Toelichting bij COM(2020)429 - Standpunt EU in de Associatieraad EU-Midden-Amerika t.a.v. wijziging van aanhangsel 2 en de toelichting bij de art. 15, 16, 19, 20, 30 van bijlage II bij de overeenkomst

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit van de Raad tot bepaling van het namens de Europese Unie in de Associatieraad EU-Midden-Amerika in te nemen standpunt in verband met de beoogde vaststelling van twee besluiten van de Associatieraad die is ingesteld bij de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Midden-Amerika, anderzijds (hierna “de overeenkomst” genoemd).

Die besluiten betreffen enerzijds de actualisering in het geharmoniseerde systeem van 2012 en 2017 van de in aanhangsel 2 van bijlage II betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking (“bijlage II") bij de overeenkomst opgenomen lijst van oorsprongverlenende be- of verwerkingen van niet-oorsprongsmaterialen (“productspecifieke regels”), en anderzijds een toelichting op de bepalingen van die bijlage II.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De associatieovereenkomst tussen de EU en Midden-Amerika

De overeenkomst beoogt de bilaterale handel tussen de EU en Midden-Amerika te intensiveren en zodoende het proces van regionale integratie tussen de landen van de regio te versterken. De overeenkomst is voorlopig van toepassing, sinds 1 augustus 2013 met Honduras, Nicaragua en Panama, sinds 1 oktober 2013 met Costa Rica en El Salvador, en sinds 1 december 2013 met Guatemala.

2.2.De Associatieraad

De Associatieraad houdt toezicht op de verwezenlijking van de doelstellingen en op de uitvoering van de overeenkomst. Hij spreekt zich uit over belangrijke vraagstukken die zich voordoen in het kader van de overeenkomst en over andere bilaterale, multilaterale of internationale vraagstukken van gemeenschappelijk belang, alsook over voorstellen en aanbevelingen van de partijen ter verbetering van de in het kader van de overeenkomst aangeknoopte betrekkingen. De Associatieraad neemt besluiten en doet aanbevelingen in onderling overleg tussen de partijen. Na voorbereidende werkzaamheden beveelt het Subcomité douane, handelsbevordering en oorsprongsregels de Associatieraad aan zijn goedkeuring daaraan te hechten.

2.3.De beoogde handelingen van de Associatieraad

De Associatieraad moet twee handelingen vaststellen:

1.

Besluit tot vervanging van aanhangsel 2 van bijlage II


De wijziging van aanhangsel 2 van bijlage II heeft ten doel de “productspecifieke” oorsprongsregels in overeenstemming te brengen met de versies van 2012 en 2017 van het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen (GS) 1 .

2.

Besluit betreffende de toelichting op de artikelen 15, 16, 19, 20 en 30 van bijlage II


Die toelichting omvat het invullen van het bewijs van oorsprong, het zogenoemde certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, en de behandeling van fouten en vergissingen inzake dat certificaat. Er worden ook richtsnoeren verstrekt inzake factuurverklaringen waarmee een toegelaten exporteur zelf het bewijs van oorsprong certificeert, vergunningen voor en het toezicht op toegelaten exporteurs, en de grenswaarde waaronder alle exporteurs een factuurverklaring mogen opstellen.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

De voorgestelde maatregel heeft betrekking op twee aspecten van bijlage II.

3.

Actualisering van de productspecifieke oorsprongsregels in overeenstemming met de GS 2012 en 2017


De lijst van oorsprongverlenende be- of verwerkingen van niet-oorsprongsmaterialen is in aanhangsel 2 van bijlage II opgenomen. Deze productspecifieke regels zijn gebaseerd op het geharmoniseerd systeem (GS) 2007 voor de indeling van goederen, dat thans achterhaald is vanwege actualiseringen in 2012 en 2017. Deze maatregel heeft betrekking op die actualiseringen.

Midden-Amerika en de Europese Unie kwamen voorlopig overeen de productspecifieke regels te actualiseren door ze met het GS 2012 in overeenstemming te brengen. Bij Besluit (EU) 2016/1336 van de Raad van 18 juli 2016 was overeenstemming bereikt over het door de EU in te nemen standpunt ten aanzien van deze actualiseringen. Aangezien dit besluit van de Raad werd vastgesteld na de bijeenkomst van het Associatiecomité van 23 juni 2016 en de voor het GS van 2017 vereiste actualisering naderde, werd overeengekomen om de aandacht te richten op een akkoord over de aanneming van de wijzigingen voor zowel de GS 2012 als die van 2017.

Na de bijeenkomst van het EU-Midden-Amerika-Subcomité douane, handelsbevordering en oorsprongsregels op 18 en 19 juni 2019 in Guatemala en de daaropvolgende briefwisseling is overeenstemming bereikt om de productspecifieke regels te actualiseren in overeenstemming met de GS 2012 en 2017.

4.

Toelichting


In artikel 37 van bijlage II is bepaald dat de partijen in het Subcomité douane, handelsbevordering en oorsprongsregels een toelichting over de interpretatie, toepassing en administratie van bijlage II zullen opstellen en de Associatieraad zullen aanbevelen deze toelichting goed te keuren. Deze maatregel heeft betrekking op de vaststelling van een toelichting.

Het EU-Midden-Amerika-Subcomité douane, handelsbevordering en oorsprongsregels is op 1 en 2 juni 2015 in Brussel bijeengekomen en heeft een toelichting opgesteld. Deze omvat richtsnoeren voor de toepassing van artikel 15 van bijlage II betreffende de afgifte en de invulling van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1, die kunnen worden gebruikt als bewijs van oorsprong. Bij Besluit (EU) 2016/1001 van de Raad van 20 juni 2016 was overeenstemming bereikt over het standpunt van de EU ten aanzien van die toelichting.

Het Associatiecomité kon tijdens zijn vergadering van 23 juni 2016 in Honduras echter geen overeenstemming bereiken zonder dat ook nadere richtsnoeren werden opgenomen, hoofdzakelijk betreffende de weigering van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1. Het EU-Midden-Amerika-Subcomité douane, handelsbevordering en oorsprongsregels heeft zijn werkzaamheden voortgezet tijdens zijn daaropvolgende vergaderingen in 2017, 2018 en 2019, om ditmaal overeenstemming over een bijgewerkte toelichting te bereiken.

De toelichting bevat nu richtsnoeren inzake de technische redenen voor het weigeren van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en van preferentiële behandeling zonder verificatie. Er worden ook richtsnoeren verstrekt voor de toepassing van de bepalingen inzake factuurverklaringen, voor de basis voor de toepassing van de grenswaarde waaronder alle exporteurs een factuurverklaring mogen opstellen, en voor vergunningen voor en het toezicht op toegelaten exporteurs.

5.

Een enkel besluit van de Raad betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt


Het voorgestelde besluit van de Raad betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Associatieraad EU-Midden-Amerika ten aanzien van de wijzigingen aan aanhangsel 2 en de toelichting bij bijlage II zal Besluit (EU) 2016/1336 van de Raad van 18 juli 2016 en Besluit (EU) 2016/1001 van de Raad van 20 juni 2016, die achterhaald zijn, respectievelijk intrekken en vervangen.

Het is een goede praktijk van de EU om de productspecifieke regels te actualiseren in overeenstemming met de vijfjaarlijkse bijwerkingen in het geharmoniseerde systeem. De toelichting is in overeenstemming met de toelichtingen in de vrijhandelsovereenkomsten tussen de Europese Unie en Chili en Mexico en de toelichting in de pan-Euro-mediterrane protocollen betreffende de oorsprongsregels.

Het voorstel heeft betrekking op de uitvoering van een preferentiële handelsovereenkomst die is gesloten als onderdeel van de gemeenschappelijke handelspolitiek, waarvoor de Unie exclusief bevoegd is.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

6.

4.1.1.Beginselen


Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van 'de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst'.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 2 .

7.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


De Associatieraad is een lichaam dat is ingesteld krachtens een overeenkomst, namelijk de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Midden-Amerika, anderzijds.

De door de Associatieraad vast te stellen handeling, in dit geval een besluit, is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling is verbindend krachtens internationaal recht, overeenkomstig artikel 6 van de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Midden-Amerika.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

8.

4.2.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

9.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval


De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op het gemeenschappelijk handelsbeleid van de Unie.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien de handeling van de Associatieraad aanhangsel 2 zullen wijzigen en de uitvoering van bijlage II van de overeenkomst zullen ondersteunen, is het passend dat die na vaststelling ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt.