Toelichting bij COM(2021)71 - Wijziging van Richtlijn (EU) 2017/2397 wat betreft de overgangsmaatregelen voor de erkenning van certificaten van derde landen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Dit voorstel heeft tot doel de overgangsbepalingen van Richtlijn (EU) 2017/2397 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties in de binnenvaart (“de richtlijn”) zodanig te wijzigen dat zij ook betrekking hebben op door derde landen afgegeven kwalificatiecertificaten, dienstboekjes en logboeken (“documenten van derde landen”).

Artikel 38 van de richtlijn voorziet in overgangsmaatregelen met betrekking tot kwalificatiecertificaten, dienstboekjes en logboeken die zijn afgegeven vóór 18 januari 2022 (de dag na het verstrijken van de omzettingstermijn van de richtlijn). In het algemeen blijven die documenten gedurende maximaal 10 jaar geldig op de binnenwateren van de Unie waarvoor zij vóór die datum geldig waren.

Afgezien van het in artikel 1, lid 5, van Richtlijn 96/50/EG vermelde Rijnschipperspatent voorziet de richtlijn echter niet in overgangsmaatregelen voor door derde landen afgegeven documenten die momenteel unilateraal of in overeenstemming met internationale overeenkomsten door de lidstaten worden erkend.

Bijgevolg worden vanaf 17 januari 2022 documenten van derde landen pas in de Unie erkend nadat de Commissie overeenkomstig artikel 10, lid 5, van de richtlijn een uitvoeringshandeling heeft vastgesteld waarbij de door dat derde land afgegeven documenten in de Unie worden erkend.

Aangezien de procedure voor de erkenning van documenten uit derde landen gebaseerd is op de beoordeling van de certificeringssystemen in het verzoekende derde land, teneinde vast te stellen of de afgifte van de in het verzoek gespecificeerde certificaten, dienstboekjes of logboeken onderworpen is aan dezelfde eisen als die welke in de richtlijn zijn vastgesteld, is het onwaarschijnlijk dat de erkenningsprocedure vóór 17 januari 2022 wordt afgerond.

Om de procedure vóór die datum te kunnen afronden, moeten de desbetreffende derde landen in de eerste plaats hun nationale wetgeving aanpassen aan de eisen van de richtlijn.

Ten tweede zou de Commissie het certificeringssysteem in het verzoekende derde land moeten beoordelen en een uitvoeringshandeling vaststellen op grond van artikel 10, lid 5, van de richtlijn.

Bij gebrek aan een uitvoeringshandeling tot erkenning in de Unie van de door het betrokken derde land afgegeven documenten, op grond van artikel 10, lid 5, van de richtlijn, mogen houders van de door dat derde land afgegeven documenten niet op de binnenwateren van de Unie varen.

Die situatie zou aanzienlijke praktische problemen kunnen opleveren, met name wat de scheepvaart op de Donau betreft, aangezien bemanningsleden die in het bezit zijn van documenten uit derde landen een aanzienlijk deel van het personeel uitmaken.

Het doel van dit voorstel is een passende periode te bepalen waarin een lidstaat, op basis van nationale eisen die vóór 16 januari 2018 zijn vastgesteld en met betrekking tot het grondgebied van de betrokken lidstaat, documenten van derde landen kan blijven erkennen die momenteel unilateraal of op basis van een internationale overeenkomst door die lidstaat worden erkend. Het toepassingsgebied van de overgangsmaatregel is beperkt tot documenten die zijn afgegeven vóór de afsluitdatum (18 januari 2023), die wordt bepaald aan de hand van de dag die volgt op het verstrijken van de omzettingstermijn van de richtlijn (17 januari 2022) plus één jaar. Voor die afsluitdatum wordt rekening gehouden met het feit dat het derde land dat om erkenning verzoekt, zijn eisen moet afstemmen op die van de richtlijn en dat de Commissie de certificeringssystemen in het verzoekende derde land moet beoordelen en voor zover nodig een uitvoeringshandeling moet vaststellen op grond van artikel 10, lid 5, van de richtlijn.

Deze oplossing moet een soepele overgang waarborgen naar het in artikel 10 van de richtlijn bedoelde systeem voor de erkenning van documenten van derde landen, door derde landen de nodige tijd te bieden om hun eisen in overeenstemming te brengen met die van de richtlijn en de Commissie de gelegenheid te geven hun certificeringssystemen te beoordelen en zo nodig een uitvoeringshandeling vast te stellen op grond van artikel 10, lid 5, van de richtlijn. Dat zal personen en marktdeelnemers die actief zijn in de binnenvaart ook rechtszekerheid bieden.

Bovendien moet rekening worden gehouden met het feit dat, zodra de Commissie door een derde land afgegeven kwalificatiecertificaten erkent, het desbetreffende derde land nieuwe certificaten kan afgeven in ruil voor de documenten die onder de overgangsregeling vallen. In dat verband moet worden verduidelijkt dat die nieuwe certificaten uitsluitend op alle binnenwateren van de Unie zullen worden erkend onder voorbehoud van artikel 10, lid 3, van de richtlijn en als is vastgesteld dat de door het derde land toegepaste voorwaarden voor de omwisseling identiek zijn aan die van artikel 38, leden 1 en 3, van de richtlijn.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit voorstel houdt een beperkte wijziging van Richtlijn (EU) 2017/2397 in, waarbij overgangsbepalingen worden ingevoerd voor documenten van derde landen die vóór 18 januari 2022 in sommige lidstaten worden erkend. Het is bedoeld om verstoring van de arbeidsmarkt in de binnenvaart te voorkomen. Het voorstel is derhalve conform de bestaande wetgeving in die sector.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel heeft betrekking op de veiligheid en de mobiliteit in de binnenvaart. Het wijzigt Richtlijn (EU) 2017/2397 wat betreft de erkenning van documenten van derde landen tijdens de overgangsperiode.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag is artikel 91, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Subsidiariteit

Doel van het voorstel


is Richtlijn (EU) 2017/2397 te wijzigen zoals vereist voor de hierboven beschreven doeleinden. Het enige middel om de nagestreefde doelstelling te realiseren is een handeling op het niveau van de Unie.

Evenredigheid

De voorgestelde richtlijn wordt als evenredig beschouwd, aangezien zij voorziet in een beperkte en noodzakelijke wetswijziging om verstoring van de arbeidsmarkt te voorkomen en een veilige en efficiënte exploitatie van de binnenwateren te waarborgen. Zij gaat niet verder dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

Keuze van het instrument

Aangezien dit voorstel de wijziging van Richtlijn (EU) 2017/2397 tot doel heeft, moet het dezelfde rechtsvorm aannemen. Een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad is derhalve het geschikte rechtsinstrument.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Niet van toepassing, omdat het voorstel bestaande wetgeving wijzigt. Bovendien heeft het een zeer beperkt toepassingsgebied.

Raadpleging van belanghebbenden

Het stappenplan voor dit initiatief is met het oog op feedback vier weken lang gepubliceerd op de website voor betere regelgeving. Gezien het zeer beperkte toepassingsgebied van de wijziging is er geen openbare raadpleging over het voorstel nodig.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

De voorgestelde maatregel is binnen de Commissie onderworpen aan een juridische en technische analyse om te waarborgen dat het beoogde doel wordt bereikt en de maatregel beperkt blijft tot wat strikt noodzakelijk is.

Effectbeoordeling

Aangezien er geen wezenlijke andere beleidsopties zijn dan de voorgestelde optie, is er geen effectbeoordeling nodig. Doel van het voorstel is de huidige situatie voor een beperkte periode te verlengen.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Niet van toepassing.

Grondrechten

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de toepassing of de bescherming van de grondrechten.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Niet van toepassing.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Niet van toepassing.

Toelichtende stukken

De kennisgeving door de lidstaten van de omzettingsmaatregelen waarop het voorstel betrekking heeft, hoeft niet vergezeld te gaan van een document waarin het verband tussen de delen van de wijzigingsrichtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. De Commissie ziet daartoe geen reden, omdat het niet vereist is voor de overige bepalingen van Richtlijn (EU) 2017/2397.

·

Artikelsgewijze toelichting



Bij artikel 1 worden de nieuwe leden 7 en 8 toegevoegd aan artikel 38 van Richtlijn (EU) 2017/2397.

Het nieuwe lid 7 van artikel 38 biedt de lidstaten de mogelijkheid documenten van derde landen te blijven erkennen op basis van nationale eisen die vóór de inwerkingtreding van Richtlijn (EU) 2017/2397 (16 januari 2018) zijn vastgesteld. De erkenning is beperkt tot de binnenwateren op het grondgebied van de desbetreffende lidstaat en is van toepassing tot uiterlijk 17 januari 2032. Deze overgangsmaatregel is alleen van toepassing op documenten die vóór de afsluitdatum (18 januari 2023) door een derde land zijn afgegeven.

In het nieuwe lid 8 van artikel 38 wordt verduidelijkt dat als het desbetreffende derde land nieuwe certificaten afgeeft in ruil voor de documenten die onder de overgangsbepalingen vallen, die nieuwe certificaten uitsluitend op alle binnenwateren van de Unie zullen worden erkend onder voorbehoud van artikel 10, lid 3, van de richtlijn en als is vastgesteld dat de door het derde land toegepaste voorwaarden voor de omwisseling identiek zijn aan die van artikel 38, leden 1 en 3, van de richtlijn.