Toelichting bij COM(2021)39 - Aanbeveling (EU) 2021/132 van de Raad van 2 februari 2021 tot wijziging van Aanbeveling (EU) 2020/912 van de Raad over de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU en de mogelijke opheffing van die beperking

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Motivering en doel van het voorstel



Op 10 maart 2020 hebben de staatshoofden en regeringsleiders van de EU benadrukt dat een gemeenschappelijke Europese aanpak van de COVID-19-pandemie vereist is. Op 16 maart 2020 heeft de Commissie een mededeling 1 aangenomen waarin wordt aanbevolen niet-essentiële reizen van derde landen naar het EU+-gebied 2 tijdelijk te beperken. Op 17 maart 2020 hebben de EU-leiders besloten tot een gecoördineerd optreden aan de buitengrenzen, op basis van de aanbeveling van de Commissie. Naar aanleiding van die overeenkomst hebben alle EU-lidstaten (met uitzondering van Ierland) en de geassocieerde Schengenlanden (hierna “lidstaten”) nationale besluiten tot invoering van de reisbeperking vastgesteld 3 . Sindsdien is die beperking herhaaldelijk verlengd 4 .

Op 11 juni 2020 heeft de Commissie een mededeling 5 aangenomen waarin werd aanbevolen de reisbeperking tot en met 30 juni 2020 te verlengen en een aanpak werd vastgesteld voor de geleidelijke opheffing van de beperking van niet-essentiële reizen naar de EU vanaf 1 juli 2020. Op 26 juni heeft de Commissie een voorstel aangenomen voor een aanbeveling van de Raad over de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU 6 .

De Raad heeft die aanbeveling op 30 juni 2020 aangenomen 7 . De aanbeveling werd sindsdien vijfmaal gewijzigd, namelijk op 16 juli, 30 juli, 7 augustus, 22 oktober en 17 december 2020, om de lijst van derde landen waarvoor de beperking op niet-essentiële reizen naar de EU kan worden opgeheven, in bijlage I, bij te werken. Acht landen werden van de oorspronkelijke lijst van 15 landen geschrapt, en één land, Singapore, werd toegevoegd, waardoor niet-essentiële reizen naar de EU momenteel mogelijk zouden moeten zijn vanuit in totaal acht landen (en twee speciale administratieve regio’s van een land).

Tegelijkertijd is de epidemiologische situatie in de Europese Unie in het najaar verslechterd en is de situatie nog onstabieler geworden door de opkomst van varianten van COVID-19. Een eerste stap van de Commissie in respons op deze ontwikkeling was de goedkeuring van de aanbeveling van de Commissie van 22 december 2020 over een gecoördineerde aanpak van reizen en vervoer in reactie op de in het Verenigd Koninkrijk waargenomen variant van SARS-CoV-2 8 .

Zoals in de mededeling van de Commissie van 19 januari 2021 “Een eengemaakt front tegen COVID-19” 9 is opgemerkt, is dankzij baanbrekend wetenschappelijk werk en opmerkelijke inspanningen van zowel de politieke als de bedrijfswereld, wat normaal tien jaar zou kosten, in tien maanden gebeurd en zijn dankzij een snelle massavaccinatiecampagne miljoenen Europeanen inmiddels gevaccineerd tegen COVID-19.

Zolang het aantal besmettingen echter toeneemt en nog niet genoeg mensen gevaccineerd zijn om het tij van de pandemie te keren, is het echter zaak waakzaam te blijven en vast te houden aan de inperkingsmaatregelen en volksgezondheidscontroles. De EU en de lidstaten moeten nu actie ondernemen om het risico van een potentieel agressievere derde golf van besmettingen – met reeds in Europa aanwezige, sneller overdraagbare nieuwe varianten van het virus – in te dijken.

Deze nieuwe varianten van het virus 10 zijn een reële en ernstige reden tot bezorgdheid. Deze varianten zouden volgens de huidige aanwijzingen geen ernstiger ziekteverloop veroorzaken, maar blijken wel 50 tot 70 % sneller overdraagbaar te zijn 11 . Dit betekent dat het virus zich gemakkelijker en sneller kan verspreiden, waardoor de druk op de overbelaste zorgstelsels toeneemt. Dit is een van de waarschijnlijke oorzaken van de aanzienlijke stijging van het aantal gevallen in de meeste lidstaten de afgelopen weken.

Reizen zal bijgevolg een bijzonder probleem blijven vormen. Alle niet-essentiële reizen, met name naar en vanuit gebieden met een hoog risico, moeten sterk worden ontmoedigd totdat de epidemiologische situatie aanzienlijk is verbeterd.


Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Deze aanbeveling dient ter uitvoering van de bestaande bepalingen op het beleidsterrein, namelijk zorgen voor personencontrole en een efficiënte bewaking bij het overschrijden van de buitengrenzen.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Deze aanbeveling is in overeenstemming met ander beleid van de Unie, onder meer op het gebied van externe betrekkingen en volksgezondheid.

Bij de criteria in de aanbeveling wordt verwezen naar het gemiddelde aantal meldingen in de EU over een periode van 14 dagen per 15 juni 2020, terwijl in de aanbeveling van de Raad betreffende een gecoördineerde aanpak van de beperking van het vrije verkeer in reactie op de COVID-19-pandemie, die op 13 oktober 2020 is vastgesteld, aanvullende criteria worden gehanteerd, namelijk het aantal testen en het percentage positieve testen.

De criteria die in de aanbeveling van de Raad van 13 oktober 2020 worden gehanteerd, geven het meest recente wetenschappelijke advies weer, en de aanbeveling van de Raad over niet-essentiële reizen naar de EU moet in hetzelfde licht worden herzien. De verschillen tussen het recht van vrij verkeer van EU-burgers en personen die langdurig in de EU verblijven enerzijds en reizen vanuit derde landen anderzijds maken het niet mogelijk de in de aanbeveling van de Raad van 13 oktober vastgestelde drempels automatisch toe te passen. De in de aanbeveling van de Raad van 13 oktober vastgestelde criteria en procedures kunnen echter ook in de huidige context nuttige aanknopingspunten bieden.


2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en met name artikel 77, lid 2, punten b) en e), en artikel 292, eerste en tweede zin.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Op grond van artikel 292 VWEU kan de Raad aanbevelingen vaststellen. Overeenkomstig de eerste zin van deze bepaling stelt de Raad aanbevelingen vast en overeenkomstig de tweede zin van deze bepaling besluit de Raad op voorstel van de Commissie in alle gevallen waarin in de Verdragen is bepaald dat hij handelingen op voorstel van de Commissie vaststelt.

Dit is in de huidige situatie van toepassing, aangezien een coherente aanpak aan de buitengrens een gemeenschappelijke oplossing vereist. Artikel 77, lid 2, punt b), VWEU voorziet in maatregelen voor de controles van personen die de buitengrenzen overschrijden, terwijl artikel 77, lid 2, punt e), VWEU voorziet in maatregelen om te voorkomen dat personen, ongeacht hun nationaliteit, bij het overschrijden van de binnengrenzen aan enige controle worden onderworpen. Maatregelen op grond van artikel 77, lid 2, VWEU moeten worden vastgesteld door het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure. Overeenkomstig artikel 289, lid 1, VWEU vindt de gewone wetgevingsprocedure plaats op voorstel van de Commissie.

Evenredigheid

In dit voorstel wordt rekening gehouden met de evoluerende epidemiologische situatie en met alle beschikbare relevante gegevens. De autoriteiten van de lidstaten en de met Schengen geassocieerde landen blijven verantwoordelijk voor de uitvoering van de voorgestelde aanbeveling van de Raad. Daarom is het voorstel geschikt om het beoogde doel te bereiken en gaat het niet verder dan wat nodig en evenredig is.

Keuze van het instrument

Het doel van dit voorstel is Aanbeveling 2020/912 van de Raad te wijzigen. Deze doelstelling vereist dat een nieuwe aanbeveling van de Raad wordt aangenomen.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

N.v.t.

Raadpleging van belanghebbenden en effectbeoordeling

In dit voorstel wordt rekening gehouden met de besprekingen met de lidstaten sinds de invoering van de eerste tijdelijke beperkingen. Er is geen effectbeoordeling uitgevoerd, hoewel in het voorstel rekening wordt gehouden met de evoluerende epidemiologische situatie en met alle beschikbare relevante gegevens.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Geen.