 van de btw-richtlijn is de enige mogelijke rechtsgrondslag.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Gelet op de bepaling van de btw-richtlijn die de grondslag voor het voorstel vormt, valt dit onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheid

Dit besluit betreft een machtiging die wordt verleend aan een lidstaat op diens eigen verzoek, en houdt geen enkele verplichting in.

Gezien de beperkte werkingssfeer van de derogatie staat de bijzondere maatregel in verhouding tot de beoogde doelen, namelijk de belastinginning voor kleine belastingplichtigen en voor de belastingdienst vereenvoudigen, administratieve middelen besparen en belastingfraude terugdringen.

Keuze van het instrument

Het voorgestelde instrument is een uitvoeringsbesluit van de Raad.

Overeenkomstig artikel 395 van de btw-richtlijn kan slechts van de normale btw-regels worden afgeweken indien de Raad een lidstaat daartoe op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen machtigt. Een uitvoeringsbesluit van de Raad is het aangewezen instrument, omdat het tot een individuele lidstaat kan worden gericht.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

Er zijn geen belanghebbenden geraadpleegd. Dit voorstel is gebaseerd op een verzoek van Roemenië en heeft uitsluitend betrekking op deze lidstaat.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling

Het voorstel voor een uitvoeringsbesluit van de Raad strekt tot verlenging van een vereenvoudigingsmaatregel die ondernemingen met een jaaromzet van niet meer dan 88 500 EUR of de tegenwaarde in de nationale munteenheid van veel btw-verplichtingen ontheft. Dit zou een positief effect kunnen hebben op de vermindering van de administratieve lasten voor 241 417 kleine ondernemingen, ofwel 57,15 % van het totale aantal voor btw-doeleinden geregistreerde belastingplichtigen en 17,79 % van het totale aantal actieve belastingplichtigen in Roemenië voor 2019 (tot en met 31 oktober). De derogatiemaatregel kan ook de werkdruk voor de belastingdienst bij de inning van de belasting verlagen en deze dus efficiënter laten functioneren, administratieve middelen besparen en belastingfraude terugdringen. De derogatiemaatregel is facultatief voor de belastingplichtigen en blijft dat ook. Zij zullen nog steeds voor het normale btw-stelsel kunnen kiezen overeenkomstig artikel 290 van Richtlijn 2006/112/EG. Roemenië schat dat deze maatregel een verwaarloosbare impact zou hebben op de btw-inkomsten van 2019.

Grondrechten

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen negatieve gevolgen voor de EU-begroting omdat Roemenië een compensatieberekening zal verrichten overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad.