Toelichting bij COM(2020)383 - Implementatie 2016/1164 ter bestrijding van belastingontwijking, zoals gewijzigd bij richtlijn wat betreft hybridemismatches met derde landen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Inhoudsopgave

1.

Brussel, 19.8.2020


COM(2020) 383 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de uitvoering van Richtlijn 2016/1164 van de Raad van 12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt, zoals gewijzigd bij richtlijn (EU) 2017/952 van de Raad van 29 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2016/1164 wat betreft hybridemismatches met derde landen


Inleiding



Richtlijn 2016/1164 1 van de Raad van 12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt, zoals gewijzigd bij richtlijn (EU) 2017/952 2 van de Raad van 29 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2016/1164 wat betreft hybridemismatches met derde landen (hierna “de ATAD” genoemd), bevat EU-maatregelen tegen de meest gangbare vormen van agressieve fiscale planning door standaardminimumregels vast te leggen die in alle wetgeving inzake vennootschapsbelasting van de lidstaten moet worden opgenomen.

De ATAD verzekert een minimumniveau van bescherming van de belastinggrondslagen voor alle lidstaten, een coherente en consistente aanpak van belastingontwijking in de hele eengemaakte markt en een gecoördineerde uitvoering op EU-niveau van een aantal aanbevelingen in het kader van het initiatief van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO)/G20 ter bestrijding van grondslaguitholling en winstverschuiving (Base Erosion and Profit Shifting — BEPS). De ATAD voorziet in maatregelen op vijf verschillende gebieden, die de lidstaten moeten uitvoeren: de regel inzake renteaftrekbeperking, exitheffingen, de regel betreffende gecontroleerde buitenlandse vennootschappen (“cfc’s”), de regel betreffende hybridemismatches en de algemene antimisbruikregel.

2.

1.1.De omzettingstermijn


De belangrijkste 3 bepalingen voor de omzettingtermijn van de ATAD zijn:

MaatregelTermijn voor omzettingIndieningsdatum
Renteaftrekbeperking, algemene antimisbruikregel en cfc31 december 20181 januari 2019
Exitheffingen, hybridemismatches (naast omgekeerde hybridemismatches)31 december 20191 januari 2020
Omgekeerde hybridemismatches (met derde landen)31 december 20211 januari 2022


3.

1.2.Het verslag


Krachtens artikel 10 ATAD evalueert de Commissie de uitvoering van de ATAD, en met name de bepalingen inzake de renteaftrekbeperking, uiterlijk op 9 augustus 2020, en brengt daarover verslag uit bij de Raad. In afwijking hiervan moeten de bepalingen met betrekking tot hybridemismatches uiterlijk op 1 januari 2022 door de Commissie zijn geëvalueerd.

Dit verslag is de eerste stap voor de beoordeling van de gevolgen van de ATAD en biedt een overzicht van de uitvoering van de vroeg toepasbare ATAD-maatregelen (renteaftrekbeperking, algemene antimisbruikregel, cfc) in alle lidstaten 4 . De volgende stap zal bestaan uit de indiening van een uitgebreid beoordelingsverslag van de ATAD-maatregelen, met inbegrip van een overzicht van de uitvoering van die ATAD-maatregelen die niet in dit verslag zijn opgenomen.

4.

2.Beschrijving van maatregelen, met inbegrip van mogelijkheden en enkele benaderingen die voor de lidstaten beschikbaar zijn


Bij de omzetting van de ATAD-maatregelen is enige discretionaire bevoegdheid toegelaten. Aangezien de ATAD een richtlijn betreffende minimumnormen is, kunnen de lidstaten in hun nationale wetgeving tot omzetting van de ATAD bovendien striktere regels opnemen dan de richtlijn zelf voorschrijft, op voorwaarde dat dergelijke maatregelen in overeenstemming zijn met de fundamentele vrijheden van de interne markt. Dit deel bevat tevens een overzicht van vermeldenswaardige voorbeelden waarbij lidstaten strengere maatregelen in hun nationale wetgeving hebben opgenomen.

5.

2.1.Regel betreffende de beperking van de aftrekbaarheid van rente


De Beperking van de aftrekbaarheid van rente (artikel 4 ATAD) beperkt de aftrekbaarheid van het (netto)financieringskostensurplus tot een ratio van 30 % van de belastbare winst vóór rente, belastingen, afschrijvingen en amortisatie (ebitda) van de belastingplichtige. Naast deze regel kunnen de lidstaten specifieke regels vaststellen tegen schuldfinanciering binnen een concern, met name regels betreffende onderkapitalisatie.

De lidstaten kunnen de algehele positie van alle entiteiten van het concern in dezelfde lidstaat in beschouwing nemen, inclusief het overwegen van een belastingstelsel voor afzonderlijke entiteiten, en de overdracht van winsten of renteaftrekmogelijkheden tussen entiteiten binnen een concern mogelijk maken bij de toepassing van regels die de aftrekbaarheid van rente beperken.

In afwijking van artikel 4 is in de ATAD bepaald dat de lidstaten die op 8 augustus 2016 beschikken over nationale specifieke regels ter voorkoming van risico’s op grondslaguitholling en winstverschuiving die even doeltreffend zijn als de in artikel 4 vervatte regel inzake renteaftrekbeperking, deze specifieke regels kunnen toepassen tot het einde van het eerste volledige boekjaar volgend op de datum van bekendmaking, op de officiële website, van de overeenkomst tussen de OESO-leden over een minimumnorm met betrekking tot BEPS-actie 4, doch uiterlijk tot en met 1 januari 2024. 5

a)Aftrekbaarheidsniveau van het financieringskostensurplus in verhouding tot ebitda.

De lidstaten kunnen de grens desgewenst verlagen tot onder de 30 %.

6.

b)Toepassing van de-minimis- of veiligehavendrempel, d.w.z. volledige aftrekbaarheid van het financieringskostensurplus tot een drempel


Om de met de regels gepaard gaande administratieve en nalevingslasten terug te dringen zonder de doeltreffendheid ervan aanmerkelijk te verminderen, bepaalt artikel 4 dat de lidstaten in een veiligehavenregel mogen voorzien. Deze veilige haven kan tot een vast bedrag van 3 miljoen EUR van het financieringskostensurplus aftrekbaar zijn, ongeacht de aftrekbaarheidsgrens op basis van de ebitda-ratio. De lidstaten kunnen de vaste drempel verlagen om zo een hoger beschermingsniveau voor hun binnenlandse belastinggrondslag te garanderen.

7.

c)Aftrekbaarheidsniveau voor op zichzelf staande entiteiten


Aangezien grondslaguitholling en winstverschuiving in principe worden bewerkstelligd door buitensporige rentebetalingen, hoofdzakelijk tussen entiteiten die gelieerde ondernemingen zijn, kunnen de lidstaten krachtens artikel 4 bepalen dat op zichzelf staande entiteiten, gezien de beperkte risico’s op belastingontwijking, van de werkingssfeer van de regel inzake renteaftrekbeperking worden uitgesloten (d.w.z. entiteiten die niet onderworpen zijn aan verrekenprijsregels).

8.

d)Financieringskosten die ontstaan in verband met leningen die vóór 17 juni 2016 zijn aangegaan


Met het oog op een vlotte overgang naar de nieuwe regel inzake renteaftrekbeperking van de ATAD kunnen de lidstaten op grond van artikel 4 voorzien in een grandfatheringclausule met betrekking tot bestaande leningen voor zover de voorwaarden ervan later niet worden gewijzigd. In geval van een latere wijziging zou de grandfathering niet gelden voor verhogingen van het bedrag of voor verlengingen van de termijn van de lening, maar slechts beperkt zijn tot de oorspronkelijke voorwaarden van de lening.

9.

e)Financieringskosten die ontstaan in verband met leningen die worden gebruikt ter financiering van langlopende openbare-infrastructuurprojecten in de Europese Unie


Aangezien financieringsregelingen van langlopende openbare-infrastructuurprojecten weinig of geen risico’s op grondslaguitholling en winstverschuiving inhouden, kunnen de lidstaten bepalen dat het financieringskostensurplus dat ontstaat in verband met leningen die voor de financiering van dergelijke projecten worden gebruikt, van de werkingssfeer van de in artikel 4 opgenomen regel inzake renteaftrekbeperking wordt uitgesloten. Om van deze mogelijkheid gebruik te kunnen maken, moeten de uitvoerder van het project, de financieringskosten, de activa en de inkomsten zich allemaal in de Unie bevinden.

f)Verhoogde aftrekbaarheid voor een belastingplichtige wanneer deze lid is van een voor de financiële boekhouding geconsolideerd concern op grond van ofwel:

6.1.de “ontsnappingsclausule voor het eigen vermogen” uit hoofde van artikel 4, lid 5, onder a), ATAD, ofwel

6.2.de “groepsratio”-clausule uit hoofde van artikel 4, lid 5, onder b), ATAD.

Wanneer de belastingplichtige deel uitmaakt van een concern dat geconsolideerde rekeningen voorlegt, kan de wereldwijde schuldenlast van het concern in aanmerking worden genomen zodat dat er hogere bedragen aan financieringskostensurplus mogen worden afgetrokken. In dit opzicht kunnen de lidstaten ervoor zorgen dat een belastingplichtige het recht krijgt gebruik te maken van een van beide benaderingen.

Bij de eerste benadering kunnen de lidstaten regels vaststellen voor een ontsnappingsclausule voor het eigen vermogen, wanneer de regel inzake renteaftrekbeperking niet van toepassing is indien de belastingplichtige kan aantonen dat de ratio tussen zijn eigen vermogen en het balanstotaal nagenoeg gelijk is aan of hoger is dan de overeenkomstige ratio van het concern.

Bij de tweede benadering kunnen de lidstaten belastingplichtigen toestaan hogere bedragen aan financieringskostensurplus af te trekken op grond van de wereldwijde schuldenlast van het concern als geheel ten aanzien van derden.

g)De lidstaten kunnen in regels voorzien voor:

7.1.de voorwaartse verrekening, zonder beperking in de tijd, van het financieringskostensurplus dat in het lopende belastingtijdvak niet kan worden afgetrokken;

7.2.de voorwaartse verrekening, zonder beperking in de tijd, en de achterwaartse verrekening, voor ten hoogste drie jaar, van het financieringskostensurplus dat in het lopende belastingtijdvak niet kan worden afgetrokken; of

7.3.de voorwaartse verrekening, zonder beperking in de tijd, van het financieringskostensurplus en, voor ten hoogste vijf jaar, van de niet-gebruikte rentecapaciteit, die in het lopende belastingtijdvak niet kunnen worden afgetrokken.

Om de volatiliteit in de winstgevendheid van de belastingplichtige aan te pakken, kunnen de lidstaten toestaan dat het bedrag van niet-gecompenseerde financieringskosten of rentecapaciteit voorwaarts of achterwaarts kan worden verrekend. Het staat de lidstaten die een hoger beschermingsniveau willen waarborgen, vrij termijnen vast te stellen voor een dergelijke voorwaartse of achterwaartse verrekening.

10.

h)Positie ten aanzien van financiële ondernemingen


Hoewel algemeen wordt aanvaard dat beperkingen van de renteaftrekbaarheid ook moeten gelden voor financiële ondernemingen, d.w.z. financiële instellingen en verzekeringsondernemingen, wordt ook erkend dat deze twee sectoren bijzondere kenmerken hebben, die een meer op hen toegesneden aanpak vereisen. Aangezien het debat hierover in de internationale en de EU-context geen beslissende conclusies had opgeleverd, konden er geen specifieke regels voor de financiële en de verzekeringssector worden vastgesteld. Als zodanig kunnen de lidstaten bepaalde op EU-niveau gereguleerde financiële ondernemingen uitsluiten van de werkingssfeer van artikel 4.

11.

2.2.De cfc-regel


Door de toepassing van de regels betreffende gecontroleerde buitenlandse vennootschappen (artikelen 7 en 8 ATAD) worden de inkomsten van een laagbelaste gecontroleerde dochteronderneming of een vaste inrichting opnieuw aan de moedermaatschappij of het hoofdkantoor toegerekend. Vervolgens wordt de moedermaatschappij of het hoofdkantoor door de staat waarvan zij fiscaal inwoner is, over deze toegerekende inkomsten belast, indien de daadwerkelijke door de gecontroleerde entiteit/vaste inrichting betaalde vennootschapsbelasting op de winsten ervan lager is dan het verschil tussen de vennootschapsbelasting die zou zijn betaald over dezelfde inkomsten in de lidstaat van de belastingplichtige/moedermaatschappij en de daadwerkelijke door de entiteit/vaste inrichting betaalde vennootschapsbelasting in de bronstaat.

a)Belastingheffing op specifieke inkomstencategorieën (artikel 7, lid 2, onder a)) of gericht op inkomsten die kunstmatig naar de dochteronderneming/vaste inrichting zijn gesluisd (artikel 7, lid 2, onder b))

De lidstaten kunnen cfc-regels kiezen die gericht zijn op specifieke inkomstencategorieën, of beperkt zijn tot inkomsten die kunstmatig naar de dochteronderneming/vaste inrichting zijn omgeleid.

“Optie A” van de cfc-regels bepaalt dat bepaalde vooraf gedefinieerde categorieën van niet-uitgekeerde passieve inkomsten (bv. dividenden, rente, royalty’s en inkomsten uit financiële activiteiten) van de cfc worden toegerekend aan de belastingplichtige (moedermaatschappij/hoofdkantoor). Inkomsten die onder “optie A” moeten worden opgenomen, worden berekend in overeenstemming met de regels van de lidstaat waarvan de belastingplichtige fiscaal inwoner is en op grond van zijn deelneming aan de cfc.

“Optie B” bepaalt dat de niet-uitgekeerde inkomsten van de cfc die voortkomen uit kunstmatige constructies die zijn opgezet met als wezenlijk doel een belastingvoordeel te verkrijgen, worden toegerekend aan de belastingplichtige (moedermaatschappij/hoofdkantoor). De toerekening van inkomsten uit een cfc geschiedt volgens het zakelijkheidsbeginsel (arm’s length principle).

b)Bij de uitvoering van “optie A” mogen de lidstaten de ontsnappingsclausule voor een inhoudelijke uitzondering uitbreiden tot cfc’s die inwoner zijn van of gelegen zijn in een derde land dat geen partij is bij de EER-overeenkomst

Om verenigbaar te zijn met de fundamentele vrijheden van de EU voorziet het artikel in een inhoudelijke uitzondering, teneinde binnen de Unie (en de EER) de gevolgen van de regels te beperken tot gevallen waarin de cfc geen wezenlijke economische activiteit uitoefent. De lidstaten kunnen deze uitzonderingsregel uitbreiden tot derde landen.

c)Bij de uitvoering van “optie A” kunnen de lidstaten ervoor kiezen om een entiteit/vaste inrichting niet als een cfc te behandelen indien een derde of minder van haar inkomsten binnen vooraf gedefinieerde inkomstencategorieën valt

Om de administratieve lasten en de nalevingskosten te beperken, mogen lidstaten bepaalde entiteiten met geringe winst of een lage winstmarge vrijstellen, aangezien die een beperkter risico op belastingontwijking vormen.

d)Bij de uitvoering van “optie A” kunnen de lidstaten ervoor kiezen om financiële ondernemingen niet als cfc’s te behandelen indien een derde of minder van de inkomsten uit de vooraf gedefinieerde categorieën voortkomt uit transacties met de belastingplichtige of diens gelieerde ondernemingen

Om de administratieve lasten en de nalevingskosten te beperken, kunnen de lidstaten ervoor kiezen om bepaalde op EU-niveau gereguleerde financiële ondernemingen waarvoor een derde of minder van de inkomsten uit de vooraf gedefinieerde categorieën voortkomt uit transacties met de belastingplichtige of diens gelieerde ondernemingen, niet als een cfc te behandelen. Deze ondernemingen vormen immers een beperkter risico op belastingontwijking.

e)Bij de uitvoering van “optie B” staat het de lidstaten vrij om van het toepassingsgebied van de regels uit te sluiten: een entiteit of vaste inrichting

12.

5.1.met een boekhoudkundige winst van ten hoogste 750 000 EUR en inkomsten uit andere activiteiten dan handel van ten hoogste 75 000 EUR; of


5.2.waarvan de boekhoudkundige winst ten hoogste 10 percent van de exploitatiekosten voor het belastingtijdvak bedraagt.

Om de administratieve lasten en de nalevingskosten te beperken, mogen lidstaten bepaalde entiteiten met geringe winst of een lage winstmarge vrijstellen, aangezien die een beperkter risico op belastingontwijking vormen.

13.

f)Ruimere definitie van een cfc


Het staat de lidstaten vrij om bij het definiëren van een cfc een ruimere definitie dan in artikel 7 te volgen; zo kunnen ze de controledrempel verlagen of een hogere drempel hanteren bij het vergelijken van de daadwerkelijk betaalde vennootschapsbelasting met de vennootschapsbelasting die in de lidstaat van de belastingplichtige zou zijn geheven.

14.

g)Gebruik van witte, grijze of zwarte lijsten


Bij de omzetting van de cfc-regels in hun nationale wetgeving kunnen de lidstaten gebruikmaken van witte, grijze of zwarte lijsten van derde landen, die worden opgesteld op grond van bepaalde criteria uit de ATAD en waarin de hoogte van het vennootschapsbelastingtarief kan worden vermeld, of op basis daarvan opgestelde witte lijsten van lidstaten gebruiken.

15.

2.3.Algemene antimisbruikregel


Door de toepassing van de algemene antimisbruikregel (artikel 6 ATAD) worden fiscale misbruikpraktijken aangepakt waartegen nog geen voorzieningen zijn getroffen door middel van doelgerichte bepalingen, en wordt geen afbreuk gedaan aan de toepassing van specifieke antimisbruikregels. Aangezien de belastingplichtige het recht moet hebben om zijn handelsactiviteiten in de fiscaal efficiëntste vorm te gieten, vereist de ATAD dat algemene antimisbruikregels worden toegepast op kunstmatige constructies. Bij de beoordeling of een constructie kunstmatig moet worden geacht, kunnen de lidstaten alle geldige economische redenen onderzoeken, ook de financiële activiteiten.

16.

2.4.Exitheffingen


Exitheffingen (artikel 5 ATAD) zorgen ervoor dat wanneer een belastingplichtige activa of zijn fiscale woonplaats buiten een lidstaat onderbrengt, de economische waarde van vermogenswinsten die op het grondgebied van die staat zijn gecreëerd, daar worden belast, ook als deze winsten op het tijdstip van vertrek nog niet gerealiseerd waren. De winsten worden berekend op basis van de marktwaarde voor de overgebrachte activa op het tijdstip van het naar buiten brengen van de activa (op basis van het zakelijkheidsbeginsel).

Het is noodzakelijk om binnen de Europese Unie de toepassing van exitheffingen te regelen en te verduidelijken onder welke voorwaarden deze heffingen verenigbaar zijn met het recht van de Europese Unie. In die situaties hebben belastingplichtigen het recht het vastgestelde bedrag aan exitheffingen onmiddellijk te betalen dan wel de betaling ervan uit te stellen door deze te voldoen in termijnen over een bepaald aantal jaren. De lidstaten kunnen rente over uitgestelde belastingen in rekening brengen en van belastingplichtigen een zekerheid verlangen als voorwaarde voor uitstel van betaling van exitheffing indien er een aantoonbaar en werkelijk gevaar op niet-invordering bestaat.

17.

2.5.Regel betreffende hybridemismatches


De regel betreffende hybridemismatches (de bij de wijzigingsrichtlijn ingevoerde artikelen 9, 9 bis en 9 ter ATAD) neutraliseert de fiscale effecten van hybride regelingen. Hybridemismatches zijn het gevolg van verschillen in de belastingstelsels waarvan gebruikgemaakt wordt om te profiteren van: (i) dubbele niet-heffing; (ii) dubbele aftrek; (iii) aftrek zonder betrekking in de heffing en (iv) niet-heffing zonder betrekking in de heffing. Deze mismatches kunnen vervolgens leiden tot grondslaguitholling.

De ATAD stelt regels om hybridemismatches tussen EU-lidstaten en met derde landen tegen te gaan, met inbegrip van geïmporteerde mismatches, omgekeerde hybridemismatches en mismatches door fiscaal inwonerschap.

De ATAD biedt onder bepaalde omstandigheden enige keuzevrijheid in de omvang van de weigering van aftrek in het rechtsgebied van de belastingplichtige en in de uitsluiting van de reikwijdte van bepaalde hybridemismatches als gevolg van een betaling van rente in het kader van een financieel instrument aan een gelieerde onderneming tot en met 31 december 2022.


18.

3.Overzicht van de uitvoering


Dit deel bevat een overzicht van de wijze waarop de lidstaten verschillende maatregelen van de ATAD op basis van de uitzonderingsregels, opties en verschillende benaderingen, hebben uitgevoerd. De indeling en de verwijzingen in dit deel volgen punt 2. 6

19.

3.1.Regel betreffende de beperking van de aftrekbaarheid van rente


Verwijzing
2.1.a30 % van de ebitdaMinder dan 30 % van de ebitda
221
2.1.b3 miljoen EURMinder dan 3 miljoen EUR
166
2.1.cVrijstelling voor op zichzelf staande entiteitGeen vrijstelling voor op zichzelf staande entiteit
918
2.1.dVóór 17 juni 2016 gesloten leningen die zijn uitgeslotenVóór 17 juni 2016 gesloten leningen die niet zijn uitgesloten
918
2.1.eLeningen voor openbare infrastructuur die zijn uitgeslotenLeningen voor openbare infrastructuur die niet zijn uitgesloten
1611
2.1.fOntsnappingsclausule voor het eigen vermogen beschikbaarClausule inzake de groepratio beschikbaar
86
2.1.gOptie g.1 met of zonder beperking in de tijdOptie g.3
201
2.1.hFinanciële ondernemingen die zijn uitgeslotenFinanciële ondernemingen die niet zijn uitgesloten
1710


20.

3.2.De cfc-regel


Verwijzing
2.2.a“Optie A” uitgevoerd“Optie B” uitgevoerd
1610
2.2.bDe clausule voor inhoudelijke uitzondering uitgebreid naar derde landenDe clausule voor inhoudelijke uitzondering niet uitgebreid naar derde landen
105
2.2.ceen derde of minder van de ontsnappingsclausule voor inkomsten toegepasteen derde of minder van de ontsnappingsclausule voor inkomsten niet toegepast
123
2.2.deen derde of minder van de ontsnappingsclausule voor financiële ondernemingen toegepasteen derde of minder van de ontsnappingsclausule voor financiële ondernemingen niet toegepast
510
2.2.eOntsnappingsclausule voor geringe winst of een lage winstmarge beschikbaarOntsnappingsclausule voor geringe winst of een lage winstmarge niet beschikbaar
73
2.2.fRuimere definitie van een cfcGeen ruimere definitie van een cfc
1710
2.2.gWitte lijstZwarte lijstWitte en zwarte lijstGeen witte, grijze of zwarte lijst
17118

21.

3.3.Algemene antimisbruikregels


Bij de omzetting van algemene antimisbruikregels zijn er geen opties beschikbaar voor de lidstaten of specifieke benaderingen gebruikt door de lidstaten die in dit deel moeten worden opgenomen.

22.

3.4.Exitheffingen


Zoals vermeld in punt 1.2 zal het overzicht van de uitvoering van exitheffingen in alle lidstaten in het ATAD-evaluatieverslag worden opgenomen.

23.

3.5.Regel betreffende hybridemismatches


Zoals vermeld in punt 1.2, zal het overzicht van de uitvoering van hybridemismatches in alle lidstaten in het ATAD-evaluatieverslag worden opgenomen.


24.

4.Volledigheid en overeenstemming van de omzetting van de ATAD door de lidstaten


25.

4.1.Door de Commissie geplande maatregelen om een tijdige en adequate uitvoering van de ATAD door de lidstaten te waarborgen


Zoals aangekondigd in de mededeling van de Commissie van 2016 “EU-wetgeving: betere resultaten door betere toepassing” 7 , neemt de Commissie verschillende maatregelen om ervoor te zorgen dat de lidstaten de EU-wetgeving juist toepassen. Deze maatregelen omvatten (i) dialoog met en bijstand aan de lidstaten bij hun capaciteitsopbouw en (ii) het voeren van formele inbreukprocedures wegens schending van het EU-recht. De Commissie heeft beide typen maatregelen genomen teneinde de juiste uitvoering en toepassing van ATAD 1 door de lidstaten te waarborgen. De Commissie heeft de plicht de kennisgevingen in twee stappen te onderzoeken: (i) de volledigheid van kennisgevingen en (ii) de overeenstemming van aangemelde maatregelen met de richtlijnen.

26.

4.2.Maatregelen voor capaciteitsopbouw die vóór de uiterste termijn voor de uitvoering van de ATAD zijn genomen


In 2018 organiseerde de Commissie een seminar met de afgevaardigden van de lidstaten om de juridische kwesties te bespreken die tijdens de opstelling van de uitvoeringswetgeving naar voren kwamen. Tijdens dit seminar werden vraagstukken besproken die de lidstaten vooraf aan deskundigen van de Commissie hadden voorgelegd.

27.

4.3.Omzettingscontroles en inbreukprocedures wegens niet-kennisgeving van nationale uitvoeringsmaatregelen of onjuiste omzetting van de ATAD


De lidstaten moeten de nationale uitvoeringsmaatregelen binnen de in de richtlijn vastgestelde termijnen aanmelden (31 december 2018 voor de kennisgeving van drie maatregelen: renteaftrekbeperking, algemene antimisbruikregel en cfc).

Bij niet-kennisgeving van deze uitvoeringswetgeving stelt de Commissie ambtshalve inbreukprocedures in wegens niet-kennisgeving van de noodzakelijke maatregelen (kort na de uiterste termijn voor kennisgevingen die in de respectieve richtlijnen is vastgesteld). Er zijn twaalf van dergelijke inbreukprocedures ingesteld (tien in januari 2019 8 en nog twee in juli 2019 9 ).

Momenteel voldoen vier lidstaten nog niet volledig aan hun verplichtingen om omzettingsmaatregelen vast te stellen en mee te delen. 10 Acht inbreukprocedures werden afgesloten wegens naleving door de lidstaten. 11

Bovendien heeft de Commissie inbreukprocedures ingeleid tegen de lidstaten die de nationale uitvoeringsmaatregelen voor exitheffingen 12 en hybridemismatches 13 niet hadden aangemeld, die uiterlijk op 31 december 2019 hadden moeten worden omgezet.


28.

4.4.Huidige stand van zaken met betrekking tot de omzettingscontroles



Tabel ATAD-omzettingscontroles - Stand van zaken - augustus 2020 14 :

ATAD:Renteaftrekbeperking, algemene antimisbruikregel en cfcExitheffingenHybridemismatches

(1e termijn)
LidstaatControles op volledigheidControles op overeenstemmingControles op volledigheidControles op overeenstemmingControles op volledigheidControles op overeenstemming
BelgiëOKINFR
BulgarijeOK
TsjechiëOK
DenemarkenINFR
DuitslandINFRINFR
EstlandOK
IerlandINFR
GriekenlandOKOKINFRINFR
SpanjeINFRINFRINFR
FrankrijkOKOK
Kroatië
ItaliëOK
CyprusOKINFR
LetlandOKOKINFRINFR
LitouwenOKOK
LuxemburgOKINFR
Hongarije
MaltaOKOK
Nederland
OostenrijkINFROKOK
PolenOKOKINFR
PortugalOKINFRINFR
RoemeniëOKINFROKOK
SloveniëOKOK
SlowakijeOKOK
FinlandOKOKOKOK
ZwedenOKOKOKOK


29.

5.Toekomstige werkzaamheden


Dit verslag is de eerste stap in de evaluatie van de gevolgen van de ATAD en biedt een overzicht van de uitvoering van de vroeg toepasbare ATAD-maatregelen in de lidstaten, en het is de bedoeling dat er een uitgebreid evaluatieverslag van de ATAD-maatregelen zal worden gepubliceerd, bij voorkeur uiterlijk op 1 januari 2022. Het tijdschema voor de voltooiing van een dergelijk alomvattend evaluatieverslag zal echter tot op zekere hoogte afhangen van de noodzaak om de ATAD te herzien als gevolg van ontwikkelingen op EU- of internationaal niveau in de besprekingen over het voorkomen van praktijken inzake de ontwijking van vennootschapsbelasting.


(1)

PB L 193 van 19 juli 2016, blz. 1.

(2)

PB L 144 van 7 juni 2017, blz. 1.

(3)

Artikel 11, lid 6, ATAD voorziet in een afwijking met betrekking tot de renteaftrekbeperking (nadere toelichting in punt 2.1) voor bepaalde lidstaten; Artikel 11, lid 4, voorziet in een bepaalde afwijking voor Estland met betrekking tot exitheffingen.

(4)

Aangezien het VK op dit moment geen deel uitmaakt van de EU, is de uitvoering van de ATAD in het VK niet in dit verslag opgenomen. Op het moment dat de ATAD van kracht werd, maakte het VK deel uit van de EU en tot het einde van de overgangsperiode in verband met het vertrek van het VK is de ATAD er nog steeds van toepassing.

(5)

Nadere informatie is te vinden in punt 4.3.

(6)

Aangezien sommige lidstaten nog niet alle ATAD-maatregelen hebben omgezet, is het aantal lidstaten dat verschillende in de tabel aangegeven opties heeft gekozen, samen niet noodzakelijkerwijs 27. Bovendien is de beoordeling van nationale uitvoeringsmaatregelen door de Commissie momenteel gaande.

(7)

PB C 18 van 19 januari 2017, blz. 10.

(8)

Aanmaningen zijn verzonden aan: België, Cyprus, Tsjechië, Denemarken, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Letland, Portugal en het VK, gevolgd door een met redenen omkleed advies aan Denemarken in juli 2019 (zie persbericht INF/19/4251 van de Europese Commissie van 25 juli 2019, punt 13 https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/inf_19_4251 ).

(9)

Aanmaningen zijn verzonden aan Oostenrijk en Ierland. Beide procedures betreffen niet-kennisgeving van nationale uitvoeringsmaatregelen inzake art. 4 ATAD (maatregel inzake renteaftrekbeperking), gevolgd door met redenen omklede adviezen in november 2019 (zie persbericht INF/19/6304 van de Europese Commissie van 27 november 2019, punt 8 https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/inf_19_6304 ). Beide lidstaten hebben dergelijke maatregelen niet meegedeeld, hoewel hun renteaftrekbeperkende bepalingen vóór de ATAD door de Commissie niet als “even doeltreffend” werden aangemerkt, zie mededeling van de Commissie “Maatregelen die worden beschouwd als even doeltreffend als artikel 4 van de richtlijn bestrijding belastingontwijking”, PB C 441 van 7 december 2018, blz. 1.

(10)

Oostenrijk, Denemarken, Spanje en Ierland.

(11)

De zaken tegen België, Cyprus, Tsjechië, Frankrijk, Griekenland, Portugal en het Verenigd Koninkrijk zijn in juli 2019 afgesloten (zie persbericht INF/19/4251 van de Europese Commissie van 25 juli 2019, punt 13 https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/inf_19_4251 ) en de zaak tegen Letland is in oktober 2019 afgesloten (het besluit ging zonder persbericht).

(12)

Ingebrekestellingen zijn verzonden aan: Duitsland, Griekenland, Letland, Portugal, Roemenië en Spanje.

(13)

Ingebrekestellingen zijn verzonden aan: Cyprus, Duitsland, Griekenland, Letland, Polen, Roemenië en Spanje.

(14)

Verklaring van in de tabel gebruikte afkortingen: 'OK' – volledigheids-/overeenstemmingscontroles voltooid; 'INFR' – inbreukprocedure ingesteld; 'lege cel' – betekent lopende evaluatie.