Toelichting bij COM(2020)568 - Tijdelijke afwijking van de Richtlijn over nummeronafhankelijke communicatiedienstenverwerking t.b.v. de bestrijding van online seksueel misbruik van kinderen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Doelstellingen van het voorstel

Richtlijn 2002/58/EG (de „e-privacyrichtlijn”) 1 waarborgt de bescherming van het privéleven en de vertrouwelijkheid van communicatie en persoonsgegevens in de sector elektronische communicatie. Het geeft uitvoering aan de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (“het handvest”) in het afgeleide recht van de Unie.

Op 21 december 2020 zal het Europees wetboek voor elektronische communicatie 2 in werking treden en zal de definitie van elektronische-communicatiediensten worden vervangen door een nieuwe definitie die nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiedienst omvat. Vanaf die datum vallen deze diensten dus onder de e-privacyrichtlijn, die gebruikmaakt van de definitie van het wetboek voor elektronische communicatie. Deze wijziging betreft communicatiediensten zoals webmail, berichtendiensten en internettelefonie.

Sommige aanbieders van nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten maken al gebruik van specifieke technologieën om seksueel misbruik van kinderen op hun diensten op te sporen en te melden aan rechtshandhavingsinstanties en organisaties die in het algemeen belang optreden tegen seksueel misbruik van kinderen, en/of om materiaal betreffende seksueel misbruik van kinderen te verwijderen. Deze organisaties zijn nationale hotlines voor het melden van materiaal betreffende seksueel misbruik van kinderen alsook organisaties die tot doel hebben seksuele uitbuiting en mishandeling van kinderen tegen te gaan. Deze kunnen zowel in de EU als in derde landen gevestigd zijn.

Seksueel misbruik van kinderen is een bijzonder ernstig misdrijf met verstrekkende en ernstige levenslange gevolgen voor de slachtoffers. Door kinderen schade te berokkenen, veroorzaken deze misdrijven op lange termijn ook aanzienlijke maatschappelijke schade. De bestrijding van seksueel misbruik van kinderen is een prioriteit voor de EU. Op 24 juli 2020 heeft de Europese Commissie een EU-strategie voor een doeltreffender bestrijding van seksueel misbruik van kinderen goedgekeurd 3 , die erop gericht is op EU-niveau een doeltreffende aanpak te bieden van misdrijven op het vlak van seksueel misbruik van kinderen. De Commissie heeft aankondigde dat zij de nodige wetgeving zal voorstellen om seksueel misbruik van kinderen online doeltreffend te bestrijden. Zij zal onder meer uiterlijk in het tweede kwartaal van 2021 wetgeving voorstellen om relevante aanbieders van onlinediensten te verplichten om bekend materiaal betreffende seksueel misbruik van kinderen op te sporen en dat materiaal aan de overheidsinstanties te melden. De aangekondigde wetgeving heeft tot doel deze verordening te vervangen door verplichte maatregelen in te voeren om seksueel misbruik van kinderen op te sporen en te melden teneinde meer duidelijkheid en zekerheid te scheppen voor het werk van zowel rechtshandhavingsinstanties als relevante actoren in de particuliere sector betreffende de bestrijding van onlinemisbruik, met inachtneming van de grondrechten van de gebruikers, met inbegrip van met name het recht op vrijheid van mening en meningsuiting, de bescherming van persoonsgegevens en privacy, waarbij wordt voorzien in mechanismen om verantwoordingsplicht en transparantie te waarborgen.

De aanbieders van elektronische-communicatiediensten moeten voldoen aan de verplichting van de e-privacyrichtlijn om de vertrouwelijkheid van communicatie en de voorwaarden voor de verwerking van communicatiegegevens te eerbiedigen. De huidige praktijken van sommige nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten betreffende de opsporing van online seksueel misbruik van kinderen zouden in strijd kunnen zijn met een aantal bepalingen van de e-privacyrichtlijn. De e-privacyrichtlijn bevat geen expliciete rechtsgrondslag voor de vrijwillige verwerking van inhoud of verkeersgegevens met het oog op het opsporen van online seksueel misbruik van kinderen. Voor de diensten die onder het toepassingsgebied van de e-privacyrichtlijn vallen, kunnen aanbieders derhalve alleen dergelijke maatregelen blijven toepassen indien de lidstaten wettelijke maatregelen vaststellen die gerechtvaardigd zijn op grond van artikel 15 van die richtlijn en die voldoen aan de vereisten van de desbetreffende bepaling. Bij ontstentenis van dergelijke nationale wetgevingsmaatregelen en in afwachting van de vaststelling van de langetermijnwetgeving die in de strategie van de Commissie van 24 juli 2020 is aangekondigd, zouden aanbieders van nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten geen rechtsgrondslag hebben om seksueel misbruik van kinderen op hun diensten te blijven opsporen. Deze vrijwillige activiteiten spelen een waardevolle rol bij de identificatie en het redden van slachtoffers en het beperken van de verdere verspreiding van materiaal betreffende seksueel misbruik van kinderen, en dragen tevens bij tot de identificatie van en het onderzoek naar daders alsmede tot de preventie van strafbare feiten in verband met seksueel misbruik van kinderen.

De Commissie acht het van essentieel belang onmiddellijk actie te ondernemen. Het onderhavige voorstel biedt daarom een beperkte en gerichte voorlopige wetgevende oplossing met als enig doel een tijdelijke en strikt beperkte afwijking te creëren van de toepasselijkheid van artikel 5, lid 1, en artikel 6 van de e-privacyrichtlijn, die de vertrouwelijkheid van communicatie en verkeersgegevens beschermen. Dit voorstel eerbiedigt de grondrechten, met inbegrip van het recht op privacy en de bescherming van persoonsgegevens, en stelt aanbieders van nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten in staat specifieke technologieën te blijven gebruiken en hun huidige activiteiten voort te zetten voor zover dat nodig is om online seksueel misbruik van kinderen op te sporen en te melden en materiaal betreffende seksueel misbruik van kinderen op hun diensten te verwijderen, in afwachting van de vaststelling van de aangekondigde langetermijnwetgeving. Vrijwillige inspanningen om het benaderen van kinderen voor seksuele doeleinden (“grooming”) op te sporen, moeten ook beperkt blijven tot het gebruik van bestaande, geavanceerde technologie die voldoet aan de vastgestelde waarborgen. Deze verordening moet tot december 2025 van toepassing zijn. Indien de aangekondigde langetermijnwetgeving vóór die datum wordt vastgesteld en in werking treedt, moet deze verordening worden ingetrokken.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De relevante rechtsgrondslagen zijn artikel 16 en artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Aangezien deze verordening voorziet in een tijdelijke afwijking van een aantal bepalingen van Richtlijn 2002/58/EG, die is vastgesteld op basis van artikel 95 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, is het passend deze verordening vast te stellen op basis van de overeenkomstige bepaling van artikel 114 VWEU. Bovendien hebben niet alle lidstaten overeenkomstig artikel 15, lid 1, van de e-privacyrichtlijn wetgevingsmaatregelen vastgesteld met betrekking tot het gebruik van technologieën door aanbieders van nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten ter bestrijding van online seksueel misbruik van kinderen, en brengt de vaststelling van dergelijke maatregelen een aanzienlijk risico op versnippering met zich mee, hetgeen waarschijnlijk negatieve gevolgen voor de interne markt heeft. Het is daarom passend deze verordening vast te stellen op basis van artikel 114 VWEU.

Artikel 16 VWEU voorziet in een specifieke rechtsgrondslag voor de vaststelling van voorschriften betreffende de bescherming van natuurlijke personen ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen van de Unie en door de lidstaten bij de uitoefening van activiteiten die binnen het toepassingsgebied van het recht van de Unie vallen, alsmede voorschriften betreffende het vrij verkeer van die gegevens. Aangezien elektronische communicatie waarbij een natuurlijke persoon betrokken is gewoonlijk als persoonsgegevens wordt aangemerkt, moet deze verordening ook op artikel 16 VWEU worden gebaseerd.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Volgens het subsidiariteitsbeginsel mag EU-actie alleen worden ondernomen als de beoogde doelstellingen niet door de lidstaten alleen kunnen worden verwezenlijkt. De EU moet optreden om ervoor te zorgen dat aanbieders van nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten in staat blijven om op vrijwillige basis online seksueel misbruik van kinderen op te sporen en te melden en materiaal betreffende seksueel misbruik van kinderen te verwijderen, en om te zorgen voor een uniform en samenhangend rechtskader voor de desbetreffende activiteiten op de gehele interne markt. Als de EU op dit gebied geen actie onderneemt, zou dat tot versnippering kunnen leiden indien de lidstaten uiteenlopende nationale wetgeving vaststellen. Bovendien zouden dergelijke nationale oplossingen hoogstwaarschijnlijk niet in alle lidstaten vóór 21 december 2020 kunnen worden vastgesteld. Daarnaast kan een EU-brede afwijking van de toepassing van de bepalingen van de e-privacyrichtlijn voor bepaalde verwerkingsactiviteiten alleen bij Uniewetgeving worden vastgesteld. Het doel kan dus niet op doeltreffende wijze worden bereikt als lidstaat alleen optreden en zelfs niet als zij gezamenlijk optreden.

Evenredigheid

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, zoals neergelegd in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, omdat het niet verder gaat dan wat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de vastgestelde doelstellingen. Er wordt een gerichte en tijdelijke afwijking ingevoerd voor bepaalde aspecten van wijzigingen in het huidige kader om ervoor te zorgen dat bepaalde maatregelen toegestaan blijven voor zover zij momenteel in overeenstemming zijn met het recht van de Unie. Dit voorstel omvat in het bijzonder een tijdelijke en strikt beperkte afwijking van de toepasbaarheid van artikel 5, lid 1, en artikel 6 van de e-privacyrichtlijn. Deze afwijking heeft uitsluitend tot doel aanbieders van nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten in staat te stellen specifieke technologieën te blijven gebruiken en hun huidige activiteiten voort te zetten voor zover dat nodig is om online seksueel misbruik van kinderen op te sporen en te melden en materiaal betreffende seksueel misbruik van kinderen op hun diensten te verwijderen, in afwachting van de vaststelling van de aangekondigde langetermijnwetgeving. Deze afwijking van het herziene toepassingsgebied van de e-privacyrichtlijn moet strikt worden geïnterpreteerd, met name omdat nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten wat betreft alle andere activiteiten onder de e-privacyrichtlijn blijven vallen. Het voorstel bevat derhalve waarborgen die ervoor zorgen dat onder de afwijking vallende technologieën voldoen aan de normen van de beste praktijken die momenteel worden toegepast, en beperkt daarmee de mate waarin wordt ingegrepen in de vertrouwelijkheid van communicatie alsmede het risico op omzeiling. De afwijking is beperkt tot technologieën die regelmatig door nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten worden gebruikt om vóór de inwerkingtreding van deze verordening online seksueel misbruik van kinderen op te sporen en te melden en materiaal betreffende seksueel misbruik van kinderen te verwijderen, en zorgt ervoor dat de soorten technologieën die worden gebruikt zo min mogelijk inbreuk maken op de privacy in overeenstemming met de stand van de techniek in de sector. De aanbieders moeten ook jaarverslagen over de uitgevoerde verwerking publiceren. De duur van de afwijking is beperkt tot een periode die strikt noodzakelijk is om langetermijnwetgeving vast te stellen.

Keuze van het instrument

De doelstellingen van het huidige voorstel kunnen het best door een verordening worden verwezenlijkt. Dit zal de rechtstreekse toepasselijkheid van de bepalingen waarborgen en zorgen voor een uniforme en samenhangende aanpak in de gehele interne markt. Dit is met name van belang omdat de maatregelen van bedrijven ter bestrijding van online seksueel misbruik van kinderen op uniforme wijze worden toegepast in hun hele dienst; uiteenlopende nationale omzettingsmaatregelen kunnen een ontmoedigend effect hebben op de voortzetting van de vrijwillige betrokkenheid. Bovendien lijkt alleen een verordening te kunnen voldoen aan de datum van 21 december voor de inwerkingtreding.


3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Niet van toepassing.

Raadpleging van belanghebbenden

Niet van toepassing.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Niet van toepassing.

Effectbeoordeling

Gezien de beleidsdoelstelling en het tijdsgevoelige karakter van de kwestie zijn er geen andere materieel verschillende beleidsopties beschikbaar en is een effectbeoordeling dus niet passend. Met de maatregel wordt met name beoogd een tijdelijke en strikt beperkte afwijking vast te stellen betreffende de toepasbaarheid van artikel 5, lid 1, en artikel 6 van de e-privacyrichtlijn om ervoor te zorgen dat aanbieders nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten vrijwillig specifieke technologieën kunnen blijven gebruiken om na 20 december 2020 online seksueel misbruik van kinderen op te sporen en te melden en materiaal betreffende seksueel misbruik van kinderen op hun diensten te verwijderen , in afwachting van de vaststelling van langetermijnwetgeving. De langetermijnwetgeving zal in het tweede kwartaal van 2021 worden voorgesteld , zoals aangekondigd in de EU-strategie voor een doeltreffender bestrijding van seksueel misbruik van kinderen, en zal vergezeld gaan van een effectbeoordeling.

Grondrechten

In het voorstel wordt ten volle rekening gehouden met de fundamentele rechten en beginselen die zijn neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De voorgestelde maatregelen houden met name rekening met artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dat het grondrecht van eenieder beschermt op eerbiediging van zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn communicatie, met inbegrip van het vertrouwelijke karakter van communicatie. Bovendien wordt in het voorstel rekening gehouden met artikel 24, lid 2, van het Handvest, waarin is bepaald dat bij alle handelingen met betrekking tot kinderen, ongeacht of deze door overheidsinstanties of particuliere instellingen worden verricht, het belang van het kind voorop moet staan. Voor zover de verwerking van elektronische communicatie door nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten met als enig doel online seksueel misbruik van kinderen op te sporen en te melden en materiaal betreffende seksueel misbruik van kinderen te verwijderen binnen de werkingssfeer van de bij dit voorstel ingevoerde uitzondering valt, blijft de algemene verordening gegevensbescherming, waarmee artikel 8, lid 1, van het Handvest in secundaire wetgeving wordt omgezet, op een dergelijke verwerking van toepassing.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Dit voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de EU.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Niet van toepassing.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 omvat een omschrijving van de doelstelling van het voorstel om een tijdelijke en strikt beperkte afwijking in te voeren van de toepassing van bepaalde verplichtingen van Richtlijn 2002/58/EG, waarvan het doel uitsluitend is aanbieders van nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten in staat te stellen technologieën te blijven gebruiken voor de verwerking van persoonsgegevens en andere gegevens voor zover dat nodig is om online seksueel misbruik van kinderen op te sporen en te melden en materiaal betreffende seksueel misbruik van kinderen op hun diensten te verwijderen.

In artikel 2 wordt verwezen naar de definitie van nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten in Richtlijn (EU) 2018/1972 (Europees wetboek voor elektronische communicatie) en naar bepaalde definities in Richtlijn 2011/93/EU ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JHA van de Raad.

In artikel 3 wordt het toepassingsgebied van de afwijking bepaald de totstandbrenging van een beperkte vrijstelling van de verplichtingen van de artikel 5, lid 1, en artikel 6 van de e-privacyrichtlijn voor de verwerking van persoonsgegevens en andere gegevens in verband met het aanbieden van nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten die nodig zijn voor het gebruik van technologie, met inbegrip van, indien nodig, toetsing door mensen die rechtstreeks verband houdt met het gebruik van de technologie, met als enig doel online seksueel misbruik van kinderen op te sporen of te melden aan rechtshandhavingsinstanties en organisaties die in het algemeen belang optreden tegen seksueel misbruik van kinderen alsmede materiaal betreffende seksueel misbruik van kinderen te verwijderen. Bovendien wordt in dit artikel bepaald onder welke voorwaarden een dergelijke afwijking van toepassing is.

In artikel 4 worden de data bepaald waarop de verordening in werking treedt en van toepassing wordt, en wanneer of onder welke voorwaarden de verordening niet langer van toepassing is.