Toelichting bij COM(2020)796 - Wijziging van Verordening (EU) 2016/794 wat betreft de samenwerking van Europol met particuliere partijen, de verwerking van persoonsgegevens door Europol ter ondersteuning van strafrechtelijke onderzoeken en de rol van Europol op het gebied van onderzoek en innovatie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Het veiligheidslandschap verandert voortdurend in Europa door veranderende en steeds complexer wordende bedreigingen voor de veiligheid. Criminelen benutten de voordelen die de digitale transformatie, nieuwe technologieën 1 , mondialisering en mobiliteit met zich brengen, zoals de interconnectiviteit en het vervagen van de grenzen tussen de fysieke en de digitale wereld 2 . Recente gebeurtenissen 3 hebben nog maar eens aangetoond dat terrorisme een belangrijke bedreiging blijft vormen voor de vrijheid en levenswijze van de Europese Unie en haar burgers. De COVID-19-crisis draagt daartoe bij, aangezien criminelen al snel mogelijkheden zagen om de crisis te benutten door hun werkwijzen aan te passen of nieuwe criminele activiteiten te ontwikkelen 4 . Hoewel de gevolgen van de COVID-19-crisis voor de veiligheid nog niet volledig zichtbaar zijn, zullen deze naar verwachting het landschap van de zware en georganiseerde criminaliteit in de EU op middellange en lange termijn vormgeven 5 .

Die steeds veranderende bedreigingen voor de veiligheid vergen effectieve steun op EU-niveau voor de werkzaamheden van de nationale rechtshandhavingsautoriteiten. Deze bedreigingen verspreiden zich over de grenzen heen, bestrijken en faciliteren allerlei strafbare feiten, en manifesteren zich in polycriminele georganiseerde misdaadgroepen 6 die tal van criminele activiteiten ontplooien. Aangezien tot het nationale niveau beperkte maatregelen niet volstaan om deze grensoverschrijdende veiligheidsproblemen aan te pakken, hebben de rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten steeds meer gebruikgemaakt van de ondersteuning en deskundigheid die Europol, het EU-agentschap voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving, biedt om www.europol.europa.eu/publications-documents">zware criminaliteit en terrorisme te bestrijden. Europol staat centraal bij de ondersteuning op EU-niveau van de lidstaten bij de bestrijding van zware criminaliteit en terrorisme. Het agentschap biedt de nationale rechtshandhavingsautoriteiten ondersteuning en deskundigheid bij de preventie en bestrijding van zware criminaliteit die twee of meer lidstaten betreft, van terrorisme en van vormen van criminaliteit die een schending inhouden van een gemeenschappelijk belang dat tot het beleid van de Unie behoort. Sinds de Europol-verordening van 2016 van toepassing is geworden 7 , is het operationele belang van de taken van het agentschap aanzienlijk veranderd. Zo is de operationele steun van het Europees Centrum voor terrorismebestrijding van Europol de afgelopen jaren vervijfvoudigd (van 127 ondersteunde operationele gevallen in 2016 tot 632 gevallen in 2019). Het centrum is nu betrokken bij elk groot terrorismebestrijdingsonderzoek in de EU.

De terreurdreiging in Europa blijft hoog 8 . In een gezamenlijke verklaring van de EU-ministers van Binnenlandse Zaken van 13 november 2020 over de recente terroristische aanslagen in Europa verzoeken de ministers “de Commissie een voorstel in te dienen tot herziening van het mandaat van Europol met een sterke rechtsgrondslag voor de verwerking van grote datasets. Europol en met name het Europees Centrum voor terrorismebestrijding (ECTC) zijn van fundamenteel belang om de lidstaten op doeltreffende wijze te ondersteunen bij het voorkomen en vervolgen van terroristische misdrijven, en moeten dan ook worden versterkt.” 9

De bedreigingsomgeving zorgt er ook voor dat lidstaten een ander soort ondersteuning nodig hebben en verwachten van Europol om de burgers te beschermen, op een manier die niet te voorzien was toen de medewetgevers over het huidige mandaat van Europol onderhandelden. In zijn conclusies van december 2019 erkent de Raad “dat Europol om dringende operationele redenen rechtstreeks gegevens van particuliere partijen moet kunnen vragen en ontvangen en roept hij de Commissie op te overwegen, de planning van de evaluatie van de Europol-verordening aan te passen gezien het feit dat de Europese wetshandhaving geconfronteerd wordt met nieuwe technologische ontwikkelingen” 10 . Er is een dringende maatschappelijke behoefte aan de bestrijding van zware criminaliteit die wordt voorbereid of gepleegd met behulp van grensoverschrijdende diensten die door particuliere partijen worden aangeboden 11 , met name cybercriminaliteit. Hoewel dit probleem gedeeltelijk wordt aangepakt door het pakket elektronisch bewijsmateriaal 12 , zijn er situaties waarin de steun van Europol nodig is om de bedreigingen van cybercriminaliteit en gedigitaliseerde criminaliteit doeltreffend tegen te gaan, met name wanneer particuliere partijen dergelijke criminaliteit proberen te melden.

In een resolutie van juli 2020 riep het Europees Parlement ook op Europol te versterken door te verklaren dat “het een prioriteit moet zijn Europol de bevoegdheid te verlenen een verzoek om opening van grensoverschrijdende onderzoeken in te dienen, met name in gevallen van ernstige aanvallen op klokkenluiders en onderzoeksjournalisten die een essentiële rol spelen bij de onthulling van corruptie, fraude, wanbeheer en andere wanpraktijken in de openbare en particuliere sector”. 13

Gezien het veranderende veiligheidsklimaat moet Europol over de capaciteiten en instrumenten beschikken om de lidstaten doeltreffend te ondersteunen bij de bestrijding van zware criminaliteit en terrorisme. Als reactie op dringende operationele behoeften en verzoeken van de medewetgevers om meer ondersteuning van Europol, werd in het werkprogramma van de Commissie voor 2020 een wetgevingsinitiatief aangekondigd om “het mandaat van Europol [te] versterken om de operationele politiesamenwerking te versterken”. Dit is ook een van de belangrijkste maatregelen van de EU-strategie voor de veiligheidsunie van juli 2020 14 . Overeenkomstig de oproep in de politieke beleidslijnen 15 om, “[a]ls het gaat om de bescherming van onze burgers, […] ons uiterste best [te] doen”, heeft dit wetgevingsinitiatief betrekking op de gebieden waarop belanghebbenden om extra ondersteuning van Europol verzoeken, teneinde de lidstaten te helpen de burgers te beschermen.

Daartoe beoogt dit voorstel het mandaat van Europol binnen de opdracht en de taken van Europol zoals neergelegd in het Verdrag, te versterken 16 , met name door:

·Europol in staat te stellen doeltreffend samen te werken met particuliere partijen, door het gebrek aan dergelijke samenwerking aan te pakken en rechtshandhavingsautoriteiten in staat te stellen het gebruik van grensoverschrijdende diensten, zoals communicatie-, bank- of vervoersdiensten, door criminelen tegen te gaan;

·Europol in staat te stellen de lidstaten en hun onderzoeken op doeltreffende wijze te ondersteunen met de analyse van grote en complexe datasets, waarbij het probleem van big data voor rechtshandhavingsautoriteiten wordt aangepakt;

·de rol van Europol op het gebied van onderzoek en innovatie te versterken, waarbij lacunes worden aangepakt die van belang zijn voor de rechtshandhaving;

·de samenwerking van Europol met derde landen in specifieke situaties en in elk afzonderlijk geval te verbeteren, om de strafbare feiten waarop de doelstellingen van Europol betrekking hebben, te voorkomen en te bestrijden;

·te verduidelijken dat Europol in specifieke gevallen waarin Europol van oordeel is dat een strafrechtelijk onderzoek moet worden ingesteld, de bevoegde autoriteiten van een lidstaat kan verzoeken een onderzoek in te stellen, te voeren of te coördineren met betrekking tot een strafbaar feit dat een schending inhoudt van een gemeenschappelijk belang dat tot het beleid van de Unie behoort, zonder dat het betrokken strafbaar feit een grensoverschrijdende dimensie hoeft te hebben 17 ;

·de samenwerking van Europol met het Europees Openbaar Ministerie (EOM) te versterken;

·het gegevensbeschermingskader dat van toepassing is op Europol, verder te versterken;

·het parlementair toezicht op en de verantwoordingsplicht van Europol verder te versterken.

Dit wetgevingsinitiatief houdt verband met een wetgevingsvoorstel tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1862 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem (SIS) op het gebied van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, teneinde Europol in staat te stellen gegevens in te voeren in het SIS. Hierdoor zou Europol, na raadpleging van de lidstaten gegevens, in het SIS gegevens kunnen invoeren over de vermoedelijke betrokkenheid van een onderdaan van een derde land bij een strafbaar feit waarvoor Europol bevoegd is.

Dit wetgevingsinitiatief maakt deel uit van een pakket maatregelen dat de Commissie op 9 december 2020 heeft gepresenteerd om de respons van de Unie op de terreurdreiging te versterken.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit wetgevingsinitiatief houdt rekening met een breed scala aan EU-beleidsmaatregelen op het gebied van interne veiligheid die sinds de inwerkingtreding van de Europol-verordening van 2016 zijn goedgekeurd of van toepassing zijn geworden.

Wat de samenwerking met particuliere partijen betreft, houdt dit wetgevingsinitiatief rekening met de gerelateerde initiatieven voor de verwijdering van terroristische online-inhoud 18 en ter verbetering van de grensoverschrijdende toegang tot elektronisch bewijsmateriaal 19 . Als het pakket elektronisch bewijsmateriaal wordt aangenomen op basis van de voorstellen van de Commissie, zou het de nationale rechtshandhavings- en justitiële autoriteiten de mogelijkheid bieden Europese overleggingsbevelen en Europese bewaringsbevelen uit te vaardigen om van dienstverleners digitaal bewijsmateriaal te verkrijgen voor strafrechtelijke onderzoeken, ongeacht in welke lidstaat de dienstverlener is gevestigd of de informatie is opgeslagen.

Wat betreft de beperkingen bij het delen van informatie uit derde landen over verdachten en criminelen, wordt bij de beoordeling van de opties om deze informatie-uitwisseling te versterken, rekening gehouden met de lopende werkzaamheden met het oog op de interoperabiliteit 20 van de EU-informatiesystemen voor veiligheids-, grens- en migratiebeheer en het rechtskader van de EU inzake grootschalige IT-systemen. Dit betreft zowel reeds bestaande als geplande EU-informatiesystemen, namelijk het Schengeninformatiesysteem 21 , het inreis-uitreissysteem van de EU 22 , het Europees systeem voor reisinformatie en -autorisatie 23 , en de voorgestelde verbetering van het Visuminformatiesysteem 24 en van het Eurodac-systeem 25 .

Dit wetgevingsinitiatief houdt ook rekening met de samenwerking tussen Europol en andere Unieorganen of -agentschappen, met name het Europees Openbaar Ministerie 26 , Eurojust (het EU-agentschap voor justitiële samenwerking in strafzaken) 27 , Enisa als het Europees agentschap voor cyberveiligheid 28 , het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) 29 , en het Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex) 30 .

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Dit wetgevingsinitiatief houdt ook rekening met een breed scala aan EU-beleidsmaatregelen op het gebied van interne veiligheid die sinds de inwerkingtreding van de Europol-verordening van 2016 zijn goedgekeurd of van toepassing zijn geworden.

In dit wetgevingsinitiatief wordt ten volle rekening gehouden met de relevante EU-wetgeving inzake gegevensbescherming (zie punt 3 over de grondrechten).

Wat innovatie betreft, houdt dit wetgevingsinitiatief rekening met de EU-financiering op het gebied van veiligheid in het kader van Horizon 2020 31 , het Fonds voor interne veiligheid 32 , het voorgestelde Horizon Europa 33 en het voorgestelde programma Digitaal Europa 34 . Ook wordt rekening gehouden met de Europese datastrategie 35 en het Witboek over kunstmatige intelligentie 36 als de eerste pijlers van de nieuwe digitale strategie van de Commissie, alsook met de lopende werkzaamheden ter voorbereiding van de governance van gemeenschappelijke Europese dataruimten.

Wat de samenwerking van Europol met derde landen betreft, houdt dit wetgevingsinitiatief rekening met het externe beleid van de Unie, met name het werk van EU-delegaties en deskundigen op het gebied van terrorismebestrijding/veiligheid in derde landen en missies en operaties in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van dit wetgevingsinitiatief is artikel 88 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Artikel 88, lid 1, VWEU, bepaalt dat het de opdracht van Europol is het optreden van de politie-instanties en andere wetshandhavingsdiensten van de lidstaten, alsmede hun wederzijdse samenwerking bij de voorkoming en bestrijding van zware criminaliteit waardoor twee of meer lidstaten worden getroffen, van terrorisme en van vormen van criminaliteit die een schending inhouden van een gemeenschappelijk belang dat tot het beleid van de Unie behoort, te ondersteunen en te versterken. Het bepaalt ook dat de nadere regeling over Europol volgens de gewone wetgevingsprocedure bij verordening wordt vastgesteld.

Subsidiariteit

Volgens het subsidiariteitsbeginsel, zoals vastgelegd in artikel 5, lid 3, VEU, treedt de EU slechts op indien en voor zover de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten alleen kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de EU kunnen worden bereikt.

De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de binnenlandse veiligheid 37 . De Unie eerbiedigt immers de essentiële staatsfuncties van de lidstaten, met name de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de nationale veiligheid 38 . Aangezien zware criminaliteit en terrorisme vaak grensoverschrijdend van aard zijn, volstaan maatregelen op nationaal niveau niet om deze doeltreffend te bestrijden. Daarom kiezen de lidstaten ervoor om in het kader van de EU samen te werken bij de aanpak van de bedreigingen van zware criminaliteit en terrorisme. Zij streven ernaar hun rechtshandhavingsmaatregelen te coördineren en samen te werken bij het aanpakken van gemeenschappelijke veiligheidsproblemen. Zij besluiten middelen op EU-niveau te bundelen en deskundigheid uit te wisselen. Als EU-agentschap voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving is Europol een sterke uiting van dit streven van de lidstaten om hun burgers te beschermen door samen te werken. Europol biedt de lidstaten een kader om hun rechtshandhavingsmaatregelen te coördineren. Om informatie uit te wisselen en samen te werken bij hun strafrechtelijke onderzoeken maken de lidstaten gebruik van hun verbindingsofficieren bij Europol en van het kanaal voor informatie-uitwisseling dat het agentschap biedt. De lidstaten bundelen hun middelen door Europol te belasten met het verwerken van hun informatie in zijn databanken en het verstrekken van gezamenlijke analyses. Zij maken gebruik van de toenemende expertise die Europol samenbrengt op het gebied van diverse aspecten van politiewerk. Dit heeft van Europol de meest zichtbare en doeltreffende component van de EU-steun voor de rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten gemaakt.

De veranderende bedreigingen voor de veiligheid, die worden aangestuurd door de manier waarop criminelen de voordelen van de digitale transformatie en nieuwe technologieën benutten, vragen ook om doeltreffende ondersteuning op EU-niveau van het werk van de nationale rechtshandhavingsautoriteiten. Er bestaan natuurlijk verschillen in de manier waarop afzonderlijke lidstaten, hun regio’s en lokale gemeenschappen specifieke vormen van criminaliteit aanpakken. Daarom kunnen hun rechtshandhavingsautoriteiten kiezen wanneer zij de steun van Europol op EU-niveau inroepen en aan welke gezamenlijke initiatieven moet worden deelgenomen. In ieder geval worden rechtshandhavingsautoriteiten in alle lidstaten, regio’s en lokale gemeenschappen geconfronteerd met dezelfde veranderende bedreigingen voor de veiligheid. Derhalve moet de EU meer steun verlenen aan de lidstaten bij de bestrijding van zware criminaliteit en terrorisme om gelijke tred te houden met deze dreigingen.

1.

De lidstaten alleen zouden immers niet in staat zijn om alle problemen die dit voorstel wil verhelpen, doeltreffend aan te pakken:


·wat betreft het gebrek aan doeltreffende samenwerking tussen particuliere partijen en rechtshandhavingsautoriteiten om misbruik van grensoverschrijdende diensten door criminelen tegen te gaan, zijn de nationale autoriteiten niet in staat om op zichzelf doeltreffende analyses te verrichten van datasets die op meerdere rechtsgebieden betrekking hebben of die niet aan een rechtsgebied kunnen worden toegeschreven, aangezien het zeer arbeidsintensief is om grote datasets te doorzoeken om de gegevens te identificeren die relevant zijn voor het respectieve rechtsgebied of de respectieve rechtsgebieden, met name wanneer de betrokken lidstaten nog niet zijn geïdentificeerd. Wanneer daarentegen de nationale rechtshandhavingsautoriteiten kleinere datasets verkrijgen die gericht zijn op hun respectieve rechtsgebied, krijgen zij niet het volledige inlichtingenbeeld. Bovendien kunnen de lidstaten deze problemen niet doeltreffend aanpakken door middel van intergouvernementele samenwerking, waarbij de lidstaat van vestiging de gegevens zou ontvangen, analyseren en vervolgens verstrekken aan de betrokken lidstaten. Dit zou niet alleen onevenredige gevolgen hebben voor de middelen van de lidstaten van vestiging, maar ook juridische problemen meebrengen in situaties waarin er tussen de criminele activiteit en het rechtsgebied van de betrokken lidstaat geen of slechts een beperkt verband bestaat;

·wat betreft het probleem van big data voor rechtshandhavingsautoriteiten, zijn de lidstaten niet in staat om dergelijke grensoverschrijdende verbanden op te sporen aan de hand van hun eigen analyse van de grote datasets op nationaal niveau, aangezien zij niet beschikken over de overeenkomstige gegevens over andere strafbare feiten en criminelen in andere lidstaten. Bovendien beschikken sommige lidstaten mogelijk niet altijd over de nodige IT-instrumenten, -deskundigheid en -middelen om grote en complexe datasets te analyseren;

·wat betreft de lacunes op het gebied van onderzoek en innovatie die van belang zijn voor de rechtshandhaving: niet alle lidstaten zijn in staat ten volle gebruik te maken van de mogelijkheden die nieuwe technologieën bieden om criminaliteit en terrorisme te bestrijden en de problemen aan te pakken die het gevolg zijn van het gebruik van die technologieën door criminelen en terroristen, gelet op de daarvoor vereiste investeringen, middelen en vaardigheden;

·wat betreft de beperkingen van de samenwerking op het gebied van rechtshandhaving met derde landen, kan Europol een belangrijke rol spelen door de samenwerking met derde landen ter bestrijding van criminaliteit en terrorisme uit te breiden, in goede samenhang met andere externe beleidsmaatregelen en instrumenten van de EU;

·wat betreft strafbare feiten die een schending inhouden van een gemeenschappelijk belang dat tot het beleid van de Unie behoort, hebben lidstaten mogelijk steun nodig om dergelijke strafbare feiten doeltreffend te kunnen onderzoeken.

Evenredigheid

Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel dat is vastgelegd in artikel 5, lid 4, VEU, moeten de aard en de intensiteit van een eventuele maatregel worden afgestemd op het vastgestelde probleem. Alle problemen die met dit wetgevingsinitiatief worden aangepakt, vereisen op een of andere manier ondersteuning op EU-niveau om de lidstaten in staat te stellen deze problemen op doeltreffende wijze aan te pakken:

·wat betreft het gebrek aan doeltreffende samenwerking tussen particuliere partijen en rechtshandhavingsautoriteiten bij de aanpak van problemen die worden veroorzaakt doordat criminelen grensoverschrijdende diensten, zoals communicatie-, bank- of vervoersdiensten, gebruiken: deze problemen kunnen op EU-niveau doeltreffender en efficiënter worden aangepakt dan op nationaal niveau, door analyses te verrichten van datasets die op meerdere rechtsgebieden betrekking hebben of die niet aan een rechtsgebied kunnen worden toegeschreven, teneinde de gegevens die relevant zijn voor de respectieve betrokken lidstaten te identificeren, en door op EU-niveau een kanaal te creëren voor verzoeken aan particuliere partijen die persoonsgegevens bevatten;

·het probleem van big data voor rechtshandhavingsautoriteiten kan op EU-niveau doeltreffender en efficiënter worden aangepakt dan op nationaal niveau, door de lidstaten te helpen grote en complexe datasets te verwerken teneinde hun strafrechtelijke onderzoeken met grensoverschrijdende aanwijzingen te ondersteunen. Het zou daarbij onder meer gaan om technieken op het gebied van digitaal forensisch onderzoek die tot doel hebben de nodige informatie vast te stellen en verbanden met strafbare feiten en criminelen in andere lidstaten op te sporen;

·wat betreft de lacunes op het gebied van onderzoek en innovatie die van belang zijn voor de rechtshandhaving: deze problemen kunnen, gelet op de aanzienlijke technische en financiële investeringen die daarvoor nodig zijn, op EU-niveau doeltreffender en efficiënter worden aangepakt dan op nationaal niveau, door synergieën tot stand te brengen en schaalvoordelen te realiseren. Om aan de hand daarvan de grootste toegevoegde waarde van EU-financiering voor veiligheidsonderzoek te creëren, moet de lacune inzake de coördinatie van onderzoeks- en innovatiebehoeften bij de rechtshandhaving worden gedicht. Bovendien zijn innovatie en de ontwikkeling van nieuwe technologieën vaak afhankelijk van de beschikbaarheid van grote hoeveelheden gegevens, wat beter op EU-niveau kan worden gerealiseerd. Door de ontwikkeling van EU-instrumenten ter bestrijding van zware criminaliteit en terrorisme te bevorderen, houdt een EU-aanpak voor innovatie rekening met de grensoverschrijdende dimensie van veel van de huidige bedreigingen voor de veiligheid en met de noodzaak van grensoverschrijdende samenwerking tussen rechtshandhavingsautoriteiten om deze bedreigingen het hoofd te bieden.

·wat betreft de onzekerheden over het gebruik door Europol van mechanismen voor de uitwisseling van persoonsgegevens met derde landen, kunnen de beperkingen van Verordening (EU) 2016/794, die een doeltreffende samenwerking met derde landen in de weg zouden kunnen staan, op EU-niveau doeltreffend worden aangepakt;

·wat betreft strafbare feiten die een schending inhouden van een gemeenschappelijk belang dat tot het beleid van de Unie behoort, kan ondersteuning op EU-niveau nodig zijn om dergelijke strafbare feiten doeltreffend te kunnen onderzoeken.

Als EU-agentschap voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving zou Europol in een goede positie verkeren om deze ondersteuning op EU-niveau te verlenen. Europol is immers zeer doeltreffend gebleken bij het ondersteunen van de nationale rechtshandhavingsautoriteiten bij de bestrijding van zware criminaliteit en terrorisme. Uit de raadpleging van belanghebbenden tijdens de voorbereiding van de effectbeoordeling is gebleken dat men zeer tevreden is over Europol. Er zijn duidelijke synergieën en schaalvoordelen voor de lidstaten te behalen als gevolg van bijvoorbeeld de gezamenlijke verwerking van informatie door Europol of van de deskundigheid die de gespecialiseerde centra 39 samenbrengen en ter beschikking stellen van de lidstaten. De lidstaten verwachten, en hebben operationeel gezien behoefte aan hetzelfde niveau van ondersteuning van Europol wanneer het gaat om veranderende bedreigingen voor de veiligheid.

Op EU-niveau samenwerken op het gebied van rechtshandhaving via Europol komt niet in de plaats van verschillende nationale beleidsmaatregelen inzake interne veiligheid, noch van het werk van de nationale rechtshandhavingsautoriteiten. Deze ondersteuning op EU-niveau doet geen afbreuk aan de verschillen tussen de rechtsstelsels en -tradities van de lidstaten, zoals erkend in de Verdragen 40 .

Keuze van het instrument

Aangezien het mandaat van Europol is vastgelegd in Verordening (EU) 2016/794, moet de versterking van het mandaat van Europol de vorm aannemen van een verordening.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

Om te waarborgen dat het algemeen belang op passende wijze in aanmerking wordt genomen bij de aanpak van de Commissie om het mandaat van Europol te versterken, hebben de diensten van de Commissie relevante belanghebbenden geïdentificeerd en hen geraadpleegd gedurende de voorbereiding van dit wetgevingsinitiatief. De diensten van de Commissie hebben de standpunten verzameld van een breed scala aan deskundigen ter zake, nationale autoriteiten, organisaties uit het maatschappelijk middenveld en burgers ten aanzien van hun verwachtingen en bezorgdheden met betrekking tot het versterken van de capaciteit van Europol om de lidstaten te ondersteunen om criminaliteit op doeltreffende wijze te voorkomen en te onderzoeken.

2.

Tijdens het raadplegingsproces hebben de diensten van de Commissie uiteenlopende methoden en vormen van raadpleging gehanteerd. Het betrof onder meer:


·een raadpleging over de initiële effectbeoordeling, waarbij standpunten werden verzameld van alle belanghebbende partijen;

·een gerichte raadpleging van belanghebbenden met behulp van een vragenlijst;

·interviews met deskundigen; en

·gerichte thematische workshops met belanghebbenden, waarbij de nadruk lag op deskundigen ter zake, waaronder mensen uit de praktijk op het nationale niveau. Gezien de technische aspecten en specifieke kenmerken van het thema hebben de diensten van de Commissie zich toegespitst op gerichte raadplegingen, waarin een breed scala van belanghebbenden op nationaal en EU-niveau aan bod kwam.

De variëteit van gezichtspunten vormde voor de Commissie een waardevolle hulpbron om ervoor te zorgen dat haar wetgevingsinitiatief werd afgestemd op de behoeften en rekening hield met de bezorgdheden van een breed scala van belanghebbenden. Dankzij de diverse gezichtspunten kon de Commissie ook noodzakelijke en onmisbare gegevens, feiten en standpunten met betrekking tot het belang, de doeltreffendheid, de efficiëntie, de samenhang en de toegevoegde waarde van dit wetgevingsinitiatief op EU-niveau verzamelen.

Vanwege de COVID-19-pandemie en de ermee samenhangende beperkingen en de onmogelijkheid om de belanghebbenden fysiek te ontmoeten, werden de raadplegingsactiviteiten toegespitst op toepasselijke alternatieven, zoals online-enquêtes, semigestructureerde telefonische interviews en vergaderingen via videoconferentie.

De belanghebbenden zijn in het algemeen voorstander van het versterken van het wettelijke mandaat van Europol om de lidstaten te ondersteunen bij het voorkomen en bestrijden van zware criminaliteit en terrorisme. De lidstaten hebben de voorkeursbeleidsopties expliciet gesteund in verschillende Raadsfora en in een verklaring van de ministers van Binnenlandse Zaken van de EU van oktober 2020 (“Ten points on the Future of Europol” (tien punten over de toekomst van Europol). Tegelijkertijd zijn de lidstaten zich bewust van het belang van hun nationale soevereiniteit op het gebied van rechtshandhaving vanuit operationeel en procedureel oogpunt. Het Europees Parlement heeft zijn steun uitgesproken voor een sterke rol voor Europol en heeft er in een resolutie van het Europees Parlement van juli 2020 aan herinnerd dat “een versterkt mandaat hand in hand moet gaan met passende parlementaire controle”. Het Europees Parlement zal naar verwachting een gedetailleerde motivering verlangen van de noodzaak om Europol nieuwe gegevensverwerkingscapaciteit te geven, alsook sterke waarborgen op het gebied van gegevensbescherming. Uit de besprekingen met alle belanghebbenden is immers gebleken hoe belangrijk het is te voorzien in passende waarborgen om de grondrechten, en met name het recht op bescherming van persoonsgegevens, te waarborgen.

De resultaten van de raadplegingsactiviteiten werden meegenomen in de effectbeoordeling en bij de voorbereiding van het wetgevingsinitiatief.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

De Commissie heeft een externe consultant opdracht gegeven een studie te verrichten naar de praktijk van rechtstreekse uitwisseling van persoonsgegevens tussen Europol en particuliere partijen. De werkzaamheden voor deze studie vonden plaats tussen september 2019 en augustus 2020, en omvatten deskresearch en raadplegingen van belanghebbenden door middel van verkennende interviews, gerichte vragenlijsten, een enquête, semigestructureerde interviews en een workshop. De bevindingen van deze studie zijn online beschikbaar 41 .

Effectbeoordeling

Overeenkomstig haar beleid voor betere regelgeving heeft de Commissie een effectbeoordeling verricht 42 .

Er werden een aantal wetgevende en niet-wetgevende beleidsopties overwogen. Na een voorselectie waarbij sommige opties moesten worden afgewezen, werden de volgende beleidsopties aan een volledige beoordeling onderworpen:

beleidsopties voor doelstelling I: doeltreffende samenwerking tussen particuliere partijen en rechtshandhaving

·beleidsoptie 1: Europol in staat stellen rechtstreeks van particuliere partijen ontvangen gegevens te verwerken

·beleidsoptie 2: Europol in staat stellen persoonsgegevens uit te wisselen met particuliere partijen om rechtsbevoegdheid vast te stellen

·beleidsoptie 3: Europol in staat stellen om door particuliere partijen beheerde databanken rechtstreeks te raadplegen

beleidsopties voor doelstelling II: analyseren van grote en complexe datasets om grensoverschrijdende verbanden op te sporen

·beleidsoptie 4: Europol in staat stellen grote en complexe datasets te analyseren

·beleidsoptie 5: invoeren van een nieuwe categorie betrokkenen (personen die niet betrokken zijn bij een strafbaar feit) van wie de gegevens door Europol kunnen worden verwerkt

beleidsopties voor doelstelling III: gebruik van nieuwe technologieën voor rechtshandhaving

·beleidsoptie 6: reguleren van de ondersteuning door Europol van het EU-programma voor veiligheidsonderzoek, het innovatielab bij Europol en de ondersteuning door Europol van de innovatiehub van de EU

·beleidsoptie 7: Europol in staat stellen persoonsgegevens te verwerken met het oog op innovatie op gebieden die relevant zijn voor zijn ondersteuning van rechtshandhaving

Voorts bevatten afzonderlijke bijlagen bij de effectbeoordeling, gelet op de relevantie ervan en om redenen van volledigheid, analyses van de volgende beleidsopties, die beantwoorden aan de verzoeken van de medewetgevers om een versterkte rol van Europol en minder beleidskeuze inhouden, met name vanwege juridische beperkingen:

·beleidsoptie 8: Europol in staat stellen signaleringen met het oog op “onopvallende controles” in het Schengeninformatiesysteem in te voeren

·beleidsoptie 9: een nieuwe signaleringscategorie in het Schengeninformatiesysteem opnemen die uitsluitend door Europol zal worden gebruikt

·beleidsoptie 10: gerichte herziening van de bepalingen inzake interne controle van het passende niveau van waarborgen

·beleidsoptie 11: gerichte herziening om de bepaling inzake de doorgifte van persoonsgegevens in specifieke situaties aan te passen aan de bepalingen van de richtlijn gegevensbescherming bij rechtshandhaving

·beleidsoptie 12: zoeken naar beste praktijken en richtsnoeren voor de toepassing van de bepalingen van de Europol-verordening

·beleidsoptie 13: versterking van het mechanisme voor verzoek om instelling van een strafrechtelijk onderzoek

·beleidsoptie 14: Europol in staat stellen om de instelling van een strafrechtelijk onderzoek te verzoeken in zaken waarbij slechts één lidstaat betrokken is en die betrekking hebben op vormen van criminaliteit die een schending inhouden van een gemeenschappelijk belang dat tot het beleid van de Unie behoort, zonder dat het betrokken strafbare feit een grensoverschrijdende dimensie hoeft te hebben

Na een gedetailleerde beoordeling van het effect van alle beleidsopties bestaat het pakket voorkeursbeleidsopties uit de beleidsopties 2, 4, 7, 9, 11, 12 en 14. Deze voorkeursbeleidsopties worden tot uitdrukking gebracht in dit wetgevingsinitiatief.

Het pakket voorkeursbeleidsopties (de beleidsopties 2, 4, 7, 9, 11, 12 en 14) vormt een doeltreffende reactie op de vastgestelde problemen en biedt Europol krachtige instrumenten en capaciteiten om de lidstaten beter te ondersteunen bij het aanpakken van nieuwe bedreigingen, met volledige inachtneming van de grondrechten.

In sociaal en economisch opzicht zijn de uiteindelijke begunstigden van alle voorkeursopties de burgers, die direct en indirect zullen profiteren van lagere criminaliteitscijfers, beperkter economische schade en minder veiligheidsgerelateerde kosten. Wat efficiëntie betreft, zijn de belangrijkste begunstigden de nationale rechtshandhavingsautoriteiten. De voorkeursopties moeten aanzienlijke schaalvoordelen opleveren op EU-niveau, aangezien hierdoor taken die efficiënter kunnen worden verricht op EU-niveau, van het nationale niveau naar Europol zullen verschuiven. De voorkeursbeleidsopties voorzien in efficiënte oplossingen voor problemen die anders tegen hogere kosten zouden moeten worden aangepakt met 27 individuele nationale oplossingen, of voor problemen die helemaal niet op het nationale niveau zouden kunnen worden aangepakt vanwege hun grensoverschrijdende aard.

Grondrechten

Gelet op het belang van de verwerking van persoonsgegevens voor de rechtshandhaving in het algemeen en voor de ondersteunende activiteiten van Europol in het bijzonder, wordt in dit wetgevingsinitiatief bijzondere aandacht besteed aan de noodzaak om te zorgen voor volledige eerbiediging van de grondrechten die zijn verankerd in het Handvest van de grondrechten, en met name het recht op bescherming van persoonsgegevens 43 en het recht op eerbiediging van het privéleven 44 .

Aangezien bijna alle problemen, doelstellingen en beleidsopties die in de begeleidende effectbeoordeling aan bod komen, betrekking hebben op de verwerking van persoonsgegevens, moet elke daaruit voortvloeiende beperking van de uitoefening van het grondrecht op bescherming van persoonsgegevens beperkt blijven tot wat strikt noodzakelijk en evenredig is. Ook andere grondrechten zijn mogelijk in het geding, zoals het grondrecht op non-discriminatie in de context van onderzoek en innovatie. De grondige beschouwing van de grondrechten in de begeleidende effectbeoordeling, en met name het recht op bescherming van persoonsgegevens en het recht op eerbiediging van het privéleven, is gebaseerd op de in bijlage 5 bij de begeleidende effectbeoordeling opgenomen gedetailleerde beoordeling van de beleidsopties wat betreft de beperkingen die deze meebrengen voor de uitoefening van de grondrechten.

Bij de beoordeling van de grondrechten in bijlage 5 bij de begeleidende effectbeoordeling werd rekening gehouden met de operationele richtsnoeren voor het in aanmerking nemen van grondrechten in effectbeoordelingen door de Commissie, 45 het handboek van het Bureau voor de grondrechten over de toepassing van het Handvest van de grondrechten 46 en de richtsnoeren 47 van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming voor het beoordelen van noodzakelijkheid en evenredigheid. Op basis van deze richtsnoeren bevat bijlage 5 bij de begeleidende effectbeoordeling over de grondrechten:

·een beschrijving van de beleidsopties die in een vroeg stadium zijn afgewezen vanwege hun ernstige negatieve gevolgen voor de grondrechten;

·een stapsgewijze beoordeling van noodzakelijkheid en evenredigheid;

·een beschrijving van de verworpen beleidsopties indien er een minder ingrijpende maar even doeltreffende optie beschikbaar is; en

·een volledige lijst van gedetailleerde waarborgen voor de beleidsopties waarvoor een beperking van de uitoefening van de grondrechten noodzakelijk is, mede vanwege het ontbreken van een minder ingrijpende maar even doeltreffende optie.

Bovendien bevat hoofdstuk 8 van de begeleidende effectbeoordeling een beoordeling van het cumulatieve effect van de voorkeursbeleidsopties op de grondrechten.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Dit wetgevingsinitiatief zou gevolgen hebben voor de begroting en de personeelsbehoeften van Europol. Naar schatting zouden voor de totale MFK-periode een extra begroting van ongeveer 180 miljoen EUR en ongeveer 160 extra posten nodig zijn om ervoor te zorgen dat Europol over de nodige middelen beschikt om zijn herziene mandaat uit te voeren. De nieuwe taken van Europol die in dit wetgevingsinitiatief worden voorgesteld, zouden derhalve extra financiële en personele middelen vergen in vergelijking met de middelen die zijn uitgetrokken in het voorstel van de Commissie van mei 2020 voor het meerjarig financieel kader 2021-2027, dat voorziet in een jaarlijkse verhoging van de EU-bijdrage aan Europol met 2 %. Deze ramingen en de totale begroting en het aantal posten zijn afhankelijk van het resultaat van de onderhandelingen over het meerjarig financieel kader 2021-2027. Deze bijdrage moet ook de behoefte aan middelen van Europol stabiliseren tijdens de periode die het financieel memorandum bestrijkt. Dit wetgevingsinitiatief biedt de lidstaten ook de mogelijkheid om indien nodig rechtstreeks bij te dragen aan de begroting van Europol, wanneer bestaande of nieuwe taken dat vereisen.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Het toezicht op en de evaluatie van het versterkte mandaat van Europol zouden grotendeels plaatsvinden door de mechanismen die van toepassing zijn uit hoofde van de bestaande Europol-verordening. Artikel 68 voorziet in een evaluatie waarbij met name de resultaten, effectiviteit en doelmatigheid van Europol en zijn werkwijzen worden beoordeeld, en waarbij ook kan worden nagegaan of de structuur, werking, het actiegebied en de taken van Europol moeten worden gewijzigd en welke de financiële gevolgen van dergelijke wijzigingen zijn. Naar aanleiding van deze evaluatie zal de Commissie via haar vertegenwoordiging op de vergaderingen van de raad van bestuur van Europol en haar toezicht, samen met de lidstaten gegevens verzamelen over de werkzaamheden van Europol (artikel 11).

Artikelsgewijze toelichting

3.

In dit wetgevingsinitiatief worden de volgende nieuwe taken voor Europol voorgesteld:


·Europol in staat stellen doeltreffend samen te werken met particuliere partijen: het wetgevingsinitiatief bevat regels voor de uitwisseling van persoonsgegevens tussen Europol en particuliere partijen, en voor de analyse van deze gegevens, teneinde op grond daarvan alle betrokken lidstaten te identificeren en hun de informatie te verstrekken die nodig is om hun rechtsbevoegdheid vast te stellen, ook met betrekking tot terroristische online-inhoud. Daartoe moet Europol persoonsgegevens van particuliere partijen kunnen ontvangen, deze particuliere partijen op de hoogte kunnen stellen van ontbrekende informatie en de lidstaten kunnen vragen andere particuliere partijen te verzoeken aanvullende informatie te delen. Deze regels voorzien ook in de mogelijkheid voor Europol om op te treden als technisch kanaal voor uitwisselingen tussen lidstaten en particuliere partijen. Deze nieuwe rechtsgrondslagen zijn een antwoord op de problemen waarmee particuliere partijen en rechtshandhavingsautoriteiten worden geconfronteerd wanneer zij samenwerken bij strafbare feiten waarbij de dader, de slachtoffers en de relevante IT-infrastructuur in de EU en daarbuiten onder meerdere rechtsgebieden vallen, en zouden Europol ook in staat stellen rechtshandhavingsautoriteiten te ondersteunen bij hun contacten met particuliere partijen over de verwijdering van terroristische online-inhoud en andere relevante kwesties [artikel 26];

·Europol in staat stellen persoonsgegevens uit te wisselen met particuliere partijen om te reageren op crisissituaties: het wetgevingsinitiatief bevat regels op grond waarvan Europol de lidstaten kan ondersteunen bij het voorkomen van grootschalige verspreiding, via onlineplatforms, van terroristische inhoud die verband houdt met actuele of recente reële gebeurtenissen en die schade aan het leven of de fysieke integriteit voorstelt of oproept om het leven of de fysieke integriteit schade toe te brengen. Daartoe zal Europol persoonsgegevens kunnen uitwisselen met particuliere partijen, waaronder hashcodes, IP-adressen of URL’s in verband met dergelijke inhoud [artikel 26 bis];

·Europol in staat stellen grote en complexe datasets te verwerken: het wetgevingsinitiatief bevat regels op grond waarvan Europol kan nagaan of persoonsgegevens die zijn ontvangen in het kader van het voorkomen en bestrijden van strafbare feiten die onder de doelstellingen van Europol vallen, betrekking hebben op de categorieën van betrokkenen wier gegevens door het agentschap mogen worden verwerkt 48 . Daartoe zou het wetgevingsinitiatief de mogelijkheid bieden om een voorafgaande analyse van de ontvangen persoonsgegevens uit te voeren met als enig doel vast te stellen of die gegevens betrekking hebben op die categorieën betrokkenen. De Commissie stelt deze nieuwe rechtsgrondslagen voor naar aanleiding van haar analyse van het besluit van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming over de uitdaging van Europol op het gebied van big data 49 [artikel 18, lid 5 bis];

·Europol in staat stellen strafrechtelijke onderzoeken in de lidstaten of door het EOM doeltreffend te ondersteunen door grote en complexe datasets te analyseren: het wetgevingsinitiatief bevat nieuwe regels om Europol in gerechtvaardigde gevallen waarin het nodig is om een specifiek strafrechtelijk onderzoek in een lidstaat of door het EOM doeltreffend te ondersteunen, in staat te stellen gegevens te verwerken die de nationale autoriteiten of het EOM in het kader van dat strafrechtelijk onderzoek hebben verkregen overeenkomstig de procedurele vereisten en waarborgen die krachtens het nationale strafrecht van toepassing zijn. Daartoe, en wanneer een lidstaat of het EOM Europol voor een specifiek strafrechtelijk onderzoek om analytische ondersteuning verzoekt, zou het wetgevingsinitiatief Europol de mogelijkheid bieden alle gegevens uit een onderzoeksdossier dat door de lidstaat of het EOM voor dit onderzoek wordt verstrekt, te verwerken zolang Europol dat specifieke strafrechtelijk onderzoek ondersteunt. Het kan onder meer gaan om informatie die door een betrouwbaar derde land 50 in het kader van een specifiek strafrechtelijk onderzoek wordt verstrekt, mits deze informatie noodzakelijk is voor de ondersteuning door Europol van het specifieke strafrechtelijk onderzoek in een lidstaat. Bovendien voorziet het wetgevingsinitiatief in de mogelijkheid voor een lidstaat of het EOM om Europol te verzoeken het onderzoeksdossier en de resultaten van zijn operationele analyse op te slaan met als enig doel de waarheidsgetrouwheid, de betrouwbaarheid en de traceerbaarheid van het criminele-inlichtingenproces te waarborgen, en slechts zolang de gerechtelijke procedure in verband met dat strafrechtelijk onderzoek in die lidstaat loopt. De Commissie stelt deze nieuwe rechtsgrondslagen voor naar aanleiding van haar analyse van het besluit van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming over de uitdaging van Europol op het gebied van big data 51 [artikel 18 bis];

·de rol van Europol op het gebied van onderzoek en innovatie versterken: a) de Commissie ondersteunen bij het vaststellen van de belangrijkste onderzoeksthema’s, het opstellen en uitvoeren van de kaderprogramma’s van de Unie voor onderzoek en innovatie die relevant zijn voor de doelstellingen van Europol [artikel 4, lid 4 bis]; b) de lidstaten ondersteunen bij het gebruik van opkomende technologieën voor het voorkomen en bestrijden van strafbare feiten waarop de doelstellingen van Europol betrekking hebben, en bij het uitvoeren van innovatieactiviteiten, waaronder, indien nodig, de verwerking van persoonsgegevens [artikel 33 bis]; (c) ondersteunen van de screening van specifieke gevallen van buitenlandse directe investeringen in de Unie die betrekking hebben op ondernemingen die technologieën leveren die door Europol of de lidstaten worden gebruikt of ontwikkeld voor het voorkomen en bestrijden van strafbare feiten waarop de doelstellingen van Europol betrekking hebben [artikel 4, lid 4 ter];

·Europol in staat stellen om, na raadpleging van de lidstaten, gegevens in het Schengeninformatiesysteem in te voeren over de vermoedelijke betrokkenheid van een onderdaan van een derde land bij een strafbaar feit waarvoor Europol bevoegd is [artikel 4, lid 1, punt r)];

·de samenwerking van Europol met derde landen versterken bij het voorkomen en bestrijden van strafbare feiten waarop de doelstellingen van Europol betrekking hebben: het wetgevingsinitiatief voorziet in de mogelijkheid voor de uitvoerend directeur van Europol om categorieën van doorgiften van persoonsgegevens aan derde landen in specifieke situaties en per geval toe te staan, indien dergelijke categorieën van doorgiften vereist zijn [artikel 25, lid 5];

·de samenwerking van Europol met het Europees Openbaar Ministerie (EOM) versterken met inachtneming van de regels inzake de doorzending van persoonsgegevens aan organen van de Unie die van toepassing zijn op Europol [artikel 20 bis];

·de samenwerking van Europol met het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) versterken bij het opsporen van fraude, corruptie en alle andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad, met inachtneming van de op Europol toepasselijke regels inzake de doorzending van persoonsgegevens aan organen van de Unie [artikel 21, lid 8];

·gezamenlijke operationele analyses tussen Europol en de lidstaten in specifieke onderzoeken mogelijk maken [artikel 20, lid 2 bis];

·het parlementaire toezicht op en de verantwoordingsplicht van Europol verder te versterken door de invoering van nieuwe verplichtingen voor Europol tot verslaglegging aan de Gezamenlijke Parlementaire Controlegroep [artikel 51].

4.

Met het oog op de verdere versterking van het gegevensbeschermingskader dat van toepassing is op Europol, wordt in dit wetgevingsinitiatief:


·voorgesteld dat artikel 3 over definities en hoofdstuk IX van Verordening (EU) 2018/1725 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie van toepassing worden op Europol, terwijl wat administratieve persoonsgegevens betreft, andere hoofdstukken van Verordening 2018/1725 van toepassing zijn op Europol [artikel 27 bis];

·de formulering over de verwerking van speciale categorieën persoonsgegevens (gevoelige gegevens) aangepast door biometrische gegevens toe te voegen aan de speciale categorieën gegevens [artikel 30];

·een nieuwe bepaling opgenomen over de verwerking van persoonsgegevens voor onderzoek en innovatie om terdege rekening te houden met de grotere rol die Europol op deze gebieden zal spelen en met de gevolgen daarvan voor de verwerking van persoonsgegevens, en wordt in aanvullende waarborgen voorzien [artikel 33 bis];

·een nieuwe bepaling opgenomen over het bijhouden van een register van verwerkingsactiviteiten betreffende categorieën gegevens, teneinde de huidige praktijk te weerspiegelen [artikel 39 bis];

·een uitvoeriger beschrijving opgenomen van de benoeming, de positie en de taken van de functionaris voor gegevensbescherming van Europol, teneinde het belang van deze functie te benadrukken, in overeenstemming met de aanpak die is gevolgd bij de modernisering van het EU-acquis inzake gegevensbescherming, waarbij de functie van functionaris voor gegevensbescherming is geïntroduceerd als een essentieel onderdeel van de EU-architectuur voor gegevensbescherming [de artikelen 41 bis en ter].

5.

Dit wetgevingsinitiatief voorziet ook in de volgende juridische verduidelijkingen en codificatie van bestaande taken van Europol:


·de speciale interventie-eenheden van de lidstaten ondersteunen via het Atlasnetwerk als samenwerkingsplatform van 38 speciale interventie-eenheden van lidstaten en geassocieerde landen [artikel 4, lid 1, punt h)];

·de lidstaten ondersteunen door middel van de coördinatie van de respons van rechtshandhavingsautoriteiten op cyberaanvallen [artikel 4, lid 1, punt m)];

·de lidstaten ondersteunen bij onderzoeken tegen hoogrisico-criminelen [artikel 4, lid 1, punt q)];

·ondersteunen van het evaluatiemechanisme voor de controle van en het toezicht op de toepassing van het Schengenacquis, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1053/2013 van de Raad [artikel 4, lid 1, punt s)];

·via het Europees multidisciplinair platform tegen criminaliteitsdreiging faciliteren en ondersteunen van een gecoördineerde, coherente en multidisciplinaire respons van diverse samenwerkende instanties op ernstige criminele bedreigingen [artikel 4, lid 2];

·de Commissie en de lidstaten ondersteunen bij het uitvoeren van doeltreffende risicobeoordelingen door dreigingsanalyses te verstrekken op basis van de informatie van Europol over criminele verschijnselen en trends [artikel 4, lid 3];

·verduidelijken dat het personeel van Europol de rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten ter plaatse operationele ondersteuning kan bieden bij operaties en onderzoeken [artikel 4, lid 5];

·verduidelijken dat Europol in specifieke gevallen waarin Europol van oordeel is dat een strafrechtelijk onderzoek moet worden ingesteld, de bevoegde autoriteiten van een lidstaat kan verzoeken een onderzoek in te stellen, uit te voeren of te coördineren met betrekking tot een strafbaar feit dat een schending inhoudt van een gemeenschappelijk belang dat tot het beleid van de Unie behoort, zonder dat het betrokken strafbaar feit een grensoverschrijdende dimensie hoeft te hebben [artikel 6, lid 1];

·de lidstaten ondersteunen bij het informeren van het publiek over personen die op grond van het nationale recht worden gezocht in verband met een strafbaar feit waarvoor Europol bevoegd is, door middel van de website van Europol over de meest gezochte voortvluchtigen van Europa [artikel 18, punt f)];

·verduidelijken dat de lidstaten het door Europol verstrekte resultaat van de operationele en forensische analyse gedurende de gehele cyclus van de strafprocedure ter beschikking kunnen stellen van hun bevoegde autoriteiten, met inbegrip van openbare aanklagers en strafrechtbanken, met inachtneming van de toepasselijke gebruiksbeperkingen en het nationale strafprocesrecht; [artikel 20, lid 3];

·verduidelijken dat het personeel van Europol in strafprocedures in de lidstaten bewijsmateriaal mag overleggen dat hun bij de uitvoering van hun taken of de uitoefening van hun activiteiten ter kennis is gekomen [artikel 20, lid 5].