Toelichting bij COM(2020)854 - Reserve voor aanpassing aan de brexit

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2020)854 - Reserve voor aanpassing aan de brexit.
bron COM(2020)854 NLEN
datum 25-12-2020
1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (“Verenigd Koninkrijk”) hebben de Europese Unie (“EU”) en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (“Euratom”) – hierna “de Unie” genoemd – op 1 februari 2020 verlaten. Op die datum is het terugtrekkingsakkoord 1 tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk in werking getreden. Dit akkoord zorgt voor een ordelijk vertrek van het Verenigd Koninkrijk en voor rechtszekerheid in belangrijke zaken als de rechten van de burgers, de financiële afwikkeling en het vermijden van een harde grens op het eiland Ierland.

Overeenkomstig het terugtrekkingsakkoord is een overgangsperiode overeengekomen, die loopt tot en met 31 december 2020 en waarin er zowel in de EU als in het Verenigd Koninkrijk voor wordt gezorgd dat de voorwaarden voor burgers, consumenten, ondernemingen, beleggers, studenten en onderzoekers ongewijzigd blijven (“business as usual”). De EU en het Verenigd Koninkrijk hebben onderhandeld over een nieuw kader voor de onderlinge betrekkingen op grond van de politieke verklaring waarover de EU en het Verenigd Koninkrijk overeenstemming hebben bereikt 2 .

Doordat het Verenigd Koninkrijk na afloop van de overgangsperiode niet meer deelneemt aan het beleid van de Unie, zullen er, ongeacht het soort toekomstige overeenkomst, onvermijdelijk belemmeringen ontstaan voor de handel in goederen en diensten en voor grensoverschrijdende mobiliteit en uitwisselingen, die voorheen niet bestonden. Dit zal in beide richtingen geschieden: van het Verenigd Koninkrijk naar de Unie en van de Unie naar het Verenigd Koninkrijk.

Op basis van de decennia van nauw partnerschap binnen de EU is er een belangrijke onderlinge afhankelijkheid op economisch, commercieel en sociaal vlak tussen het Verenigd Koninkrijk, enerzijds, en de EU-lidstaten, anderzijds. Daarom zullen na afloop van de overgangsperiode – ondanks de voorbereidingsmaatregelen die zowel door de Commissie als door de lidstaten zijn genomen – veel economische sectoren en bedrijven, met name ondernemingen met een aanzienlijke blootstelling aan het Verenigd Koninkrijk, moeilijkheden ondervinden als gevolg van het verlies van een gemakkelijker toegang tot zijn markt, of anderszins te maken hebben met complexere economische en handelsbetrekkingen. Dit kan leiden tot banenverlies. Tegen deze achtergrond kunnen de lidstaten besluiten de negatieve gevolgen tegen te gaan door specifieke steunregelingen in te voeren om getroffen regio’s en bedrijven te helpen bij het omgaan met veranderingen of door maatregelen in te voeren om de werkgelegenheid te behouden. Een van de sectoren die het zwaarst zou worden getroffen, is de visserijsector als gevolg van de uit de terugtrekking resulterende beperking van de visserijactiviteiten.

Ook overheidsdiensten van de lidstaten worden getroffen omdat zij extra infrastructuur en faciliteiten moesten opzetten en extra personeel moesten aanwerven. Op het gebied van douane en indirecte belastingen hebben sommige nationale overheden bijvoorbeeld aanzienlijke investeringen gedaan in infrastructuur en personeel, vooral in de lidstaten die de belangrijkste punten van binnenkomst en vertrek zijn voor de handel van de Europese Unie met het Verenigd Koninkrijk. Voor sanitaire en fytosanitaire controles hebben de lidstaten nieuwe grensinspectieposten moeten inrichten of bestaande grensinspectieposten moeten uitbreiden op punten van binnenkomst van invoer uit het Verenigd Koninkrijk in de EU. Het is mogelijk dat de lidstaten de controlemaatregelen op zee en in havens moeten opvoeren met het oog op aanvullende monitoring en inspectie. De overheden van de lidstaten hebben de regels voor de afgifte van certificaten en vergunningen voor producten, vestigingseisen, etikettering en merking moeten aanpassen en specifieke bewustmakingsmaatregelen in verband met de gevolgen van de terugtrekking voor burgers en bedrijven moeten overwegen en actualiseren.

Sinds het referendum in het Verenigd Koninkrijk in 2016 bereiden de lidstaten en de EU zich zowel op politiek als op economisch vlak actief voor op de terugtrekking. Zij hebben voorbereidingsmaatregelen genomen om rekening te houden met de mogelijke gevolgen van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie voor alle betrokken belanghebbenden. De Commissie heeft alle betrokken actoren herhaaldelijk opgeroepen de nodige maatregelen te nemen om de potentiële gevolgen te voorkomen of te beperken. Ondanks de reeds genomen of geplande maatregelen is de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie voor alle lidstaten een ongekende situatie die specifieke, gerichte en snelle acties vereist. Er mag redelijkerwijs van worden uitgegaan dat sommige lidstaten, regio’s en sectoren, als gevolg van de bijzonder nauwe economische en handelsbetrekkingen die gedurende de 47 jaar EU‑lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk met de lidstaten zijn ontwikkeld, meer gevolgen zullen ondervinden van de terugtrekking en naar verwachting economische en financiële verliezen die nog niet kunnen worden gekwantificeerd, zullen lijden. Deze bijkomende acties zullen waarschijnlijk aanzienlijke gevolgen hebben voor de overheidsuitgaven, vooral op korte termijn en in de meest getroffen lidstaten en regio’s, waardoor dringend extra overheidsfinanciering nodig is om deze gevolgen op te vangen, met name in de eerste jaren na de terugtrekking.

Daarom voorzien de conclusies van de Europese Raad, waarover tijdens zijn buitengewone bijeenkomst van 17‑21 juli 2020 overeenstemming is bereikt, in de oprichting van een nieuwe speciale reserve voor aanpassing aan de brexit (“de reserve”) binnen de speciale instrumenten die buiten de in het meerjarige financiële kader vastgestelde maxima van de EU-begroting vallen, “om onvoorziene en nadelige gevolgen in de zwaarst getroffen lidstaten en sectoren te ondervangen” 3 . De Europese Raad heeft de Commissie verzocht een voorstel in te dienen.

De bij deze verordening opgerichte reserve zal steun verlenen aan lidstaten, regio’s en sectoren, met name die welke het zwaarst getroffen worden door de negatieve gevolgen van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie, waardoor de impact ervan voor de economische, sociale en territoriale samenhang wordt beperkt. De reserve zal financiële bijdragen leveren om de extra overheidsuitgaven van de lidstaten geheel of gedeeltelijk te dekken, met name de lidstaten die het meest afhankelijk zijn van de economische en handelsbetrekkingen met het Verenigd Koninkrijk, voor maatregelen die rechtstreeks verband houden met de terugtrekking. De reserve vormt een aanvulling op andere bestaande instrumenten die beschikbaar zijn in het kader van NextGenerationEU en de volgende langetermijnbegroting van de EU.

Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied en met ander beleid van de EU

De reserve zal een aanvulling vormen op en zorgen voor synergieën met andere programma’s en financieringsinstrumenten van de Unie. Het meerjarige financiële kader 2021‑2027, NextGenerationEU en de flankerende programma’s, waaronder de herstelbijstand voor cohesie en de regio’s van Europa (React‑EU) in het kader van de structuur- en cohesiefondsen, de fondsen voor het cohesiebeleid na 2020, het Fonds voor een rechtvaardige transitie, de faciliteit voor herstel en veerkracht en InvestEU, zullen meer gericht zijn op het aanpakken van de gevolgen van de door COVID‑19 veroorzaakte crisis en zullen steun verlenen aan de economieën van de lidstaten om veerkrachtiger, duurzamer en beter op de toekomst voorbereid te zijn. De middelen van de reserve zullen specifiek en uitsluitend geconcentreerd zijn op de rechtstreekse gevolgen van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie als specifieke en ongekende gebeurtenis, waardoor de impact ervan op de territoriale samenhang wordt beperkt.

Het voorgestelde instrument bouwt ook voort op de jarenlange ervaring met het Solidariteitsfonds van de Europese Unie 4 .

Er bestaat momenteel geen instrument voor het verlenen van financiële steun aan de lidstaten dat specifiek en rechtstreeks verband houdt met de economische en sociale gevolgen van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie.

Het voorstel is onderdeel van de voorbereiding op het einde van de overgangsperiode die is overeengekomen tussen het Verenigd Koninkrijk en de Unie. Het bouwt voort en vormt een aanvulling op het werk dat de EU‑instellingen en de lidstaten hebben verricht in het kader van de voorbereidingsmaatregelen die op het gebied van het desbetreffende beleid van de Unie zijn genomen tijdens de onderhandelingen op grond van artikel 50 VEU en de inspanningen van de Commissie om de nationale overheidsdiensten van de lidstaten te helpen om zich voor te bereiden op het einde van de overgangsperiode. Bij de opzet van het voorstel is rekening gehouden met de ongekende situatie voor de lidstaten, het uitzonderlijke karakter hiervan en het feit dat de lidstaten snel en flexibel moeten reageren op de nieuwe uitdagingen voor hun economieën.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Dit voorstel is gebaseerd op de artikelen 175 en 322 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Artikel 174 VWEU bepaalt dat teneinde de harmonische ontwikkeling van de Unie in haar geheel te bevorderen, de Unie haar optreden gericht op de versterking van de economische, sociale en territoriale samenhang ontwikkelt en vervolgt.

Het recht om op te treden om dit doel te verwezenlijken is verankerd in artikel 175, derde alinea, VWEU, waarin is bepaald dat indien specifieke maatregelen buiten de fondsen om noodzakelijk blijken, zulke maatregelen, onverminderd de maatregelen waartoe in het kader van ander beleid van de Unie is besloten, door het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s kunnen worden vastgesteld.

In overeenstemming met artikel 175, derde alinea, VWEU bepaalt het voorstel dat de reserve gericht is op het versterken van de economische, sociale en territoriale samenhang door financiële steun te verlenen aan de zwaarst getroffen lidstaten, regio’s en sectoren om de negatieve gevolgen van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie het hoofd te bieden en aldus de solidariteit binnen de EU te waarborgen en de weerbaarheid te versterken.

Het voorstel is ook gebaseerd op artikel 322 VWEU, want het bevat specifieke regels inzake overdracht die afwijken van het jaarperiodiciteitsbeginsel van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (“het Financieel Reglement”) 5 .

Subsidiariteit en evenredigheid

Overeenkomstig artikel 4, lid 2, VWEU heeft de Unie een met de lidstaten gedeelde bevoegdheid op het gebied van economische, sociale en territoriale samenhang en van bepaalde aspecten van het sociaal beleid. De financiering van de voorgestelde activiteiten door middel van de voorgestelde verordening in overeenstemming met de beginselen van gedeeld beheer is in overeenstemming met de beginselen van Europese toegevoegde waarde en subsidiariteit. De financiering uit de begroting van de Unie is gericht op activiteiten waarvan de doelstellingen niet voldoende door de lidstaten alleen kunnen worden verwezenlijkt en waarbij het EU-optreden een toegevoegde waarde kan bieden ten opzichte van het optreden van de lidstaten alleen.

Gezien het bovenstaande moet de bij de verordening opgerichte reserve steun verlenen aan de lidstaten om de negatieve gevolgen van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie tegen te gaan. De algemene doelstelling ervan is dus de samenhang te versterken door middel van maatregelen die het mogelijk maken de economische, sociale en territoriale gevolgen van de terugtrekking voor de economieën van de lidstaten te verzachten en de werkgelegenheid te beschermen.

Bovendien komt het subsidiariteitsbeginsel ook tot uiting in het feit dat de reserve onder gedeeld beheer zal worden uitgevoerd. De interventies worden niet rechtstreeks door de Europese Commissie beheerd, maar worden uitgevoerd in partnerschap met de lidstaten. Het optreden van de Unie wordt zo beperkt tot wat noodzakelijk is om de in de Verdragen vastgestelde doelstellingen van de Unie te verwezenlijken. Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel worden duidelijke subsidiabiliteitscriteria voor het beschikbaar stellen van de reserve vastgesteld en wordt voorzien in de flexibiliteit in het gebruik die in de unieke situatie is vereist.

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel: het is beperkt tot het minimum dat vereist is om de genoemde doelstelling op Europees niveau te verwezenlijken en gaat niet verder dan wat daartoe nodig is.

Keuze van het instrument

Er wordt voorgesteld een nieuw instrument op te richten omdat de in de vorige hoofdstukken beschreven doelstellingen niet voldoende kunnen worden bereikt door afzonderlijke maatregelen van de lidstaten. In het kader van het cohesiebeleid is het gekozen instrument een verordening van het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure als bedoeld in artikel 175, lid 3, van het Verdrag, waarbij de gelijke behandeling van de lidstaten wordt gewaarborgd. Het voorgestelde instrument bouwt voort op de jarenlange ervaring met het Solidariteitsfonds van de Europese Unie en het cohesiebeleid, maar is aangepast aan de volledig nieuwe omstandigheden en de doelstelling om de gevolgen van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie tegen te gaan.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Het is onmogelijk om achteraf de impact te evalueren of de resultaatgerichtheid van de bestaande wetgeving te controleren, omdat noch een dergelijke wetgeving, noch een dergelijk precedent bestaat.

Raadpleging van belanghebbenden

Het voorstel moest dringend worden voorbereid zodat het tijdig kan worden aangenomen door de medewetgevers. Daardoor kon geen raadpleging van de belanghebbenden worden uitgevoerd. Wel is ter voorbereiding van dit voorstel een reeks vergaderingen gehouden met vertegenwoordigers van een groot aantal lidstaten.

Effectbeoordeling

Gezien de urgentie van het voorstel heeft geen effectbeoordeling plaatsgevonden. Het voorstel houdt rekening met recente economische analyses, waaronder de economische najaarsprognoses 2020 van de Commissie en onderzoek van de Europese Centrale Bank.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Artikel 10 van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad 6 bepaalt dat het totaalbedrag van de reserve 5 000 000 000 EUR in prijzen van 2018 bedraagt.

De maximale middelen voor de uitvoering van de reserve bedragen 5 370 994 000 EUR in lopende prijzen, te financieren als een speciaal instrument dat buiten de in het meerjarige financiële kader vastgestelde maxima van de EU‑begroting valt. In 2021 zal 4 244 832 000 EUR worden toegewezen en uitbetaald in de vorm van voorfinanciering. De resterende 1 126 162 000 EUR zal in 2024 worden toegewezen en uitbetaald voor aanvullende bijdragen in overeenstemming met de bepalingen van dit voorstel.

In afwijking van artikel 12, lid 4, van het Financieel Reglement worden specifieke bepalingen inzake de automatische overdracht van kredieten voorgesteld vanwege de specifieke kenmerken van de reserve. Hoewel de meeste negatieve gevolgen van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie zich waarschijnlijk in het eerste jaar of de eerste jaren na de daadwerkelijke terugtrekking zullen voordoen, kunnen bepaalde effecten op sommige regio’s, sectoren of lidstaten zich ook in de daaropvolgende jaren voordoen. Om de impact van de reserve te maximaliseren en de conclusies van de Europese Raad 7 , die voorzien in een beschikbaar totaalbedrag van 5 miljard EUR in prijzen van 2018 zonder tijdsbeperking, volledig operationeel te maken, is het derhalve noodzakelijk de middelen van de reserve als onvoorziene uitgaven in de begroting op te nemen, met een automatische overdracht van ongebruikte vastleggings- en betalingskredieten naar 2025.

Daarnaast worden specifieke bepalingen met betrekking tot een op de specifieke aard van de reserve en de relatief korte uitvoeringsperiode toegesneden referentieperiode voorgesteld. Aangezien tegelijkertijd de risico’s voor de begroting van de Unie worden beperkt door de eis dat de lidstaten een solide beheers- en controlesysteem opzetten, is het gerechtvaardigd af te wijken van de verplichting om in februari of maart van elk jaar de in artikel 63, leden 5, 6 en 7, van het Financieel Reglement bedoelde documenten in te dienen.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Regelingen inzake zichtbaarheid en rapportage

Er zullen specifieke regelingen inzake rapportage gelden voor de bijdrage uit de reserve. Alle lidstaten moeten uiterlijk op 30 september 2023 een uitvoeringsverslag indienen met een beschrijving van de ondersteunde acties en de uitgaven die gedurende de subsidiabiliteitsperiode zijn gedaan en betaald, en de waarden voor een reeks outputindicatoren. De lidstaten moeten ook zorgen voor zichtbaarheid en transparantie ten aanzien van het optreden en de begunstigden. De Commissie moet een evaluatie uitvoeren om de doeltreffendheid, efficiëntie, relevantie, samenhang en EU-meerwaarde van de reserve te onderzoeken. Na haar beoordeling en besluiten over de definitieve toewijzing zal de Commissie uiterlijk op 30 juni 2027 bij het Europees Parlement en de Raad een uitvoerig verslag indienen over de activiteiten van de reserve.

Artikelsgewijze toelichting

1.

Toepassingsgebied


Bij deze verordening wordt de reserve voor aanpassing aan de brexit opgericht. Uit de reserve zullen financiële bijdragen worden verstrekt aan de lidstaten om de negatieve gevolgen tegen te gaan in lidstaten, regio’s en sectoren, met name die welke het zwaarst getroffen worden door de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie, met als doel de impact ervan op de economische, sociale en territoriale samenhang te verzachten.

2.

Subsidiabiliteit


De subsidiabiliteitsperiode voor directe overheidsuitgaven loopt van 1 juli 2020 tot en met 31 december 2022. De verordening bevat een alomvattende maar niet-exclusieve lijst van soorten subsidiabele uitgaven voor specifiek opgezette maatregelen, onder meer voor regio’s, gebieden, bedrijven, sectoren en lokale gemeenschappen die nadeel ondervinden van de terugtrekking. De verordening definieert ook bepaalde soorten uitgaven die niet subsidiabel zijn.

3.

Financieel beheer


De reserve is bestemd voor alle lidstaten en zal in twee rondes van toewijzingen worden geactiveerd: de eerste in 2021 in de vorm van een aanzienlijke voorfinanciering en de tweede in 2024 in de vorm van een uitbetaling van aanvullende bijdragen uit de reserve. Daartoe zal de Commissie rekening houden met het gebruik van de voorfinanciering en de totale door de Commissie aanvaarde subsidiabele uitgaven die zowel het bedrag van de voorfinanciering als 0,06 % van het nominale bni van 2021 overschrijden. De Commissie zal de desbetreffende bedragen voor de toewijzing van voorfinanciering vaststellen door middel van een uitvoeringshandeling die, gezien de uitzonderlijkheid, de onzekerheid omtrent de impact en de behoefte aan een snelle reactie van de lidstaten, geen beschrijving bevat van de te financieren acties zoals bepaald in artikel 110, lid 2, van het Financieel Reglement.

4.

Toewijzingsmethode voor de voorfinanciering


De toewijzingsmethode voor de voorfinanciering zal worden gebaseerd op officiële statistieken die betrouwbaar en vergelijkbaar zijn. Daarbij zal rekening worden gehouden met het belang van de handel met het Verenigd Koninkrijk en het belang van de visserij in de exclusieve economische zone van het Verenigd Koninkrijk. Om volledige transparantie te waarborgen, is de toewijzingsmethode voor de voorfinanciering opgenomen in bijlage I bij deze verordening.

5.

Indiening van aanvragen van een financiële bijdrage uit de reserve


De lidstaten moeten uiterlijk op 30 september 2023 aanvragen van een bijdrage uit de reserve indienen (met behulp van een formulier in bijlage II bij de verordening), waarin informatie wordt verstrekt over de totale overheidsuitgaven die de lidstaat gedurende de periode van 1 juli 2020 tot en met 31 december 2022 heeft gedaan en betaald. In deze aanvraag wordt ook beschreven hoe de voorfinanciering is gebruikt. De specifieke aard van het instrument en de relatief korte uitvoeringsperiode rechtvaardigen de vaststelling van een op maat gesneden referentieperiode en de vereiste van één enkele aanvraag in 2023. Aangezien tegelijkertijd de risico’s voor de begroting van de Unie worden beperkt door de eis dat de lidstaten een solide beheers- en controlesysteem opzetten, is het gerechtvaardigd af te wijken van de verplichting om in februari of maart van elk jaar de in artikel 63, leden 5, 6 en 7, van het Financieel Reglement bedoelde documenten in te dienen.

De aanvraag gaat vergezeld van een uitvoeringsverslag, waarin onder meer wordt uiteengezet welke maatregelen zijn genomen om de negatieve gevolgen van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie tegen te gaan en hoe deze zijn uitgevoerd, en van een beheersverklaring en een onafhankelijk auditadvies over de referentieperiode voor de reserve.

6.

Beoordeling door de Commissie van de aanvragen van een financiële bijdrage, vereffening van de voorfinanciering en berekening van de aanvullende bedragen


Zodra de lidstaten de aanvragen van een financiële bijdrage uiterlijk op de specifieke uiterste datum, namelijk 30 september 2023, hebben ingediend, zal de Commissie de aanvragen als pakket beoordelen, waarbij een billijke behandeling van alle lidstaten wordt gewaarborgd en voor een consistente beoordeling wordt gezorgd. De Commissie zal met name de subsidiabiliteit en nauwkeurigheid van de gedeclareerde uitgaven, het verband tussen deze uitgaven en het eind van de overgangsperiode en de economische effecten ervan, de maatregelen die zijn genomen om dubbele financiering te voorkomen, en de bewijsstukken (het uitvoeringsverslag, de beheersverklaring en het onafhankelijke auditverslag) verifiëren. Na de beoordeling van de aanvragen van een financiële bijdrage uit de reserve zal de Commissie de betaalde voorfinanciering vereffenen en de ongebruikte bedragen terugvorderen. Indien de als subsidiabel aanvaarde uitgaven het als voorfinanciering betaalde bedrag en 0,06 % van het nominale bni van 2021 overschrijden, kunnen aanvullende bedragen uit de reserve worden betaald om – binnen de grenzen van de beschikbare financiële middelen – bij te dragen aan de overschrijdende bedragen. De teruggevorderde of uit de voorfinanciering overgedragen bedragen kunnen worden gebruikt voor de terugbetaling van extra uitgaven van de lidstaten, mits daarom wordt verzocht.

7.

Beheer en controle


De aan de reserve toegewezen begroting zal in gedeeld beheer met de lidstaten worden uitgevoerd, waarbij de beginselen van goed financieel beheer, transparantie en non-discriminatie en de afwezigheid van belangenconflicten volledig worden geëerbiedigd. De lidstaten moeten met name een beheers- en controlesysteem opzetten en organen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de reserve en een onafhankelijk auditorgaan aanwijzen. De verordening bevat een duidelijke omschrijving van de verantwoordelijkheden van de lidstaten en een reeks minimumeisen voor de organen die verantwoordelijk zijn voor het beheer, de controle en de audit van de financiële bijdrage in het kader van de reserve. De lidstaten moeten systemen opzetten om onregelmatigheden, met inbegrip van fraude, te voorkomen, op te sporen en doeltreffend aan te pakken.

De lidstaten moeten de Commissie binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening in kennis stellen van de identiteit van de aangewezen organen en van het orgaan waaraan de voorfinanciering moet worden betaald, en bevestigen dat de systeembeschrijvingen zijn opgesteld.

Om redenen van vereenvoudiging kunnen de lidstaten eventueel gebruikmaken van bestaande aangewezen organen en systemen die zijn opgezet voor het beheer en de controle van financiering in het kader van het cohesiebeleid of het Solidariteitsfonds van de Europese Unie.

De Commissie zal passende maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de financiële belangen van de Unie worden beschermd, met inbegrip van financiële correcties.