Toelichting bij COM(2020)637 - Machtiging van de Commissie om onderhandelingen te openen met het oog op de sluiting van een visserijovereenkomst met het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Na de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (hierna het “Verenigd Koninkrijk” genoemd) uit de Europese Unie kunnen sommige visbestanden in de Noordzee niet langer worden beschouwd als bestanden die bilateraal tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Noorwegen worden gedeeld. Die bestanden komen voor in de wateren van de Unie en de wateren onder de soevereiniteit of de jurisdictie van het Verenigd Koninkrijk en het Koninkrijk Noorwegen.

Overeenkomstig artikel 63, lid 1, van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee 1 en gelet op de algehele betrekkingen tussen de Europese Unie, het Verenigd Koninkrijk en het Koninkrijk Noorwegen is het van belang samen te werken om te zorgen voor de voortzetting van een verantwoorde visserij die de instandhouding op lange termijn en de duurzame exploitatie van de levende rijkdommen van de zee waarborgt.

Met dat doel voor ogen streeft de Europese Unie ernaar een visserijovereenkomst met het Verenigd Koninkrijk en het Koninkrijk Noorwegen te sluiten.

Bijgevolg moeten onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk en het Koninkrijk Noorwegen worden geopend met het oog op de sluiting van een visserijovereenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk en het Koninkrijk Noorwegen.

Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

Overeenkomstig de doelstellingen van Verordening (EU) nr. 1380/2013 2 van het Europees Parlement en de Raad inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) moet in de overeenkomst een kader voor het beheer van de gedeelde visbestanden worden vastgesteld, evenals de voorwaarden voor toegang tot de wateren en de bestanden. De overeenkomst moet, in overeenstemming met de toepasselijke beginselen van het internationaal recht, zorgen voor de voortzetting van een verantwoorde visserij die de instandhouding op lange termijn en de duurzame exploitatie van de biologische rijkdommen van de zee waarborgt.

De bepalingen inzake visserij moeten onder meer betrekking hebben op samenwerking bij de ontwikkeling van maatregelen voor de duurzame exploitatie en instandhouding van de bestanden, inclusief het voorkomen van teruggooi. Die maatregelen moeten niet-discriminerend zijn en gestoeld zijn op een wetenschappelijk gefundeerde aanpak die tot doel heeft de maximale duurzame opbrengst voor de betrokken bestanden te bereiken. De overeenkomst moet bepalingen bevatten inzake samenwerking op het gebied van controle en handhaving, gegevensverzameling en wetenschappelijk advies.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Tijdens het hele proces zullen de onderhandelingen worden gevoerd in overleg met alle betrokken diensten van de Commissie.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor het besluit is het vijfde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) “Extern optreden van de Unie”, titel V “Internationale overeenkomsten”, artikel 218, waarin de procedure is vastgesteld voor het onderhandelen over en het sluiten van overeenkomsten tussen de Unie en derde landen.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Niet van toepassing, exclusieve bevoegdheid.

Evenredigheid

Het besluit is evenredig met het nagestreefde doel.

Keuze van het instrument

In artikel 218, leden 3 en 4, VWEU is bepaald dat daarvoor een besluit van de Raad vereist is.

3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Ex-postevaluaties/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving

Niet van toepassing.

Raadpleging van belanghebbenden

Niet van toepassing.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Niet van toepassing.

Effectbeoordeling

Niet van toepassing.

Gezonde regelgeving en vereenvoudiging

Na de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (hierna het “Verenigd Koninkrijk” genoemd) uit de Europese Unie kunnen sommige visbestanden in de Noordzee niet langer worden beschouwd als bestanden die bilateraal tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Noorwegen worden gedeeld. Die bestanden komen voor in de wateren van de Unie en de wateren onder de soevereiniteit of de jurisdictie van het Verenigd Koninkrijk en het Koninkrijk Noorwegen.

Overeenkomstig artikel 63, lid 1, van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee 3 moeten de Europese Unie, het Verenigd Koninkrijk en het Koninkrijk Noorwegen overeenstemming proberen te bereiken over de maatregelen die nodig zijn om de instandhouding en ontwikkeling van de betrokken bestanden in de Noordzee te coördineren en te waarborgen.

Met dat doel voor ogen streeft de Europese Unie ernaar een visserijovereenkomst met het Verenigd Koninkrijk en het Koninkrijk Noorwegen (hierna “de overeenkomst” genoemd) te sluiten.

Grondrechten

Niet van toepassing.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Niet van toepassing.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende monitoring, evaluatie en rapportage

Niet van toepassing.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Niet van toepassing.

Artikelsgewijze toelichting

De Commissie beveelt aan dat:

– de Raad de Commissie machtigt tot het openen en voeren van onderhandelingen met het oog op de sluiting van een visserijovereenkomst met het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en het Koninkrijk Noorwegen;

– de Commissie in deze kwestie wordt aangewezen als onderhandelaar van de EU;

– de Commissie de onderhandelingen in overleg met het speciaal comité voert overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

– de Raad de bij deze aanbeveling gevoegde onderhandelingsrichtsnoeren goedkeurt.

1.

Aanbeveling voor een


BESLUIT VAN DE RAAD

tot machtiging van de Commissie om namens de Europese Unie onderhandelingen te openen met het oog op de sluiting van een visserijovereenkomst met het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en het Koninkrijk Noorwegen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 218, leden 3 en 4,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

Na de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (hierna het “Verenigd Koninkrijk” genoemd) uit de Europese Unie kunnen sommige visbestanden in de Noordzee niet langer worden beschouwd als bestanden die bilateraal tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Noorwegen worden gedeeld. Die bestanden komen voor in de wateren van de Unie en de wateren onder de soevereiniteit of de jurisdictie van het Verenigd Koninkrijk en het Koninkrijk Noorwegen.

Overeenkomstig artikel 63, lid 1, van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee 4 en gelet op de algehele betrekkingen tussen de Europese Unie, het Verenigd Koninkrijk en het Koninkrijk Noorwegen is het van belang samen te werken om te zorgen voor de voortzetting van een verantwoorde visserij die de instandhouding op lange termijn en de duurzame exploitatie van de levende rijkdommen van de zee waarborgt.

Met dat doel voor ogen streeft de Europese Unie ernaar een visserijovereenkomst met het Verenigd Koninkrijk en het Koninkrijk Noorwegen te sluiten.

Bijgevolg moeten onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk en het Koninkrijk Noorwegen worden geopend met het oog op de sluiting van een visserijovereenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk en het Koninkrijk Noorwegen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

2.

Artikel 1


De Commissie wordt hierbij gemachtigd onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en het Koninkrijk Noorwegen te openen met het oog op de sluiting van een visserijovereenkomst.

3.

Artikel 2


Deze onderhandelingen worden gevoerd in overleg met de Raadsgroep extern visserijbeleid en op basis van de in de bijlage bij dit besluit opgenomen onderhandelingsrichtsnoeren van de Raad.

4.

Artikel 3


Dit besluit is gericht tot de Commissie.

Gedaan te Brussel,

5.

Voor de Raad


De voorzitter

(1) Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (PB L 179 van 23.6.1998, blz. 3).
(2) PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22.
(3) Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (PB L 179 van 23.6.1998, blz. 3).
(4) Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (PB L 179 van 23.6.1998, blz. 3).