Toelichting bij COM(2021)95 - “octroi de mer”-regeling in de Franse ultraperifere gebieden

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De bepalingen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) zijn van toepassing op de ultraperifere gebieden van de Unie. De Franse ultraperifere gebieden vallen evenwel buiten het territoriale toepassingsgebied van de btw- en de accijnsrichtlijn.

De bepalingen van het VWEU, en met name artikel 110, staan in beginsel niet toe dat lokale producten en producten uit continentaal Frankrijk, andere lidstaten of derde landen in de Franse ultraperifere gebieden verschillend worden belast. Op grond van artikel 349 VWEU mogen echter specifieke maatregelen ten gunste van deze gebieden worden genomen omdat zij worden geconfronteerd met permanente belemmeringen die gevolgen hebben voor hun economische en sociale situatie. Deze maatregelen hebben betrekking op diverse beleidsterreinen, waaronder het fiscale beleid.

De “octroi de mer” is een indirecte belasting die uitsluitend geldt in de Franse ultraperifere gebieden Martinique, Guadeloupe, Frans-Guyana, Réunion en Mayotte. Zij is van toepassing op de invoer van goederen, ongeacht hun herkomst, en op de levering van goederen onder bezwarende titel door personen die productieactiviteiten verrichten. Zij wordt in beginsel gelijkelijk geheven op lokaal vervaardigde producten en op producten die worden ingevoerd.

Bij Besluit nr. 940/2014/EU 1 van de Raad van 17 december 2014 werd Frankrijk evenwel gemachtigd om tot en met 31 december 2020 vrijstelling of vermindering van de “octroi de mer” te verlenen voor bepaalde lokaal vervaardigde producten, aangezien die lokale productieactiviteiten in hun voortbestaan zouden kunnen worden bedreigd door de invoer van grote hoeveelheden producten die elders tegen lagere kosten zijn vervaardigd. In de bijlage bij dat besluit is een lijst opgenomen van de producten die in aanmerking komen voor belastingvrijstelling of -vermindering. Afhankelijk van het product mag het belastingverschil tussen lokaal vervaardigde producten en andere producten niet meer dan 10, 20 of 30 procentpunten bedragen.

Deze gedifferentieerde belastingheffing moet de concurrentienadelen compenseren waarmee de ultraperifere gebieden te kampen hebben en die tot uiting komen in hogere productiekosten en dus ook een hogere kostprijs van lokaal vervaardigde producten. Als er geen specifieke maatregelen worden genomen, zouden de lokale producten minder concurrerend zijn dan producten van elders, zelfs wanneer de vervoerskosten buiten beschouwing worden gelaten. Dit zou het voortbestaan van de lokale productieactiviteiten, die hogere productiekosten hebben door de specifieke permanente belemmeringen waarmee die gebieden te kampen hebben, in het gedrang brengen.

Op 1 maart 2019 hebben de Franse autoriteiten de Commissie gevraagd om de “octroi de mer”-regeling te verlengen na 31 december 2020.

Omdat het Raadsbesluit weldra zou vervallen, had de Commissie al een externe studie laten verrichten om de huidige regeling en de mogelijke gevolgen van de verschillende opties voor de periode na 2020 te beoordelen. Op basis van deze studie acht de Commissie het gerechtvaardigd de gevraagde verlenging toe te staan, met enkele wijzigingen van de bestaande regeling.

Om de Franse autoriteiten in staat te stellen alle benodigde informatie te verzamelen - een proces dat door de COVID-19-gezondheidscrisis vertraging had opgelopen - en de Commissie de tijd te geven om met een evenwichtig voorstel te komen waarbij rekening wordt gehouden met de verschillende belangen die spelen, is de toepassingsduur van Besluit nr. 940/2014/EU van de Raad bij Besluit (EU) 2020/1793 2 van de Raad van 16 november 2020 met zes maanden verlengd, dat wil zeggen tot en met 30 juni 2021 in plaats van 31 december 2020.

Onderhavig voorstel bouwt hierop voort om het rechtskader te creëren dat van toepassing wordt op de “octroi de mer”-belasting na 30 juni 2021: het voorziet in een nieuwe uitzonderingsregeling van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2027, met aangepaste bepalingen om de flexibiliteit en transparantie te verhogen. Tegelijkertijd wordt Besluit nr. 940/2014/EU met zes maanden verlengd tot en met 31 december 2021, zodat Frankrijk de tijd krijgt om de nieuwe regeling, die van toepassing wordt van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2027, in zijn interne recht om te zetten.

In vergelijking met de huidige regeling worden de hieronder genoemde wijzigingen voorgesteld.

(a)De vaststelling van de criteria voor de selectie van de producten die in aanmerking komen voor een gedifferentieerde belastingheffing.

De producten op de lijst zijn geselecteerd op basis van de onderbouwing van de extra productiekosten waardoor de kostprijs van de lokale productieactiviteiten hoger is dan die van elders vervaardigde producten, wat nadelig is voor het concurrentievermogen van de lokaal vervaardigde producten.

1.

Wanneer:


het marktaandeel van de lokale productieactiviteiten minder dan 5 % bedraagt, of;

hun marktaandeel meer dan 90 % bedraagt,

2.

moest aanvullende informatie worden verstrekt om aan te tonen dat er, geheel of ten dele, sprake is van onderstaande situatie:


–arbeidsintensieve productieactiviteiten;

–nieuw opgestarte productieactiviteiten of productieactiviteiten die het assortiment uitbreiden om de bedrijfsactiviteit te diversifiëren;

–strategische productieactiviteiten voor de lokale ontwikkeling (bijvoorbeeld op het gebied van de circulaire economie zoals houtverwerking, de bevordering van de biodiversiteit en de bescherming van het milieu);

–innoverende productieactiviteiten of productieactiviteiten met een grote toegevoegde waarde;

–productieactiviteiten, zoals op het gebied van bouwmaterialen en levensmiddelen, waarvoor de onderbreking van de externe bevoorradingsketen nadelige gevolgen kan hebben voor de economie of de bevolking van het grondgebied;

–productieactiviteiten die, vanwege de beperkte omvang van de markten van de ultraperifere gebieden, slechts mogelijk zijn bij een dominante marktpositie;

–productieactiviteiten in verband met medische producten en persoonlijke beschermingsmiddelen die nodig zijn voor de aanpak van gezondheidscrises.


(b)De invoering van twee gedifferentieerde maximumtarieven (van 20 % en 30 %) in plaats van de huidige drie. De toegestane belastingdifferentiatie mag evenwel niet hoger zijn dan de bewezen extra kosten.


(c)De verhoging van de heffingsdrempel voor de “octroi de mer” tot 550 000 EUR. In de voorgestelde regeling zouden de ondernemers met een jaaromzet onder deze drempel niet aan de “octroi de mer” onderworpen zijn. Anderzijds zouden ze ook geen aftrek kunnen toepassen voor de “octroi de mer” die in de door hen afgenomen goederen en diensten is vervat. Het doel is om de activiteiten van kleine ondernemers vrij te stellen, hun administratieve lasten te verlichten en hun ontwikkeling te steunen. Deze maatregel is gerechtvaardigd omdat hij nauwelijks budgettaire 3 gevolgen heeft of de mededinging verstoort, gelet op het kleine aantal betrokken marktdeelnemers 4 .


(d)De vervanging van het tussentijdse verslag door een verslag op 30 september 2025, dat ten minste de in bijlage II bij het besluit vermelde informatie moet bevatten. Deze elementen zullen als uitgangspunt dienen voor de discussie over een verlenging van de regeling. Dit voorstel strekt ertoe de werklast die de (onnodig frequente) evaluatie van de regeling met zich meebrengt, te verlichten en het nut en de doeltreffendheid van de monitoring- en evaluatieactiviteiten te versterken.


Wat de extra productiekosten betreft die door de gedifferentieerde belasting moeten worden gecompenseerd, hebben de Franse autoriteiten die kosten bij de lokale bedrijven geëvalueerd op het niveau van elke viercijferige post van de douanenomenclatuur; het gaat hierbij voornamelijk om bevoorradingskosten, lonen, hogere energiekosten, financiële kosten als gevolg van het aanhouden van grotere voorraden, hogere onderhoudskosten, onderbenutting van productie-infrastructuur, hogere financiële kosten.

In de bijlage bij het besluit is een lijst opgenomen van de producten die in aanmerking komen voor vrijstelling of vermindering van de “octroi de mer”. Afhankelijk van het product mag het belastingverschil tussen lokaal vervaardigde producten en andere producten niet meer dan 20 of 30 procentpunten bedragen. Punt a) van de bijlage bevat de producten waarvoor het belastingverschil niet meer dan 20 procentpunten mag bedragen en punt b) die waarvoor het verschil niet meer dan 30 procentpunten mag bedragen.

De producten in de bijlage zijn grotendeels dezelfde als die in de bijlage bij Besluit nr. 940/2014/EU van de Raad. Bij de volledige herziening van de lijsten is echter een groot aantal producten waarvoor een differentiatie van de belasting niet langer gerechtvaardigd is, geschrapt. Daartegenover staat dat er producten zijn toegevoegd die niet in Besluit nr. 940/2014/EU waren opgenomen maar waarvoor nieuwe productieactiviteiten zijn opgestart of de productieactiviteiten zich verder hebben ontwikkeld. Tot slot is een aantal producten op de lijsten blijven staan maar is de toegestane belastingdifferentiatie op- of neerwaarts bijgesteld om rekening te houden met de extra kosten.


Samenhang met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

In de mededeling 5 van 2017 over een nieuw en sterker strategisch partnerschap met de ultraperifere gebieden van de Europese Unie is benadrukt dat de ultraperifere gebieden blijven blootstaan aan grote moeilijkheden, waarvan er vele permanent zijn. In deze mededeling stelt de Commissie voor hoe zij met een nieuwe aanpak een impuls wil geven aan de ontwikkeling van de ultraperifere gebieden door hen de gelegenheid te geven hun sterke kanten zo goed mogelijk te benutten en gebruik te maken van de mogelijkheden die nieuwe vectoren van groei en werkgelegenheid bieden.

In dit kader strekt dit voorstel ertoe lokale productieactiviteiten te bevorderen en op die manier de werkgelegenheid in de Franse ultraperifere gebieden te ondersteunen. Dit voorstel herstelt het concurrentievermogen van deze lokale productieactiviteiten doordat zij de nadelen compenseert die uit de geografische en economische situatie voortvloeien. Het vormt een aanvulling op het Programma van speciaal op een afgelegen en insulair karakter afgestemde maatregelen (Posei) 6 , dat op de ondersteuning van de primaire sector en de productie van grondstoffen is gericht, het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) 7 en het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) 8 , dat een extra speciale toewijzing omvat ter compensatie van de extra kosten van de ultraperifere gebieden in verband met de permanente belemmeringen.

Omwille van de noodzakelijke samenhang met de voorschriften op het gebied van het landbouwbeleid is er ook voor gekozen geen belastingdifferentiatie toe te staan voor alle levensmiddelen die steun krijgen uit hoofde van hoofdstuk III van Verordening (EU) nr. 228/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 13 maart 2013 houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie, met name op grond van de specifieke voorzieningsregeling.

Samenhang met andere beleidsterreinen van de Unie

Dit voorstel is in overeenstemming met de strategie voor de eengemaakte markt van 2015 9 , waarin de Commissie uiteenzet hoe ze een verdiepte en eerlijkere eengemaakte markt tot stand wil brengen die alle belanghebbenden ten goede zal komen. Een van de doelstellingen van de voorgestelde maatregel is het beperken van de extra kosten voor ondernemingen in de ultraperifere gebieden, waardoor deze niet volledig aan de eengemaakte markt kunnen deelnemen. Vanwege de beperkte omvang van de betrokken productieactiviteiten in de Franse ultraperifere gebieden worden geen negatieve gevolgen voor de goede werking van de eengemaakte markt verwacht.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrond

De rechtsgrondslag voor dit voorstel is artikel 349 van het VWEU. Krachtens deze bepaling is de Raad bevoegd specifieke bepalingen aan te nemen om de voorwaarden voor de toepassing van de Verdragen op de ultraperifere gebieden van de EU vast te stellen.

• Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Alleen de Raad is gemachtigd om op basis van artikel 349 VWEU specifieke maatregelen te nemen ten gunste van de ultraperifere gebieden om de toepassing van de Verdragen – met inbegrip van gemeenschappelijk beleid – op deze gebieden bij te sturen, omdat zij worden geconfronteerd met permanente belemmeringen die gevolgen hebben voor hun economische en sociale situatie. Datzelfde geldt voor de goedkeuring van afwijkingen in de zin van artikel 110 VWEU. Het voorstel is bijgevolg in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

Evenredigheid

Dit voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel zoals neergelegd in artikel 5, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Het heeft uitsluitend betrekking op producten waarvoor is aangetoond dat de lokale vervaardiging extra kosten met zich meebrengt.

Voorts is de voorgestelde maximale differentiatie voor elk product waarop dit voorstel betrekking heeft, beperkt tot hetgeen nodig is om de extra kosten die gemoeid zijn met de desbetreffende lokale productieactiviteiten, te compenseren. Op die manier is de belastingdruk op de producten die in de Franse ultraperifere gebieden worden ingevoerd, niet hoger dan nodig is om het lagere concurrentievermogen van lokaal vervaardigde producten (in vergelijking met die producten) te ondervangen, en gaan de voorgestelde wijzigingen niet verder dan nodig is om de verdragsdoelstellingen van een goede en doeltreffende werking van de interne markt te verwezenlijken.

Keuze van het instrument