Toelichting bij COM(2021)77 - Beoordeling van de Overeenkomst voor operationele en strategische samenwerking tussen Denemarken en de Europese Politiedienst

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

1.

Brussel, 23.2.2021


COM(2021) 77 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de beoordeling van de Overeenkomst voor operationele en strategische samenwerking tussen het Koninkrijk Denemarken en de Europese Politiedienst

{SWD(2021) 22 final}


2.

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD


over de beoordeling van de Overeenkomst voor operationele en strategische samenwerking tussen het Koninkrijk Denemarken en de Europese Politiedienst

Inleiding



Bij de Overeenkomst voor operationele en strategische samenwerking tussen het Koninkrijk Denemarken en de Europese Politiedienst 1 (hierna “de overeenkomst” genoemd) is het rechtskader voor de samenwerking van Denemarken met Europol vastgesteld. Krachtens artikel 25 van de overeenkomst wordt de Commissie verzocht de bepalingen van deze overeenkomst te beoordelen, en met name de operationele doeltreffendheid van de overeenkomst en de naleving door Denemarken van de bepalingen daarvan inzake gegevensbescherming.

Tot 1 mei 2017 nam Denemarken volledig deel aan het besluit van de Raad tot oprichting van de Europese Politiedienst (Europol) 2 . Krachtens het protocol (nr. 22) betreffende de positie van Denemarken 3 heeft Denemarken een opt-out voor alle EU-wetgeving op het gebied van justitie en binnenlandse zaken die is aangenomen na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 4 . Verordening (EU) 2016/794 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) 5 , die is vastgesteld in 2016, is in de plaats gekomen van het besluit van de Raad. De verordening is volledig van toepassing sinds 1 mei 2017. Vanwege de opt-out en als gevolg van de negatieve uitslag van het nationale referendum van 3 december 2015 over de vraag of de opt-out van Denemarken op het gebied van justitie en binnenlandse zaken moest worden gewijzigd, kan Denemarken niet deelnemen aan de verordening.

Naar aanleiding van het Deense referendum van 3 december 2015 hebben de voorzitter van de Commissie, de voorzitter van de Europese Raad en de premier van Denemarken op 15 december 2016 een verklaring 6 afgelegd dat zij het eens waren over de noodzaak van operationele regelingen die de negatieve gevolgen van het vertrek van Denemarken uit Europol op 1 mei 2017 tot een minimum beperken, zulks in het wederzijds belang van Denemarken en de rest van de Europese Unie met betrekking tot de bestrijding van grensoverschrijdende zware en georganiseerde criminaliteit en internationaal terrorisme. Dergelijke regelingen moeten specifiek zijn voor Denemarken en mogen geenszins dezelfde gevolgen hebben als het volledige lidmaatschap van Europol, d.w.z. met betrekking tot de toegang tot de gegevensbanken van Europol, de volledige deelname aan de operationele werkzaamheden en de operationele gegevensbanken van Europol, of de verlening van besluitvormingsrechten in de bestuursorganen van Europol. De regelingen dienen echter wel te zorgen voor een voldoende mate van operationele samenwerking, met inbegrip van de uitwisseling van relevante gegevens, zulks met inachtneming van passende waarborgen.

Bij de overeenkomst wordt het rechtskader vastgesteld voor de samenwerking van Denemarken met Europol, zoals bedoeld in de verklaring van 15 december 2016. De overeenkomst trad in werking op 30 april 2017, zodat een onderbreking werd voorkomen als gevolg van de wijziging op 1 mei 2017 van de status van Denemarken van een lidstaat naar een derde land in zijn betrekkingen met Europol. Op 27 april 2017 nam het Deense parlement (Folketing) wet nr. 411 inzake het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) aan, waardoor de Deense regering de overeenkomst kon sluiten. Het Europees Parlement nam op 27 april 2017 een resolutie aan 7 . De Raad machtigde Europol op 28 april 2017 om met de overeenkomst in te stemmen 8 .

Uit de overwegingen van de overeenkomst blijkt duidelijk dat het de bedoeling is de negatieve gevolgen van het Deense vertrek uit Europol tot een minimum te beperken door samenwerking tot stand te brengen op een niveau dat ten minste gelijkwaardig is aan dat van andere derde landen die soortgelijke overeenkomsten met Europol hebben gesloten (overweging 3).

Een bijzonder kenmerk van de overeenkomst is de specifieke positie van Denemarken als lidstaat van de EU en Schengenstaat. De specifieke positie van Denemarken als EU-lidstaat komt tot uiting in overweging 4 van de overeenkomst. In overweging 5 staat dat Denemarken deel uitmaakt van het Schengengebied en het Schengenacquis volledig in zijn nationale wetgeving heeft omgezet. Voorts wordt in overweging 6 uiteengezet dat Denemarken deel uitmaakt van de zogeheten Noordse paspoortunie, samen met andere Noordse staten, waarvan er twee EU-lidstaten zijn en twee geassocieerd zijn met de uitvoering van het Schengenacquis en de verdere ontwikkeling daarvan.

3.

Voorbereiding van de beoordeling en de opstelling van het verslag


·De Commissie heeft een vragenlijst gestuurd naar het Deense ministerie van Justitie en de Deense gegevensbeschermingsinstantie. Het Deense ministerie van Justitie heeft samen met de Deense nationale politie schriftelijk ontwerpantwoorden op de vragenlijst ingediend. De Deense gegevensbeschermingsinstantie heeft de Commissie bedankt voor de gelegenheid om feedback te geven op de vragenlijst en de Commissie meegedeeld dat zij niet had onderzocht hoe de overeenkomst door de Deense nationale politie ten uitvoer was gelegd. Zij was derhalve van oordeel dat het Deense ministerie van Justitie en de Deense nationale politie op dit moment beter in staat zouden zijn om de vragen te beantwoorden.

·De Commissie heeft gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van het Deense ministerie van Justitie, de Deense nationale politie (met inbegrip van de functionaris voor gegevensbescherming) en de Deense gegevensbeschermingsinstantie, alsmede met vertegenwoordigers van Europol die verantwoordelijk zijn voor de toepassing van de overeenkomst, onder wie analisten die gebruikmaken van en toegang hebben tot de in het kader van de overeenkomst uitgewisselde informatie, en met vertegenwoordigers van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, die toezicht houdt op de verwerking van persoonsgegevens bij Europol.

·Het Deense ministerie van Justitie heeft toegang verleend tot verslagen van het ministerie aan het Deense parlement (Folketing) over de situatie bij de Deense politie met betrekking tot Europol (voor de periode van 1 mei 2017 tot en met december 2019).

·De bevindingen van de Commissie zijn vastgelegd in het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie, dat ook is gedeeld met het Deense ministerie van Justitie en Europol, die de gelegenheid kregen opmerkingen te maken over onjuistheden en informatie te identificeren die niet openbaar mag worden gemaakt.

4.

Conclusies


In artikel 25 van de overeenkomst is bepaald dat de beoordeling met name betrekking moet hebben op de operationele doeltreffendheid en op de naleving door Denemarken van de bepalingen van de overeenkomst inzake gegevensbescherming.

Uit de beoordeling is gebleken dat de overeenkomst, waarbij Denemarken een bijzondere status wordt verleend in vergelijking met die van andere derde landen, voorziet in samenwerking tussen Denemarken en Europol die voldoet aan de algemene doelstelling om tussen Denemarken en Europol samenwerkingsbetrekkingen op het gebied van de bestrijding van terrorisme en zware grensoverschrijdende criminaliteit tot stand te brengen, en de negatieve gevolgen van het Deense vertrek uit Europol per 1 mei 2017 tot een minimum beperkt.

Dat komt met name doordat Denemarken bijzondere dienstverlening krijgt via Deens sprekende gedetacheerde nationale deskundigen met het oog op de behandeling (onder het gezag van Europol), op 24/7-basis, van Deense verzoeken om gegevens in te voeren, op te vragen en te vergelijken. Zowel Denemarken als Europol hebben uitdrukkelijk erkend dat de detachering van Deens sprekende nationale deskundigen bij Europol in dit opzicht succesvol is gebleken. Tegelijkertijd hebben beide partijen ook erkend dat er, gezien de beperkingen die artikel 10, lid 6, van de overeenkomst oplegt met betrekking tot de taken van de Deens sprekende gedetacheerde nationale deskundigen in Den Haag en in Denemarken, ruimte is om de doeltreffendheid van de samenwerking te verbeteren.

De overeenkomst verplicht Denemarken tot de toepassing van de in de overeenkomst vastgelegde gegevensbeschermingswaarborgen en de regels ter uitvoering van de EU-richtlijn betreffende gegevensbescherming bij de rechtshandhaving 9 . Deze richtlijn is in de Deense wetgeving omgezet door middel van de Deense wet inzake de rechtshandhaving. Deze is op 30 april 2017 in werking getreden. De Deense nationale politie heeft een functionaris voor gegevensbescherming aangesteld voor de verwerking van persoonsgegevens door de Deense politie binnen het toepassingsgebied van de wet. De functionaris voor gegevensbescherming is onder meer belast met het toezicht op de naleving van de EU-richtlijn betreffende gegevensbescherming bij de rechtshandhaving.

Tijdens de beoordelingsperiode hebben Denemarken en Europol een aantal kwesties in verband met gegevensbescherming aan de orde gesteld. Deze hadden betrekking op informatie van Denemarken die onmiddellijk werd gecorrigeerd nadat Denemarken hierover kennisgevingen van Europol had ontvangen.

Het standpunt van de Deense nationale politie, dat wordt ondersteund door haar functionaris voor gegevensbescherming, is dat Denemarken met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens die in het kader van de overeenkomst zijn ontvangen, zowel de vereisten van de richtlijn betreffende gegevensbescherming bij de rechtshandhaving als de overeenkomst doeltreffend heeft uitgevoerd en in de praktijk heeft toegepast.

De Commissie is derhalve van oordeel dat de overeenkomst op doeltreffende wijze in operationele regelingen heeft voorzien die de negatieve gevolgen van het vertrek van Denemarken uit Europol op 1 mei 2017 tot een minimum beperken, in het wederzijds belang van Denemarken en de rest van de Europese Unie met betrekking tot de bestrijding van grensoverschrijdende zware en georganiseerde criminaliteit en internationaal terrorisme.

De Commissie is ook van oordeel dat de bepalingen inzake gegevensbescherming van de overeenkomst goed zijn toegepast.

De Commissie heeft in de overeenkomst geen beperkingen aangetroffen die de doeltreffende uitvoering ervan in de weg staan.

(1) https://www.europol.europa.eu/publications-documents
(2) Besluit 2009/371/JBZ van de Raad van 6 april 2009 tot oprichting van de Europese politiedienst (Europol) (PB L 121 van 15.5.2009, blz. 37).
(3) PB C 326 van 26.10.2012, blz. 299.
(4) Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (PB C 306 van 17.12.2007, blz. 1). Tot dusver heeft Denemarken geen gebruik gemaakt van de in deel IV van het protocol (nr. 22) geboden mogelijkheid om volledig deel te nemen aan de Europol-verordening.
(5) Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en tot vervanging en intrekking van de Besluiten 2009/371/JBZ, 2009/934/JBZ, 2009/935/JBZ, 2009/936/JBZ en 2009/968/JBZ van de Raad (PB L 135 van 24.5.2016, blz. 53).
(6) Verklaring van de voorzitter van de Europese Commissie, Jean-Claude Juncker, de voorzitter van de Europese Raad, Donald Tusk, en de premier van Denemarken, Lars Løkke Rasmussen, van 15 december 2016, persbericht IP/16/4398 van de Commissie.
(7) Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 27 april 2017 over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Raad houdende goedkeuring van de sluiting door de Europese Politiedienst (Europol) van de Overeenkomst voor operationele en strategische samenwerking tussen het Koninkrijk Denemarken en Europol (07281/2017 – C8-0120/2017 – 2017/0803(CNS)), P8_TA (2017)0136.
(8) Document 7281/1/17 REV 1 van 28 april 2018.
(9) Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 89).