Toelichting bij COM(2020)438 - Standpunt EU in de vergaderingen van de partijen bij de Overeenkomst ter voorkoming van ongereglementeerde visserij op volle zee in de centrale Noordelijke IJszee

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de vergaderingen van de partijen bij de Overeenkomst ter voorkoming van ongereglementeerde visserij op volle zee in de centrale Noordelijke IJszee in verband met de beoogde vaststelling van instandhoudings- en beheersmaatregelen.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De Overeenkomst ter voorkoming van ongereglementeerde visserij op volle zee in de centrale Noordelijke IJszee

Het doel van de Overeenkomst ter voorkoming van ongereglementeerde visserij op volle zee in de centrale Noordelijke IJszee (hierna “de overeenkomst” genoemd) bestaat erin ongereglementeerde visserij in de volle zee van de centrale Noordelijke IJszee te voorkomen door voorzorgsmaatregelen op het vlak van instandhouding en beheer toe te passen in het kader van een langetermijnstrategie, teneinde mariene ecosystemen gezond te houden en de instandhouding en de duurzame bevissing van de visbestanden te verzekeren. Naar verwachting treedt de overeenkomst later dit jaar in werking.

De Unie is partij bij de overeenkomst 1 .

2.2.De vergadering van de partijen

De vergadering van de partijen is het besluitvormingsorgaan in het kader van de overeenkomst, dat om de twee jaar, of zo het daartoe besluit, frequenter bijeenkomt. Besluiten over procedurekwesties worden bij meerderheid genomen en besluiten over inhoudelijke kwesties worden bij consensus genomen. De Unie heeft inspraak en stemrechten.

2.3.Door de vergadering van de partijen genomen besluiten

De vergadering van de partijen is bevoegd voor de vaststelling van instandhoudings- en beheersmaatregelen die bindend zijn voor de overeenkomstsluitende partijen.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Voorgesteld wordt het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de vergaderingen van de partijen, vast te stellen volgens een tweeledige aanpak. In een besluit van de Raad zullen de leidende beginselen en de richtsnoeren voor het standpunt van de Unie voor meerdere jaren worden vastgelegd, waarna het standpunt voor elke vergadering wordt aangepast via non-papers van de Commissie, die in de Raadsgroep worden besproken.

Dit is de aanpak die momenteel ook bij de regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s) wordt gevolgd met betrekking tot het standpunt dat namens de Unie in die vergaderingen moet worden ingenomen.

In dit besluit zijn de beginselen en richtsnoeren van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), zoals vastgesteld in Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad 2 , opgenomen, met inachtneming van de doelstellingen van de mededeling van de Commissie inzake de externe dimensie van het GVB 3 . Dit besluit houdt ook rekening met de conclusies van de Raad over oceanen en zeeën, met inbegrip van het noordpoolgebied 4 , de gezamenlijke mededeling van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie over “Een geïntegreerd EU-beleid voor het noordpoolgebied” 5 en de conclusies van de Raad 6 over de gezamenlijke mededeling van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie over “Internationale oceaangovernance: een agenda voor de toekomst van onze oceanen” 7 .

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 8 .

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

De vergadering van de partijen is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, te weten de Overeenkomst ter voorkoming van ongereglementeerde visserij op volle zee in de centrale Noordelijke IJszee.

De door de vergadering van de partijen vast te stellen handelingen zijn handelingen met rechtsgevolgen. De beoogde handelingen van de vergadering van de partijen zullen volkenrechtelijk bindend zijn en kunnen beslissende invloed hebben op de inhoud van de EU-regelgeving, te weten:

·Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen 9 ;

·Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen 10 , en

·Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten 11 .

De beoogde handelingen strekken niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de visserij. Verordening (EU) nr. 1380/2013 vormt de rechtsgrondslag voor de beginselen die in dit standpunt moeten worden weerspiegeld.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 43, lid 2, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 43, lid 2, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.