Toelichting bij COM(2020)427 - Standpunt EU in het Comité voor het geharmoniseerde systeem van de Werelddouaneorganisatie mbt indelingsadviezen en -besluiten en systemen tbv harmonisatie van interpretatie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het namens de Unie tijdens de 66e zitting van het Comité voor het geharmoniseerde systeem (“Harmonized System Committee” of HSC) van de Werelddouaneorganisatie in september 2020 in te nemen standpunt.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.Internationaal verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen

Het Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen heeft tot doel de internationale handel alsook de verzameling, vergelijking en analyse van statistieken, in het bijzonder die betreffende de buitenlandse handel, te vergemakkelijken. Als bijlage bevat het verdrag de GS-nomenclatuur, een internationaal geharmoniseerd systeem dat de deelnemende landen een gemeenschappelijke basis biedt om de verhandelde goederen in te delen voor douanedoeleinden. De GS-nomenclatuur bevat met name de omschrijving van de goederen, in de vorm van posten en onderverdelingen, en de desbetreffende cijfercodes, op basis van een zescijferig codesysteem. De GS-nomenclatuur wordt om de vijf jaar herzien 1 . Zij wordt wereldwijd door meer dan 190 overheden toegepast. Dat betekent dat meer dan 98 % van alle goederen die in de wereld worden verhandeld, volgens deze nomenclatuur worden ingedeeld.

De overeenkomst is op 1 januari 1988 in werking getreden.

De Europese Unie en al haar lidstaten zijn partij bij het verdrag 2 .

2.2.De Werelddouaneorganisatie (WDO)

De Werelddouaneorganisatie (WDO), die in 1952 werd opgericht als de Internationale Douaneraad, is een onafhankelijk intergouvernementeel lichaam dat tot taak heeft douanediensten effectiever en efficiënter te laten functioneren. Vandaag vertegenwoordigt de WDO 183 douanediensten over de hele wereld. Het bestuursorgaan van de WDO is de Raad. In afwachting van de inwerkingtreding van de wijziging van het Verdrag houdende instelling van een Internationale Douaneraad oefent de Unie de rechten en plichten van een voorlopig lidmaatschap van de WDO uit.

Het bestuursorgaan van de WDO is de WDO-Raad, die bij de uitoefening van zijn taak leunt op een vakkundig secretariaat en een reeks technische en raadgevende comités.

Het Comité voor het geharmoniseerd systeem (HSC) is een technisch comité dat belast is met de voorbereidende werkzaamheden in verband met het GS-verdrag. De belangrijkste taken van het HSC zijn:

·het opstellen van toelichtingen, indelingsadviezen of andere adviezen als leidraad voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem en de uitoefening van andere functies die de WDO-Raad of de verdragsluitende partijen noodzakelijk achten;

·het opstellen van aanbevelingen ter verzekering van de uniformiteit in de interpretatie en de toepassing van de wetteksten van het geharmoniseerde systeem, onder andere door indelingsgeschillen tussen de verdragsluitende partijen te beslechten, en zo het handelsverkeer te bevorderen;

·voorstellen doen tot wijziging en modernisering van het geharmoniseerde systeem om rekening te houden met de ontwikkeling van de technologie of wijzigingen in de handelspatronen en met andere behoeften van gebruikers van het geharmoniseerde systeem;

·een brede toepassing van het geharmoniseerde systeem bevorderen en algemene vraagstukken en beleidskwesties in verband daarmee onderzoeken.

De Unie en haar lidstaten hebben samen slechts één stem in het HSC. Besluiten van het HSC met betrekking tot aangelegen die onder dit kaderbesluit vallen, worden bij gewone meerderheid genomen.

Overeenkomstig artikel 8, lid 2, van het GS-verdrag worden de toelichtingen, de indelingsadviezen, de andere adviezen voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem en de aanbevelingen ter verzekering van de uniformiteit in de interpretatie en de toepassing van het geharmoniseerde systeem, opgesteld tijdens een zitting van het HSC, geacht door de WDO-Raad te zijn goedgekeurd indien geen van de partijen bij het GS-verdrag vóór het einde van de tweede maand, volgende op de maand waarin de zitting waarop zij zijn vastgesteld, werd gesloten, de secretaris-generaal van de WDO heeft meegedeeld dat zij verzoekt de zaak aan de WDO-Raad voor te leggen.

2.3.De beoogde handelingen

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van het GS-verdrag vergadert het HSC in de regel tweemaal per jaar. In de praktijk vinden de vergaderingen van het HSC in maart en september plaats.

Het voorgestelde besluit betreft de volgende handelingen, die door het HSC in overweging worden genomen en onder voorbehoud van goedkeuring door de WDO-Raad via een “stilzwijgende procedure” voorlopig worden aangenomen:

a) toelichtingen, ter verduidelijking van de interpretatie van de aantekeningen, de posten en de onderverdelingen van de GS-nomenclatuur;

b) indelingsadviezen, die de besluiten weergeven van het HSC met betrekking tot de indeling van specifieke producten;

c) andere adviezen en aanbevelingen met betrekking tot de indeling van goederen in de GS-nomenclatuur, zoals indelingsbesluiten of andere door het HSC vastgestelde richtsnoeren.

Overeenkomstig artikel 34, lid 7, onder a), punt iii), van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie 3 trekken de douaneautoriteiten van de lidstaten hun BTI-beschikkingen in wanneer zij niet langer verenigbaar zijn met de interpretatie van de GS-nomenclatuur als gevolg van indelingsbesluiten, indelingsadviezen of wijzigingen in de toelichtingen op de GS-nomenclatuur, met ingang van de datum waarop de mededeling van de Commissie in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

3.1.Praktische beperkingen bij het opstellen en het vaststellen van de standpunten van de EU

Het WDO-Comité voor het geharmoniseerde systeem stelt indelingsadviezen, indelingsbesluiten, wijzigingen van de toelichting bij het geharmoniseerd systeem of andere adviezen voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem en aanbevelingen vast, teneinde de uniformiteit in de interpretatie van het geharmoniseerde systeem in het kader van het Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem tijdens zijn twee jaarlijkse zittingen te verzekeren.

Praktisch gezien is er normaliter niet voldoende tijd voor de Unie om vóór iedere vergadering van het HSC formeel een standpunt in te nemen in de zin van artikel 218, lid 9, VWEU. Daarom heeft de Commissie een voorstel ingediend voor een kaderbesluit van de Raad over het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de WDO voor GS-aangelegenheden 4 ; dat is momenteel in behandeling bij de Raad.

Vanwege de uitbraak van COVID-19 heeft het WDO-secretariaat echter meegedeeld dat de vergadering van september 2020 zal worden gehouden via schriftelijke online besprekingen. Hoewel de agenda van de vergadering nog niet beschikbaar is en de organisatie en de vorm van de besprekingen nog niet bekend zijn, zullen de punten op de agenda van de vorige vergadering (HSC/65 - maart 2020), die door de WDO was geannuleerd als gevolg van de wereldwijde pandemie, hoogstwaarschijnlijk op de agenda van de vergadering van september worden geplaatst.

Gezien het aantal onderwerpen waarover het HSC tijdens deze vergadering wordt gevraagd te besluiten, en de rechtsgevolgen daarvan voor het Unierecht, is geoordeeld dat een besluit van de Raad overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU, waarin het standpunt van de Unie wordt vastgesteld voor de onderwerpen waarvan reeds bekend is dat het HSC daarover moet besluiten (d.w.z. toelichtingen, indelingsadviezen en indelingsbesluiten, richtsnoeren of andere adviezen voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem), noodzakelijk is.

Andere punten die later op de agenda van het HSC mochten worden geplaatst, zullen in een later stadium worden behandeld.

3.2.Doel en inhoud van het voorstel

De betreffende, door het HSC voorbereide besluiten kunnen beslissende invloed hebben op de inhoud van het Unierecht, te weten Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, en de daaraan gehechte gecombineerde nomenclatuur (GN). Indelingsbesluiten, indelingsadviezen of wijzigingen in de toelichtingen op de GS-nomenclatuur worden gebruikt ter ondersteuning van de indeling die is voorzien in de uitvoeringsverordeningen van de Commissie betreffende de indeling van goederen in de GN, in de toelichtingen op de GN en in de door de douaneautoriteiten van de lidstaten verstrekte indelingsbesluiten. De douaneautoriteiten van de lidstaten zijn verplicht hun indelingsbesluiten in te trekken wanneer zij niet langer verenigbaar zijn met de interpretatie van de GS-nomenclatuur als gevolg van deze indelingsbesluiten, indelingsadviezen of wijzigingen in de GS-toelichtingen.

Daarom moet het namens de Unie in te nemen standpunt in de WDO worden bepaald bij een krachtens artikel 218, lid 9, VWEU vastgesteld besluit van de Raad op basis van een voorstel van de Commissie.

Bij de bepaling van deze standpunten is uitgegaan van de algemene criteria in het GS-verdrag (de algemene regels voor de interpretatie van het GS) en de objectieve kenmerken en eigenschappen van de goederen.

Het voorgestelde standpunt is gericht op het kenbaar maken van het standpunt van de Unie ten aanzien van de indeling van goederen in de GS-nomenclatuur. Het is ook gericht op het kenbaar maken van het standpunt ten aanzien van door het HSC opgestelde indelingsadviezen en GS-toelichtingen.

Technische deskundigen van de lidstaten zijn geraadpleegd in de Groep douanedeskundigen op 3-5 maart 2020. De conclusies van de Groep douanedeskundigen zijn in overeenstemming met de voorgestelde standpunten, die in de bijlage bij het ontwerpvoorstel voor een besluit van de Raad zijn opgenomen.

Het voorgestelde EU-standpunt is eveneens in overeenstemming met het staande douanebeleid en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie om goederen bij invoer in te delen volgens de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan.

Het voorgestelde standpunt is noodzakelijk om de EU in staat te stellen een standpunt in te nemen bij de volgende vergadering van het HSC.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 5 .

Daarom is artikel 218, lid 9, VWEU de procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie in de WDO moet worden ingenomen met betrekking tot het vaststellen van toelichtingen, indelingsadviezen of andere adviezen als leidraad voor de interpretatie van het GS in het kader van het GS-verdrag.

4.2.Toepassing op het onderhavige geval

Het Comité voor het geharmoniseerd systeem en de WDO-Raad zijn lichamen die zijn opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk het Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen.

De door het HSC op te stellen handelingen zijn handelingen met rechtsgevolgen. De beoogde handelingen kunnen, nadat ze door de WDO-Raad zijn aangenomen, beslissende invloed hebben op de inhoud van de EU-wetgeving, te weten: bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief. Dit komt omdat in artikel 34, lid 7, onder a), punt iii), van het douanewetboek van de Unie 6 is bepaald dat “de douaneautoriteiten BTI-beschikkingen 7 intrekken...wanneer zij niet langer verenigbaar zijn met de interpretatie...ten gevolge van... indelingsbesluiten, indelingsadviezen of wijzigingen in de toelichtingen op de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen aangenomen door het GS-comité;”. Verder worden dergelijke door het HSC opgestelde besluiten (indelingsbesluiten, indelingsadviezen of wijzigingen in de toelichtingen op de GS-nomenclatuur gebruikt ter ondersteuning van de indeling die is voorzien in de uitvoeringsverordeningen van de Commissie betreffende de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur, in de toelichtingen op de GN en in de door de douaneautoriteiten van de lidstaten verstrekte indelingsbesluiten. De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is daarom artikel 218, lid 9, VWEU.


4.3.Materiële rechtsgrondslag

1.

4.3.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

2.

4.3.2.Toepassing op het onderhavige geval


Aangezien de hoofddoelstelling en -inhoud van de beoogde handeling in de eerste plaats betrekking hebben op het gemeenschappelijk douanetarief, is de materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit artikel 31, artikel 43, lid 2 en artikel 207, lid 4, VWEU.

4.4.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 31, artikel 43, lid 2, en artikel 207, lid 4, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Gevolgen voor de begroting

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Europese Unie.

6. Bekendmaking van de beoogde handeling

Geen