Toelichting bij COM(2020)435 - Machtiging Duitsland overeenkomstig Richtlijn 2003/96 een verlaagd belastingtarief toe te passen op stroom die rechtstreeks wordt geleverd aan afgemeerde schepen in een haven

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De belastingheffing van energieproducten en elektriciteit in de Unie is geregeld bij Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit 1 (hierna “de energiebelastingrichtlijn” of “de richtlijn” genoemd).

Behalve op grond van met name de artikelen 5, 15 en 17 kan de Raad ook uit hoofde van artikel 19, lid 1, van de richtlijn op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen besluiten dat een lidstaat uit specifieke beleidsoverwegingen wordt gemachtigd om verdere belastingvrijstellingen of -verlagingen in te voeren.

Krachtens Uitvoeringsbesluit 2014/722/EU van de Raad van 14 oktober 2014 2 (voorafgegaan door Uitvoeringsbesluit 2011/445/EU van de Raad van 12 juli 2011 3 ) is Duitsland reeds gemachtigd een verlaagd tarief van elektriciteitsbelasting toe te passen op stroom die rechtstreeks wordt geleverd aan schepen, met uitzondering van particuliere pleziervaartuigen 4 , die op een ligplaats in een haven zijn afgemeerd (“walstroom”).

Dit voorstel strekt ertoe de door Duitsland gevraagde machtiging te verlengen, aangezien de huidige derogatie op 16 juli 2020 verstrijkt.

Bij brief van 29 januari 2020 hebben de Duitse autoriteiten de Commissie in kennis gesteld van hun voornemen de huidige maatregel te verlengen tot en met 31 december 2025. Bij schrijven van 30 april 2020 zijn aanvullende inlichtingen verstrekt.

Duitsland verzoekt om verlenging van de machtiging om een verlaagd belastingtarief van 0,50 EUR per MWh toe te passen, gelijk aan het in de richtlijn vastgestelde minimumbelastingtarief voor elektriciteit voor zakelijk gebruik, voor walstroomvoorziening aan vaartuigen 5 die uitsluitend voor commerciële doeleinden (inclusief visserij) in de zeeën en de binnenwateren van de Unie actief zijn 6 .

De verzochte geldigheidsduur loopt van 17 juli 2020 tot en met 31 december 2025, aansluitend op de bestaande derogatie en binnen de in artikel 19 van de energiebelastingrichtlijn vastgestelde maximumtermijn.

Deze verlaging beoogt een economische stimulans te blijven bieden aan de invoering en het gebruik van walstroom om zo de luchtvervuiling in havensteden terug te dringen, de lokale luchtkwaliteit te verbeteren en de geluidsoverlast te beperken, ten behoeve van de gezondheid van de inwoners.

Met deze maatregel wil Duitsland ook de impact van de scheepvaart op het milieu verminderen.

Met de gevraagde maatregel wil Duitsland een impuls blijven geven aan het gebruik van walstroom, dat wordt beschouwd als een minder vervuilend alternatief voor elektriciteit, opgewekt aan boord van schepen die op een ligplaats in een haven zijn afgemeerd. Zoals in het verzoek is aangegeven, bedraagt het normale tarief van elektriciteitsbelasting in Duitsland 20,50 EUR per MWh. Het belastingvoordeel bedraagt momenteel 20,00 EUR per MWh. Dit betekent dat de begunstigden het toepasselijke EU-minimumbelastingniveau voor elektriciteit in het kader van de energiebelastingrichtlijn van 0,50 EUR per MWh (als bepaald in artikel 10, lid 1, en bijlage I.C. bij de richtlijn, voor zakelijk gebruik) in rekening wordt gebracht. Duitsland kent het belastingvoordeel zowel als verlaagd belastingtarief bij levering (waarvoor toestemming is vereist) of als belastingteruggave toe.

Daartegenover moeten de lidstaten overeenkomstig artikel 14, lid 1, onder c), van de energiebelastingrichtlijn vrijstelling verlenen voor energieproducten die worden gebruikt om elektriciteit op te wekken aan boord van schepen die op een ligplaats in een haven zijn afgemeerd. Zij kunnen dat ook doen, overeenkomstig artikel 15, lid 1, onder f), van de richtlijn, voor elektriciteit die wordt opgewekt aan boord van schepen voor de binnenwateren. Duitsland heeft de omzetting van deze laatste optionele vrijstelling bevestigd.

Volgens de Duitse autoriteiten geldt de belastingverlaging voor alle schepen, met uitzondering van particuliere pleziervaartuigen, dat wil zeggen voor alle schepen in de commerciële vaart, ongeacht hun omvang of de vlag die zij voeren. Schepen zijn evenwel niet verplicht om walstroom te gebruiken.

Zoals in het verzoek is aangegeven, is het aantal begunstigden sinds de inwerkingtreding van de regeling in 2011 aanzienlijk toegenomen; in de binnenvaartsector kunnen bijna alle schepen walstroom kopen; in de maritieme sector zijn er momenteel zeer weinig installaties, die niet voor eilandveerboten zijn bestemd. Zo zijn er, volgens de beschikbare gegevens, in de binnenwateren 454 installaties in bedrijf, 385 installaties gepland, en is er potentieel voor 115 extra installaties. In de zeehavens zijn er 240 installaties in bedrijf (waarvan 237 voor eilandveerboten), 30 geplande installaties (voornamelijk voor cruiseschepen en containerschepen), en is er potentieel voor 32 extra installaties.

Als raming van de aftrekregelingen uit de maatregel hebben de Duitse autoriteiten het verlies aan belastinginkomsten berekend op basis van de voor het voordeel verbruikte hoeveelheid elektriciteit en het bedrag van het voordeel. De belastingvermindering bedraagt momenteel 20,00 EUR per MWh (het normale belastingtarief bedraagt, zoals eerder vermeld, 20,50 EUR per MWh). In 2019 is in havens 79 302 MWh aan walstroom afgenomen. Rekening houdend met de belastingvermindering, betekent dit een verlies aan belastinginkomsten voor 2019 ten belope van 1,586 miljoen EUR. Aannemend dat het gebruik van walstroom in de toekomst zal toenemen vanwege de steunmaatregelen, wordt voor de komende jaren een verlies van 2 miljoen EUR per jaar verwacht.

Duitsland heeft gevraagd de machtiging te verkrijgen met ingang van 17 juli 2020, zonder onderbreking van de huidige derogatie, tot en met 31 december 2025, en binnen de in artikel 19, lid 2, van de richtlijn gestelde maximumtermijn.

Met de belastingverlaging wil Duitsland een impuls geven aan scheepsexploitanten om gebruik te maken van walstroomvoorzieningen, teneinde emissies in de lucht, geluidsoverlast van de verbranding van brandstoffen door afgemeerde schepen, en CO2-emissies te beperken. Met het verlaagde belastingtarief zou walstroom beter kunnen concurreren met bunkerbrandstoffen, die zijn vrijgesteld.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

De belastingheffing van elektriciteit is geregeld bij Richtlijn 2003/96/EG, meer bepaald artikel 10. Krachtens artikel 14, lid 1, onder c), moeten de lidstaten vrijstelling van belasting verlenen voor elektriciteit die aan boord van een vaartuig wordt opgewekt. De artikelen 5, 15 en 17 bieden de lidstaten de mogelijkheid om de belasting voor bepaalde vormen van gebruik van elektriciteit te differentiëren, daaronder begrepen de belasting te verlagen of vrijstelling te verlenen. Als zodanig voorzien deze bepalingen evenwel niet in de mogelijkheid om walstroom lager te belasten.

Volgens de Duitse autoriteiten vormt een dergelijke maatregel staatssteun, die valt onder de desbetreffende EU-wetgeving; in het bijzonder werd de regeling passend geacht en aangemeld op grond van artikel 25 van Verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie 7 , die nu is vervangen door Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie 8 , zoals hieronder nader uiteengezet.

1.

Bepalingen van de energiebelastingrichtlijn


Artikel 19, lid 1, eerste alinea, van de richtlijn luidt als volgt:

Naast de bepalingen van de voorgaande artikelen, met name de artikelen 5, 15 en 17, kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen besluiten dat een lidstaat uit specifieke beleidsoverwegingen wordt gemachtigd verdere vrijstellingen of verlagingen in te voeren.

Met de belastingvermindering in kwestie willen de Duitse autoriteiten een impuls blijven geven aan een minder milieubelastende manier om schepen die op een ligplaats in een haven zijn afgemeerd, van stroom te voorzien, teneinde de lokale luchtkwaliteit te verbeteren en geluidsoverlast te beperken. De Commissie heeft het gebruik van walstroom al aanbevolen als een alternatief voor de opwekking van stroom aan boord van afgemeerde schepen, en zodoende ook de voordelen voor het milieu erkend 9 . Momenteel bedraagt het normale tarief voor elektriciteitsbelasting 20,50 EUR per MWh; het belastingvoordeel bedraagt momenteel 20,00 EUR per MWh. Begunstigden wordt het EU-minimumbelastingniveau voor elektriciteit in het kader van de energiebelastingrichtlijn van 0,50 EUR per MWh in rekening gebracht, en dit kan de genoemde beleidsdoelstelling derhalve blijven bevorderen.

Er kan worden overwogen om in een gunstige fiscale behandeling van walstroom te voorzien op basis van artikel 19 van de richtlijn; dat artikel strekt er namelijk toe de lidstaten de mogelijkheid te geven uit specifieke beleidsoverwegingen verdere vrijstellingen of verlagingen in te voeren.

Duitsland heeft gevraagd de maatregel toe te passen gedurende vrijwel de maximumtermijn waarin artikel 19, lid 2, voorziet, namelijk zes jaar. In principe moet de toepassingsduur van de derogatie lang genoeg zijn om te vermijden dat havenbeheerders en elektriciteitsleveranciers ervan worden weerhouden de nodige investeringen in walstroomvoorzieningen te blijven verrichten, of beginnen te verrichten. Deze termijn biedt tegelijkertijd scheepsexploitanten de grootst mogelijke rechtszekerheid om investeringen voor uitrusting aan boord te plannen.

Dit laat onverlet dat de derogatie toekomstige ontwikkelingen van het bestaande rechtskader niet mag ondergraven, en dat er rekening moet worden gehouden met de aanstaande herziening van de energiebelastingrichtlijn en een mogelijk besluit van de Raad op basis van een voorstel van de Commissie tot wijziging van die richtlijn. Deze herziening volgt op de evaluatie van de energiebelastingrichtlijn 10 en de Conclusies van de Raad over het EU-kader voor energiebelastingen van 28 november 2019 11 . In zijn conclusies verzocht de Raad de Commissie mogelijke opties te bestuderen en te evalueren om te gepasten tijde een voorstel tot herziening van de energiebelastingrichtlijn uit te brengen; en vroeg hij de Commissie in het bijzonder aandacht te besteden aan het toepassingsgebied van de richtlijn, minimumtarieven en specifieke belastingverlagingen en -vrijstellingen.

In deze omstandigheden lijkt het weliswaar passend de machtiging te verlenen voor de gevraagde termijn, maar de geldigheid van de derogatie moet afhankelijk worden gesteld van de inwerkingtreding van algemene bepalingen ter zake op een tijdstip vóór eind 2025.

Bovendien hebben de Duitse autoriteiten benadrukt dat aanvullende maatregelen (zoals de verlaging van andere elektriciteitscomponenten, de vaste leveringskosten, investeringen in walstroomvoorzieningen en regelgevingsmaatregelen) nodig zijn om de randvoorwaarden voor het gebruik van walstroom in havens te verbeteren.

2.

Regels inzake staatssteun


Het door de Duitse autoriteiten voorgestelde verlaagde belastingtarief van 0,50 EUR per MWh is in overeenstemming met het in artikel 10 van Richtlijn 2003/96/EG bedoelde minimumbelastingniveau voor elektriciteit voor zakelijk gebruik. De Duitse autoriteiten voeren aan dat de regeling passend werd geacht krachtens artikel 25 van Verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie 12 (oude versie van de algemene groepsvrijstellingsverordening, of AGVV). Zoals in het verzoek is aangegeven, is de bestaande regeling op 11 november 2014 bij de Commissie aangemeld krachtens het genoemde artikel 25 AGVV (oude versie). Die bepaling is thans vervangen door artikel 44 van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie 13 , waarin is bepaald onder welke voorwaarden steun in de vorm van kortingen op milieubelastingen krachtens Richtlijn 2003/96/EG kan worden vrijgesteld van de verplichte melding van staatssteun. Dit voorstel laat een beoordeling van de maatregel door de Commissie op grond van staatssteunregels onverlet. Verder doet het voorstel voor een uitvoeringsbesluit van de Raad geen afbreuk aan de verplichting van de lidstaat om ervoor te zorgen dat de staatssteunregels in acht worden genomen, met inbegrip van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

3.

Beleid inzake milieu en klimaatverandering


De gevraagde maatregel heeft hoofdzakelijk betrekking op het beleid inzake milieu en klimaatverandering van de EU. Voor zover de maatregel de verbranding van bunkerbrandstoffen aan boord van schepen in havens helpt te beperken, zal deze daadwerkelijk bijdragen tot de beoogde verbetering van de lokale luchtkwaliteit en beperking van geluidsoverlast. Krachtens Richtlijn 2008/50/EG betreffende de luchtkwaliteit 14 moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de niveaus van verschillende luchtverontreinigende stoffen de in de richtlijn vastgestelde grenswaarden, streefwaarden en andere luchtkwaliteitsnormen niet overschrijden. Dit noopt hen ertoe oplossingen te vinden voor problemen zoals emissies van schepen die op een ligplaats in een haven zijn afgemeerd (voor zover deze zich voordoen), en het is niet ondenkbaar dat in havens waar deze problemen zich voordoen, het gebruik van walstroom verder zal worden gestimuleerd als onderdeel van de overkoepelende luchtkwaliteitstrategie. Het gebruik van walstroom wordt ook aangemoedigd krachtens Richtlijn (EU) 2016/802 15 , waarin het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen is geregeld.

Naar verwachting zal de maatregel ook de CO2-emissies beperken, in die zin dat de elektriciteitsmix van het walnet minder koolstofintensief is dan de stroom die aan boord wordt opgewekt door de verbranding van bunkerbrandstoffen, dankzij de hogere systeemefficiency en de andere brandstoffen die worden gebruikt. In dit opzicht wijzen de Duitse autoriteiten erop dat, waar de feitelijke besparing van CO2-emissies afhangt van de kwaliteit van de gebruikte elektriciteit, de geraamde besparingen in de Duitse elektriciteitsmix ongeveer 30 % zouden bedragen, en dat dit percentage in de toekomst zal stijgen. Bovendien verwachten de Duitse autoriteiten dat de plaatselijke uitstoot van luchtverontreinigende stoffen (NOx, SOx, PM10, PM2,5) van aan boord opgewekte elektriciteit volledig zou kunnen verdwijnen door het gebruik van walstroom; geluidshinder zou ook sterk kunnen worden verminderd.

Volgens de Duitse autoriteiten genereren scheepsmotoren ongeveer de volgende emissies voor elektriciteitsproductie per kWh, die derhalve met elk kWh walstroom kunnen worden verminderd:

Vaartuigtypeg

CO2/kWh
g

NOx/kWh
g

SOx/kWh
g

PM/kWh
Containerschip64012,00,390,19
Gas-/olie-/chemicaliëntanker70412,50,430,18
Vrachtschip voor droge bulk69913,00,430,18
Conventioneel multifunctioneel vaartuig69214,10,420,18
Cruiseschip67912,00,410,18
Ander zeeschip7370,450,18
Binnenschip7218,10,040,15
Havenvaartuig7260,040,15


2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 19 van Richtlijn 2003/96/EG van de Raad.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het onder artikel 113 VWEU vallende gebied van de indirecte belastingen ressorteert als zodanig niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie in de zin van artikel 3 VWEU.

Op grond van artikel 19 van Richtlijn 2003/96/EG heeft de Raad evenwel, via afgeleid recht, een exclusieve bevoegdheid gekregen om een lidstaat te machtigen verdere vrijstellingen of verlagingen in de zin van dat artikel in te voeren. De lidstaten kunnen derhalve niet in de plaats van de Raad treden. Bijgevolg is het subsidiariteitsbeginsel niet van toepassing op het onderhavige uitvoeringsbesluit. Aangezien deze handeling niet een ontwerp van wetgevingshandeling is, dient het hoe dan ook niet te worden toegezonden aan de nationale parlementen overeenkomstig protocol nr. 2 bij de Verdragen ter beoordeling van de naleving van het subsidiariteitsbeginsel.

Evenredigheid

Het evenredigheidsbeginsel wordt door het voorstel in acht genomen. De belastingverlaging gaat niet verder dan wat nodig is om het gestelde doel te bereiken.

Keuze van het instrument

Het voorgestelde instrument is een uitvoeringsbesluit van de Raad. Artikel 19 van Richtlijn 2003/96/EG voorziet uitsluitend in dit soort maatregel.

3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

De maatregel vereist geen evaluatie van bestaande wetgeving.

Raadpleging van belanghebbenden

Dit voorstel is gebaseerd op een verzoek van Duitsland en heeft uitsluitend betrekking op deze lidstaat.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling

Dit voorstel betreft een machtiging van een afzonderlijke lidstaat op diens eigen verzoek en vereist geen effectbeoordeling.

Zoals eerder vermeld, blijkt evenwel uit de door Duitsland verstrekte informatie dat de maatregel slechts beperkte gevolgen zal hebben voor de belastinginkomsten en dat het belastingtarief voor walstroom nog steeds hoger zal liggen dan het in Richtlijn 2003/96/EG vastgestelde minimumbelastingniveau. Duitsland verwacht dat de maatregel positief zal bijdragen tot de verwezenlijking van zijn milieudoelstellingen en met name tot de verbetering van de lokale luchtkwaliteit en tot minder geluidsoverlast in havensteden.

Meer in detail wordt volgens de Duitse autoriteiten een verlies 2 miljoen EUR per jaar voor de komende jaren geraamd ten gevolge van de aftrekregelingen uit de maatregel.

De milieuvoordelen kunnen echter aanzienlijk zijn. De Duitse autoriteiten wijzen erop dat, waar de feitelijke besparing van CO2-emissies afhangt van de kwaliteit van de gebruikte elektriciteit, de geraamde besparingen in de Duitse elektriciteitsmix ongeveer 30 % zouden bedragen, en dat dit percentage in de toekomst zal stijgen. Bovendien verwachten de Duitse autoriteiten dat de plaatselijke uitstoot van luchtverontreinigende stoffen (NOx, SOx, PM10, PM2,5) van aan boord opgewekte elektriciteit volledig zou kunnen verdwijnen door het gebruik van walstroom; geluidshinder zou ook sterk kunnen worden verminderd.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

De maatregel voorziet niet in een vereenvoudiging. Deze vloeit voort uit een verzoek van Duitsland en heeft uitsluitend betrekking op deze lidstaat.

Grondrechten

De maatregel heeft geen gevolgen voor de grondrechten.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De maatregel leidt niet tot financiële of administratieve lasten voor de Unie. Het voorstel heeft daarom geen gevolgen voor de begroting van de Unie.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Er is geen uitvoeringsplan nodig. Dit voorstel betreft een machtiging voor een belastingverlaging, gericht tot een afzonderlijke lidstaat, op diens eigen verzoek. Deze geldt voor een beperkte periode, tot en met 31 december 2025. Het toegepaste belastingtarief zal gelijk zijn aan het in de energiebelastingrichtlijn vastgestelde minimumbelastingniveau. De maatregel kan worden geëvalueerd indien er na de geldigheidsduur een verzoek om verlenging wordt ingediend.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Het voorstel vereist geen toelichtende stukken over de omzetting.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 bepaalt dat Duitsland wordt gemachtigd een verlaagd tarief van elektriciteitsbelasting toe te passen op stroom die rechtstreeks wordt geleverd aan schepen, met uitzondering van particuliere pleziervaartuigen, die op een ligplaats in een haven zijn afgemeerd (“walstroom”). Dit tarief mag niet lager zijn dan 0,50 EUR per MWh, dat wil zeggen het in de richtlijn vastgestelde minimumbelastingniveau voor elektriciteit voor zakelijk gebruik. Het verlaagde tarief zal niet gelden voor de levering van stroom aan particuliere pleziervaartuigen zoals omschreven in artikel 14, lid 1, onder c), tweede alinea, van Richtlijn 2003/96/EG.

Artikel 2 bepaalt dat de gevraagde machtiging wordt verleend met ingang van 17 juli 2020, aansluitend op het huidige Uitvoeringsbesluit 2014/722/EU van de Raad, tot en met 31 december 2025, binnen de door de richtlijn toegestane maximumtermijn van 6 jaar, zoals door Duitsland gevraagd.