Toelichting bij COM(2020)812 - Machtiging van Litouwen af te wijken van artikel 287 van de btw-richtlijn

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Overeenkomstig artikel 395, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde 1 (hierna “de btw-richtlijn” genoemd) kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen.

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 18 juni 2020, heeft Litouwen verzocht om vanaf 1 januari 2021 een maatregel te mogen toepassen die afwijkt van artikel 287 van de btw-richtlijn, zodat het belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 55 000 EUR van de btw kan vrijstellen. Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van de btw-richtlijn heeft de Commissie de overige lidstaten bij brieven van 10 augustus 2020 en 11 augustus 2020 van het verzoek van de Republiek Litouwen in kennis gesteld. Bij brief van 12 augustus 2020 heeft de Commissie de Republiek Litouwen meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Overeenkomstig titel XII, hoofdstuk 1, van de btw-richtlijn kunnen de lidstaten een bijzondere regeling voor kleine ondernemingen toepassen, waarbij zij onder meer de mogelijkheid hebben om belastingplichtigen van wie de jaaromzet onder een bepaalde drempel blijft, van de btw vrij te stellen. Deze vrijstelling houdt in dat de belastingplichtige geen btw in rekening hoeft te brengen over zijn prestaties, maar bijgevolg ook geen voorbelasting kan aftrekken.

Volgens artikel 287, punt 11, van de btw-richtlijn mag Litouwen vrijstelling van btw verlenen aan belastingplichtigen met een jaaromzet die ten hoogste gelijk is aan de tegenwaarde van 29 000 EUR in de nationale munteenheid tegen de op de dag van zijn toetreding geldende omrekeningskoers. De Republiek Litouwen heeft de euro als munt aangenomen op 1 januari 2015.

Er wordt van uitgegaan dat een verhoging van de drempel waarboven een persoon zich voor de btw moet identificeren, van 45 000 tot 55 000 EUR, de administratieve lasten voor de bedrijven die voor deze maatregel in aanmerking komen, en met name micro-ondernemingen, in aanzienlijke mate zal doen dalen, doordat deze bedrijven worden ontheven van de btw-verplichtingen van het normale btw-stelsel, zoals het voeren van een btw-administratie of het indienen van btw-aangiften.

Ook de belastingautoriteiten zullen hun werklast zien dalen.

De Litouwse autoriteiten hebben drie factoren geanalyseerd. De eerste factor, aan de hand van personen die als btw-plichtigen zijn geregistreerd, laat zien dat het aantal btw-plichtigen in de Republiek Litouwen sinds 2017 voortdurend toeneemt en dat de overgrote meerderheid (ongeveer 90 %) van de personen die als btw-plichtige zijn geregistreerd en btw betalen aan de staatsbegroting, bestaat uit personen die voor vrijwillige registratie hebben gekozen.

De tweede factor betreft het effect van een verhoging van de drempel van 45 000 EUR tot 55 000 EUR op de begrotingsinkomsten van de staat. Volgens ramingen van de Litouwse autoriteiten zou deze verhoging leiden tot een extra daling van de btw-inkomsten met 6,4 miljoen EUR per jaar. Momenteel bedraagt de niet-geïnde btw als gevolg van de drempel van 45 000 EUR 13,2 miljoen EUR per jaar (met een minimumdrempel van 29 000 EUR). Ter vergelijking: in 2019 bedroegen de totale btw-inkomsten 3,8 miljard EUR.


De derde factor betreft het aantal betrokken belastingplichtigen. Litouwen geeft aan dat, met de huidige drempel van 45 000 EUR, 7 % van het totale aantal belastingplichtigen die in 2019 in Litouwen economische activiteiten uitoefenden, voor de regeling in aanmerking komt. Van deze 7 % is slechts 1,8 % voor btw-doeleinden geregistreerd.

Op basis van de informatie die de nationale autoriteiten in 2019 hebben verzameld, zijn er 5 463 belastingplichtigen met een omzet tussen 45 000 en 55 000 EUR. Deze belastingplichtigen zouden na de verhoging van de drempel voor de mkb-regeling in aanmerking komen.

Voorts lichten de Litouwse autoriteiten toe dat zij de afgelopen jaren hebben vastgesteld dat de drempel van 45 000 EUR geen noemenswaardige invloed heeft gehad op de inning van btw-inkomsten.

Een jaarlijkse omzetdrempel van 55 000 EUR voor de registratie voor btw-doeleinden zou ten goede komen aan kleine ondernemingen, met name natuurlijke personen die kleine ondernemingen uitbaten, landbouwers die onder de btw-compensatieregeling vallen, en personen die diensten verlenen aan eindverbruikers en partijen, waarvan een klein deel van de btw zou worden afgetrokken. De mogelijkheid voor dergelijke personen om zich tot een jaarlijkse omzetdrempel van 55 000 EUR niet voor de btw te hoeven laten registreren, verlicht hun administratieve en fiscale lasten in aanzienlijke mate. Deze maatregel zou ook dienstig zijn voor kleine ondernemingen die zwaar door de COVID-19-pandemie zijn getroffen.

De maatregel is facultatief. Kleine ondernemingen met een omzet die de drempel niet overschrijdt, zullen dus nog altijd kunnen gebruikmaken van hun recht om de normale btw-regeling toe te passen.

Derogaties worden gewoonlijk voor een beperkte periode toegestaan, zodat kan worden nagegaan of de derogatiemaatregel passend en doeltreffend blijft. Bovendien zijn de bepalingen van de artikelen 281 tot en met 294 van de btw-richtlijn betreffende de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen onlangs herzien. In de nieuwe richtlijn die voorziet in eenvoudigere btw-regels voor kleine ondernemingen 2 , is bepaald dat de lidstaten uiterlijk op 31 december 2024 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen dienen vast te stellen en bekend te maken om aan de nieuwe regels te voldoen. De lidstaten moeten deze nationale bepalingen vanaf 1 januari 2025 toepassen.

Daarom wordt verzocht de derogatie te verlenen tot en met 31 december 2024.


Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

De derogatiemaatregel is in overeenstemming met de filosofie die ten grondslag ligt aan de nieuwe richtlijn tot wijziging van de artikelen 281 tot en met 294 van de btw-richtlijn betreffende de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen, waartoe in het btw-actieplan 3 de aanzet was gegeven, en is bedoeld om een moderne en vereenvoudigde regeling voor die ondernemingen tot stand brengen. De maatregel strekt er met name toe de btw-nalevingskosten en concurrentieverstoringen te beperken, zowel nationaal als op het niveau van de EU, de negatieve gevolgen van het drempeleffect te beperken, alsook de naleving van de regels voor bedrijven en het toezicht door de belastingdienst te vergemakkelijken.

Bovendien is de verhoging van de drempel van 45 000 EUR naar 55 000 EUR in overeenstemming met de nieuwe richtlijn, op grond waarvan de lidstaten de drempel van de jaaromzet waaronder btw-vrijstelling kan worden verleend, mogen vaststellen op maximaal 85 000 EUR (of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid).

Aan andere lidstaten zijn in het verleden ook al soortgelijke derogaties verleend, waarbij belastingplichtigen met een jaaromzet onder een bepaalde drempel vrijstelling van btw krijgen, overeenkomstig de artikelen 285 en 287 van de btw-richtlijn. Nederland 4 mag een drempel toepassen van 25 000 EUR; Italië 5 een drempel van 30 000 EUR; Luxemburg 6 een drempel van 35 000 EUR; Letland 7 , Polen 8 en Estland 9 een drempel van 40 000 EUR; Kroatië een drempel van 45 000 EUR 10 en Malta 11 een drempel van 20 000 EUR; Hongarije 12 een drempel van 48 000 EUR; Slovenië 13 een drempel van 50 000 EUR; en Roemenië 14 een drempel van 88 500 EUR.

Zoals reeds opgemerkt, moeten derogaties van de btw-richtlijn steeds in de tijd worden beperkt, zodat de gevolgen ervan kunnen worden beoordeeld. De door Litouwen gevraagde vervaldatum van de bijzondere maatregel (31 december 2024) is conform de vereisten van de nieuwe richtlijn betreffende de vereenvoudiging van de btw-regels voor kleine en middelgrote ondernemingen, die vanaf 1 januari 2025 van toepassing is.

De voorgestelde maatregel is derhalve in overeenstemming met de bepalingen van de btw-richtlijn.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De Commissie heeft er in haar jaarlijkse werkprogramma’s consequent op gewezen dat eenvoudigere regels voor kleine ondernemingen nodig zijn. In dit verband verwijst het werkprogramma van de Commissie voor 2020 15 naar “een specifieke strategie, die het voor kleine en middelgrote ondernemingen gemakkelijker zal maken om te opereren, op te schalen en uit te breiden”. Wat de begrotingsregels betreft, strookt de derogatiemaatregel met die doelstellingen. De maatregel strookt in het bijzonder met het werkprogramma van de Commissie voor 2017 16 , waarin specifiek voor de btw werd opgemerkt dat de regeldruk voor de naleving van de btw-regels voor kleine bedrijven erg groot was en dat technische innovaties nieuwe uitdagingen vormden voor een effectieve belastingheffing, en waarin werd benadrukt dat het btw-stelsel voor kleinere ondernemingen vereenvoudigd moest worden.

De maatregel strookt ook met de strategie voor de eengemaakte markt van 2015 17 , waarmee de Commissie kleine en middelgrote ondernemingen wil helpen groeien, onder andere middels een verlichting van de administratieve lasten, die deze ondernemingen verhinderen ten volle van de eengemaakte markt te profiteren. Voorts wordt gevolg gegeven aan de filosofie van de mededeling van de Commissie uit 2013, getiteld “Actieplan Ondernemerschap 2020 — De ondernemingsgeest in Europa nieuw leven inblazen” 18 , waarin wordt benadrukt dat de belastingwetgeving voor kleine ondernemingen moet worden vereenvoudigd.

Tot slot strookt de maatregel met het EU-beleid voor kleine en middelgrote ondernemingen zoals dat is uiteengezet in de mededeling van 2016 over starters 19 en de mededeling van 2008 “Denk eerst klein — Een “Small Business Act” voor Europa” 20 , waarin de lidstaten werden opgeroepen om bij de opstelling van wetgeving rekening te houden met de bijzondere kenmerken van het midden- en kleinbedrijf, en het bestaande regelgevingskader te vereenvoudigen.

1.

Rechtsgrondslag


, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 395 van de btw-richtlijn.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Gelet op de bepaling van de btw-richtlijn die de grondslag voor het voorstel vormt, valt dit onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheid

Dit besluit betreft een machtiging die wordt verleend aan een lidstaat op diens eigen verzoek, en houdt geen enkele verplichting in.

Gezien de beperkte werkingssfeer van de derogatie staat de bijzondere maatregel in verhouding tot het beoogde doel, namelijk de belastinginning voor kleine belastingplichtigen en voor de belastingdienst vereenvoudigen.

Keuze van het instrument

Het voorgestelde instrument is een uitvoeringsbesluit van de Raad.

Overeenkomstig artikel 395 van de btw-richtlijn kan slechts van de normale btw-regels worden afgeweken indien de Raad een lidstaat daartoe op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen machtigt. Een uitvoeringsbesluit van de Raad is het aangewezen instrument, omdat het tot een individuele lidstaat kan worden gericht.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

Er zijn geen belanghebbenden geraadpleegd. Dit voorstel is gebaseerd op een verzoek van Litouwen en heeft uitsluitend betrekking op deze lidstaat.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling

Het voorstel voor een uitvoeringsbesluit van de Raad strekt tot verhoging van de huidige vrijstellingsdrempel van 45 000 EUR tot 55 000 EUR. Deze verhoging van de drempel is een vereenvoudigingsmaatregel die ondernemingen met een jaaromzet van niet meer dan 55 000 EUR van veel btw-verplichtingen ontheft. De maatregel heeft dus vanwege de administratieve lastenverlichting een positief effect voor een aantal belastingplichtigen en bijgevolg ook voor de belastingdienst.

In 2019 waren er ongeveer 8 737 btw-plichtigen, waarvan er 7 664 zich vrijwillig voor btw-naleving hebben aangemeld, wat overeenkomt met ongeveer 90 % van de voor btw-doeleinden geregistreerde personen.

Op basis van de informatie die de nationale autoriteiten in 2019 hebben verzameld, zijn er 5 463 belastingplichtigen met een omzet tussen 45 000 en 55 000 EUR. Deze belastingplichtigen zouden na de verhoging van de drempel voor de mkb-regeling in aanmerking komen.

Met de huidige drempel van 45 000 EUR komt momenteel 7 % van het totale aantal belastingplichtigen die in 2019 in Litouwen economische activiteiten uitoefenden, in aanmerking voor de regeling, en 1,8 % van hen is voor btw-doeleinden geregistreerd.

Volgens ramingen van de Litouwse autoriteiten zou een verhoging van de drempel van 45 000 EUR tot 55 000 EUR leiden tot een extra daling van de btw-inkomsten met 6,4 miljoen EUR per jaar. Momenteel bedraagt de niet-geïnde btw als gevolg van de drempel van 45 000 EUR 13,2 miljoen EUR per jaar (met een minimumdrempel van 29 000 EUR). Ter vergelijking: in 2019 bedroegen de totale btw-inkomsten 3,8 miljard EUR.

De derogatiemaatregel zal facultatief zijn voor de belastingplichtigen. Zij zullen voor het normale btw-stelsel kunnen kiezen overeenkomstig artikel 290 van Richtlijn 2006/112/EG. De budgettaire gevolgen voor de btw-inkomsten worden geraamd op 20 miljoen EUR, wat als te verwaarlozen wordt beschouwd.

Grondrechten

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen negatieve gevolgen voor de EU-begroting omdat Litouwen een compensatieberekening zal verrichten overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad.