Toelichting bij COM(2020)735 - Standpunt in het Gemengd Comité EU-Zwitserland over het vrije verkeer van personen, inzake de wijziging van bijlage II bij die Overeenkomst betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie in het Gemengd Comité moet worden ingenomen in verband met de voorgenomen vaststelling door dat comité van het besluit tot wijziging van bijlage II (betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels) bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen

In 1999 sloten de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en Zwitserland, anderzijds, een bilaterale overeenkomst over het vrije verkeer van personen, die op 1 juni 2002 in werking is getreden (zie PB L 114 van 30.4.2002, blz. 6). De Overeenkomst werd gesloten voor een aanvankelijke periode van zeven jaar die op 31 mei 2009 afliep. Na het referendum in Zwitserland op 8 februari 2009 werd de Overeenkomst voor onbepaalde tijd verlengd.

De Overeenkomst legt het beginsel van het vrije verkeer van personen tussen het grondgebied van de Europese Unie en dat van Zwitserland vast. Zij verleent de burgers van de EU en Zwitserland wederzijdse rechten op binnenkomst, verblijf, toegang tot betaald werk en vestiging als zelfstandige, en het recht om na beëindiging van hun dienstverband op elkaars grondgebied te verblijven.

Bijlage II bij de Overeenkomst voorziet in de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels.

2.2.Het Gemengd Comité

Bij artikel 14 van de Overeenkomst is een Gemengd Comité ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van beide partijen, dat belast is met het beheer en de correcte toepassing van de Overeenkomst en met de beslechting van geschillen in verband met de naleving van de Overeenkomst. Het neemt besluiten in de gevallen waarin de Overeenkomst voorziet. Het Gemengd Comité doet zijn uitspraken in onderlinge overeenstemming.

Het Gemengd Comité beslist over vereiste wijzigingen van specifieke bijlagen bij de Overeenkomst. Op grond van artikel 18 van de Overeenkomst kan het Gemengd Comité bijlage II bij de Overeenkomst wijzigen.

In artikel 2 van Besluit 2002/309/EG, Euratom 1 is bepaald dat het standpunt dat de Unie inneemt ten aanzien van besluiten van het Gemengd Comité, wordt vastgesteld door de Raad, op voorstel van de Commissie. Daartoe dient de Commissie dit voorstel in voor een besluit van de Raad betreffende het door de Unie in het Gemengd Comité in te nemen standpunt.

2.3.De beoogde handeling van het Gemengd Comité

Het Gemengd Comité moet een besluit vaststellen tot wijziging van bijlage II bij de Overeenkomst betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (“de beoogde handeling”).

Wijzigingen van bijlage II worden vastgesteld bij besluit van het Gemengd Comité en kunnen onmiddellijk na dat besluit in werking treden.

De beoogde handeling heeft tot doel te voorzien in wederzijdse bescherming van de socialezekerheidsrechten voor onderdanen van het Verenigd Koninkrijk, staatlozen en vluchtelingen, alsmede hun familieleden en nabestaanden, die zich uiterlijk aan het eind van de in artikel 126 van het Terugtrekkingsakkoord omschreven overgangsperiode in een grensoverschrijdende situatie bevinden of bevonden waarbij tegelijkertijd zowel een of meer van de overeenkomstsluitende partijen bij de Overeenkomst als het Verenigd Koninkrijk betrokken is of was.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Als gevolg van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (“het Verenigd Koninkrijk”) uit de Europese Unie is de Overeenkomst uiterlijk aan het eind van de in artikel 126 van het Terugtrekkingsakkoord tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en het Verenigd Koninkrijk (“het Terugtrekkingsakkoord”) omschreven overgangsperiode niet langer op het Verenigd Koninkrijk van toepassing.

Krachtens artikel 23 van de Overeenkomst worden door particulieren verkregen rechten niet aangetast wanneer de Overeenkomst wordt opgezegd en treffen de overeenkomstsluitende partijen in onderling overleg een regeling voor gevallen waarin rechten nog niet volledig zijn verworven.

In artikel 33 van het Terugtrekkingsakkoord is bepaald dat titel III van het Terugtrekkingsakkoord ook van toepassing is op onderdanen van Zwitserland, mits Zwitserland met het Verenigd Koninkrijk overeenkomstige, op de burgers van de Unie toepasselijke akkoorden heeft gesloten en deze toepast, en met de Europese Unie overeenkomstige, op de burgers van het Verenigd Koninkrijk toepasselijke akkoorden heeft gesloten en deze toepast.

In artikel 26, punt b), van de Overeenkomst tussen het Verenigd Koninkrijk en de Zwitserse Bondsstaat over de rechten van burgers (“overeenkomst inzake de rechten van burgers”) na de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie en de Overeenkomst over het vrije verkeer van personen is bepaald dat deel III van die overeenkomst van toepassing is op burgers van de Unie, mits de Unie met het Verenigd Koninkrijk overeenkomstige, op de burgers van Zwitserland toepasselijke akkoorden heeft gesloten en deze toepast, en met Zwitserland overeenkomstige, op de burgers van het Verenigd Koninkrijk toepasselijke akkoorden heeft gesloten en deze toepast.

Het is bijgevolg noodzakelijk te voorzien in wederzijdse bescherming van de socialezekerheidsrechten voor onderdanen van het Verenigd Koninkrijk, staatlozen en vluchtelingen, alsmede hun familieleden en nabestaanden, die zich uiterlijk aan het eind van de in artikel 126 van het Terugtrekkingsakkoord omschreven overgangsperiode in een grensoverschrijdende situatie bevinden of bevonden waarbij tegelijkertijd zowel een of meer van de overeenkomstsluitende partijen bij de Overeenkomst als het Verenigd Koninkrijk betrokken is of was.

In dit verband wordt met de voorgestelde wijzigingen van bijlage II (betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels) bij de Overeenkomst, zoals beschreven in het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité in de bijlage, de hierboven uiteengezette kwestie aangepakt.

Het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité in de bijlage moet in werking treden op de datum waarop het door het Gemengd Comité wordt vastgesteld en moet van toepassing zijn vanaf het eind van de in artikel 126 van het Terugtrekkingsakkoord omschreven overgangsperiode.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

1.

4.1.1.Beginselen


Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 2 .

2.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


Het Gemengd Comité is een orgaan dat bij een overeenkomst, namelijk de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen, is ingesteld.

De door het Gemengd Comité vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig de artikelen 14 en 18 van de overeenkomst volkenrechtelijk bindend zijn.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst. De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is daarom artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

3.

4.2.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

Wanneer een beoogde handeling tegelijkertijd meerdere onlosmakelijk met elkaar verbonden doelstellingen of componenten heeft, zonder dat de ene ondergeschikt is aan de andere, moet een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit bij wijze van uitzondering de verschillende desbetreffende rechtsgrondslagen als materiële rechtsgrondslag hebben.

4.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval


De beoogde handeling omvat doelstellingen en componenten op het gebied van sociale zekerheid en het verlenen van bevoegdheden. Deze elementen van de beoogde handeling zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, zonder dat het ene ondergeschikt is aan het andere.

Het voorgestelde besluit heeft derhalve de volgende artikelen als materiële rechtsgrondslag: Artikelen 48 en 352 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 48 en artikel 352, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien de handeling van het Gemengd Comité strekt tot wijziging van bijlage II bij de overeenkomst, is het passend die handeling na de vaststelling ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken.