Toelichting bij COM(2020)772 - Toepassing van het gemeenschappelijk systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (de IOO-verordening)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Inhoudsopgave

1.

Brussel, 9.12.2020


COM(2020) 772 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de toepassing van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij) te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (de IOO-verordening)


2.

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD


over de toepassing van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij) te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (de IOO-verordening)


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

3.

1. Inleiding


2. Stand van zaken – vooruitgang sinds de mededeling van 2015

4.

2.1 Samenwerking met de lidstaten


 Lidstaten en hun verantwoordelijkheid als vlaggenstaat

 Lidstaten en hun verantwoordelijkheid als kuststaat

 Lidstaten en hun verantwoordelijkheid als havenstaat

 Lidstaten en hun verantwoordelijkheid als marktstaat: de vangstcertificeringsregeling

 Toepassing van het systeem van wederzijdse bijstand tussen de lidstaten en de Commissie en met niet-EU-landen

5.

2.2 Samenwerking met niet-EU-landen


 Creëren van een gelijk speelveld door middel van dialoog

 Opbouwen van een netwerk van medestanders

 Bevordering van vangstcertificeringsregelingen

 Bevorderen van de uitvoering van de Overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen

 Effecten van de IOO-dialoog op PODV-landen

 Ondersteuning van niet-EU-landen

6.

2.3 Andere internationale samenwerkingskaders en samenwerking met belanghebbenden


7.

3. Belangrijkste problemen bij de uitvoering van de IOO-verordening


8.

3.1 Uitvoering binnen de EU


 Dialogen met niet-EU-landen

 Versterking van de internationale governance tegen IOO-visserij

 Samenwerking en coördinatie

9.

4. Conclusies



1.Inleiding

Overeenkomstig artikel 55, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij) te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen worden het Europees Parlement en de Raad met dit verslag geïnformeerd over de toepassing van deze verordening. Het berust hoofdzakelijk op informatie die door de lidstaten is verstrekt in de vorm van antwoorden op een vragenlijst die door de Commissie is verzonden 1 na de laatste mededeling van 1 oktober 2015 2 , maar ook op andere relevante informatie van belanghebbenden die de Commissie in de gegeven periode heeft ontvangen. Ook bevat het een overzicht van de activiteiten die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de IOO-verordening. Op basis daarvan zijn bovendien de belangrijkste uitvoeringsproblemen in kaart gebracht.

IOO-visserij is nog steeds een van de grootste bedreigingen voor het duurzame gebruik van visbestanden. Door de dynamische, aanpasbare en clandestiene aard van IOO-visserij is het helaas onmogelijk om de gevolgen ervan op een duidelijke manier in te schatten. Globale berekeningen geven echter aan dat IOO-visserij in alle oceanen wereldwijd ongeveer een gewicht van 11-26 miljoen per jaar vertegenwoordigt, wat overeenkomt met een jaarlijks prijskaartje van 9-21 miljard EUR 3 .

De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties heeft de internationale gemeenschap opgeroepen om uiterlijk in 2020 het oogsten van vis daadwerkelijk te hebben gereguleerd en een einde te hebben gemaakt aan overbevissing, aan illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij en aan destructieve visserijpraktijken 4 . Deze oproep werd geformuleerd in subdoelstelling 14.4 van www.un.org/sustainabledevelopment/oceans/">duurzaamheidsdoelstelling 14 “Leven onder water”, die onderdeel was van de in 2015 vastgestelde Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling. Daarom stelt de EU alles in het werk om IOO-visserij gestaag terug te dringen en uiteindelijk uit te bannen.

In de mededeling van de Commissie over de Europese Green Deal voor de Europese Unie 5 wordt een nultolerantieaanpak voor IOO-visserij als prioriteit aangemerkt. Deze aanpak vormt ook een belangrijk onderdeel van de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 6 en is essentieel voor een wereldwijde overgang naar duurzame voedselsystemen, zoals vastgelegd in de “van boer tot bord”-strategie 7 . Daarvoor is krachtige EU-actie in het kader van de externe dimensie van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) vereist, waartoe met name inspanningen nodig zijn om IOO-visserij via regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s) 8 en in het kader van de partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij (PODV’s) uit te bannen en de EU-controlevoorschriften definitief moet worden herzien 9 . De wereldwijde bestrijding van IOO-visserij is ook een belangrijk aspect van de gezamenlijke mededeling over internationale oceaangovernance uit 2016 10 . Tot slot zijn de beleidswerkzaamheden voor de beëindiging van IOO-visserij ook van belang in het kader van de maritieme veiligheidsagenda van de EU 11 .

Het EU-systeem om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, is verankerd in het internationale visserijrecht, en met name:

·het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (Unclos) van 1982,

·de Overeenkomst van de Verenigde Naties inzake visbestanden (UNFSA) van 1995, en

·de Overeenkomst om de naleving van de internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen door vissersvaartuigen op de volle zee te bevorderen (nalevingsovereenkomst) van 1993.

Deze instrumenten zijn uitgelegd en verder uitgewerkt in niet-bindende instrumenten, zoals de instrumenten van de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO), en met name de gedragscode voor een verantwoorde visserij (gedragscode) van 1995 en het internationaal actieplan om illegale, niet-aangegeven en niet-gereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (IOO-IAP) van 2001, een van de internationale actieplannen die in verband met de gedragscode zijn vastgesteld. Gezamenlijk omvatten deze bindende en niet-bindende rechtsinstrumenten een reeks maatregelen die elkaar versterken en aanvullen.

Daarnaast heeft de FAO met het oog op een betere uitvoering van het IOO-IAP in 2009 de Overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen 12 (PSMA) vastgesteld, die in juni 2016 in werking is getreden 13 . De PSMA is het eerste en enige juridisch bindende, mondiale instrument dat de rechtstreekse aanpak van IOO-visserij als hoofddoel heeft. Het instrument bevat geen nieuwe internationale middelen om IOO-visserij te bestrijden, maar wel minimumnormen voor de uitoefening van de rechtsbevoegdheid van havenstaten in het kader van IOO-visserij. Andere FAO-bijdragen van de afgelopen jaren zijn onder meer de vrijwillige richtsnoeren inzake de prestaties van vlaggenstaten uit 2014 en de vrijwillige FAO-richtsnoeren inzake de vangstdocumentatieregelingen uit 2017. De EU heeft een aanzienlijke bijdrage geleverd aan deze initiatieven, die het internationale visserijrecht verder versterken en duidelijke richtpunten vormen in de bestrijding van IOO-visserij.

De unieke EU-benadering voor de bestrijding van IOO-visserij is gebaseerd op Verordening (EG) nr. 1005/2008. Met de vaststelling en uitvoering van deze verordening heeft de EU een voortrekkersrol gespeeld bij de totstandkoming van een uitgebreid kader voor de bestrijding van IOO-visserij dat intenties omzet in maatregelen en wereldwijd een gelijk speelveld creëert voor de visserijsector.

In de verordening is bepaald dat alle landen — lidstaten en niet-EU-landen — hun internationale verplichtingen als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat dienen na te komen. Het is een transparant en niet-discriminerend instrument gebleken, dat van toepassing is op alle vaartuigen die betrokken zijn bij de commerciële exploitatie van visbestanden, en op alle EU-onderdanen die betrokken zijn bij visserijactiviteiten onder welke vlag dan ook.

Tien jaar na de inwerkingtreding van de IOO-verordening wordt de EU gezien als een belangrijke speler in de wereldwijde bestrijding van IOO-visserij. Niet-aflatende actie om IOO-visserij aan te pakken, zal de rol van de EU op dit gebied nog verder versterken.

2.Stand van zaken – vooruitgang sinds de mededeling van 2015

In de mededeling van 2015 werd melding gemaakt van verdere werkzaamheden om het huidige systeem te verbeteren en de uitvoering van de IOO-verordening eventueel te vereenvoudigen en te moderniseren, met name door over te stappen van een vangstcertificeringssysteem in papiervorm naar een elektronisch systeem. De Commissie kondigde in dit verband aan dat zij zou blijven samenwerken met niet-EU-landen door een dialoog met hen te voeren en hun de mogelijkheid tot technische en ontwikkelingshulp te bieden zodat zij hun IOO-visserijproblemen zouden kunnen aanpakken.

De vier met elkaar verweven actiegebieden waarop de IOO-verordening betrekking heeft, zijn:

·de EU-vangstcertificeringsregeling;

·het systeem van wederzijdse bijstand tussen de lidstaten;

·het proces van samenwerking met niet-EU-landen; en

·het opstellen van een lijst van IOO-vaartuigen.

Al deze instrumenten zijn de afgelopen vijf jaar doeltreffend gebleken bij de bestrijding van IOO-visserij.

Sinds de laatste mededeling zijn een aantal concrete resultaten geboekt. Dit verslag presenteert de belangrijkste successen die in de periode 2015-2019 in het kader van de IOO-verordening zijn behaald.

2.1 Samenwerking met de lidstaten

10.

ØLidstaten en hun verantwoordelijkheid als vlaggenstaat


De EU heeft haar acties ten aanzien van de verantwoordelijkheid van de lidstaten als vlaggenstaat opgevoerd en nieuwe maatregelen genomen om de activiteiten van haar vloot buiten EU-wateren doeltreffender te beheren (SMEFF) 14 . Voor alle visserijactiviteiten van EU-vaartuigen die buiten EU-wateren worden uitgevoerd of die binnen de bevoegdheden van een regionale organisatie voor visserijbeheer (ROVB) vallen, moet specifiek toestemming worden verleend door de vlaggenlidstaat, die eveneens verantwoordelijk is voor het juiste beheer van deze vismachtigingen 15 . De Commissie geeft de machtigingen door aan de betrokken ROVB’s en niet-EU-landen, mits aan de toepasselijke voorwaarden en machtigingscriteria is voldaan. Daarnaast blijven EU-vaartuigen ook buiten EU-wateren onderworpen aan zowel de EU-controlevoorschriften 16 als de voorschriften van de IOO-verordening.

Nadat de evaluatie van het huidige visserijcontrolesysteem besloot de Commissie te starten met een herzieningsproces. Op 30 mei 2018 kwam zij met haar herzieningsvoorstel 17 . De Commissie besloot om een aantal wijzigingen van de controleverordening voor te stellen, evenals gerichte wijzigingen van de IOO-verordening en de verordening tot oprichting van het Europees Bureau voor visserijcontrole (EFCA). Het brede doel van de herziening is de modernisering, versterking en vereenvoudiging van het EU-systeem voor visserijcontrole en een uitbreiding van het gelijke speelveld voor visserijcontroles. In het bijzonder is voorgesteld de handhavingsbepalingen, en met name de maatregelen en sancties bij ernstige inbreuken, te verduidelijken, te versterken en te harmoniseren. Verdere doelstellingen van het voorstel zijn:

·het ontwikkelen van een betrouwbaarder en vollediger systeem van visserijgegevens, met inbegrip van een volledig gedigitaliseerde rapportage van de vangsten, dat van toepassing is op alle EU-vissersvaartuigen 18 ;

·het uitbreiden van het elektronische volgsysteem tot alle vaartuigen, inclusief kleine vaartuigen;

·het invoeren van nieuwe weegprocedures voor visserijproducten;

·het aanscherpen van vangstregistratieregels voor recreatievisserij;

·het verbeteren van de traceerbaarheid van visserij- en aquacultuurproducten uit de EU en derde landen; en

·het aanscherpen van de regels voor vistuig.

11.

ØLidstaten en hun verantwoordelijkheid als kuststaat


Dezelfde controlevoorschriften die gelden voor EU-vaartuigen, zijn ook van toepassing op vaartuigen van niet-EU-landen die actief zijn in EU-wateren, tenzij anders is overeengekomen met de desbetreffende niet-EU-landen.

De Commissie werkt nauw samen met de lidstaten om eventuele IOO-visserijactiviteiten te voorkomen, tegen te gaan en op te sporen. Zij moedigt de lidstaten ook aan om elk vermoeden van IOO-activiteiten van vaartuigen van niet-EU-landen in hun wateren te melden 19 , en maakt volop gebruik van het systeem van wederzijdse bijstand om illegaal gevangen vis van de EU-markt te weren. De Commissie bevordert ook de regelmatige samenwerking tussen de lidstaten en niet-EU-landen.

12.

ØLidstaten en hun verantwoordelijkheid als havenstaat


De controleverordening bevat een passend kader voor havencontrole, met inbegrip van inspecties in de haven of bij aanlanding. De IOO-verordening vormt een aanvulling op en voorziet in een doeltreffende regeling voor inspecties in de haven van vissersvaartuigen van niet-EU-landen die de havens van de lidstaten aandoen.

In hun rapporten aan de Commissie verstrekken de lidstaten informatie over de resultaten van de haveninspecties en over rechtstreekse aanlandingen en overladingen van visserijproducten door vissersvaartuigen van niet-EU-landen 20 .

In de periode 2016-2017 hebben ongeveer 4 349 niet-EU-vaartuigen EU-havens aangedaan en hebben de EU-lidstaten 635 van deze vaartuigen geïnspecteerd.

13.

ØLidstaten en hun verantwoordelijkheid als marktstaat: de vangstcertificeringsregeling


Als een van de grootste markten voor visserijproducten ter wereld draagt de EU de verantwoordelijkheid te voorkomen dat IOO-visserijproducten op haar markten komen.

De vangstcertificeringsregeling van de IOO-verordening is doeltreffend gebleken om vis die op die manier is gevangen, te weren van de EU-markt.

Meer dan 92 landen hebben de Commissie ingelicht over de autoriteiten die in elk land bevoegd zijn om de waarheidsgetrouwheid van de informatie van de vangstcertificaten die zijn afgegeven voor producten die naar de EU-markt worden uitgevoerd, te bevestigen (de “bevoegde autoriteiten”). Elk jaar worden gemiddeld ongeveer 200 000 vangstcertificaten en 25 000 verwerkingsverklaringen voor invoer ingediend bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaten 21 . In de periode 2016-2019 liep het aantal zaken waarin de invoer van visserijproducten in de EU overeenkomstig de IOO-vangstcertificeringsregeling werd geweigerd, verder terug.

Zoals was voorzien in de mededeling van 2015, introduceerde de Commissie in mei 2019 22 een IT-systeem (Catch genaamd) om de vangstcertificaten en de daarmee samenhangende invoerprocedures te digitaliseren. Het doel van Catch is de ontwikkeling van een op internet gebaseerde toepassing voor het beheer van officiële documenten en voor de automatisering van de daarmee samenhangende procedures, zoals was bepaald in de IOO-verordening. Uiteindelijk zou een dergelijk EU-breed systeem moeten resulteren in vergemakkelijkte en geharmoniseerde verificatieprocedures voor de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en in een gelijk speelveld voor EU-importeurs.

De ontwikkelingen van Catch zijn gebaseerd op de vrijwillige FAO-richtsnoeren van 2017 inzake de vangstdocumentatieregelingen 23 . Catch is ontwikkeld op het Traces-platform, dat momenteel 30 000 gebruikers telt uit meer dan 80 landen. Traces wordt sinds 2005 door de autoriteiten van de lidstaten en door EU-importeurs gebruikt voor controles in het kader van de sanitaire voorschriften voor intra-EU-handel en invoer van dieren, levensmiddelen, diervoeder en planten Inmiddels wordt het ook gebruikt om vangstcertificaten te controleren. Het voorstel van de Commissie om de controleverordening te herzien, bevat ook juridische bepalingen inzake het gebruik van Catch. Catch wordt pas verplicht na afronding en inwerkingtreding van de lopende herziening van het visserijcontrolesysteem. Tot dan gebruiken de EU-landen en hun nationale exploitanten het systeem op vrijwillige basis 24 .

De Commissie volgt met aandacht de huidige verkenning door UN Cefact (centrum van de Verenigde Naties voor de bevordering van handel en elektronisch zakendoen) van de mogelijkheden om de door niet-EU-landen gebruikte IT-omgevingen voor de controle van visserijproducten via FLUX interoperabel te maken met Catch. Ook werkt zij in het kader van het initiatief “éénloketomgeving voor de douane” aan de totstandbrenging van een elektronisch systeem voor de uitwisseling van certificaten (EU CSW-Certex 25 ) voor alle EU-douanes. Het is de bedoeling dat Catch deel gaat uitmaken van EU CSW-Certex.

14.

ØToepassing van het systeem van wederzijdse bijstand tussen de lidstaten en de Commissie en met niet-EU-landen


Het bij artikel 51 van de IOO-verordening ingestelde systeem van wederzijdse bijstand heeft zijn nut bewezen bij de uitvoering van de IOO-verordening door de lidstaten. Alle lidstaten hebben een centrale IOO-verbindingsfunctionaris aangesteld die met deze taak is belast.

Het systeem bevordert de samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie en met niet-EU-landen. Dit is van essentieel belang voor het onderzoek naar en de bestraffing van IOO-visserij. Dankzij het systeem is het gemakkelijker geworden om permanent informatie uit te wisselen over waarschuwingen en over de resultaten van onderzoek dat is verricht bij aanwijzingen van IOO-visserijactiviteiten.

Sinds 2015 heeft de Commissie meer dan 170 waarschuwingen naar de centrale verbindingsfunctionarissen van de lidstaten verzonden. Deze vormen richtpunten voor de controles die zij uitvoeren in risicosituaties, of bevatten een verzoek om onderzoek te verrichten naar vermoedelijke IOO-visserijactiviteiten en ernstige inbreuken. De lidstaten beroepen zich ook regelmatig op de in de IOO-verordening vervatte bepalingen inzake wederzijdse bijstand om met elkaar en met de administratieve autoriteiten van niet-EU-landen samen te werken. Al met al heeft dit geleid tot een betere uitvoering van de IOO-verordening. De actieve toepassing van wederzijdse bijstand is een doeltreffend middel gebleken om de invoer in de EU van IOO-visserijproducten ter waarde van miljoenen euro, en met name dergelijke invoer uit de Hoorn van Afrika, te blokkeren.

2.2 Samenwerking met niet-EU-landen

Sinds 2015 heeft de Commissie de samenwerking met en ondersteuning van verschillende niet-EU-landen bij het doorvoeren van ingrijpende hervormingen van hun visserijbeleid voortgezet. Die hervormingen hebben geleid tot herzieningen van nationale wetgeving om deze in overeenstemming te brengen met internationale verplichtingen, tot sterkere administratieve structuren en tot verbeterde systemen voor monitoring, controle en bewaking (MCS-systemen). Zo hebben de PODV’s van de EU met niet-EU-landen geleid tot een verbetering van de governance en van het vermogen van en het gebruik van instrumenten door niet-EU-landen om IOO-visserij te bestrijden. Er zijn concrete maatregelen uitgevoerd op basis van het PODV-onderdeel inzake sectorale ondersteuning.

In het algemeen hebben niet-EU-landen actief gewerkt aan het probleem van IOO-visserij en hebben zij zich bereid getoond om krachtiger op te treden. Daaruit blijkt dat zij het belang inzien van hervormingen om hun visserijcontrolesystemen in lijn te brengen met internationale normen. De ervaring leert echter ook dat alleen bij een krachtige en aanhoudende politieke wil duurzaam resultaat kan worden bereikt in de vorm van een stabiele naleving van visserijafspraken.

15.

ØCreëren van een gelijk speelveld door middel van dialoog


Bilaterale dialogen over IOO-visserij met niet-EU-landen blijven de hoeksteen van de samenwerking in het kader van de IOO-verordening.

Of de Commissie een dialoog aangaat, hangt af van een aantal indicatoren voor de doeltreffendheid van de maatregelen die door de verschillende landen worden genomen om IOO-visserij te bestrijden.

Daarbij wordt rekening gehouden met de vraag of een niet-EU-land optreedt als vlaggen-, kust-, haven- of marktstaat. Relevante indicatoren zijn onder meer de naleving van internationale rechtsinstrumenten, de toepassing van vrijwillige richtsnoeren, de doeltreffende uitvoering van ROVB-maatregelen, het vlootbeleid, de instandhouding, het beheer en de controle van wateren die onder nationale jurisdictie vallen, handhavingskaders en de omvang van de visserijproductie (visbestanden, vloten) of handelsstromen. Ook wordt in de beoordeling rekening gehouden met de nationale voorgeschiedenis op het gebied IOO-visserij en in geval van ontwikkelingslanden met de specifieke beperkingen waarmee deze landen te kampen hebben indien zulks relevant is.

Sinds de inwerkingtreding van de IOO-verordening is met meer dan 60 landen de dialoog of een andere vorm van samenwerking aangegaan. In het kader van 26 dialogen die sinds 2012 zijn gevoerd 26 , hebben 15 partners met actieve ondersteuning van de Commissie hun systemen voor visserijbeheer met succes hervormd en hun juridische kaders in lijn gebracht met de internationale verplichtingen als vlaggen-, haven- en marktstaat.

In andere gevallen is er een informele dialoog echter niet toereikend om een niet-EU-land ertoe te brengen de gesignaleerde tekortkomingen aan te pakken.

De IOO-verordening bevat het intussen wijd en breid bekende “kaartsysteem” 27 , waarbij de Commissie de bevoegdheid heeft om een niet-EU-land mee te delen dat het als niet-meewerkend land aan de bestrijding van IOO-visserij dreigt te worden bestempeld (pre-identificatieprocedure, “gele kaart”). De Commissie gaat met zo’n land een formele dialoog aan en stelt samen met het land een actieplan op.

Sinds eind 2015 zijn er zeven gele kaarten ingetrokken omdat in de betrokken landen ingrijpende hervormingen in de visserijsector waren doorgevoerd. In dezelfde periode zijn er negen gele kaarten uitgedeeld en werd er een formele dialoog aangegaan over de gesignaleerde tekortkomingen 28 .

Wanneer een land met een pre-identificatie er niet in slaagt om de gemelde problemen op te lossen, en zijn internationale verplichtingen verzaakt, bestempelt de Commissie dit land als een niet-meewerkend land aan de bestrijding van IOO-visserij (identificatieprocedure, “rode kaart”).

Terwijl de pre-identificatie nog niet tot sancties leidt, heeft de identificatieprocedure wel belangrijke gevolgen, zoals een handelsverbod. De lidstaten zijn verplicht om de invoer van wilde mariene visserijproducten die zijn gevangen door vaartuigen die de vlag van het betrokken niet-EU-land voeren, te weigeren.

De identificatie wordt gevolgd door een voorstel van de Commissie aan de Raad om het land op de lijst van niet-meewerkende derde landen te plaatsen (“procedure voor opname in de lijst”).

Deze “plaatsing op de zwarte lijst” leidt tot maatregelen die verder gaan dan een invoerverbod, zoals:

·een verbod om vissersvaartuigen aan te kopen uit het betrokken land;

·een verbod om vissersvaartuigen uit die landen om te vlaggen met een vlag van een lidstaat;

·een verbod op charterovereenkomsten;

·een verbod op het uitvoeren van EU-vissersvaartuigen;

·een verbod op particuliere handelsregelingen met EU-onderdanen;

·een verbod op gezamenlijke visserijactiviteiten met de EU;

·een mogelijke opzegging van bestaande bilaterale visserijovereenkomsten of partnerschappen; en/of

·schorsing van de onderhandelingen over het sluiten van een bilaterale visserijovereenkomst of bilateraal partnerschap inzake visserij.

Sinds eind 2015 is er één rode kaart ingetrokken: het betrokken is land van de lijst geschrapt nadat het ingrijpende hervormingen had doorgevoerd. In dezelfde periode zijn twee rode kaarten uitgedeeld en is een formele dialoog over de belangrijkste gesignaleerde tekortkomingen aangegaan en zijn de betrokken landen vervolgens door de Raad in de lijst zijn opgenomen 29 . In één geval moest een PODV worden opgezegd op grond van artikel 38 van de IOO-verordening.

De samenwerking met niet-EU-landen in de vorm van een dialoog leidt tot concrete resultaten en een beter beheer, met name in de vorm van:

·herziene wetgeving,

·de goedkeuring van nationale actieplannen (NAP’s) volgens het IOO-IAP van de FAO,

· hardere sancties,

·betere samenwerking, coördinatie en mobilisatie van verschillende betrokken autoriteiten, en

· de politieke bereidheid om IOO-visserij te bestrijden op het hoogste niveau.

Dankzij de dialoog beschikken de landen nu over een versterkt MCS-kader voor visserijactiviteiten, zoals vereisten voor het volgsysteem voor vaartuigen (VMS) in nationale en verre wateren en versterkte inspectie- en controleprocedures. Zoals blijkt uit de meest recente gele kaart, kan een gebrek aan inzet echter snel leiden tot een verslechtering van de kaders die waren opgezet om IOO-visserij te bestrijden, met als gevolg een tweede kaart.

16.

ØOpbouwen van een netwerk van medestanders


Voor het bestrijden van IOO-visserij moeten de krachten worden gebundeld; succes blijft uit als elk land alleen handelt. De ervaring heeft geleerd dat IOO-visserij veel doeltreffender kan worden bestreden bij regionale synergieën dan wanneer elk land apart actie onderneemt. Wanneer een land zijn systeem voor de controle van IOO-visserij versterkt, bestaat er gevaar dat degenen die die regels niet zien zitten, naar een ander land met minder strenge wetgeving en controles gaan.

Om succes te boeken, moeten zoveel mogelijk landen worden betrokken in een permanente, proactieve en alerte aanpak van IOO-visserij op internationaal niveau. Er zijn verschillende bilaterale IOO-werkgroepen opgericht met belangrijke visserijlanden. Deze dienen als platform voor regelmatige uitwisselingen en voor de follow-up van acties die van belang zijn voor de bestrijding van IOO-visserij.

In overeenstemming met de externe dimensie van het gemeenschappelijk visserijbeleid bevordert de EU 30 acties bij ROVB’s die gebaseerd zijn op EU-beginselen en -normen. Samen met andere landen heeft de EU inspanningen om anti-IOO-maatregelen bij ROVB’s te stimuleren actief ondersteund, bijvoorbeeld door onderlinge afstemming van de ROVB-lijsten van IOO-vaartuigen en door sanctiebepalingen voor onderdanen die betrokken zijn bij IOO-visserij.

De Commissie steunt verschillende regionale initiatieven, zoals de vorming van een IOO-netwerk binnen de Associatie van Zuidoost-Aziatische Staten (Asean), een operationeel platform voor realtime informatie-uitwisseling die de dagelijkse activiteiten van de Asean-leden op een praktische wijze ondersteunt. Verder wordt met regionale en subregionale instanties samengewerkt in regionale projecten voor de opbouw van capaciteit voor de ontwikkeling en het beheer van visserijen, waaronder capaciteit om IOO-visserij te bestrijden.

17.

ØBevordering van vangstcertificeringsregelingen


Een belangrijk deel van de dialogen met niet-EU-landen is gericht op hun systemen voor de traceerbaarheid van invoer en uitvoer. Niet-EU-landen moeten aantonen dat zij in staat zijn om betrouwbare vangstcertificaten af te geven. Overeenkomstig de vrijwillige FAO-richtsnoeren voor de vangstdocumentatieregelingen doet de Commissie aanbevelingen voor verbeteringen en biedt zij in sommige gevallen opleiding ter plaatse aan voor het valideren van EU-vangstcertificaten en het uitvoeren van de bijbehorende controles.

18.

ØBevorderen van de uitvoering van de Overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen


De Overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen (PSMA) is op 5 juni 2016 in werking getreden. De EU heeft de overeenkomst goedgekeurd bij Besluit van de Raad van 20 juni 2011 31 .

De PSMA is de eerste bindende internationale overeenkomst die specifiek is gericht op IOO-visserij. Doel ervan is het voorkomen, tegengaan en beëindigen van IOO-visserij door ervoor te zorgen dat vaartuigen die betrokken zijn bij IOO-visserijactiviteiten, geen gebruik kunnen maken van havens en hun vangsten niet kunnen aanlanden. Met de PSMA wordt derhalve de prikkel voor dergelijke vaartuigen om hun activiteiten voort te zetten verminderd, en wordt ook voorkomen dat IOO-visserijproducten nationale en internationale markten bereiken.

Intussen zijn er meer dan 65 partijen bij de PSMA. Daarmee kan worden gesproken van een groot succes. Verschillende nieuwe partijen zijn tot de PSMA toegetreden en hebben deze geratificeerd. Dit is deels te danken aan hun IOO-dialoog met de EU en aan de hervormingen die zij in hun rechtssysteem voor de visserij hebben doorgevoerd.

Ratificatie is echter slechts de eerste stap op weg naar uitvoering van dit verdrag. De PSMA bevat ook financieringsmechanismen voor ontwikkelingslanden, met technische bijstand en capaciteitsontwikkeling via het mondiale FAO-programma voor capaciteitsontwikkeling. De EU en de Commissie verstrekken financiering voor dit programma.

19.

ØEffecten van de IOO-dialoog op PODV-landen


Er bestaat een duidelijk verband tussen de rol van de PODV’s van de EU 32 met partnerlanden en de strijd van de EU tegen IOO-visserij. Momenteel zijn er twintig PODV’s met partnerlanden in de Atlantische, de Indische en de Stille Oceaan. In dertien gevallen is het protocol voor visserijactiviteiten actief.

PODV’s ondersteunen IOO-beleidsdoelstellingen door middel van instrumenten als programma’s en opleiding voor capaciteitsopbouw en door versterking van MCS-systemen, inclusief elektronische rapportagesystemen. Dit heeft positieve overloopeffecten als het gaat om de bestrijding van IOO-visserij.

Om de coherentie van de externe dimensie van het gemeenschappelijk visserijbeleid te waarborgen, stelt de Commissie voor om alle lopende bilaterale visserijovereenkomsten of partnerschapsovereenkomsten inzake visserij op te zeggen indien een niet-EU-land niet voldoet aan zijn verplichtingen in het kader van de bestrijding van IOO-visserij, zoals vastgelegd in artikel 38 van de IOO-verordening.

Terwijl de opname van een derde land in de lijst van landen die niet meewerken aan de bestrijding van IOO-visserij (“rode kaart”) leidt tot beëindiging van de van kracht zijnde PODV, ziet de Commissie er op eigen initiatief van af om de PODV-protocollen te vernieuwen met gele-kaart-landen die gesignaleerde tekortkomingen niet hebben aangepakt.

20.

ØOndersteuning van niet-EU-landen


De IOO-dialogen gaan vaak gepaard met ondersteunende programma’s uit verschillende bronnen.

De EU bevordert in nauwe samenwerking met de FAO en de Wereldbank de coördinatie tussen de verschillende steunverleners om ervoor te zorgen dat de steun wordt verstrekt overeenkomstig de gesignaleerde behoeften. Daardoor wordt bovendien overlapping van steun voorkomen.

De EU en de Commissie verstrekken financiering in het kader van het mondiale FAO-programma voor capaciteitsontwikkeling. Dit programma is bedoeld om ontwikkelingslanden bij de uitvoering van de Overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen hulp te bieden in de vorm van technische bijstand en capaciteitsontwikkeling. Bovendien heeft de Commissie, vaak samen met het EFCA, op verzoek capaciteitsopbouwsessies op maat georganiseerd die in het teken stonden van vangstcertificering, MCS-instrumenten en beleid ten aanzien van bepaalde niet-EU-landen.

Om de controles van de vangstcertificaten te versterken, heeft de Commissie sinds 2016 bovendien de ontwikkeling door het EFCA en het EMSA (Europees Agentschap voor maritieme veiligheid) van nieuwe functionaliteiten in de elektronische bewakingsinstrumenten (geïntegreerde maritieme EFCA-diensten) bevorderd. Met deze functionaliteiten moet de strijd tegen IOO-visserij wereldwijd (bv. voor de West-Afrikaanse kust en in de Noord-Atlantische en arctische gebieden) worden ondersteund en opgevoerd. De Commissie heeft het EFCA bovendien geholpen bij verschillende capaciteitsopbouwactiviteiten voor visserij-inspecteurs in niet-EU-landen.

De EU verstrekt Afrika en de gebieden rond de Stille en de Indische Oceaan, speciale financiering voor de ontwikkeling en het beheer van duurzame visserij, bijvoorbeeld voor de versterking van hun vermogen om IOO-visserij te bestrijden. De EU heeft met name de volgende middelen vastgelegd:

·35 miljoen EUR voor ACS-Staten in de Stille Oceaan in het kader van het mariene partnerschapsprogramma tussen het Stille Oceaangebied en de EU (PEUMP) 33 ;

·15 miljoen EUR voor West-Afrika in het kader van de verbeterde regionale visserijgovernance in het programma voor West-Afrika (Pescao) 34 ; en

·28 miljoen EUR voor het gebied rond de Indische Oceaan in het kader van het Ecofish-programma 35 .

Wat het PEUMP betreft, is in de begroting 3,9 miljoen EUR geoormerkt voor acties om IOO-visserij tegen te gaan. De desbetreffende maatregelen zijn bedoeld om de MCS van zowel de oceaan- als de kustvisserij, wetgeving, de toegang tot informatie (transparantie) en de doeltreffendheid van het beheer van mariene gebieden te verbeteren.

Voor IOO-maatregelen en -projecten in het kader van Pescao is 7,9 miljoen EUR uitgetrokken. In dit project verleent het EFCA de subregionale visserijcommissie (SRFC), het visserijcomité voor de westelijk-centrale Golf van Guinee (FCWC) en hun lidstaten gecoördineerde technische bijstand op basis van de ervaring die in de EU-context is opgedaan. Meer in het bijzonder heeft het EFCA in 2019 in de regio vijf opleidingssessies gehouden over de MCS van visserijen en over inspecties en het gebruik van VMS, AIS, radiocommunicatie en satellietbeelden. Ook heeft het bureau in één land steun verleend voor een evaluatie van visserijwetgeving en in een ander land voor de vaststelling van een NAP-IOO. Via Pescao heeft de SFRC in 2019 drie gezamenlijke controlecampagnes georganiseerd, waaraan ten minste drie lidstaten hebben deelgenomen en het EFCA en de Franse marine steun hebben verleend. Deze hebben geleid tot 157 inspecties. Pescao zal de uitrol van regionale VMS-systemen in de twee subregio’s ondersteunen, zodat hun vermogen om IOO-visserij te bestrijden, aanzienlijk wordt versterkt.

Het Ecofish-programma bevat een pijler voor de vergroting van het vermogen om IOO-visserij in de westelijke Indische Oceaan te bestrijden. Er is 4,4 miljoen EUR toegewezen aan projecten die hoofdzakelijk gericht zijn op het geven van opleiding aan visserij-inspecteurs, op het stimuleren van deelname aan gezamenlijke patrouilles en op het bevorderen van het gebruik en de uitwisseling van VMS-gegevens op regionaal niveau 36 .

De EU heeft bovendien partnerlanden ondersteund bij de juiste uitvoering van de vangstcertificeringsregeling, onder meer door middel van workshops die via de IOO-werkgroepen werden georganiseerd met belangrijke visserijlanden buiten de EU.

2.3 Andere internationale samenwerkingskaders en samenwerking met belanghebbenden

Het besef van het belang van de bestrijding van IOO-visserij is de afgelopen jaren wereldwijd sterk toegenomen. IOO-visserij is een terugkerend thema geworden in fora als de G20, de G7 en het Economisch Forum in Davos.

De Commissie heeft de samenwerking en coördinatie met internationale partners zoals de Wereldbank, de FAO, Interpol en het Bureau van de Verenigde Naties voor drugs- en misdaadbestrijding (UNODC) opgevoerd om te zorgen voor samenhang tussen de genomen maatregelen en om synergieën te ontwikkelen in de EU-samenwerking met bepaalde niet-EU-landen.

Dankzij de gestructureerde samenwerking met EU NAVFOR 37 is IOO-visserij rond de Hoorn van Afrika beter in kaart gebracht. Coördinatie met maatregelen die zijn genomen in het kader van de maritieme veiligheidsagenda van de EU, is eveneens een nuttig middel om op een gestructureerde manier te reageren op mogelijke bedreigingen in de vorm van IOO-visserij en soortgelijke misdrijven op zee.

De adviesraad voor markten en die voor de vollezee-/verrezeevloot zijn bijvoorbeeld een soort forum voor langdurige samenwerking en uitwisselingen met belanghebbenden. Ook ontvangt de Commissie meldingen en gegevens van niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) over vermoedelijke IOO-visserijactiviteiten in verschillende delen van de wereld. Daarnaast voert zij een regelmatige dialoog met ngo’s over IOO-visserijproblemen.

Ngo’s spelen eveneens een belangrijke rol in de bestrijding van IOO-visserij. Zij ondernemen allerlei initiatieven om landen waarmee een IOO-dialoog wordt gevoerd, bij te staan bij hun aanpassingen. Zij helpen bijvoorbeeld om problemen en mogelijke oplossingen in kaart te brengen. Hun werk is van cruciaal belang als het gaat om de beïnvloeding van het gedrag van exploitanten en van de keuzes van consumenten. Bovendien verstrekken ngo’s nuttige informatie over vermoedelijke IOO-visserijactiviteiten, waarmee de Commissie waar nodig aan de slag gaat.

3.Belangrijkste problemen bij de uitvoering van de IOO-verordening

3.1 Uitvoering binnen de EU

Zolang de maatregelen en sancties voor ernstige inbreuken van vlaggenlidstaat tot vlaggenlidstaat uiteenlopen en deze staten handhavingsregels op uiteenlopende wijze interpreteren, kan er geen sprake zijn van een volledig gelijk speelveld in de EU. Daarom is het voorstel van de Commissie voor de herziening van het visserijcontrolesysteem in de EU gericht op een verduidelijking, versterking en harmonisering van de handhavingsvoorschriften van de vigerende controleverordening en de IOO-verordening. Het is van belang dat de medewetgevers een akkoord bereiken waarin deze doelstelling overeind blijft.

Tevens dient bij deze herziening de rechtsgrond te worden vastgesteld voor de verplichte toepassing van het digitale vangstcertificaat (Catch) om de regeling zo doeltreffend mogelijk te maken. Op een meer technisch gebied moet voor de interoperabiliteit van Catch met andere IT-omgevingen in de EU (bv. om de uitwisseling van elektronische certificaten tussen alle douanediensten in de EU mogelijk te maken – Certex) en met de door niet-EU-landen gebruikte IT-omgevingen voor de visserijcontrole worden gezorgd, bij voorkeur in de vorm van een centrale oplossing 38 . Certex kan de samenwerking tussen agentschappen en de kruiscontroles op de invoer vergemakkelijken.

21.

ØDialogen met niet-EU-landen


De belangrijkste uitdaging die vaak terugkomt bij de uitvoering van de IOO-verordening met betrekking tot niet-EU-landen, is het mobiliseren van voldoende politieke wil om juridische kaders te herzien en deze af te stemmen op de desbetreffende internationale verplichtingen. In dit verband is het van cruciaal belang om afschrikkende, evenredige en onmiddellijke maatregelen en sancties te bepalen die ervoor zorgen dat de daders niet profiteren van hun IOO-visserijactiviteiten.

Als het juridisch kader er eenmaal is, wordt de doeltreffende en proactieve uitvoering van dat kader de grootste uitdaging. Daarvoor zijn tijd, middelen, de wil, vaardigheden en expertise nodig. Er is dus behoefte aan technische bijstand en financiële ondersteuning van gespecialiseerde agentschappen. De financiering van die capaciteitsopbouw moet worden gecoördineerd om onnodige overlapping van de inspanningen te vermijden. In dit verband heeft de ervaring geleerd dat openbare aanklagers, rechters en andere juridisch medewerkers meer moeten weten over de bijzondere kenmerken van visserijwetgeving en de bijbehorende MCS-verplichtingen. De capaciteitsopbouw van de gespecialiseerde agentschappen van de Verenigde Naties zoals de FAO, UNODC of Interpol biedt de kans te voorkomen dat de daders profijt trekken uit hun illegale activiteiten.

Een andere uitdaging, die voor de langere termijn geldt, is het voorkomen van recidive. Het in stand houden van de politieke wil is hier de belangrijkste doelstelling.

22.

ØVersterking van de internationale governance tegen IOO-visserij


Verdere ratificaties en een doeltreffende en volledige uitvoering van de PSMA door alle partijen wordt een van de grootste uitdagingen van de komende jaren. De EU organiseert de derde bijeenkomst van de partijen bij de PSMA in Brussel. Bij deze zeer belangrijke multilaterale bijeenkomst kan voor het eerst de doeltreffendheid van de overeenkomst worden geëvalueerd. Bij deze gelegenheid zal de FAO ook een overzicht geven van de stand van zaken rond de ontwikkeling van een wereldwijd systeem voor informatie-uitwisseling (GIES) dat de uitwisseling van informatie over weigeringen van de toegang tot havens en inspectieresultaten tussen de partijen bij de overeenkomst moet vergemakkelijken. IT-ontwikkelingen zullen opnieuw zowel een kans als een knelpunt vormen wat de interoperabiliteit met andere IT-kaders betreft.

In het kader van de ROVB zal het zaak zijn om tussen de overeenkomstsluitende partijen consensus te bereiken over de anti-IOO-maatregelen, en met name maatregelen om de ROVB-lijsten van IOO-vaartuigen onderling af te stemmen, bepalingen op te stellen die gericht zijn tegen onderdanen die betrokken zijn bij IOO-visserij, en om de transparantie van regels inzake de economische eigendom van vaartuigen te vergroten.

Een ander probleem is de “verkoop” door vlaggenstaten van hun vlaggen aan exploitanten uit niet-EU-landen. Deze staten, wier vlag vaak wordt aangeduid als “goedkope vlag”, oefenen vaak geen rechtsmacht of doeltreffende controle uit over de vaartuigen die onder hun vlag zijn geregistreerd. Het is zaak ervoor te zorgen dat die landen hun verantwoordelijkheid als vlaggenstaat uit hoofde van het internationaal visserijrecht nakomen en dat zij een betere samenwerking tussen de visserijcontroleautoriteiten en de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het registreren van de vissersvaartuigen (inclusief koelschepen en bevoorradingsschepen) waarborgen.

Transparantie is van essentieel belang voor een betere controle en afschrikking van IOO-visserij. Er moet meer openbare informatie over de toepasselijke regels en de betrokken vaartuigen beschikbaar komen. Alle landen moeten nationale wetgeving publiceren die van belang is voor het beheer en de instandhouding van hun hulpbronnen, voor de voorwaarden die gelden voor de activiteiten van vissersvaartuigen die in hun wateren actief zijn en onder hun vlag varen, en voor vaartuigen uit niet-EU-landen die visserijactiviteiten verrichten in hun wateren (inclusief openbare vlootregisters, visvergunningen en -machtigingen en deelname aan de wereldwijde FAO-registratie van vissersvaartuigen, koelschepen en bevoorradingsschepen). De transparantie van visserijovereenkomsten moet worden vergroot, naar het voorbeeld van de PODV’s van de EU 39 .

23.

ØSamenwerking en coördinatie


Schendingen van de mensenrechten en arbeidsrechten in de visserijsector houden vaak verband met IOO-visserij. Door toepassing van de IOO-verordening kan dergelijk misbruik aan het licht komen. Bovendien heeft de ervaring geleerd dat betere visserijcontrolestructuren en -instrumenten tot een verbeterde aanpak van schendingen van mensen- en arbeidsrechten leiden. De IOO-verordening is op zich echter niet het juiste instrument om dergelijke inbreuken aan te pakken, omdat het toepassingsgebied ervan duidelijk beperkt is tot IOO-visserij zoals gedefinieerd in het internationaal recht. Deze bredere problemen vragen derhalve om een ander adequaat rechtskader.

Er bestaat steeds vaker een wisselwerking tussen anti-IOO-visserijbeleid en arbeids-, douane-, handels- en vervoersbeleid, sanitaire voorschriften, fraudebestrijding en strafbare feiten zoals belastingontduiking of het witwassen van geld. Door nauwere interne samenwerking (tussen verschillende diensten van de Commissie en met de EDEO) heeft de Commissie meer synergieën kunnen ontwikkelen en is zij doeltreffender geworden. Deze inspanningen moeten worden voortgezet, maar er is nog ruimte voor verbetering: het is zaak om te zorgen voor passende kanalen voor samenwerking en coördinatie op internationaal niveau. Ook moet de samenwerking tussen agentschappen op lidstaatniveau verder worden bevorderd.

4.Conclusies

De IOO-verordening blijft een omvattend en doeltreffend kader om IOO-visserij in de EU te bestrijden. Het is een uniek systeem: aan de ene kant voorkomt het dat IOO-visserijproducten toegang krijgen tot de EU-markt, aan de andere kant zorgt de dialoog met niet-EU-landen voor een sterke intensivering van de aanpak van IOO-visserij wereldwijd.

Het kaartsysteem van de IOO-verordening is uitgegroeid tot een internationaal erkend instrument om vooruitgang te boeken in de strijd tegen IOO-visserij en wereldwijd meer aandacht te vestigen op deze plaag. Het succes ervan is gedeeltelijk te danken aan het feit dat het systeem van de IOO-verordening geen EU-normen oplegt aan niet-EU-landen. In plaats daarvan zorgt het er eenvoudigweg voor dat die landen hun verbintenissen in het kader van het internationaal recht als vlaggen-, haven-, kust- of marktstaat nakomen.

Om duurzameontwikkelingssubdoelstelling 14.4 (IOO-visserij beëindigen en onze verbintenissen in het kader van de Europese Green Deal naleven) te halen, is het in het belang van de EU om zowel de vangstcertificeringsregeling als het kaartsysteem wereldwijd te bevorderen als krachtige instrumenten in de bestrijding van IOO-visserij. Dit moet gepaard gaan met inspanningen om governanceleemten op regionaal en op mondiaal niveau te dichten en het vermogen van niet-EU-landen om IOO-visserij te bestrijden, te versterken.

Om de IOO-verordening en het EU-kader om IOO-visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, nog doeltreffender te maken, is het van essentieel belang om het herziene EU-visserijcontrolesysteem snel goed te keuren en uit te voeren. Dit geldt ook voor de digitalisering van de vangstcertificeringsregeling.


(1)

24.

Informatie verstrekt door de lidstaten over de periode 2016-2017. Die informatie wordt om de twee

jaar verstrekt op basis van een door de Commissie opgestelde vragenlijst.

(2)

COM(2015) 480 final van 1 oktober 2015.

(3)

www.fao.org/3/a-i6069e.pdf">www.fao.org/3/a-i6069e.pdf

(4)

“Subdoelstelling 14.4: uiterlijk in 2020 het oogsten van vis daadwerkelijk te hebben gereguleerd en een einde te hebben gemaakt aan overbevissing, aan illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij en aan destructieve visserijpraktijken, en wetenschappelijk gefundeerde beheersplannen uit te voeren teneinde de bestanden in zo kort mogelijke tijd te herstellen tot op zijn minst het niveau dat de door hun biologische kenmerken bepaalde maximale duurzame opbrengst kan opleveren.

https://unstats.un.org/sdgs/metadata/?Text=&Goal=14&Target=14.4

(5)

COM(2019) 640 final van 11 december 2019.

(6)

COM(2020) 380 final van 20 mei 2020.

(7)

COM(2020) 381 final van 20 mei 2020.

(8)

Een uitgebreide lijst is te vinden op: https://ec.europa.eu/fisheries/cfp/international/rfmo_nl

(9)

Verordening (EG) Nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen.

https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:32009R1224

(10)

De EU is een actieve deelnemer in vijf ROVB’s voor tonijn, twaalf ROVB’s voor andere soorten dan
tonijn en in andere visserijorganisaties. De volledige lijst is te vinden op:
https://ec.europa.eu/fisheries/cfp/international/rfmo_nl

(11)

https://ec.europa.eu/maritimeaffairs/policy/maritime-security_nl

(12)

www.fao.org/port-state-measures/en/">www.fao.org/port-state-measures/en/

(13)

De EU heeft de overeenkomst goedgekeurd bij Besluit 2011/443/EU van de Raad van 20 juni 2011.

(14)

25.

Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 inzake

het duurzame beheer van externe vissersvloten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1006/2008
van de Raad. https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=celex:32017R2403

(15)

26.

Cijfers over juni 2019 (met uitzondering van het bevoegdheidsgebied van de Algemene

Visserijcommissie voor de Middellandse Zee, GFCM): 5 843 vissersvaartuigen en
8 818 vismachtigingen.

(16)

27.

Verordening (EEG) Nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een

communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk
visserijbeleid moet garanderen.
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:32009R1224

(17)

COM (2018) 368 final van 30 mei 2018.

(18)

Inclusief vaartuigen met een lengte van minder dan 12 meter.

(19)

28.

Over 2016-2017 werden 36 waarnemingen van buitenlandse vissersvaartuigen gemeld door de

lidstaten. Informatie op basis van de meldingen van de lidstaten over de periode 2016-2017
overeenkomstig artikel 55, lid 1.

(20)

Eveneens in het kader van artikel 55, lid 1 van de IOO-verordening.

(21)

Raming van de Commissie op basis van de kennisgeving van de lidstaten op grond van artikel 18, lid 5,
van de IOO-verordening.

(22)

Gemiddeld wordt elk jaar 350 000 EUR toegewezen voor de ontwikkeling van Catch.

(23)

www.fao.org/iuu-fishing/international-framework">www.fao.org/iuu-fishing/international-framework

(24)

Raadpleeg voor nadere inlichtingen over het systeem: https://ec.europa.eu/fisheries/sites/fisheries/files/docs/body/catch-it-system_en.pdf

(25)

https://ec.europa.eu/taxation_customs/general-information-customs/electronic-customs/eu-single-window-environment-for-customs_en


(26)

Artikelen 31 en 32 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad.

(27)

https://ec.europa.eu/fisheries/sites/fisheries/files/illegal-fishing-overview-of-existing-procedures-third-countries_en.pdf

(28)

Ibid.

(29)

Ibid.

(30)

Vertegenwoordigd door de Europese Commissie.

(31)

29.

BESLUIT VAN DE RAAD van 20 juni 2011 betreffende de goedkeuring, namens de Europese Unie, van

de Overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde
visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen (2011/443/EU).

(32)

https://ec.europa.eu/fisheries/cfp/international/agreements_nl


(33)

Gefinancierd in het kader van het 11e Europees Ontwikkelingsfonds (EOF),

https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:32015R0322

(34)

Ibid.

(35)

Ibid.

(36)

Bijlage 2 bij het Besluit van de Commissie over het jaarlijks actieprogramma voor 2018 ten behoeve van oostelijk en zuidelijk Afrika en de Indische Oceaan dat gefinancierd wordt uit het elfde Europees Ontwikkelingsfonds.

(37)

Aan de hand van informatie van EU NAVFOR analyseert de Commissie waarnemingen en luchtopnamen van vaartuigen die mogelijk betrokken zijn bij visserij en aan visserij gerelateerde activiteiten, en in het bijzonder activiteiten die als een schending van de toepasselijke instandhoudings- en beheerregels kunnen worden beschouwd. Deze worden aan de Commissie voor tonijnvisserij in de Indische Oceaan toegezonden.

(38)

UN/Cefact doet in dit verband momenteel belangrijk werk: het verkent de mogelijkheden om het FLUX-formaat daarvoor te gebruiken.

(39)

PODV’s die door de EU zijn ondertekend, verplichten partnerlanden tot het openbaar maken van hun bilaterale overeenkomsten met andere partners en het toepassen van de beginselen van niet-discriminatie.