Toelichting bij COM(2020)416 - Standpunt EU in het Subcomité douane met Georgië inzake de wijziging van de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en administratieve samenwerking

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit over het namens de Unie in te nemen standpunt in het Subcomité douane van de Associatieovereenkomst tussen de EU en Georgië in verband met de voorgenomen vaststelling van een besluit tot wijziging van protocol I bij de Associatieovereenkomst tussen de EU en Georgië.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds

De Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds 1 (“de overeenkomst”) heeft ten doel de geleidelijke economische integratie van Georgië in de interne markt van de EU te bewerkstelligen. De overeenkomst is op 1 juli 2016 in werking getreden.

2.2.Het Subcomité douane

Het Subcomité douane dat is opgericht overeenkomstig de bepalingen van artikel 74, lid 1, van de overeenkomst, kan besluiten de bepalingen van protocol I betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en regelingen voor administratieve samenwerking te wijzigen (artikel 3 van protocol I). Besluiten en aanbevelingen van het Subcomité douane worden in onderlinge overeenstemming tussen de partijen vastgesteld.

2.3.De beoogde handeling van het Subcomité douane

Op de volgende vergadering of via briefwisseling zal het Subcomité douane een besluit vaststellen over de wijziging van de bepalingen van protocol I betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en regelingen voor administratieve samenwerking (“de beoogde handeling”).

De beoogde handeling heeft tot doel de bepalingen van protocol I betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en regelingen voor administratieve samenwerking te wijzigen.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

De Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels (“de conventie”) bevat bepalingen over de oorsprong van goederen die op grond van de desbetreffende overeenkomsten tussen de overeenkomstsluitende partijen worden verhandeld. De Unie heeft de conventie op 15 juni 2011 ondertekend. Bij zijn Besluit nr. 1/2016 heeft het Gemengd Comité dat is opgericht bij artikel 3, lid 1, van de conventie, besloten dat Georgië wordt uitgenodigd om tot de conventie toe te treden.

De EU en Georgië hebben hun akte van aanvaarding op respectievelijk 26 maart 2012 en 17 mei 2017 bij de depositaris van de conventie neergelegd. Als gevolg daarvan is op grond van artikel 10, lid 2, van de conventie de conventie voor de EU en Georgië op respectievelijk 1 mei 2012 en 1 juli 2017 in werking getreden.

In artikel 6 van de conventie is bepaald dat elke partij de nodige maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat de conventie daadwerkelijk wordt toegepast. Daartoe moet het Subcomité douane, opgericht bij de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds, een besluit nemen om de regels van de conventie op te nemen in protocol I betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en regelingen voor administratieve samenwerking. Dit gebeurt door in het gewijzigde protocol een verwijzing naar de conventie op te nemen, zodat deze toepasbaar wordt.

Tegelijkertijd heeft het lopende proces tot wijziging van de conventie geleid tot een nieuwe reeks gemoderniseerde en flexibelere oorsprongsregels. De formele wijziging van de conventie moet met eenparigheid van stemmen door de overeenkomstsluitende partijen worden aangenomen. Omdat enkele overeenkomstsluitende partijen nog steeds bezwaren tegen de wijziging hebben, zal deze mogelijkerwijs pas later worden goedgekeurd. Gezien het aantal overeenkomstsluitende partijen en de respectieve interne procedures die deze moeten volgen om over de formele aanpassing te stemmen en om de inwerkingtreding van de gewijzigde regels voor te bereiden, kan bovendien geen duidelijk tijdschema voor de toepassing van de gewijzigde conventie worden vastgesteld.

Tegen deze achtergrond heeft Georgië verzocht in afwachting van het resultaat van het wijzigingsproces de gewijzigde reeks regels zo spoedig mogelijk toe te passen als alternatief voor de huidige regels van de conventie. Dit verzoek wordt hieronder toegelicht.


Bedoeling van deze alternatieve oorsprongsregels is dat de EU en Georgië ze voorlopig, op facultatieve en bilaterale basis, toepassen in afwachting van de sluiting en inwerkingtreding van de wijziging van de conventie. Zij zijn bedoeld om te worden toegepast als alternatief voor de regels van de conventie, aangezien de regels van de conventie geen afbreuk doen aan de beginselen die in de desbetreffende overeenkomsten en andere daarmee verband houdende bilaterale overeenkomsten tussen de overeenkomstsluitende partijen zijn opgenomen. Deze regels zullen dus niet verplicht zijn, maar kunnen optioneel worden toegepast door marktdeelnemers die preferenties wensen op basis van de alternatieve regels en niet op basis van de regels van de conventie. Zij zijn niet bedoeld om de conventie te wijzigen, die van toepassing zal blijven tussen de overeenkomstsluitende partijen, en zullen de rechten en plichten van de overeenkomstsluitende partijen bij de conventie niet wijzigen.

Het door de EU in het Subcomité douane in te nemen standpunt moet door de Raad worden vastgesteld.

De voorgestelde wijzigingen zijn, voor zover zij betrekking hebben op de huidige conventie, technisch van aard en hebben geen invloed op de inhoud van het thans geldende protocol inzake oorsprongsregels. Zij vereisen dus geen effectbeoordeling.

3.1.Nadere informatie over de alternatieve oorsprongsregels

De voorgestelde wijzigingen met betrekking tot de invoering van de alternatieve reeks oorsprongsregels bieden meer flexibiliteit en omvatten moderniseringselementen, waarover de Unie reeds overeenstemming heeft bereikt in andere bilaterale overeenkomsten (de Brede Economische en Handelsovereenkomst tussen de EU en Canada, de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en Vietnam, de economische partnerschapsovereenkomst tussen de EU en Japan, de economische partnerschapsovereenkomst tussen de EU en de Ontwikkelingsgemeenschap van Zuidelijk Afrika) of preferentiestelsels (stelsel van algemene preferenties). Dit zijn de voornaamste wijzigingen:


a) Geheel en al verkregen producten – voorwaarden inzake “schepen”:

De zogenaamde voorwaarden inzake schepen in de alternatieve regels zijn eenvoudiger en zorgen voor meer flexibiliteit. In vergelijking met de huidige tekst (artikel 5) zijn bepaalde voorwaarden geschrapt (d.w.z. specifieke eisen voor de bemanning); andere zijn gewijzigd met het oog op een verdere versoepeling (eigendom).

b) Toereikende be- of verwerking – Op basis van gemiddelden

De voorgestelde reeks alternatieve regels (artikel 4) biedt de exporteur de flexibiliteit om de douaneautoriteiten te verzoeken de prijs af fabriek en de waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen te berekenen op basis van een gemiddelde om rekening te houden met de schommelingen van de kosten en de wisselkoersen. Dit moet exporteurs meer voorspelbaarheid bieden.

1.

c) Tolerantie


De huidige tolerantie (artikel 6) bedraagt 10 % van de prijs af fabriek van het product.

De voorgestelde tekst (artikel 5) voorziet voor landbouwproducten in een tolerantie van 15 % van het nettogewicht van het product en voor industrieproducten in een tolerantie van 15 % in waarde van de prijs af fabriek van het product.

Met de tolerantie in gewicht wordt een objectiever criterium ingevoerd en een drempel van 15 % zou voldoende flexibiliteit moeten bieden. Dit zorgt er ook voor dat internationale prijsschommelingen van grondstoffen geen gevolgen hebben voor de oorsprong van landbouwproducten.

2.

d) Cumulatie


De voorgestelde tekst (artikel 7) handhaaft diagonale cumulatie voor alle producten, op voorwaarde dat dezelfde reeks alternatieve oorsprongsregels wordt aanvaard door de bij de cumulatie betrokken partners. Bovendien voorziet de tekst in een algemene volledige cumulatie voor alle producten, met uitzondering van textiel en kleding in de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerde systeem (GS).

Voorts voorziet de tekst voor producten van de GS-hoofdstukken 50 tot en met 63 in bilaterale volledige cumulatie. Tot slot zullen de Unie en Georgië over de mogelijkheid beschikken om overeen te komen dat de algemene volledige cumulatie ook voor producten van de GS-hoofdstukken 50 tot en met 63 geldt.

3.

e) Gescheiden boekhouding


Volgens de huidige regels (artikel 20 van de conventie) kunnen de douaneautoriteiten het gebruik van een gescheiden boekhouding toestaan wanneer “het aanzienlijke kosten of materiële moeilijkheden met zich brengt om afzonderlijke voorraden aan te houden”. De gewijzigde regel (artikel 12) bepaalt dat de douaneautoriteiten het gebruik van een gescheiden boekhouding mogen toestaan indien “zowel van oorsprong als niet van oorsprong zijnde onderling vervangbare materialen worden gebruikt”.

Een exporteur hoeft bij het aanvragen van een vergunning voor het scheiden van de boekhouding niet langer te motiveren dat het aanhouden van afzonderlijke voorraden aanzienlijke kosten of materiële moeilijkheden met zich brengt; het zal volstaan om aan te geven dat onderling vervangbare materialen worden gebruikt.

In het geval van suiker, als een materiaal of als een eindproduct, hoeven de van oorsprong zijnde en niet van oorsprong zijnde voorraden niet langer fysiek gescheiden te worden gehouden.

4.

f) Territorialiteitsbeginsel


Volgens de huidige regels (artikel 12) mogen bepaalde be- of verwerkingen onder bepaalde voorwaarden buiten het grondgebied plaatsvinden, met uitzondering van de producten van de GS-hoofdstukken 50 tot en met 63, zoals textiel. De voorgestelde regels (artikel 12) bevatten niet langer een uitzondering voor textiel.

5.

g) Niet-wijziging


De voorgestelde regel inzake niet-wijziging (artikel 14) voorziet in een versoepeling voor het verkeer van producten van oorsprong tussen de overeenkomstsluitende partijen. Dit moet voorkomen dat producten waarvan de oorsprong niet ter discussie staat, worden uitgesloten van het voordeel van het preferentiële tarief bij invoer, omdat niet is voldaan aan de formele vereisten van de bepaling inzake rechtstreeks vervoer.

6.

h) Verbod op de teruggave of vrijstelling van douanerechten


Volgens de huidige regels (artikel 15) is het algemene beginsel van het verbod op de teruggave van toepassing op materialen die worden gebruikt bij de vervaardiging van om het even welk product. In de voorgestelde regels (artikel 16) wordt het verbod afgeschaft voor alle producten, met uitzondering van materialen die worden gebruikt bij de vervaardiging van producten die onder het toepassingsgebied van de GS-hoofdstukken 50 tot en met 63 vallen. De tekst voorziet echter ook in enkele uitzonderingen op het verbod op de teruggave van douanerechten op deze producten.

7.

i) Bewijs van oorsprong


De tekst voorziet in één type bewijs van oorsprong (EUR.1 of oorsprongsverklaring) in plaats van zowel EUR.1 als EUR-MED, waardoor het systeem aanzienlijk wordt vereenvoudigd. Omdat fouten als gevolg van complexe regels zo worden vermeden, moet dit voor een betere naleving door de marktdeelnemers zorgen en het beheer door de douaneautoriteiten vergemakkelijken. Bovendien zou dit niet van invloed zijn op de capaciteit voor de verificatie van oorsprongsbewijzen, die dezelfde blijft.

Met de gewijzigde regels (artikel 17) wordt ook voorzien in de mogelijkheid om overeen te komen dat een systeem van geregistreerde exporteurs (REX) wordt toegepast. Deze in een gemeenschappelijke databank geregistreerde exporteurs zullen zelf een attest van oorsprong moeten opstellen zonder daartoe de procedure van de toegelaten exporteur te doorlopen. Het attest van oorsprong heeft dezelfde juridische waarde als de oorsprongsverklaring of het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.

Ook voorzien de gewijzigde regels in de mogelijkheid om overeen te komen dat elektronisch afgegeven en/of ingediende oorsprongsbewijzen worden gebruikt.

Om producten van oorsprong overeenkomstig de alternatieve regels te kunnen onderscheiden van producten van oorsprong overeenkomstig de conventie, moeten certificaten van oorsprong of factuurverklaringen die op de alternatieve regels zijn gebaseerd, een verklaring betreffende de toegepaste regels bevatten.

8.

j) Geldigheid van een bewijs van oorsprong


Er wordt voorgesteld om de geldigheidsduur van een bewijs van oorsprong te verlengen van vier naar tien maanden. Ook dit moet voor een versoepeling van het verkeer van producten van oorsprong tussen de partijen zorgen.

3.2.Lijstregels

9.

3.2.1.Landbouwproducten


a) Waarde en gewicht

De maximumdrempel van niet van oorsprong zijnde materialen werd alleen uitgedrukt in waarde. De nieuwe drempels worden uitgedrukt in gewicht om prijsschommelingen en wisselkoersschommelingen te voorkomen (bv. ex hoofdstukken 19, 20, 2105 en 2106) en tegelijk worden bepaalde drempels voor suiker geschrapt (bv. hoofdstuk 8 of GS 2202).

Met de alternatieve reeks regels wordt de drempel van gewicht verhoogd (van 20 % tot 40 %) en wordt voor een aantal posten de mogelijkheid geboden om te kiezen tussen waarde of gewicht. De wijziging heeft voornamelijk betrekking op de GS-hoofdstukken en -posten ex-1302, 1704 (alternatieve regels gewicht of waarde), 18 (1806: alternatieve regel gewicht of waarde), 1901.

10.

b) Aanpassing aan inkooppatronen


Voor andere landbouwproducten (d.w.z. plantaardige oliën, noten, tabak) is voorzien in flexibelere regels die zijn aangepast aan de economische realiteit, met name voor de GS-hoofdstukken 14, 15, 20 (met inbegrip van post 2008), 23 en 24. De alternatieve reeks regels zorgt voor een evenwicht tussen regionale en mondiale toelevering, zoals voor de hoofdstukken 9 en 12. De regels zijn ook vereenvoudigd (minder uitzonderingen) in de hoofdstukken 4, 5, 6, 8, 11 en ex 13.

11.

3.2.2.Industrieproducten (behalve textiel)


Het voorgestelde compromis bevat aanzienlijke veranderingen ten opzichte van de huidige regels:

- met betrekking tot een aantal producten bevat de huidige regel voor het hoofdstuk een dubbele cumulatieve voorwaarde. Dit wordt één enkele voorwaarde (GS-hoofdstukken 74, 75, 76, 78 en 79);

- een groot aantal specifieke regels die afwijken van de regel van het hoofdstuk, zijn geschrapt (GS-hoofdstukken 28, 35, 37, 38 en 83). Deze horizontalere benadering is overzichtelijker voor de marktdeelnemers en de douanediensten;

- aan de huidige regel van het hoofdstuk wordt een alternatieve regel toegevoegd die de exporteur meer keuzemogelijkheden biedt om aan het oorsprongscriterium te voldoen (hoofdstukken 27, 40, 42, 44, 70 en 83, 84 en 85).

Al deze wijzigingen leiden tot geactualiseerde en gemoderniseerde lijstregels, wat het in het algemeen gemakkelijker maakt om te voldoen aan het criterium voor het verkrijgen van de oorsprongsstatus van een product. De bovengenoemde mogelijkheid om de prijs af fabriek en de waarde van niet van oorsprong zijnde producten te berekenen op basis van een gemiddelde over een bepaalde periode, zal voor de exporteurs bovendien een verdere vereenvoudiging met zich brengen.

12.

3.2.3.Textiel


Wat textiel en kleding betreft, zijn er nieuwe opties met betrekking tot passieve veredeling en toleranties. Ook zijn er nieuwe oorsprongsverleningsprocessen voor deze producten geïntroduceerd, met name voor weefsels die gemakkelijker beschikbaar zouden worden. Tot slot zal de volledige bilaterale cumulatie ook op deze producten van toepassing zijn. Met deze cumulatie kan in het productieproces in de cumulatiezone rekening worden gehouden met de be- en verwerking van textielstoffen (d.w.z. weven, spinnen enz.).

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

13.

4.1.1.Beginselen


Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het akkoord”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van het op het betrokken lichaam toepasselijke internationale recht. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die niet bindend zijn uit hoofde van het internationale recht, maar die “beslissende invloed [hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 2 .

14.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


Het Subcomité douane is een orgaan dat is ingesteld bij een overeenkomst, zijnde de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds.

De door het Subcomité douane vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

15.

4.2.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen.

16.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval


De doelstelling en inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op het gemeenschappelijk handelsbeleid.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Budgettaire gevolgen


Het uitgangspunt voor de voorgestelde wijzigingen met betrekking tot de invoering van de alternatieve reeks oorsprongsregels is dat de oorsprongsregels moeten worden gemoderniseerd om ze in overeenstemming te brengen met de nieuwe trends in de recente vrijhandelsovereenkomsten. De gewijzigde regels in de PEM-conventie bevatten voornamelijk elementen die de douaneprocedures vereenvoudigen of de regels moderniseren, zoals:

Toereikende be- of verwerking – op basis van gemiddelden: de berekening van de prijs af fabriek en de waarde van niet-oorsprongsmaterialen op basis van gemiddelden waarbij rekening wordt gehouden met marktschommelingen, biedt exporteurs meer voorspelbaarheid;

Bewijs van oorsprong: wordt vereenvoudigd doordat nog slechts één soort certificaat van oorsprong (EUR.1) zal worden gebruikt;

Geldigheid van een bewijs van oorsprong: het verkeer van oorsprongsproducten wordt versoepeld door de verlenging van de geldigheidsduur van vier tot tien maanden.

Deze wijzigingen van de PEM-conventie hebben geen meetbare impact op de EU-begroting omdat zij hoofdzakelijk beperkt blijven tot het faciliteren van het handelsverkeer en het consolideren van moderne praktijken door de douaneautoriteiten. Zij voorzien in optionele facilitering op de gebieden die onder de bevoegdheid van de autoriteiten blijven zonder dat dit gevolgen heeft voor de inhoud van de regels (gescheiden boekhouding, bewijs van oorsprong, berekening op basis van gemiddelden). Sommige aspecten van de vereenvoudiging (zoals de minder zware eisen voor schepen) zorgen voor een grotere voorspelbaarheid doordat voorwaarden worden geschrapt die momenteel moeilijk te controleren zijn door de douaneautoriteiten, terwijl andere aspecten (niet-wijziging) betrekking hebben op de logistiek zonder dat zij een impact hebben op de inhoud van de regels.

Hoewel de bepalingen inzake verbod op teruggave van douanerechten zijn gewijzigd, blijft dit verbod van kracht in de textiel- en kledingsector, die een van de belangrijkste sectoren van de handel in de PEM-zone blijft. De gewijzigde regels codificeren de status quo door het verbod dat momenteel met sommige overeenkomstsluitende partijen wordt toegepast, te handhaven. De voorgestelde veralgemening van volledige cumulatie in de PEM-zone strekt ertoe de bestaande handelspatronen binnen de zone en de complementariteit ervan te versterken, maar zou geen noemenswaardig effect mogen hebben op de door de EU geïnde douanerechten, omdat producten die onder de cumulatie vallen, zullen moeten voldoen aan specifieke eisen inzake toegevoegde waarde in de zone om in aanmerking te komen voor preferenties, zoals momenteel het geval is.

De wijzigingen van de lijstregels in de sector van landbouwproducten en verwerkte landbouwproducten zijn hoofdzakelijk methodologische aanpassingen zonder gevolgen voor de inhoud van de regels. De bestaande drempels die zijn uitgedrukt in waarde, zullen voortaan worden uitgedrukt in gewicht. Dit criterium is objectiever en kan gemakkelijker worden gecontroleerd door de douaneautoriteiten. De vereenvoudiging van de productspecifieke regels voor industrieproducten zou slechts een beperkt effect mogen hebben op de inkomsten uit douanerechten, aangezien zij in vele gevallen veeleer kan leiden tot een wijziging van inkooppatronen dan tot een stijging van de preferentiële invoer uit PEM-landen ter vervanging van invoer die voordien aan invoerrechten onderworpen was. De gevolgen van deze wijzigingen voor de inkomsten uit douanerechten zijn dus niet kwantificeerbaar. Wat de handel en de gevolgen voor het gebruik van preferenties betreft, leggen de versoepelingen van de nieuwe regels de nadruk op economische integratie in de hele zone, bijvoorbeeld in de textielsector waar al in zeer sterke mate gebruik wordt gemaakt van preferenties. De verbeterde regels inzake textiel en cumulatie strekken er hoofdzakelijk toe de reeds bestaande regionale integratie en beschikbaarheid van materialen in de zone te versterken in plaats van meer niet-oorsprongsmaterialen van buiten de zone te laten invoeren.


6. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien de handeling van het Subcomité douane de Associatieovereenkomst zal wijzigen, is het passend de handeling na de vaststelling ervan bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.