Toelichting bij COM(2020)376 - Standpunt EU in het Douanecomité met Korea betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel heeft betrekking op het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het Douanecomité dat is opgericht bij de Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds, wat betreft de aanbeveling inzake de toepassing van artikel 27 van het Protocol betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking.

Artikel 27 bevat bepalingen over de controle van de bewijzen van oorsprong.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds.

De Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds, wordt sinds 1 juli 2011 voorlopig toegepast en is op 13 december 2015 in werking getreden.

2.2.Het Douanecomité

Het Douanecomité is een orgaan dat overeenkomstig artikel 6.15 en artikel 15.2, lid 1, onder c), van de overeenkomst is ingesteld. Het bestaat uit vertegenwoordigers van de EU en van de Republiek Korea. Het Douanecomité stelt zijn reglement van orde vast en wordt gezamenlijk voorgezeten door een vertegenwoordiger van de EU en een vertegenwoordiger van de Republiek Korea.

Het Douanecomité is op grond van artikel 6.16, lid 5, van de overeenkomst bevoegd om aanbevelingen te formuleren die het noodzakelijk acht voor het bereiken van de gezamenlijke doelstellingen en de goede werking van de mechanismen die in het protocol zijn vastgelegd.

2.3.De beoogde handeling van het comité

De Europese Unie en de Republiek Korea (hierna “de partijen” genoemd) hebben vastgesteld dat er behoefte is aan een gemeenschappelijke interpretatie van de belangrijkste kenmerken van de controleprocedure die is vastgelegd in artikel 27 van het Protocol betreffende de definitie van “producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking, evenals van de verschillende stappen in die procedure. Een dergelijke gemeenschappelijke interpretatie moet in het belang zijn van de douaneautoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de naleving van de oorsprongsregels en van de marktdeelnemers die aan controle van bewijzen van oorsprong worden onderworpen, van beide partijen.

De partijen hebben het daarom passend geacht dat het Douanecomité een aanbeveling formuleert overeenkomstig artikel 6.16, lid 5, van de overeenkomst.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Douanecomité is gebaseerd op de aan dit besluit gehechte ontwerpaanbeveling van het Douanecomité.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 1 .

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

De beoogde handeling zal overeenkomstig artikel 6.16, lid 5, van de overeenkomst volkenrechtelijk bindend zijn. Zij zal worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde aanbeveling hebben in de eerste plaats betrekking op de gemeenschappelijke handelspolitiek.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

De door het Douanecomité geformuleerde aanbeveling wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-reeks.