Toelichting bij COM(2021)89 - Deelname van de Unie aan het door verscheidene lidstaten gemeenschappelijk opgezette Europees partnerschap inzake metrologie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Horizon Europa — het nieuwe kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2021-2027) — beoogt een groter effect op onderzoek en innovatie te sorteren door, via mede-investering in de vorm van Europese partnerschappen, extra private en publieke middelen aan te trekken. De partnerschappen moeten in die gebieden tot stand komen waar de reikwijdte en de omvang van de middelen voor onderzoek en innovatie gerechtvaardigd zijn voor de bijdrage die aan de verwezenlijking van de prioriteiten van de Unie waarop Horizon Europa gericht is, en met name pijler 2 (“Wereldwijde uitdagingen en industrieel concurrentievermogen”), wordt geleverd.

Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) [XXX] van het Europees Parlement en de Raad 1 (de “verordening Horizon Europa”) worden geïnstitutionaliseerde Europese partnerschappen op basis van de artikelen 185 en 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) “alleen gebruikt wanneer met andere delen van het programma Horizon Europa, met inbegrip van andere vormen van Europese partnerschappen, de doelstellingen niet zouden worden verwezenlijkt of de noodzakelijke verwachte effecten niet zouden worden gegenereerd, en indien zij worden gerechtvaardigd door een langetermijnperspectief en een hoge mate van integratie”.

In de verordening Horizon Europa hebben de medewetgevers ook acht prioritaire gebieden voor mogelijke geïnstitutionaliseerde Europese partnerschappen op basis van artikel 185 of artikel 187 VWEU aangewezen. Daaruit kwamen 12 kandidaat-initiatieven naar voren die aan een gecoördineerde effectbeoordeling werden onderworpen 2 .

Metrologie werd door de medewetgevers erkend als een van deze prioritaire gebieden in het kader van de verordening Horizon Europa, hetgeen tot het onderhavige voorstel voor een Europees partnerschap inzake metrologie heeft geleid. Het bouwt voort op de ervaring die is opgedaan met het Europees onderzoeksprogramma Metrologie (EMRP) en het Europees programma voor innovatie en onderzoek op het gebied van de metrologie (Empir). Dit initiatief vertegenwoordigt echter een nieuw partnerschap waarmee nieuwe uitdagingen kunnen worden aangegaan; het is niet als loutere voortzetting van eerdere programma’s bedoeld.

Het voorstel heeft betrekking op de deelname van de Europese Unie aan het door verscheidene lidstaten opgezette Europees programma op het gebied van metrologie. Metrologie is de tak van de wetenschap die zich bezighoudt met het meten. Metrologie is een belangrijke aanjager voor economische en sociale activiteiten en daarom een publiek goed. Momenteel hebben metrologische onderzoeksprogramma’s door de versnippering van activiteiten en de overlapping van inspanningen in de lidstaten maar weinig impact op EU-niveau.

Tegelijkertijd heeft Europa op het gebied van metrologie te maken heeft met toenemende wereldwijde concurrentie, niet alleen wat betreft het volume en de focus van de investeringen, maar ook wat betreft financiële toezeggingen op de lange termijn voor doelstellingen inzake metrologie. In de afgelopen tien jaar hebben de VS, China en India hun investeringen in metrologie met respectievelijk 60 %, 50 % en 52 % opgeschroefd. De investeringen in Europese instituten zijn in deze periode relatief constant gebleven en speelden niet in op nieuwe onderzoeksgebieden die alsmaar belangrijker worden. Dat ontoereikende investeringspeil in Europa heeft er samen met de versnippering van de metrologiecapaciteiten toe geleid dat inspanningen verbrokkeld plaatsvinden, zonder strategische leidraad. De op EU-niveau gefinancierde voorlopers van dit programma, EMRP en Empir, hebben aangetoond dat zij deze versnippering kunnen terugdringen en dat zij activiteiten voor nieuwe metrologiecapaciteiten en gezamenlijke prioriteiten mede kunnen financieren.

De afgelopen jaren is er buiten de EU steeds doorgeïnvesteerd. Zo had het National Institute of Standards and Technology (NIST), het nationale metrologisch instituut in de VS, in 2018 en 2019 een totale jaarbegroting van 724,5 miljoen USD. Vermeldenswaardig zijn onder meer een specifiek programma voor exploratieve meetkundige wetenschappen (het “laboratoriumprogramma”) met een jaarbegroting van meer dan 60 miljoen USD en een onderzoeksprogramma voor fundamentele metingen, met inbegrip van kwantumwetenschap, met een jaarbegroting van meer dan 160 miljoen USD. Volgens de meest recente beschikbare informatie beschikte het National Institute of Metrology (NIM) in China in 2018 over een operationele begroting van 180 miljoen EUR. Daarnaast heeft China tussen 2016 en 2019 een gericht onderzoeksprogramma voor metrologie ten belope van 65 miljoen EUR uitgevoerd en overal in China in totaal 160 onderzoeksprojecten in samenwerkingsverband gefinancierd. Daarentegen heeft het PTB, het nationale metrologisch instituut in Duitsland en het grootste metrologisch instituut in Europa, een jaarlijkse operationele begroting van 200 miljoen EUR waarvan het merendeel niet naar onderzoek gaat maar metrologiediensten voor industrie en samenleving moet bekostigen.

Onze internationale concurrenten doen die strategische investeringen omdat er steeds meer behoefte is aan metrologieoplossingen die op opkomende technologieën en de ontwikkeling van nieuwe producten inspelen. Bovendien is het door de toename van maatschappelijke uitdagingen die betrouwbare normen en regelgeving vereisen, dringend noodzakelijk iets te doen aan het gebrek aan integratie van metrologie in het innovatiesysteem op Europees niveau.

Wil Europa zijn leidende concurrentiepositie op het gebied van opkomende technologieën en nieuwe productontwikkeling en een toekomstgerichte benadering met betrekking tot betrouwbare normen en regelgeving waarmee wordt geanticipeerd op maatschappelijke uitdagingen 3 behouden, dan is het van essentieel belang dat het Europees metrologie-initiatief ervoor zorgt dat metrologieoplossingen in Europa uiterlijk in 2030 die van vooraanstaande wereldspelers kunnen evenaren en blijk geven van wereldklasse in de metrologische dienstverlening voor bestaande complexe meetkundige uitdagingen en nieuwe technologieën. Dit moet worden bereikt door middel van gespecialiseerde pan-Europese netwerken die middelen bundelen om een kritische massa aan capaciteiten te bereiken. Deze metrologische oplossingen moeten door de invoering en toepassing van belangrijke opkomende technologieën de verkoop van nieuwe innovatieve producten en diensten ondersteunen. De oplossingen moeten ook bijdragen tot een doeltreffende ontwikkeling en uitvoering van de specifieke normen en regelgeving die aan overheidsbeleid voor het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen ten grondslag liggen.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Aangezien metrologie voor alle andere wetenschappelijke en technologische gebieden cruciale mogelijkheden schept, kunnen verbeteringen in de metrologiecapaciteiten de wetenschappelijke vooruitgang en industriële ontwikkelingen versnellen en zo van pas komen bij uitdagingen op het gebied van bijvoorbeeld gezondheid, milieu, klimaatverandering, sociale bescherming en cultureel erfgoed. Elk toekomstig Europees initiatief voor gezamenlijke initiatieven voor onderzoek en innovatie op het gebied van metrologie moet daarom koppelingen met verschillende andere initiatieven in het kader van Horizon Europa en daarbuiten tot stand brengen en benutten.

Binnen Horizon Europa is metrologie relevant voor de onderzoeks- en innovatieactiviteiten die in het kader van de cluster “Digitaal, industrie en ruimte” van het programma worden gefinancierd, aangezien de robuuste, accurate metingen uit de metrologie cruciaal zijn in alle productiesectoren, met name de precisiefabricage van producten met een hoge toegevoegde waarde voor bijvoorbeeld de lucht- en ruimtevaart, high-performance computing en ruimtevaartapparatuur en farmaceutische producten.

Robuuste, accurate metingen komen echter op veel meer gebieden van pas en daarom is het Europees partnerschap inzake metrologie relevant voor een breed scala aan andere Europese beleidsterreinen en initiatieven op het gebied van onderzoek en innovatie, waaronder publiek-private partnerschappen. De exploitatie van slimme elektriciteitsnetten is een goed voorbeeld. Metrologie speelt ook een belangrijke rol voor het verzorgen van accurate metingen in de medische diagnostiek en de zorg.

2.

Meer in het algemeen is er complementariteit met de in het kader van Horizon Europa geplande Europese partnerschappen voor:


·industrieën met een sterke digitale component, zoals Made in Europe met betrekking tot de maakindustrie;

·de monitoring van CO2-emissies en luchtverontreiniging in het algemeen, in het kader van het partnerschap voor de transitie naar schone energie en het partnerschap Processes4Planet;

·digitale sleuteltechnologieën; slimme netwerken en diensten en kunstmatige intelligentie, data en robotica;

·de verwezenlijking van emissievrij wegvervoer (2Zero), veilig en geautomatiseerd wegvervoer met geconnecteerd rijden, en een partnerschap voor schone luchtvaart.

·Er moeten ook worden gewerkt aan synergieën met het initiatief voor innovatieve gezondheidszorg en het partnerschap voor grootschalige innovatie en transformatie van zorgstelsels in een digitale en vergrijzende samenleving. Het toekomstige Europese partnerschap inzake metrologie kan gezien zijn horizontale karakter ook worden ingezet bij de uitvoering van toekomstige missies van Horizon Europa. Er moeten ook banden met de toekomstige European Open Science Cloud worden ontwikkeld.

Ook buiten Horizon Europa zal aan complementariteit met andere Europese programma’s worden gewerkt om het gebruik van metrologieoplossingen binnen bijvoorbeeld de Connecting Europe Facility, het programma Digitaal Europa en het milieuprogramma LIFE te bevorderen. Een nieuwe stuurgroep zal toezien op deze banden en op efficiënte communicatie tussen het partnerschap inzake metrologie en de andere relevante programma’s.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het Europees metrologie-initiatief zal ook op veel andere beleidsterreinen van de Unie buiten onderzoek en innovatie bijdragen kunnen leveren. Omdat metrologieoplossingen sector- en disciplineoverstijgend mogelijkheden bieden, worden alle zes prioriteiten van de Commissie bediend, zoals in onderstaande tabel wordt geïllustreerd.

1.

Tabel: de rol van metrologie in de prioriteiten van de Commissie


PrioriteitVoorbeelden van de rol van metrologie
Een Europese Green DealGeeft indicatoren voor de totstandbrenging van klimaatneutraliteit
Een economie die werkt voor de mensenInnovatieve en nauwkeurigere meetinstrumenten zijn van essentieel belang voor een succesvol plan voor de bestrijding van kanker
Een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperkCruciaal bij het vaststellen van normen voor 5G-netwerken en digitale diensten
De Europese manier van leven beschermenEssentieel voor vertrouwen in een volledig functionerend Schengengebied ter versterking van de Europese aanpak van het douanerisicobeheer
Een sterker Europa in de wereldOndersteunt de rol van Europa als normsteller die een sterke, open en op eerlijke handel gerichte agenda en een goed werkend emissiehandelssysteem voert
Een nieuwe impuls voor Europese democratieZorgt voor normen om Europa tegen indirecte externe inmenging te beschermen

Metrologie zorgt ervoor dat metingen altijd op internationaal overeengekomen definities en normen terug te leiden zijn. Dit vormt de basis van nationale en internationale metrologische systemen die de accurate en betrouwbare metingen tot stand brengen die ten grondslag liggen aan een breed scala aan economische activiteiten en openbare diensten en die de gehele interne markt bestrijken in een economie die werkt voor de mensen. Dit betreft de veiligheid van consumentenproducten, maar ook van financiële diensten, waarbij metrologie het mogelijk maakt elke financiële transactie van een exact tijdstempel te voorzien om ze traceerbaar te maken en ervoor te zorgen dat de Europese financiële regelgeving wordt nageleefd.

Om een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk tot stand te brengen zullen accurate, geavanceerde meetcapaciteiten in nationale metrologie-instituten en andere aangewezen instituten moderne digitale diensten, maar ook alle opkomende digitale technologieën, zoals kwantumtechnologieën of kunstmatige intelligentie, mogelijk maken.

Om een klimaatneutrale EU tegen 2050 te bereiken, zijn duidelijke meetcapaciteiten nodig op het gebied van teledetectie (zoals aardobservatie), milieu en energie. De beleidsterreinen van de Europese Green Deal hebben allemaal rechtstreeks met uitdagingen op het gebied van metrologie te maken. Capaciteiten voor accurate en traceerbare metingen maken solide mileumonitoring ten aanzien van de staat van het klimaat mogelijk. Zij ondersteunen ook de doeltreffende ontwikkeling en handhaving van milieuvoorschriften doordat ze betrouwbare gegevens bieden voor de in het kader van de Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering benodigde klimaatvariabelen en voor milieuparameters zoals de lucht- en waterkwaliteit.

De meetwetenschap zal op het gebied van energie bijvoorbeeld van essentieel belang zijn om de transitie naar hernieuwbare energie vooruit te helpen. In een koolstofarme toekomst zal inzicht in de omvang, het verloop over tijd en de gevolgen van klimaatverandering centraal staan. Dit vereist accurate en betrouwbare monitoring van alle klimaatvariabelen over de lange termijnen die nodig zijn om de klimaattrends te detecteren en begrijpen.

Metrologie moet ook aan de basis staan van afgemeten milieuvoorschriften, bijvoorbeeld voor water- en luchtverontreiniging, met inbegrip van monitoring en handhaving. Naast energie en milieu zullen beleidsterreinen van de Green Deal zoals duurzame industrie, duurzame mobiliteit en biodiversiteit allemaal een modern en geschikt metrologisch systeem nodig hebben.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorstel voor een Europees metrologie-initiatief is gebaseerd op artikel 185 van het VWEU, dat voorziet in de deelneming van de Europese Unie aan onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma’s die worden ondernomen door verscheidene lidstaten, met inbegrip van de deelname aan de voor de uitvoering van die programma’s tot stand gebrachte structuren.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing aangezien het voorstel niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie valt. De subsidiariteit wordt gewaarborgd doordat het voorstel wordt gebaseerd op artikel 185 van het VWEU, dat uitdrukkelijk voorziet in de deelname van de Unie aan door verscheidene lidstaten opgezette onderzoeksprogramma’s.

De doelstellingen van het voorstel kunnen niet voldoende door de afzonderlijke lidstaten worden verwezenlijkt omdat de schaal en complexiteit van metrologie investeringen vergen die de kernbegroting voor onderzoek van de nationale meetinstituten te boven gaan. De topkwaliteit die nodig is voor onderzoek en ontwikkeling van grensverleggende metrologische oplossingen is verspreid over meerdere landen en kan daarom niet binnen nationale kaders worden bereikt. Zonder een consistente aanpak met kritische massa op Europees niveau bestaat er een groot risico op doublures van de inspanningen, met hogere kosten en minder effect tot gevolg.

De ondersteuning op EU-niveau heeft tot dusver aangetoond dat er ruimte is om op een aanzienlijke mate van integratie van metrologisch onderzoek over heel Europa aan te sturen. Tot op heden kwam integratie vooral van onderop door samenwerking op projectniveau tot stand. Gezien het toenemende belang van integratie om opkomende technologieën een kans te geven en te kunnen inspelen op maatschappelijke uitdagingen, is een meer strategische aanpak voor de integratie van metrologische inspanningen nodig om het onderzoek meer richting te geven. De toegevoegde waarde van maatregelen op EU-niveau in het kader van het Europees metrologie-initiatief zal dan ook bestaan in de ontwikkeling en uitvoering van een meer programmatische aanpak gericht op metrologisch onderzoek op gebieden van toenemend technologisch en maatschappelijk belang.

Evenredigheid

Artikel 185 van het VWEU nodigt de Unie uit om “in overeenstemming met de betrokken lidstaten te voorzien in deelname aan door verscheidene lidstaten opgezette onderzoek- en ontwikkelingsprogramma’s, met inbegrip van de deelname aan de voor de uitvoering van die programma’s tot stand gebrachte structuren”.

Het voorstel voldoet aan het evenredigheidsbeginsel aangezien de lidstaten verantwoordelijk worden voor de ontwikkeling van het gemeenschappelijke programma en voor alle operationele aspecten. De specifieke uitvoeringsstructuur — de Europese Vereniging van Nationale Meetinstituten (Euramet) — heeft reeds in eerdere metrologie-initiatieven op Europees niveau (EMRP en Empir) aangetoond dat zij het programma efficiënt en doeltreffend kan uitvoeren. De Unie zal prikkels leveren voor verbeterde coördinatie, zorg dragen voor synergieën met en bijdragen aan EU-beleid en de prioriteiten van Horizon 2020, toezicht houden op de uitvoering van het programma en de bescherming van de financiële belangen van de EU waarborgen.

In de voorafgaande effectbeoordeling voor het Europees metrologie-initiatief is geconcludeerd dat artikel 185 VWEU de meest geschikte basis is om de doelstelling te bereiken. Dit wordt in sectie 6 van de effectbeoordeling 4 nader toegelicht, waarin een initiatief op grond van artikel 185 VWEU het beste scoort op het gebied van effectiviteit en samenhang en even kostenefficiënt is als de basisoptie van oproepen tot het indienen van voorstellen in het kader van Horizon Europa.

In subsectie 6.4 van de effectbeoordeling wordt dan ook bevestigd dat deze vorm van partnerschap een stabiel kader zou bieden, waarbinnen de partners zich kunnen inzetten voor langetermijndoelstellingen. Het zou ook de basis bieden voor een strategische aanpak voor de verdere ontwikkeling van metrologie in Europa en zou in dit opzicht voldoende flexibel zijn om top-down-sturing vanuit een stuurgroep en een gerichte uitvoering van het initiatief via gespecialiseerde netwerken mogelijk te maken.

Bovendien blijkt uit de effectbeoordeling dat deze vorm van partnerschap door een strategische langetermijnaanpak en een gerichte uitvoering mogelijk te maken, zou leiden tot een grotere betrokkenheid en deelname van de industrie en andere eindgebruikers en daardoor toepassing van metrologieoplossingen op grotere schaal. Deze strategische aanpak en gerichte uitvoering zouden, in combinatie met een grotere deelname van de industrie en andere eindgebruikers, de weg effenen voor een metrologisch systeem met veel betere capaciteiten en prestaties van wereldniveau.

Keuze van het instrument

Het voorgestelde Europese metrologie-initiatief wordt gebaseerd op artikel 185 van het VWEU. Uit de conclusies van de tussentijdse evaluatie en een analyse van de opties in de effectbeoordeling blijkt dat artikel 185 het meest geschikte middel is om de doelstellingen van het Europese metrologie-initiatief te verwezenlijken. Deze conclusie is in overeenstemming met de in het kader van de vorige programma’s (EMRP en Empir) getrokken conclusies. Voor dit soort instrumenten uit hoofde van artikel 185 VWEU vereist artikel 188, lid 2, VWEU dat het Europees Parlement en de Raad een besluit vaststellen.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluaties achteraf

In 2017 heeft een onafhankelijke, externe deskundigengroep een tussentijdse evaluatie van Empir, het metrologie-initiatief uit hoofde van artikel 185 VWEU, uitgevoerd.

Uit de evaluatie bleek dat het Empir-programma goede vooruitgang heeft geboekt bij de verwezenlijking van de meeste doelstellingen van het programma en naar verwachting de Europese omzet zou verhogen dankzij de in het kader van het programma ontwikkelde technologieën.

In de evaluatie werd de optie van een nieuw partnerschap op Europees niveau aanbevolen, op basis van drie aanbevelingen. Ten eerste moet de strategische component worden versterkt. De nationale metrologie-instituten moeten samenwerken met andere belanghebbenden om “waardeketens voor metrologie” te ontwikkelen ter ondersteuning van de eengemaakte markt. In de evaluatie werd niet gepleit voor een opzet met een gecentraliseerde Europese structuur die de aanbeveling zou uitvoeren. De groep was voorstander van een bottom-upbenadering voor metrologische activiteiten, op basis van overeengekomen doelstellingen op Europees niveau. Om deze redenen werd in de evaluatie aangeraden om pan-Europese “kenniscentra” in de vorm van netwerken (“Europese metrologienetwerken”) in een mogelijk vervolgpartnerschap op te nemen, zodat het metrologieveld beter voor de grote maatschappelijke uitdagingen is uitgerust.

Ten tweede mag de rol van externe belanghebbenden zoals universiteiten en de industrie niet langer beperkt blijven tot de deelname aan projecten die na oproepen zijn geselecteerd. In plaats daarvan moeten zij in de toekomst meer bij de ontwikkeling van programma’s worden betrokken en meer mogelijkheden krijgen om aan projecten deel te nemen.

De derde aanbeveling was om bij de uitvoering van programma’s op proactieve wijze metrologische toepassingen voor opkomende wetenschapsgebieden in te passen en meer op maatschappelijke uitdagingen gericht te zijn.

Raadpleging van belanghebbenden

De Commissie heeft een openbare raadpleging van belanghebbenden gehouden over een toekomstig Europees initiatief inzake metrologie 5 . De online openbare raadpleging heeft reacties van 225 respondenten opgeleverd. Van deze reacties was 50 % afkomstig van respondenten die zichzelf als academici/onderzoekers aanduidden, 16 % van EU-burgers, 14 % van bedrijfs-/brancheorganisaties en 12 % van overheidsinstanties. De overige 8 % bestond uit brancheverenigingen, niet-gouvernementele organisaties en niet-EU-burgers.

De respondenten zetten hun standpunten inzake de relevantie van metrologisch onderzoek uiteen, wezen problemen aan waarmee het Europees systeem voor metrologisch onderzoek wordt geconfronteerd en evalueerden verscheidene mogelijke beleidsopties. De raadpleging wierp het licht op een aantal kwesties, waaronder onvoldoende benutting door de industrie, gebrekkige samenwerking van nationale meetinstituten (NMI’s) met de wetenschap als geheel, capaciteitskloven tussen EU-lidstaten, ontoereikende mobiliteit van onderzoekers binnen de NMI’s en gebrek aan betrokkenheid bij Europese normalisatie-instellingen.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Bij de voorbereiding van het voorstel voor het Europees metrologie-initiatief heeft de Commissie een breed scala aan externe expertise ingewonnen. Er werd gekozen voor een aanpak waarbij de analyse uit een onafhankelijke externe studie werd ingezet, aangevuld met vergaderingen en interviews met belangrijke belanghebbenden, en daarnaast schriftelijke feedback te verzamelen.

In dit verband heeft de Commissie opdracht gegeven tot een extern onderzoek met betrekking tot alle kandidaat-geïnstitutionaliseerde partnerschappen, waaronder dat inzake metrologie 6 , en deze analyse en bevindingen uitgebreid ingezet bij de voorbereiding van het metrologievoorstel.

Tegelijkertijd heeft de Commissie in de loop van 2019 vergaderd en interviews gehouden met EURAMET e.V en andere deskundigen op het gebied van metrologie.

De Commissie heeft daarnaast in november 2019 een raadplegende workshop met deskundigen uit de lidstaten gehouden. Vervolgens vond in maart 2020 een schriftelijke raadpleging plaats van de nationale ministeries die op het gebied van metrologie verantwoordelijkheden hebben 7 .

Effectbeoordeling

Het effectbeoordelingsverslag voor het voorgestelde metrologie-initiatief is in juni 2020 afgerond (SWD(2021) 36).

3.

Op 15 juli 2020 heeft de Raad voor regelgevingstoetsing een positief advies over het effectbeoordelingsverslag uitgebracht (SEC(2021) 91). In zijn advies heeft deze raad om het volgende verzocht:


1) Als onderdeel van de doelstelling om transnationale metrologienetwerken te ontwikkelen wordt in het verslag uitgelegd dat op een bepaald punt (tegen 2030) een partnerschap niet langer nodig zou zijn. In het verslag moet worden verduidelijkt waarom dit in het effectbeoordelingsverslag is opgenomen en hoe het verband houdt met het huidige initiatief, dat betrekking heeft op de financieringsperiode tot 2027. Indien wordt bevestigd dat een partnerschap niet langer nodig zou zijn, moet in het verslag duidelijker worden aangegeven op welke manieren voor het huidige partnerschapsvoorstel wordt verwacht dat het scheppen van de noodzakelijke voorwaarden voor de toekomstige beëindiging ervan erin wordt meegenomen.

2) In het verslag moet beter worden uitgelegd hoe actoren uit de private sector in het geval van de voorkeursvorm van het “publiek-publieke” partnerschap betrokken zouden blijven. Het moet duidelijk maken wat de voordelen van betrokkenheid zouden zijn.

3) In het verslag zou meer achtergrondinformatie kunnen worden gegeven over de nationale instanties voor metrologisch onderzoek en hun werkwijzen.

4.

De effectbeoordeling bevat de volgende opties:


Het basisscenario was een situatie zonder partnerschap en met alleen de gebruikelijke oproepen tot het indienen van voorstellen in het kader van Horizon Europa. Dat zou ertoe leiden dat aan de huidige uitvoeringsstructuur van artikel 185 een einde komt als de lopende Empir-projecten worden afgesloten in 2023, wat zou leiden tot extra kosten voor afbouw en sociale omschakeling.

Bij optie 1 zou een gezamenlijk gefinancierd Europees partnerschap worden opgericht. Een dergelijk partnerschap zou het voor de NMI’s gemakkelijker maken middelen te bundelen, maar zou ook het risico lopen een “gesloten club” te worden en potentiële deelnemers vanuit de academische wereld afschrikken.

Bij optie 2 zou een geïnstitutionaliseerd Europees partnerschap (artikel 185 VWEU) tot stand worden gebracht. Een dergelijk initiatief zou voortbouwen op de vooruitgang die is geboekt in het kader van Empir, het bestaande geïnstitutionaliseerde Europese partnerschap, door de lijst van Europese metrologienetwerken uit te breiden met andere netwerken met nieuwe aandachtsgebieden. Hierbij zouden actoren uit de bredere metrologische waardeketen worden betrokken, waaronder nationale ministeries, normalisatie-instellingen, regelgevers, de industrie, eindgebruikers en consumenten. De omvang van de EU-financiering in het kader van Horizon Europa zou toenemen ten opzichte van Horizon 2020 vanwege de voor de grotere reikwijdte benodigde middelen.

In het effectbeoordelingsverslag werd geconcludeerd dat optie 2 de voorkeursoptie is. Dit is in overeenstemming met de resultaten van de openbare raadpleging, waarbij 62 % van de respondenten aangaf een geïnstitutionaliseerd partnerschap als voorkeursoptie voor het nieuwe initiatief op het gebied van metrologie te zien. Alle vier de belangrijkste subgroepen van respondenten (de academische wereld, het bedrijfsleven, EU-burgers en vertegenwoordigers van overheidsinstanties) waren het eens, en er was geen minderheidsgroep die liever een andere optie zou zien.

De economische voordelen van het voorgestelde initiatief hebben zowel een directe als een indirecte component. De directe component is de toename in de verkoop van instrumenten en aanverwante diensten in de industrie. Deze wordt geraamd op 50 miljoen EUR per jaar. Daarnaast leidt de doelstelling om innovatie op strategische toepassingsgebieden indirect te bevorderen tot een extra hefboomeffect voor de verkoop op lange termijn. De sociale en milieuvoordelen houden rechtstreeks verband met de gespecialiseerde metrologienetwerken. De netwerken brengen specifieke metrologieoplossingen voort voor belanghebbenden overal in de metrologische waardeketen, met inbegrip van de industrie, eindgebruikers en burgers.

Vereenvoudiging

Het voorstel vereenvoudigt de administratieve procedures voor overheidsinstanties en -organen (EU of nationaal) en voor private partijen.

De EU zal rechtstreeks handelen met de specifieke uitvoeringsstructuur van het Europees metrologie-initiatief, die belast wordt met de toekenning van, het toezicht op en de verslaglegging over het gebruik van de bijdrage van de EU.

Grondrechten

Het voorgestelde besluit heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

In het bij dit besluit gepresenteerde financieel memorandum zijn de indicatieve gevolgen voor de begroting vastgelegd. De maximale financiële bijdrage van de Unie, inclusief EVA-kredieten, aan het partnerschap inzake metrologie is 300 miljoen EUR in lopende prijzen, voor de gehele looptijd van het kaderprogramma Horizon Europe.

De bepalingen in het besluit en van de tussen de Commissie en de specifieke uitvoeringsstructuur (EURAMET e.V.) te sluiten bijdrageovereenkomst moeten garanderen dat de financiële belangen van de EU zijn beschermd.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De uitvoering van het initiatief zal uitgaan van een strategische onderzoeks- en innovatieagenda die met de nationale partners in het initiatief wordt overeengekomen.

De resultaten van het initiatief zullen worden gemonitord aan de hand van jaarverslagen die door de Europese Commissie worden goedgekeurd. Dit houdt onder meer in dat over de voortgang op kernprestatie-indicatoren en andere maatregelen die in de strategische onderzoeks- en innovatieagenda zijn opgenomen verslag wordt uitgebracht.

Het voorstel omvat een herzieningsclausule voor een tussentijdse evaluatie uiterlijk in 2025 en een eindevaluatie uiterlijk in 2030.

Europese Economische Ruimte

Het voorgestelde besluit betreft een onderwerp dat onder de EER-Overeenkomst valt en moet daarom de Europese Economische Ruimte omvatten. Om te zorgen voor complementariteit met derde landen is hun deelname echter met een overeenkomstige bepaling geregeld.

Artikelsgewijze toelichting

In artikel 1 van het voorgestelde besluit wordt het huidige en mogelijk het toekomstige geografische toepassingsgebied van het Europees partnerschap inzake metrologie bepaald.

In artikel 2 wordt het verband met de verordening Horizon Europa benadrukt en wordt de doelstelling van een dergelijk partnerschap tegen deze achtergrond uiteengezet. In dit artikel worden ook de algemene en specifieke doelstellingen vastgesteld waaraan een toekomstig partnerschap zou moeten voldoen en waarop het resultaten moet laten zien.

In de artikelen 3 en 4 wordt bepaald welke financiële bijdrage uit de EU-begroting de Europese Unie aan Euramet zal leveren.

In de artikelen 5, 6 en 7 worden de verplichtingen vastgesteld op grond waarvan lidstaten en andere deelnemende landen aan het toekomstige partnerschap kunnen bijdragen. Daarmee wordt verduidelijkt dat de deelnemende landen niet alleen de EU-bijdrage moeten evenaren, maar ook andere relevante activiteiten moeten financieren, zoals toekomstige Europese metrologienetwerken.

In artikel 8 worden de regels voor deelname verduidelijkt waarvoor in naar behoren gemotiveerde gevallen van de regels van Horizon Europa kan worden afgeweken; ook worden hierin minimumgaranties vastgesteld om te zorgen voor meer openheid bij toekomstige oproepen, bijvoorbeeld moeten niet alleen nationale metrologie-instituten, maar ook andere belanghebbenden het recht hebben om toekomstige projecten in het kader van dit partnerschap te coördineren.

In artikel 9 stelt het kader vast voor uitvoeringsovereenkomsten tussen de Europese Commissie en Euramet. In artikel 10 wordt de Europese Commissie in staat gesteld om op te treden indien de deelnemende landen hun verplichtingen uit hoofde van dit besluit niet nakomen. In de artikelen 11 en 12 wordt voorzien in waarborgen ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie.

Met betrekking tot het toekomstige bestuur van het partnerschap wordt in de artikelen 13 tot en met 17 een nieuw kader gevormd. Hoewel het voornamelijk aan Euramet is om dit partnerschap op te zetten, stelt de Commissie voor een externe stuurgroep op te richten onder gezamenlijk voorzitterschap van de Commissie en een vertegenwoordiger van de lidstaten; de groep moet het nieuwe partnerschap stimuleren, beter op de behoeften van de gebruikers aan te sluiten en het effect van het partnerschap voor de industrie, de regelgeving en de vaststelling van normen te vergroten. In de groep moeten ook vertegenwoordigers zitten van andere Europese partnerschappen met private partners.

Zoals voor bestaande institutionele partnerschappen al gebruikelijk is, wordt in artikel 18 een tussentijdse en een eindevaluatie overeenkomstig de beginselen voor betere regelgeving voorgesteld. De artikelen 19 tot en met 21 zijn bedoeld om voor de goede werking van het toekomstige Europese partnerschap te zorgen.